Het testament van bisschop
Godefridus van Rhenen
Dorp
de Grift
Invloed op
„invloed"
De oplosstand
m
m
m
9
9
WM
9
De beste taxateur
Grote puzzel
(2(2 fl
m
m
m
Trekpleister
Zuivere bronnen
Slot Ter Horst
Oorkonde uil 1178
Sluivenesse
Ringwal
Waterburcht
Het landgoed
Godfrieds dood
Opgravingen
at
ÉS
im
if
iü
11
H
u
mil
in
fH
H
n
Hf
as
131
n
s
11
fffg
mus
IÜ
Hf
§P^
m
s
m
8
i®
fff
m
PI
iü
HC
8
®8
li®
J®
8
8
8
iü
m
iH
Hf
11
üf-
8
S
8
Wpr
T
Oplossing puzzel vorige week
HU RM£]oj
JsfiscMR
atJomeIJ
Claat men oude boeken over
laat men oude boeken over
kastelen op zoals het uit
1727 daterende „Kabinet van Ne-
derlandsche en Kleefsche Onthe
ven", het veeldelige „Tegenwoor
dige Staat der Verenigde Neder
landen" van 1739 tot 1803 versche
nen, de reeks „Merkwaardige kas
telen in Nederland" door Jacob
van Lennep en de onverbeterlijke
romanticus Willem Hofwijk of de
„Bijdragen tot de geschiedenis
der Utrechtsche ridderhofsteden
an heerlijkheden" in twee delen
door E. B. F. F. Wittert van
Hoogland in 1909 en 1912 gepubli
ceerd, dan vraagt men zich ter
stond af: Wat is waarheid, wat
verdichting? (De rechtshistorische
dwalingen in het laatstgenoemde
werk, opgenomen in de eerste
drie drukken van het Kastelen-
boek voor de provincie Utrecht
zijn gelukkig in de juist versche
nen vierde druk rechtgezet).
Wat is waarheid? Kastelen zijn
trekpleisters voor de toeristen.
Als populaire schrijvers, die zo
veel bedenksels in hun verhalen
doen als zekere fabriek honing in
haar koek, genoemde werken na
schrijven en er nog een schepje
bovenop doen, raken de toeristen
het spoor geheel bijster. Zij ver
langen mededelingen over het fei
telijk gebeurde op en met die kas
telen en niet een voorstelling die
een tot romantiek geneigde schrij
ver zich van dat verleden maakt
in het voetspoor van schrijvers
van historische romans als Van
Lennep, Hofwijk, Oltmans of Bos-
boom-Toussaint.
De vergelijking van de voor
stellingen die allerlei schrijvers,
vaak begaafde prozaïsten, zich
van het verleden maakten, van
de weerspiegeling ervan in hun
geest, moge interessant zijn voor
de cultuur-historicus, die al hun
vertekeningen, verzinsels en fan
tasieën registreert zoals prof. Ro
mein dat deed in zijn „Geschie
denis van de Noordnederland-
sche geschiedschrijving in de Mid
deleeuwen", de toerist en de ge
wone lezer met werkelijkheidszin
verlangen een verhaal van vast
staande feiten.
Bladeren wij om de kastelen
even te vergeten biografieën
door van bijvoorbeeld Rembrandt
dan vinden wij diens leven vaak
lijdensvol gedramatiseerd voorge
steld: hij vereenzaamt, het pu
bliek keert zich van hem af, hij
sterft vergeten en wordt van de
armen begraven!
Die verhalen over vereenzaming
en armoede blijken niet waar te
zijn. Het fortuin van zijn eerste
vrouw Saskia van Uylenburgh ver
leidde hem tot 'n weelderig leven,
dat later zijn ongeluk werd. Zijn
grote huis met de vele kunst
schatten veroorzaakte hem om
streeks 1652 verontrustende geld
zorgen, zodat hij in 1656 insolven
werd verklaard. Het was zijn
eigen doen en laten dat hem moei
lijkheden berokkende en niet het
optreden van anderen... Zelfs een
intelligente vrouw als Henriëtte
L. T. de Beaufort maakte zich in
1956 in haar beschouwing over
Rembrandt enigszins aan zulke
dierbaarheden schuldig.
Populaire schrijvers gaan mees
tal af, waar het kastelen aan
gaat, op de volksoverlevering of
raadplegen oude werken die
daarop berusten. Ik vraag mij
wel eens af bij de lokale ge
schiedschrijving: Is Jan v. Schaf-
felaar werkelijk van de toren te
Barneveid afgesprongen? De eni
ge schrijver die dit verhaalt, de
auteur van de „Utrechtsch-Hol-
landsche jaarboeken 1481-1483"
deelt mede: „als my gesegt is".
Hij heeft het dus niet zelf gezien.
Was hij wellicht Kabeljauwsge-
zind en wilde hij de Kabeljauwse
aanvoerder als een held verheer
lijken, de Hoeksen beschamen
Een andere vraag: Is bisschop
David van Bourgondië persoon
lijk bij het graven van de Grift
daar verschenen, sprekend met de
dagloners? Zou de trompetter
Johan Gerritsz te Harselo in
1684 waarlijk het Wilhelmus ge
blazen hebben als een groet aan
zijn meisje te Ede met het ge
volg dat de Spanjaarden aldaar
waanden voor het Staatse leger
aangevallen te worden en dus de
vlucht namen, zoals de schrijver
L. van Aitzema vertelt? Welk een
goede oren, die te Ede zelfs mu
ziek te Harselo gemaakt konden
horen
Waartoe al die verzinsels? De
lotgevallen over mensen zijn im
mers al boeiend genoeg. Het le
ven is in zijn onverwachte wen
dingen en grillige, raadselachtige
verwikkelingen rijker dan de men
selijke verbeelding, heeft dr. J.
Brouwer eens terecht geschreven.
Ik zou erbij willen voegen: Klio,
de muze der geschiedenis, heeft
onze leugens niet nodig! Zij ver
langt geen spookachtige geheim
zinnigheid, maar historische
waarheid.
Wil men de lotgevallen van kas
telen, kloosters, kerken, steden,
dorpen, buurtschappen of wat dan
ook, ach* irhalcn, dan dient men
oorkonden, goederenlijsten, reke
ningen, plakkaten te raadplegen
of de uitkomsten van bodemon
derzoek, archeologische vondsten,
genealogieën -nz. enz. te bestu
deren en met al die wetenschap
pen en hulpwetenschappen de ge
schiedenis reconstrueren. En nóg
vraagt dit voorzichtigheid. Want
vele oorkonden zijn vervalsingen,
niet terstond ontdekt destijds door
dat men overdreven waarde hecht
te aan het wassen zegel en nau
welijks op het schrift en de on
dertekening lette.
Kastelen zijn trekpleisters voor
de toeristen. Zijn ze gesloopt, dan
hebben de vertellers van verhaal
tjes nog vrijer spel en kunnen de
goudschatten, gevangenistaferelen
en het opensteken van kerkerslo
ten met een strootje(!) en meer
van dergelijke fantasierijen een
rol gaan spelen.
Oudere schrijvers kenden vele
oorkonden niet, noch de archeolo
gische vondsten of de uitkomsten
van de fotografie uit de lucht.
Latere schrijvers kunnen echter
beter weten, maar toch schrijven
zij vaak hun voorgangers na met
alle achterhaalde fouten en ver
gissingen!
Dit blijkt weer uit de voorstel
ling die zij geven van de bouw
van het kasteel Ter Horst, opge
trokken om invallen van de Gel
dersen te beletten.
Als de schrijver van de reeds ge
noemde Verenigde Staat schrijft:
„Het werdt, omtrent het jaar 1176
gesticht, door Bisschop Godefried
van Rhenen" dan nemen legio
schrijvers zulks over. Waarom
gaan zij niet naar de bron, de
oorkonde van 9 april 1178?
Uit dit archiefstuk blijkt dat
een edelman, een zekere God
fried, vermogend was, vele goede
ren bezat in Zuid-Brabant, aan de
Rijn in Duitsland, te Bemmel bij
Nijmegen en te Aalburg bij Heus-
den.
Op een heuvel bij Achterberg
bouwde hij omstreeks 1156 een
houten woning met grachten en
aarden wallen, de Horst genaamd.
Godfried huwde tweemaal. Zijn
eerste vrouw, vermoedelijk een
Zuidbrabantse, schonk hem drie
zonen: Diederik, Gerlach en Aer-
nout, die geestelijke werd. Zijn
tweede vrouw verblijdde hem
met twee zonen: Hugo en God
fried, die later bisschop van
Utrecht werd, en een enige doch
ter Heilwich. Een edelman met
zes kinderen, wonend in een hoog
gelegen waterburcht...
Toen Godfried sr. oud werd, ver
deelde hij zijn goederen op aarts
vaderlijke wijze: „Hij was dan ge
zeten op 't hoogste van die plaats,
daar nu (in 1178 namelijk) de
steenen toren staat; en zijne kin
deren bij zich geroepen hebbende,
heeft hy zyne huizingen en gebou
wen onder hen verdeelt".
De eerste drie zonen ontvingen
de Brabantse goederen, de rest
kwam aan Hugo, Godfried en
Heilwich. Heilwich kreeg toen zij
huwde Bemmel en Wormersbach
bij Andernach. De Horst kwam
nu aan Hugo en Godfried. Hugo
schonk Aalburg aan zijn broer
Godfried, zodat Hugo alleenbezit-
ter van Ter Horst werd in ruil
voor het geschenk.
Hugo had weinig geluk, want
„naderhand is het gansche kas
teel door den oorlog vernielt; en
is langen tijd zonder inwoonders
geweest. Dit speet mijnen broeder
Hugo", gaat Godfried voort, zoo
dat hij mij wederom deel in zijn
kasteel heeft gegeven; opdat het
door myne hulp, en zoo wel op
myne als zyne kosten, wederom
mogt opgetimmert worden".
Godfried leende dan geld aan
Hugo, die echter niet het kasteel
op de heuvel liet herbouwen, maar
een „paleis" in de vlakte deed
verrijzen.
Toen Hugo stierf, eiste zijn
weduwe, „het kasteel en de erve
voor haar huwelijksch goed" op.
Bisschop Godfried kocht haar
rechten af voor 100 marken. Nu
bezat Godfried het hele kasteel.
Het houten kasteel beneden kreeg
een verdedigbare poort en een ka
pel.
De ruïne op de heuvel liet hij
opruimen en er een stenen toren
bouwen, een kostbare zeldzaam
heid in die jaren. Ook verrees er
een huis.
grachten en wallen, het zoge
naamde castrum superius, de
hooggelegen vesting dus én in de
vlakte een houten kasteel met
poort en kapel, het castrum in-
ferius, de benedenste vesting. De
stenen toren op de berg met het
woonhuis werd grensvesting te
gen Gelre, zoals Montfoort en
Woerden tegen Holland, en Vol-
lenhove tegen Friesland.
Godfried schonk de toren op de
berg aan het bisdom ten teken
waarvan hij drie dagen lang de
standaard van St.-Maarten van
de toren liet wapperen. De erf
genaam van de bisschop werd
ervan uitgesloten.
Het huis in de vlakte schonk
hij in 1178 op Paasdag 9 april in
de Dom te Utrecht aan het al
taar van St.-Maarten te leen aan
zijn tweede halfbroer Gerlach.
Zijn oudste broer Diederik was
door zijn toedoen reeds tot burg
graaf van Utrecht benoemd. Toen
Diederik stierf zonder mannelijke
nakomelingen na te laten, ont
ving Gerlach het burggraafschap.
Wel bezat Diederik een dochter
Sophia, gehuwd met Hendrik van
Kuik. Met haar huwelijk begon de
invloed van de Van Kuiks in Rhe
nen en de venen. Zij ontvingen
van Godfried enige rechten.
Aan de Cuneraweg ligt tussen
Snijder- en Friesesteeg een later
gebouwde stenen toren, voorpoort
van Ter Horst. Romantiek en po-
ezie hebben een sfeer van mys
terie rond deze eenvoudige toren
geweven met goudschat en al.
Die toren was echter niets dan
een voorraadschuur en heette dan
ook Stenen Kamer. Een andere
naam is Stuivenesse, wat wel op
de ligging op een zandtong, nesse,
zal berusten.
Wat de goudschat aangaat, de
betrouwbare historicus Hugo van
Rijn schrijft: Dit kasteel Opper-
horst was uytermate sterk; en de
Bisschoppen van Utrecht, gelijk
in een franeljnen (perkamenten)
brief der stad Utrecht gelezen
word, waren gewoon hunne schat
ten daar te bewaren". De safe-
deposit van Ter Horst is vermoe
delijk de bron van de goudschat-
verhalen onder de landelijke be
volking.
Nu waren er dan twee stichtin
gen: op de heuvel een stenen to
ren met huis, versterkt door
In de Mededelingen van naam
kunde 1965 heeft prof. dr. J. A.
Huisman in een studie over „Na
men van vroeg-Middeleeuwse
ringwallen" gesteld dat, toen de
ringwallen eenvoudige vormen
van versterkingen door aarden
wallen zoals de Hunneschans
of Duno bij Oosterbeek, de Hun-
nenberg en het Valkhof te Nijme
gen, de Montferland, de Grebbe-
berg, hun strategische betekenis
verloren hadden, verschillen
de ervan een waterburcht ont
stond, lager gelegen. De sterke
ringwal daalde als het ware af
en gaf het voordeel van de hoge
ligging prijs. De van de Duno af
gedaalde burcht is de Doorwerth
en de ringwal van de Brebbeberg,
die zich aan de overzijde van de
Rijn duidelijk in de bebossing af
tekent en ook in het terrein goed
behorende waterburcht volgens
geconserveerd bleef, heeft als bij-
Huisman het slot Ter Horst op de
heuvel.
Godfrieds bloedverwanten verlo
ren wel elk recht op de toren op
de berg, maar het landgoed in de
vlakte behielden zij. Wel verplicht
ten zij zich de bisschop van
Utrecht steeds in hun huis te ont
vangen en te herbergen. Mochten
Gerlach of zijn opvolger onmach
tig zijn het kasteel op de berg te
verdedigen dan kon de bisschop
zelf enige wachters aanstellen. De
manschappen ter verdediging, de
burgzaten, woonden vóór de poort
beneden.
Bisschop Godfried stierf op 27
mei 1178 en werd in de Dom be
graven. Zijn grafschrift luidt:
De kerkvoogd Godefroy heeft 't
machtig slot van Rheene
Geschonken aan het Stift; en nog
van klare steenen
De Sloten Vollenho, Montfoort en
Horst gebouwd,
En dat van Woerden, 't welk de
stad beteugeld houdt.
In 1580 werd zijn graf geopend
en bleek hij van reusachtige ge
stalte geweest te zijn.
Minder reusachtig was hij als
kerkvorst. Toch noemt prof. Ro
gier hem en Jan van Zyrik gun
stige uitzonderingen temidden van
de bisschoppen die tussen 1054
en 1456 het ambt uitoefenden en
noch ertoe geroepen, noch ertoe
geschikt waren. Dr. Post erkent
dat hij zelfs enige tekenen van
vroomheid heeft gegeven, toen
Godfried tijdens de geweldige wa
tersnood van 1173 in een boete
tocht barrevoets door de Utrecht
se straten trok. Beide historici
reppen niet van zijn nepotisme of
begunstiging van familieleden.
In november 1042 werd een be
gin gemaakt met de egalisering
van het terrein aan de Cunera
weg, waar eens het kasteel had
gestaan. Na moeizami Onderhan
delingen werd het mogelijk een
proefgraving te ondernemen en
overigens tijdens de eganserings-
werken waarnemingen te doen.
De ongeveer 100 meter lange
oriënteringssleuf leverde een dui
delijke illustratie van de verwoes
tingen in 1163 en de uiteindelijke
1527. Hugo van Rijn schrijft:
In den inlandschen oorlog tus-
schen Utrecht en Den Bisschop
Hendrik van Beyeren hebben de
Gelderschen, die met de stad een
bondverwantschap aangegaan ha-
den, dit kasteel stormerder hand
ingenomen en verdelgt; en de
steenen, tot het verbeteren van de
muuren der stad Rhenen, wegge-
voert".
De opgravers vonden in 1942
puin en nog eens puin. Inmiddels
ontdekte men bij de aangevangen
egalisatie een gave fundering van
een betrekkelijk late baksteen, 27
cm lang. Dit muurwerk volgend
kwam een veelhoek tevoorschijn,
ongeveer 42 x 58 m. Op het mid
den van dit vlak werd veel tuf-
gruis gevonden. Hier moest de
ptaats zijn waar de stenen toren
stond: klaarblijkelijk uit tufsteen-
Hier ook moet zo ijverig gegra
ven zijn dat men omstreeks 1700
nog voor f 10000 tuf kon opdelven.
Toen al moet de grond stelselma
tig omgezet zijn en de funderin
gen volledig zijn verwoest. De
omwalling is niet zwaar te noe
men. De figuur en het steenfor
maat maken het zeer waarschijn
lijk dat deze versterking ook niet
de oudste is. Een ongetwijfeld
ouder muurfragment bestaat uit
stenen van 29 cm lengte.
De ruimte binnen de veelhoek
zal op den duur wel gedeeltelijk
bebouwd zijn; in het zuidwestelijk
deel bevond zich een put.
De hoogtekaart van het sterk
geaccidenteerde terrein vertoonde
opmerkelijke dingen. Het rayon
van de toren lag volgens deze, on
geveer driekwart meter onder dat
van de voorburcht. Hoeveel grond
moet hier verdwenen zijn en wel
ke verwoestingen zijn hier aange
richt! Geen wonder dat er overi
gens geen muurwerk meer voor
de dag kwam. In de weinige
fragmenten die evenwijdig met de
ringmuur lopen, zou J. G. N. Re-
naud de resten van een tweede
ringmuur willen zien. Het is niet
onmogelijk dat de ruimte tussen
de beide muren opgevuld was met
zand, ofwel een dwingel heeft ge
vormd. De zwaardere binnenfun-
dering zou op een muur van gro
tere hoogte kunnen wijzen (dwin
gel is: toegangsweg tussen mu
ren).
Hoe dan ook, de hoofdvorm van
Ter Horst staat vast, al hadden
we graag wat meer over de grote
toren willen weten.
Verrassend is het dat de opgra
vingen de gegevens van de oor
konde bevestigen.
D. Philips
Bronnen:
1. Oorkondenboek van het Sticht
Utrecht tot 1301, deel I door
S. Muller Fz. en A. C. Bouman,
nr. 1,99;
2. Hugo van Rijn, Historie ofte
beschrijving van 't Utrechtse
Bisdom, deel III, bldz. 108-117
Uitgave 1719;
3. J. G. A. Renaud, Het middel
eeuwse kasteel en de archaeo-
'ogie, in Oudheidkundig bodemon
derzoek in Nederland, Gedenk
boek A. E. van Giffen 191,7.
D. Philips
Twee dienstplichtige militairen,
afkomstig uit een van de ve
le legerplaatsen op de Veluwe,
hebben dezer dagen twee auto
mobilisten, die zeer sterk onder
invloed verkeerden van geestrijk
vocht, vermoedelijk voor grote
onheilen bespaard, alleen maar
door een lift te vragen.
De beide militairen, die een
avondje-uit in Deventer hadden
beleefd, hielden in het centrum
van Deventer de bestuurder van
een oude auto aan, met de vraag
of ze mee naar Apeldoorn konden
rijden. Met een joviaal gebaar
werd het portier van de auto ge
opend en de naast de bestuurder
zittende passagier, kennelijk een
gemoedelijke man, nodigde de
beide militairen, met een dikke
tong overigens, uit plaats te ne
men met de woorden: Kom er
maar in jongens." De „jongens"
twee stevige, zware, knapen, kwa
men er in, maar hadden, toen ze
nauwelijks honderd meter hadden
gereden, al spijt de uitnodiging te
hebben aangenomen. De wagen
werd bestuurd op een wijze die
deed vermoeden dat ze nooit de
legerplaats zouden bereiken, doch
ten hoogste, met veel geluk, in
het militair hospitaal zouden be
landen.
Daarom besloten de twee mili
tairen de leiding van de reis van
de beide burgers over te nemen.
Met de woorden: „Zet de wagen
maar aan de kant, dan neem ik
liet stuur over", leidde een der
militairen de actie in. De bestuur
der mompelde enige onverstaan
bare woorden, maar deed wat
hem gevraagd werd. Dat was al
een pak van het hart van de
twee dappere, maar toch doods
benauwde soldaten. Een van hen
pakte de sleutels van het contact,
door de bestuurder al in de hand
genomen, van de eigenaar af en
nam plaats achter het stuur. De
twee uitgefuifde burgers vonden,
toen ze zagen dat de nieuwe be
stuurder de wagen in rechte lijn
over de weg kreeg, het wel goed
en stelden voor, dat de militairen
hen in Apeldoorn voor hun wo
ning af zouden zetten. Dat ge
beurde. Eerst werd de „Bijzitter"
thuis afgeleverd, en na tien mi
nuten rijden ook de bestuurder,
die de trap op moest worden ge
hesen.
Toen stonden de beide soldaten
voor een probleem: Niet meer
naar de legerplaats komen, met
dan natuurlijk een flinke „douw",
of zien de wagen van de onder
invloed verkerende automobilist
voor een nachtje te lenen. Tot dat
laatste werd besloten. De militai
ren ko>iden na. veel heen en weer
gepraat de eigenaar van de auto,
die al in een luie stoel lag bij te
komen van zijn feestje, bewegen
hen de auto af te staan.
Maar het was op slag van
twaalven. Vlug de sergeant-van-
de-week opgebeld, die begrip
bleek te hebben voor de sittiatie.
„Komen jullie maar vlug, dan
zullen we wel zien."
Zo gezegd, zo gedaan. De beide
militairen weer met de oude wa
gen op stap. Door de papieren
van de op ivel heel vreemde wij
ze geleende auto te overleggen,
konden ze de sergeant overtuigen
van de waarheid van hun verhaal.
„Vlug maar onder de wol," was
diens commentaar.
De volgende dag toerden de
beide soldaten weer naar Apel
doorn. Ze leverden daar de ge
leende wagen netjes bij de eige
naar af. Deze was inmiddels weer
helemaal „fit", doch durfde de
soldaten, aan wie hij vermoede
lijk zijn leven te dankei had, niet
onder ogen te komen. Met een
boven aan de trap gemompeld be
dankje nam hij afscheid. Beide
partijen waren tevreden. De Apel-
doorners waren heelhuids thuis
gekomen, de soldaten hadden hun
legerplaats, zij het dan wel wat
laat, nog kunnen bereiken.
ihans geven we u de stand na onze eerste
oploswedstrijd. Voor elk goed opgelost
probleem geven we 3 punten, voor een oplos
sing met een klein foutje 2 punten, voor een
foutief opgelost probleem 0 punten. De cijfers
tussen haakjes geplaatst, zijn de problemen
waarin fouten zijn gemaakt. Nu dan de stand:
M. Rot, N. Ritsema, J. Hottinga, J. Otter,
H. W. v. d. Hoeven, H. Kasteel, Gr. Smit,
J. v. d. Bijl, J. Vosman, J. Kingma, H. R. de
Boer, A. Meesters, allen 60 punten.
IJ. Haven (5), S. Pol (5), J. Kuipers (5),
G. Logtenberg (5), Joh. Smies (5), J. Veld jr.
(5), H. Peereboom (5), C. F. Bosschaart (5),
allen 59.
G. Kroezen (5, 15) 58.
J. Kleiker (15), Tj. Kamps (15), Joh's Dreef
(15). 'J. Schaafsma (15), M. Veening (15),
C. H. Reinders (15), allen 57.
F. Pais (5. 15), N. Westerbaan (5. 15), W.
v. d. Wijk (5, 15), O. de Wit (5. 15), L. W.
Haan (5, 15), J. D. Vermeer (5, 15), W. Stoel-
winder (5, 15), Th. de Heij (5, 15), J. Luch-
tenburg (5, 15), allen 56.
J. Schutrujer (5, 15, 18), J. Warners (5, 13,
14, 15), allen 54.
K. H. Scholte (5, 7, 15), H. Brandsma (5, 15,
18), beiden 53.
G. Jansma (5, 15, 18, 20) 50. J. Baarda (2, 4,
5, 8, 15).
De overige inzenders hadden beduidend min
der punten.
De fouten kwamen dus vooral voor in de pro
blemen 5 en 15. Over 15 hebben we het in de
vorige rubriek gehad. Nu dan nog iets over 5.
Het gaat om de stand, die we hier op diagram
plaatsen:
1 2 3 4 6
vTtÊËÊm.
wm.
Robert Fischer was op de jongste schaak
olympiade te Havana ongetwijfeld de
meest populaire speler. Elke dag werd hij bij
zijn entree in de zaal luide toegejuicht door het
talrijke publiek en zijn partijen waren op ver
scheidene plaatsen in 't hotel via demonstratie
borden te volgen.
Een spectaculair gevecht was Fischer's ont
moeting met de Poolse kampioen Bednarski.
Scherp en doelbewust openingsspel leidt tot
een uiterst gecompliceerde positie waarin bei
de partijen over kansen beschikken.
De Amerikaan blijkt de beste „taxateur";
in korte tijd neemt hij de aanval over en voert
deze met grote virtuositeit door.
Wit: Fischer. Zwart: Bednarski
Voorwedstrijden Havana 1966.
Siciliaans.
1. e2e4, c7—c5 2. Pgl—f3, d7—d6 3. d2—d4,
c5xd4 4. Pf3xd4, Pg8—f6 5. Pbl—c3, a7—a6
(De Najdorfvariant) 6. Lflc4 (Een gelief
koosde voortzetting van de Amerikaan) 6
e7e6 7. Lc4—b3, Pb8—d7 8. f2—f4, Pd7—cö
9. f4f5 (Fischer zet de opening zeer scherp
op en het lijkt op het eerste gezicht dat hij
regelrecht in een slechte positie terecht komt.
Door zijn opmars met f4—f5 wordt de aanval
tegen pion e6 in alle hevigheid ingezet. Vele
spelers zouden eerst hun koning door middel
van de rokade wat veiliger gezet hebben, maar
Fischer blijkt alles haarfijn gezien te hebben.
46 47 48 49 *0
Zwart is aan zet en u moest deze stand uit
werken. Als zwart nu (16), of (711) of
(1621) speelt, dan wint wit op verschillende
manieren: 82 of 83 of 3631. Als er niets
anders, beters, mooiers was, dan behoefde u
deze stand natuurlijk niet uit te werken. Er
is dan ook iets beters; zwart speelt (712)
en dan (1621) (17) en nu wint wit lalleen
door 26—21 (7—12) 31—27, 36—31!! In dit
geval is dat niet alleen de hoofdvariant, maar
de enigste, omdat de andere allemaal zinloos
zijn en overtollig werk geven. Vandaar ook,
dat u het afspel van 15 moest noteren!
We wachten eerst de uitslag van de 2e oplos-
wedstrijd ook af en dan verzenden we de
prijzen tegelijkertijd.
Tot besluit een vrij lastig op te lossen
probleem, dat uitmondt in vrijwel hetzelfde
motief als probleem 5 van onze wedstrijd.
12 3 4 5
v77////
vy/ysK'.
WW
46
50
47 48 49
L. DE ROOIJ
Zwart: 1, 7—9, 12, 13, 18, 20, 22. 23, 27, 30, 31.
Wit: 16. 21. 29, 32. 33, 36, 38, 42—46, 48.
Ook hier weer een probleem van goede
kwaliteit.
Correspondentie betreffende deze rubriek aan:
P. BERGSMA Haedstrjitte 60, Roordahuizum.
Telefoon 0.5660—463.
o n
9Pf6xe4 10. f5xe6, Dd8—h4+ (Nu Iflkt
de stelling moeilijk voor wit) 11. g2g3,
Pe4xg3 12. Pd4f3 (Maar dit is de pointe van
het witte spel. Het is verrukkelijk om te zien
hoe Fischer nu de aanval overneemt) 12.
Dn4h5 13. e6xf7+, Ke8—d8 14. Thl—gl,
Pg3—f5 15. Pc3—d5, Dh5xf7 (Er dreigde do
delijk 16. Lg5+) 16. Lelg5+ (Ook nu is dit
schaak beslissend) 16Kd8e8 17.
Ddle2+, Lc8e6 (Gedwongen. zoals
gemakkelijk valt te zien) 18. Pd5f4, Ke8d7
19. 0-0-0 (De ewarte stelling is haast niet meer
om aan te zien. Nu dreigt o.a. 20. Pe5+) 19.
Df7e8 20. Lb3xe6+, Pc5xe6 21. De2e4
(Met vele dreigingen) 21g7g6 22.
Pf4xe6 Zwart geeft het op. (22De6: 23.
Db7:+).
aMT :D|
tKJü
e lBt
f5 NI0
1. bep. kunststijl, 6.
paarden, 16. (verve
lend) wezen, 17 rund,
19. enz. 21. alstublieft
afk., 22. inw. orgaan,
23. soort verf, 25.
wintervoertuig, 26.
een zekere, 28. bij
voortduring, 30. vlak
temaat, 31. begaafd
heid, 33. executie
werktuig, 34. Alg. Ou
derdomswet, afk. 35.
deel v.h. hoofd, 36. ri
sico, 40. deel v. Gel
derland, 44. zie 26, 45.
verf, 47. platvis, 48.
lege halmen, 49. leng
temaat, 50. groente,
51. plaats v. balspel,
54. Zweedse munteen-
55. riviertje in
^riesl. 56. bedwelming
>8. deel v.h. gebit, 61.
laar, 62. afstand tus
sen twee rustpunten,
54. de adel, 66. alvo
rens, 67. plantaardige
grondsoort voor meu
belen.
VERTICAAL
I. lichaamsgeur (Eng.
afk.) 2 uitroep v. me
delijden, 3. voort
brengsel v. brandende
stoffen, 4. wissel
vorm van 2 vert. 5.
opsluiten v. dieren, 6.
smeu, zacht en vettig
7. -je: achtereinde
v.e. kuilnet, 8. brand-
trof, 9. Noorse god
heid (mythol.) 10.
elem. edelgas, afk.
II. netvlies v.h. oog,
13. het met geweld
ontnemen, 14. appel,
18. verv. v.h. werkw.
„spelen" 20. lijst, 21.
morsdoekje v. baby's
24. gevangenis
(spreekt.), 27. guit,
29. de Lichtstad, 32.
schildvl. insect. 33. ge
vuld, 36. gebaar, 37.
toegangsrecht, 38.
meisjesnaam. 39. am
fibie, 41. rivier in
Spanje, 42. vertede
ren. aandoen, 43. rund
45. metaalbewerker,
46. gevangenis (lit.),
52. Gr. Kathol, geeste-
ïyke. 53. doopgetuige.
56. moerasvogel, 57.
gem. o.d. Veluwe, 59.
wereldtaal, 60. groen
te, 63. elem. Tanta-
lium, 65. voegwoord.