Het testament van bisschop Godefridus van Rhenen Dorp de Grift Invloed op „invloed" De oplosstand m m m 9 9 WM 9 De beste taxateur Grote puzzel (2(2 fl m m m Trekpleister Zuivere bronnen Slot Ter Horst Oorkonde uil 1178 Sluivenesse Ringwal Waterburcht Het landgoed Godfrieds dood Opgravingen at ÉS im if iü 11 H u mil in fH H n Hf as 131 n s 11 fffg mus IÜ Hf §P^ m s m 8 i® fff m PI iü HC 8 ®8 li® J® 8 8 8 iü m iH Hf 11 üf- 8 S 8 Wpr T Oplossing puzzel vorige week HU RM£]oj JsfiscMR atJomeIJ Claat men oude boeken over laat men oude boeken over kastelen op zoals het uit 1727 daterende „Kabinet van Ne- derlandsche en Kleefsche Onthe ven", het veeldelige „Tegenwoor dige Staat der Verenigde Neder landen" van 1739 tot 1803 versche nen, de reeks „Merkwaardige kas telen in Nederland" door Jacob van Lennep en de onverbeterlijke romanticus Willem Hofwijk of de „Bijdragen tot de geschiedenis der Utrechtsche ridderhofsteden an heerlijkheden" in twee delen door E. B. F. F. Wittert van Hoogland in 1909 en 1912 gepubli ceerd, dan vraagt men zich ter stond af: Wat is waarheid, wat verdichting? (De rechtshistorische dwalingen in het laatstgenoemde werk, opgenomen in de eerste drie drukken van het Kastelen- boek voor de provincie Utrecht zijn gelukkig in de juist versche nen vierde druk rechtgezet). Wat is waarheid? Kastelen zijn trekpleisters voor de toeristen. Als populaire schrijvers, die zo veel bedenksels in hun verhalen doen als zekere fabriek honing in haar koek, genoemde werken na schrijven en er nog een schepje bovenop doen, raken de toeristen het spoor geheel bijster. Zij ver langen mededelingen over het fei telijk gebeurde op en met die kas telen en niet een voorstelling die een tot romantiek geneigde schrij ver zich van dat verleden maakt in het voetspoor van schrijvers van historische romans als Van Lennep, Hofwijk, Oltmans of Bos- boom-Toussaint. De vergelijking van de voor stellingen die allerlei schrijvers, vaak begaafde prozaïsten, zich van het verleden maakten, van de weerspiegeling ervan in hun geest, moge interessant zijn voor de cultuur-historicus, die al hun vertekeningen, verzinsels en fan tasieën registreert zoals prof. Ro mein dat deed in zijn „Geschie denis van de Noordnederland- sche geschiedschrijving in de Mid deleeuwen", de toerist en de ge wone lezer met werkelijkheidszin verlangen een verhaal van vast staande feiten. Bladeren wij om de kastelen even te vergeten biografieën door van bijvoorbeeld Rembrandt dan vinden wij diens leven vaak lijdensvol gedramatiseerd voorge steld: hij vereenzaamt, het pu bliek keert zich van hem af, hij sterft vergeten en wordt van de armen begraven! Die verhalen over vereenzaming en armoede blijken niet waar te zijn. Het fortuin van zijn eerste vrouw Saskia van Uylenburgh ver leidde hem tot 'n weelderig leven, dat later zijn ongeluk werd. Zijn grote huis met de vele kunst schatten veroorzaakte hem om streeks 1652 verontrustende geld zorgen, zodat hij in 1656 insolven werd verklaard. Het was zijn eigen doen en laten dat hem moei lijkheden berokkende en niet het optreden van anderen... Zelfs een intelligente vrouw als Henriëtte L. T. de Beaufort maakte zich in 1956 in haar beschouwing over Rembrandt enigszins aan zulke dierbaarheden schuldig. Populaire schrijvers gaan mees tal af, waar het kastelen aan gaat, op de volksoverlevering of raadplegen oude werken die daarop berusten. Ik vraag mij wel eens af bij de lokale ge schiedschrijving: Is Jan v. Schaf- felaar werkelijk van de toren te Barneveid afgesprongen? De eni ge schrijver die dit verhaalt, de auteur van de „Utrechtsch-Hol- landsche jaarboeken 1481-1483" deelt mede: „als my gesegt is". Hij heeft het dus niet zelf gezien. Was hij wellicht Kabeljauwsge- zind en wilde hij de Kabeljauwse aanvoerder als een held verheer lijken, de Hoeksen beschamen Een andere vraag: Is bisschop David van Bourgondië persoon lijk bij het graven van de Grift daar verschenen, sprekend met de dagloners? Zou de trompetter Johan Gerritsz te Harselo in 1684 waarlijk het Wilhelmus ge blazen hebben als een groet aan zijn meisje te Ede met het ge volg dat de Spanjaarden aldaar waanden voor het Staatse leger aangevallen te worden en dus de vlucht namen, zoals de schrijver L. van Aitzema vertelt? Welk een goede oren, die te Ede zelfs mu ziek te Harselo gemaakt konden horen Waartoe al die verzinsels? De lotgevallen over mensen zijn im mers al boeiend genoeg. Het le ven is in zijn onverwachte wen dingen en grillige, raadselachtige verwikkelingen rijker dan de men selijke verbeelding, heeft dr. J. Brouwer eens terecht geschreven. Ik zou erbij willen voegen: Klio, de muze der geschiedenis, heeft onze leugens niet nodig! Zij ver langt geen spookachtige geheim zinnigheid, maar historische waarheid. Wil men de lotgevallen van kas telen, kloosters, kerken, steden, dorpen, buurtschappen of wat dan ook, ach* irhalcn, dan dient men oorkonden, goederenlijsten, reke ningen, plakkaten te raadplegen of de uitkomsten van bodemon derzoek, archeologische vondsten, genealogieën -nz. enz. te bestu deren en met al die wetenschap pen en hulpwetenschappen de ge schiedenis reconstrueren. En nóg vraagt dit voorzichtigheid. Want vele oorkonden zijn vervalsingen, niet terstond ontdekt destijds door dat men overdreven waarde hecht te aan het wassen zegel en nau welijks op het schrift en de on dertekening lette. Kastelen zijn trekpleisters voor de toeristen. Zijn ze gesloopt, dan hebben de vertellers van verhaal tjes nog vrijer spel en kunnen de goudschatten, gevangenistaferelen en het opensteken van kerkerslo ten met een strootje(!) en meer van dergelijke fantasierijen een rol gaan spelen. Oudere schrijvers kenden vele oorkonden niet, noch de archeolo gische vondsten of de uitkomsten van de fotografie uit de lucht. Latere schrijvers kunnen echter beter weten, maar toch schrijven zij vaak hun voorgangers na met alle achterhaalde fouten en ver gissingen! Dit blijkt weer uit de voorstel ling die zij geven van de bouw van het kasteel Ter Horst, opge trokken om invallen van de Gel dersen te beletten. Als de schrijver van de reeds ge noemde Verenigde Staat schrijft: „Het werdt, omtrent het jaar 1176 gesticht, door Bisschop Godefried van Rhenen" dan nemen legio schrijvers zulks over. Waarom gaan zij niet naar de bron, de oorkonde van 9 april 1178? Uit dit archiefstuk blijkt dat een edelman, een zekere God fried, vermogend was, vele goede ren bezat in Zuid-Brabant, aan de Rijn in Duitsland, te Bemmel bij Nijmegen en te Aalburg bij Heus- den. Op een heuvel bij Achterberg bouwde hij omstreeks 1156 een houten woning met grachten en aarden wallen, de Horst genaamd. Godfried huwde tweemaal. Zijn eerste vrouw, vermoedelijk een Zuidbrabantse, schonk hem drie zonen: Diederik, Gerlach en Aer- nout, die geestelijke werd. Zijn tweede vrouw verblijdde hem met twee zonen: Hugo en God fried, die later bisschop van Utrecht werd, en een enige doch ter Heilwich. Een edelman met zes kinderen, wonend in een hoog gelegen waterburcht... Toen Godfried sr. oud werd, ver deelde hij zijn goederen op aarts vaderlijke wijze: „Hij was dan ge zeten op 't hoogste van die plaats, daar nu (in 1178 namelijk) de steenen toren staat; en zijne kin deren bij zich geroepen hebbende, heeft hy zyne huizingen en gebou wen onder hen verdeelt". De eerste drie zonen ontvingen de Brabantse goederen, de rest kwam aan Hugo, Godfried en Heilwich. Heilwich kreeg toen zij huwde Bemmel en Wormersbach bij Andernach. De Horst kwam nu aan Hugo en Godfried. Hugo schonk Aalburg aan zijn broer Godfried, zodat Hugo alleenbezit- ter van Ter Horst werd in ruil voor het geschenk. Hugo had weinig geluk, want „naderhand is het gansche kas teel door den oorlog vernielt; en is langen tijd zonder inwoonders geweest. Dit speet mijnen broeder Hugo", gaat Godfried voort, zoo dat hij mij wederom deel in zijn kasteel heeft gegeven; opdat het door myne hulp, en zoo wel op myne als zyne kosten, wederom mogt opgetimmert worden". Godfried leende dan geld aan Hugo, die echter niet het kasteel op de heuvel liet herbouwen, maar een „paleis" in de vlakte deed verrijzen. Toen Hugo stierf, eiste zijn weduwe, „het kasteel en de erve voor haar huwelijksch goed" op. Bisschop Godfried kocht haar rechten af voor 100 marken. Nu bezat Godfried het hele kasteel. Het houten kasteel beneden kreeg een verdedigbare poort en een ka pel. De ruïne op de heuvel liet hij opruimen en er een stenen toren bouwen, een kostbare zeldzaam heid in die jaren. Ook verrees er een huis. grachten en wallen, het zoge naamde castrum superius, de hooggelegen vesting dus én in de vlakte een houten kasteel met poort en kapel, het castrum in- ferius, de benedenste vesting. De stenen toren op de berg met het woonhuis werd grensvesting te gen Gelre, zoals Montfoort en Woerden tegen Holland, en Vol- lenhove tegen Friesland. Godfried schonk de toren op de berg aan het bisdom ten teken waarvan hij drie dagen lang de standaard van St.-Maarten van de toren liet wapperen. De erf genaam van de bisschop werd ervan uitgesloten. Het huis in de vlakte schonk hij in 1178 op Paasdag 9 april in de Dom te Utrecht aan het al taar van St.-Maarten te leen aan zijn tweede halfbroer Gerlach. Zijn oudste broer Diederik was door zijn toedoen reeds tot burg graaf van Utrecht benoemd. Toen Diederik stierf zonder mannelijke nakomelingen na te laten, ont ving Gerlach het burggraafschap. Wel bezat Diederik een dochter Sophia, gehuwd met Hendrik van Kuik. Met haar huwelijk begon de invloed van de Van Kuiks in Rhe nen en de venen. Zij ontvingen van Godfried enige rechten. Aan de Cuneraweg ligt tussen Snijder- en Friesesteeg een later gebouwde stenen toren, voorpoort van Ter Horst. Romantiek en po- ezie hebben een sfeer van mys terie rond deze eenvoudige toren geweven met goudschat en al. Die toren was echter niets dan een voorraadschuur en heette dan ook Stenen Kamer. Een andere naam is Stuivenesse, wat wel op de ligging op een zandtong, nesse, zal berusten. Wat de goudschat aangaat, de betrouwbare historicus Hugo van Rijn schrijft: Dit kasteel Opper- horst was uytermate sterk; en de Bisschoppen van Utrecht, gelijk in een franeljnen (perkamenten) brief der stad Utrecht gelezen word, waren gewoon hunne schat ten daar te bewaren". De safe- deposit van Ter Horst is vermoe delijk de bron van de goudschat- verhalen onder de landelijke be volking. Nu waren er dan twee stichtin gen: op de heuvel een stenen to ren met huis, versterkt door In de Mededelingen van naam kunde 1965 heeft prof. dr. J. A. Huisman in een studie over „Na men van vroeg-Middeleeuwse ringwallen" gesteld dat, toen de ringwallen eenvoudige vormen van versterkingen door aarden wallen zoals de Hunneschans of Duno bij Oosterbeek, de Hun- nenberg en het Valkhof te Nijme gen, de Montferland, de Grebbe- berg, hun strategische betekenis verloren hadden, verschillen de ervan een waterburcht ont stond, lager gelegen. De sterke ringwal daalde als het ware af en gaf het voordeel van de hoge ligging prijs. De van de Duno af gedaalde burcht is de Doorwerth en de ringwal van de Brebbeberg, die zich aan de overzijde van de Rijn duidelijk in de bebossing af tekent en ook in het terrein goed behorende waterburcht volgens geconserveerd bleef, heeft als bij- Huisman het slot Ter Horst op de heuvel. Godfrieds bloedverwanten verlo ren wel elk recht op de toren op de berg, maar het landgoed in de vlakte behielden zij. Wel verplicht ten zij zich de bisschop van Utrecht steeds in hun huis te ont vangen en te herbergen. Mochten Gerlach of zijn opvolger onmach tig zijn het kasteel op de berg te verdedigen dan kon de bisschop zelf enige wachters aanstellen. De manschappen ter verdediging, de burgzaten, woonden vóór de poort beneden. Bisschop Godfried stierf op 27 mei 1178 en werd in de Dom be graven. Zijn grafschrift luidt: De kerkvoogd Godefroy heeft 't machtig slot van Rheene Geschonken aan het Stift; en nog van klare steenen De Sloten Vollenho, Montfoort en Horst gebouwd, En dat van Woerden, 't welk de stad beteugeld houdt. In 1580 werd zijn graf geopend en bleek hij van reusachtige ge stalte geweest te zijn. Minder reusachtig was hij als kerkvorst. Toch noemt prof. Ro gier hem en Jan van Zyrik gun stige uitzonderingen temidden van de bisschoppen die tussen 1054 en 1456 het ambt uitoefenden en noch ertoe geroepen, noch ertoe geschikt waren. Dr. Post erkent dat hij zelfs enige tekenen van vroomheid heeft gegeven, toen Godfried tijdens de geweldige wa tersnood van 1173 in een boete tocht barrevoets door de Utrecht se straten trok. Beide historici reppen niet van zijn nepotisme of begunstiging van familieleden. In november 1042 werd een be gin gemaakt met de egalisering van het terrein aan de Cunera weg, waar eens het kasteel had gestaan. Na moeizami Onderhan delingen werd het mogelijk een proefgraving te ondernemen en overigens tijdens de eganserings- werken waarnemingen te doen. De ongeveer 100 meter lange oriënteringssleuf leverde een dui delijke illustratie van de verwoes tingen in 1163 en de uiteindelijke 1527. Hugo van Rijn schrijft: In den inlandschen oorlog tus- schen Utrecht en Den Bisschop Hendrik van Beyeren hebben de Gelderschen, die met de stad een bondverwantschap aangegaan ha- den, dit kasteel stormerder hand ingenomen en verdelgt; en de steenen, tot het verbeteren van de muuren der stad Rhenen, wegge- voert". De opgravers vonden in 1942 puin en nog eens puin. Inmiddels ontdekte men bij de aangevangen egalisatie een gave fundering van een betrekkelijk late baksteen, 27 cm lang. Dit muurwerk volgend kwam een veelhoek tevoorschijn, ongeveer 42 x 58 m. Op het mid den van dit vlak werd veel tuf- gruis gevonden. Hier moest de ptaats zijn waar de stenen toren stond: klaarblijkelijk uit tufsteen- Hier ook moet zo ijverig gegra ven zijn dat men omstreeks 1700 nog voor f 10000 tuf kon opdelven. Toen al moet de grond stelselma tig omgezet zijn en de funderin gen volledig zijn verwoest. De omwalling is niet zwaar te noe men. De figuur en het steenfor maat maken het zeer waarschijn lijk dat deze versterking ook niet de oudste is. Een ongetwijfeld ouder muurfragment bestaat uit stenen van 29 cm lengte. De ruimte binnen de veelhoek zal op den duur wel gedeeltelijk bebouwd zijn; in het zuidwestelijk deel bevond zich een put. De hoogtekaart van het sterk geaccidenteerde terrein vertoonde opmerkelijke dingen. Het rayon van de toren lag volgens deze, on geveer driekwart meter onder dat van de voorburcht. Hoeveel grond moet hier verdwenen zijn en wel ke verwoestingen zijn hier aange richt! Geen wonder dat er overi gens geen muurwerk meer voor de dag kwam. In de weinige fragmenten die evenwijdig met de ringmuur lopen, zou J. G. N. Re- naud de resten van een tweede ringmuur willen zien. Het is niet onmogelijk dat de ruimte tussen de beide muren opgevuld was met zand, ofwel een dwingel heeft ge vormd. De zwaardere binnenfun- dering zou op een muur van gro tere hoogte kunnen wijzen (dwin gel is: toegangsweg tussen mu ren). Hoe dan ook, de hoofdvorm van Ter Horst staat vast, al hadden we graag wat meer over de grote toren willen weten. Verrassend is het dat de opgra vingen de gegevens van de oor konde bevestigen. D. Philips Bronnen: 1. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, deel I door S. Muller Fz. en A. C. Bouman, nr. 1,99; 2. Hugo van Rijn, Historie ofte beschrijving van 't Utrechtse Bisdom, deel III, bldz. 108-117 Uitgave 1719; 3. J. G. A. Renaud, Het middel eeuwse kasteel en de archaeo- 'ogie, in Oudheidkundig bodemon derzoek in Nederland, Gedenk boek A. E. van Giffen 191,7. D. Philips Twee dienstplichtige militairen, afkomstig uit een van de ve le legerplaatsen op de Veluwe, hebben dezer dagen twee auto mobilisten, die zeer sterk onder invloed verkeerden van geestrijk vocht, vermoedelijk voor grote onheilen bespaard, alleen maar door een lift te vragen. De beide militairen, die een avondje-uit in Deventer hadden beleefd, hielden in het centrum van Deventer de bestuurder van een oude auto aan, met de vraag of ze mee naar Apeldoorn konden rijden. Met een joviaal gebaar werd het portier van de auto ge opend en de naast de bestuurder zittende passagier, kennelijk een gemoedelijke man, nodigde de beide militairen, met een dikke tong overigens, uit plaats te ne men met de woorden: Kom er maar in jongens." De „jongens" twee stevige, zware, knapen, kwa men er in, maar hadden, toen ze nauwelijks honderd meter hadden gereden, al spijt de uitnodiging te hebben aangenomen. De wagen werd bestuurd op een wijze die deed vermoeden dat ze nooit de legerplaats zouden bereiken, doch ten hoogste, met veel geluk, in het militair hospitaal zouden be landen. Daarom besloten de twee mili tairen de leiding van de reis van de beide burgers over te nemen. Met de woorden: „Zet de wagen maar aan de kant, dan neem ik liet stuur over", leidde een der militairen de actie in. De bestuur der mompelde enige onverstaan bare woorden, maar deed wat hem gevraagd werd. Dat was al een pak van het hart van de twee dappere, maar toch doods benauwde soldaten. Een van hen pakte de sleutels van het contact, door de bestuurder al in de hand genomen, van de eigenaar af en nam plaats achter het stuur. De twee uitgefuifde burgers vonden, toen ze zagen dat de nieuwe be stuurder de wagen in rechte lijn over de weg kreeg, het wel goed en stelden voor, dat de militairen hen in Apeldoorn voor hun wo ning af zouden zetten. Dat ge beurde. Eerst werd de „Bijzitter" thuis afgeleverd, en na tien mi nuten rijden ook de bestuurder, die de trap op moest worden ge hesen. Toen stonden de beide soldaten voor een probleem: Niet meer naar de legerplaats komen, met dan natuurlijk een flinke „douw", of zien de wagen van de onder invloed verkerende automobilist voor een nachtje te lenen. Tot dat laatste werd besloten. De militai ren ko>iden na. veel heen en weer gepraat de eigenaar van de auto, die al in een luie stoel lag bij te komen van zijn feestje, bewegen hen de auto af te staan. Maar het was op slag van twaalven. Vlug de sergeant-van- de-week opgebeld, die begrip bleek te hebben voor de sittiatie. „Komen jullie maar vlug, dan zullen we wel zien." Zo gezegd, zo gedaan. De beide militairen weer met de oude wa gen op stap. Door de papieren van de op ivel heel vreemde wij ze geleende auto te overleggen, konden ze de sergeant overtuigen van de waarheid van hun verhaal. „Vlug maar onder de wol," was diens commentaar. De volgende dag toerden de beide soldaten weer naar Apel doorn. Ze leverden daar de ge leende wagen netjes bij de eige naar af. Deze was inmiddels weer helemaal „fit", doch durfde de soldaten, aan wie hij vermoede lijk zijn leven te dankei had, niet onder ogen te komen. Met een boven aan de trap gemompeld be dankje nam hij afscheid. Beide partijen waren tevreden. De Apel- doorners waren heelhuids thuis gekomen, de soldaten hadden hun legerplaats, zij het dan wel wat laat, nog kunnen bereiken. ihans geven we u de stand na onze eerste oploswedstrijd. Voor elk goed opgelost probleem geven we 3 punten, voor een oplos sing met een klein foutje 2 punten, voor een foutief opgelost probleem 0 punten. De cijfers tussen haakjes geplaatst, zijn de problemen waarin fouten zijn gemaakt. Nu dan de stand: M. Rot, N. Ritsema, J. Hottinga, J. Otter, H. W. v. d. Hoeven, H. Kasteel, Gr. Smit, J. v. d. Bijl, J. Vosman, J. Kingma, H. R. de Boer, A. Meesters, allen 60 punten. IJ. Haven (5), S. Pol (5), J. Kuipers (5), G. Logtenberg (5), Joh. Smies (5), J. Veld jr. (5), H. Peereboom (5), C. F. Bosschaart (5), allen 59. G. Kroezen (5, 15) 58. J. Kleiker (15), Tj. Kamps (15), Joh's Dreef (15). 'J. Schaafsma (15), M. Veening (15), C. H. Reinders (15), allen 57. F. Pais (5. 15), N. Westerbaan (5. 15), W. v. d. Wijk (5, 15), O. de Wit (5. 15), L. W. Haan (5, 15), J. D. Vermeer (5, 15), W. Stoel- winder (5, 15), Th. de Heij (5, 15), J. Luch- tenburg (5, 15), allen 56. J. Schutrujer (5, 15, 18), J. Warners (5, 13, 14, 15), allen 54. K. H. Scholte (5, 7, 15), H. Brandsma (5, 15, 18), beiden 53. G. Jansma (5, 15, 18, 20) 50. J. Baarda (2, 4, 5, 8, 15). De overige inzenders hadden beduidend min der punten. De fouten kwamen dus vooral voor in de pro blemen 5 en 15. Over 15 hebben we het in de vorige rubriek gehad. Nu dan nog iets over 5. Het gaat om de stand, die we hier op diagram plaatsen: 1 2 3 4 6 vTtÊËÊm. wm. Robert Fischer was op de jongste schaak olympiade te Havana ongetwijfeld de meest populaire speler. Elke dag werd hij bij zijn entree in de zaal luide toegejuicht door het talrijke publiek en zijn partijen waren op ver scheidene plaatsen in 't hotel via demonstratie borden te volgen. Een spectaculair gevecht was Fischer's ont moeting met de Poolse kampioen Bednarski. Scherp en doelbewust openingsspel leidt tot een uiterst gecompliceerde positie waarin bei de partijen over kansen beschikken. De Amerikaan blijkt de beste „taxateur"; in korte tijd neemt hij de aanval over en voert deze met grote virtuositeit door. Wit: Fischer. Zwart: Bednarski Voorwedstrijden Havana 1966. Siciliaans. 1. e2e4, c7—c5 2. Pgl—f3, d7—d6 3. d2—d4, c5xd4 4. Pf3xd4, Pg8—f6 5. Pbl—c3, a7—a6 (De Najdorfvariant) 6. Lflc4 (Een gelief koosde voortzetting van de Amerikaan) 6 e7e6 7. Lc4—b3, Pb8—d7 8. f2—f4, Pd7—cö 9. f4f5 (Fischer zet de opening zeer scherp op en het lijkt op het eerste gezicht dat hij regelrecht in een slechte positie terecht komt. Door zijn opmars met f4—f5 wordt de aanval tegen pion e6 in alle hevigheid ingezet. Vele spelers zouden eerst hun koning door middel van de rokade wat veiliger gezet hebben, maar Fischer blijkt alles haarfijn gezien te hebben. 46 47 48 49 *0 Zwart is aan zet en u moest deze stand uit werken. Als zwart nu (16), of (711) of (1621) speelt, dan wint wit op verschillende manieren: 82 of 83 of 3631. Als er niets anders, beters, mooiers was, dan behoefde u deze stand natuurlijk niet uit te werken. Er is dan ook iets beters; zwart speelt (712) en dan (1621) (17) en nu wint wit lalleen door 26—21 (7—12) 31—27, 36—31!! In dit geval is dat niet alleen de hoofdvariant, maar de enigste, omdat de andere allemaal zinloos zijn en overtollig werk geven. Vandaar ook, dat u het afspel van 15 moest noteren! We wachten eerst de uitslag van de 2e oplos- wedstrijd ook af en dan verzenden we de prijzen tegelijkertijd. Tot besluit een vrij lastig op te lossen probleem, dat uitmondt in vrijwel hetzelfde motief als probleem 5 van onze wedstrijd. 12 3 4 5 v77//// vy/ysK'. WW 46 50 47 48 49 L. DE ROOIJ Zwart: 1, 7—9, 12, 13, 18, 20, 22. 23, 27, 30, 31. Wit: 16. 21. 29, 32. 33, 36, 38, 42—46, 48. Ook hier weer een probleem van goede kwaliteit. Correspondentie betreffende deze rubriek aan: P. BERGSMA Haedstrjitte 60, Roordahuizum. Telefoon 0.5660—463. o n 9Pf6xe4 10. f5xe6, Dd8—h4+ (Nu Iflkt de stelling moeilijk voor wit) 11. g2g3, Pe4xg3 12. Pd4f3 (Maar dit is de pointe van het witte spel. Het is verrukkelijk om te zien hoe Fischer nu de aanval overneemt) 12. Dn4h5 13. e6xf7+, Ke8—d8 14. Thl—gl, Pg3—f5 15. Pc3—d5, Dh5xf7 (Er dreigde do delijk 16. Lg5+) 16. Lelg5+ (Ook nu is dit schaak beslissend) 16Kd8e8 17. Ddle2+, Lc8e6 (Gedwongen. zoals gemakkelijk valt te zien) 18. Pd5f4, Ke8d7 19. 0-0-0 (De ewarte stelling is haast niet meer om aan te zien. Nu dreigt o.a. 20. Pe5+) 19. Df7e8 20. Lb3xe6+, Pc5xe6 21. De2e4 (Met vele dreigingen) 21g7g6 22. Pf4xe6 Zwart geeft het op. (22De6: 23. Db7:+). aMT :D| tKJü e lBt f5 NI0 1. bep. kunststijl, 6. paarden, 16. (verve lend) wezen, 17 rund, 19. enz. 21. alstublieft afk., 22. inw. orgaan, 23. soort verf, 25. wintervoertuig, 26. een zekere, 28. bij voortduring, 30. vlak temaat, 31. begaafd heid, 33. executie werktuig, 34. Alg. Ou derdomswet, afk. 35. deel v.h. hoofd, 36. ri sico, 40. deel v. Gel derland, 44. zie 26, 45. verf, 47. platvis, 48. lege halmen, 49. leng temaat, 50. groente, 51. plaats v. balspel, 54. Zweedse munteen- 55. riviertje in ^riesl. 56. bedwelming >8. deel v.h. gebit, 61. laar, 62. afstand tus sen twee rustpunten, 54. de adel, 66. alvo rens, 67. plantaardige grondsoort voor meu belen. VERTICAAL I. lichaamsgeur (Eng. afk.) 2 uitroep v. me delijden, 3. voort brengsel v. brandende stoffen, 4. wissel vorm van 2 vert. 5. opsluiten v. dieren, 6. smeu, zacht en vettig 7. -je: achtereinde v.e. kuilnet, 8. brand- trof, 9. Noorse god heid (mythol.) 10. elem. edelgas, afk. II. netvlies v.h. oog, 13. het met geweld ontnemen, 14. appel, 18. verv. v.h. werkw. „spelen" 20. lijst, 21. morsdoekje v. baby's 24. gevangenis (spreekt.), 27. guit, 29. de Lichtstad, 32. schildvl. insect. 33. ge vuld, 36. gebaar, 37. toegangsrecht, 38. meisjesnaam. 39. am fibie, 41. rivier in Spanje, 42. vertede ren. aandoen, 43. rund 45. metaalbewerker, 46. gevangenis (lit.), 52. Gr. Kathol, geeste- ïyke. 53. doopgetuige. 56. moerasvogel, 57. gem. o.d. Veluwe, 59. wereldtaal, 60. groen te, 63. elem. Tanta- lium, 65. voegwoord.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9