£lén
op
honderd
Heerlijkduurt Conny Stuart
voorlopig nog niet te lang
Brief AAN
Saskia
BRUCKNER EN SIBELIUS
%yyCltZ6 nissen
Het klinkt misschien een tikje dartel, maar werkelijk, u kunt
het raadseltje rustig in de huiselijke kring opgeven: Wat
is de overeenkomst tussen een ambulante kok en een pastoorshuishoudster
Geen schande als u het antwoord niet binnen de minuut weet, want het lijkt
wat vergezocht: Zij willen allebei wel eens bedankt worden.
Het was de krant die u niet kunt missen, geen dag die ongewild
met deze gloednieuwe Witz kwam aandragen. Geen wonder trouwens: men
zou een koffer kunnen vullen met knipsels over curieuze en verbazingwekkende
voorvallen en personen, gepresenteerd door uw lijfblad. En het speelse
toeval wilde dat juist dezer dagen vlak na elkaar twee zeer verschillende
personen in het nieuws kwamen, die bijna woordelijk dezelfde verzuchting
slaakten.
De pastoorshuishoudster ging voorop met een lang niet malse kritiek op haar
broodheer. Verdiend of niet, zulke opmerkingen geven weer eens wat te
denken. Want als het u gaat als mij, hadden wij van de dame, die de huishouding
van zo'n beroepsmatige vrijgezel verzorgt, altyd een wat geïdealiseerde
voorstelling. Waarschijnlijk ten onrechte opgedaan uit romans over brave,
goudhartige dorpspastoors, die hun hele sobere hebben en houden zouden
weggeven aan behoeftige parochianen als hun zwijgzame maar kordate
Jans of Katrien daar niet regelmatig een stokje voor stak.
Zy zullen beiden wel naar het leven getekend zijn, daar willen wij niet aan
twijfelen. Maar dat het ook wel eens anders uitpakt heeft deze eigentijdse
pastorie-dame ons nuchter uit de doeken gedaan. En al mogen haar verwijten
wel wat te ver gaan wat betreft de aandacht voor haar jurk of haar
kapsel de goede man kan zich toch kwalijk op glad ijs begeven haar
laatste grief is wel echt menselijk: Er wordt nooit iets teruggedaan. Zelfs
geen dank of een goed en hartelijk woord.
Om dat te verzuchten behoeft men trouwens geen pastoorshuishouding te
drijven. Als wy dat al niet wisten, biykt het wel zonneklaar uit het
tweede relaas over een heel ander beroep, en daarbij dat van een niet
alledaags manspersoon: een kok in los dienstverband. Een doorgewinterde
vakman, die vandaag deze en morgen die opdracht voor een uitgebreide
lunch of diner voor zijn rekening neemt.
By wyze van spreken dan altyd, want met zo'n koud buffet voor honderd
twintig personen, om eens iets te noemen, zyn stellig wel drie dagen gemoeid.
Naar zyn eigen zeggen, en wie kan het beter weten.
Voor ons, die wel eens zuchten by de gedachte aan de toebereidselen voor
twee feestdagen is het wel troostryk om te vernemen dat alleen het
opmaken en afwerken van de schotels al twaalf werkuren vraagt.
Maar wat er dan klaar staat, is ook een stilleven zonder weerga, haast te
mooi en te kleurig om zomaar barbaars op te eten. Het is hem dan ook
overkomen, dat hotelgasten zich naast deze prachtige uitstalling van vakman
schap op een kleurenfoto lieten vereeuwigen. Maar, voegt hy er wat spytig
achter: ze complimenteren je niet. De mensen komen je maar zelden
bedanken. Ik schat één op de honderd.
Zo daar staan wy dan, negenennegentig sterk, met die hotelgasten
naast het koude buffet, er mooi gekleurd op. En het wordt er niet beter
op door die kleine ereplicht af te doen met een bot: Zy worden er toch
voor betóóld.
Allicht: men honoreert de werkuren, de hoeveelheid arbeid die noodzakelijk
is om het beoogde resultaat te bereiken. Dat is niet alleen een goedlopende
huishouding of een uitvoerig koud buffet, maar evenzeer een keurig
genaaide japon, een foutloos getypt verslag, een smaakvol gearrangeerd
bloemstuk, een kleurig opgemaakte fruitschaal. Wie erover gaat nadenken
staat versteld hoeveel kundig en kunstig vakwerk ons dageiyks gepresenteerd
wordt. En achteloos geaccepteerd alsof het vanzelf spreekt dat wy louter
lusten voor het oog voorgezet krijgen.
Terwyi het toch in wezen juist dat ongevraagde overwicht, dat greintje
kuntzinnigheid, dat tikje plezier in het werk zyn, die het tot stand
gebrachte resultaat eerst wezenlijk mooi maken. En die eigen bydrage is
letteriyk onbetaalbaar; die kan men alleen maar met iets even persoonlijks:
een spontaan bedankje, voldoen. En dat zou er dan maar één op de
honderd beseffen onze kok kan het weten, met zyn buffetten als voor
een schuttersmaaltijd.
Merkwaardig: een fooi neerleggen drukt menigeen nog altyd als een morele
plicht, maar een persooniyk dankwoord dat niets kost kan er blijkbaar
hoogst zelden af. Terwyi applaudisseren in de schouwburg of de
concertzaal, by een sportprestatie of een circusnummer ons zo gemakkeiyk
afgaat.
Het is maar dat u het weet, van die huishoudster en die kok. Want zy zijn
heus niet de enigen die op hun tyd wel eens een waarderend woord willen
horen. In de allernaaste huiseiyke kring al lopen er genoeg rond, die zich
in stilte gegriefd voelen door het uitbiyven van een welverdiende waardering.
Het kind met het middelmatige verstand dat altyd met magere zesjes
thuiskomt die even mager gewaardeerd worden, terwyi zy toch een topprestatie
betekenen. De vrouw die dag aan dag maar weer trouw zorgt dat er iets
smakeiyks op tafel staat, de was heel en schoon in de kast ligt en het
huishoudgeld zuinig wordt beheerd. Met een schouderklopje waren zy
al gelukkig.
„Maar, zeur niet, zeur niet, zeur niet,
zeur niet. ZEUR NIET!!!!!"
Het advies wordt overspoeld door golven
applaus van een enthousiaste, stampvolle
schouwburgzaal, in dit geval die van „Or
pheus" in Apeldoorn. De hulde geldt vooral
de ster, wie de musical die wordt opgevoerd,
door Annie M. G. Schmidt en Harry Ban-
nink op het lijfgeschreven: Conny Stuart.
De pauze van de 451e voorstelling gaat
in.
Even later zit Conny Stuart in haar
ogen en rond haar mond een mengeling van
hartelijkheid en esprit in de kleedkamer
wat na te glunderen over het succes van
voor de pauze.
Of heeriyk me onderhand niet te
lang duurt? Nog niet. We spelen 'm tot 1
mei. En ik wil niets liever dan tot die da
tum blijmoedig doorgaan. Als ik nu meteen
zou horen, dat ik 'm daarna nog een jaar
zou moeten spelen, zou ik misschien wel in
elkaar zakken. Maar nu leef ik gewoon naar
die eerste mei toe. Dat is trouwens ook de
taak van het succes. Weet u: succes is stre
lend. Maar het is ook moeilijk. Het legt je
zware verplichtingen op. De mensen die naar
de musical komen, hebben er veel over ge
hoord- Zij koesteren hoge verwachtingen.
Daar moet je aan kunnen voldoen. Goed: je
kunt natuurlijk wel eens een keer minder
goed op dreef zijn, door oorzaken die je zelf
niet in de hand hebt, maar het publiek
moet zoveel mogelijk waar voor zijn geld
hebben.
Je privé-leven schiet er natuurlijk wel bij
in. We hebben in al die tijd een maand pau
ze gehad. En later nog een week. In die pe
rioden heb ik ook nog twee langspeelplaten
moeten opnemen. Ik heb er ook nog een
tv-show tussendoor geha." Dat was eigenlijk
teveel, dat kon eigenlijk niet.
Veel tijd voor je-zelf heb je dus niet.
Maar aan de andere kant: als je iets over
eenkomt, moet je het werk dat daarbij komt
kijken, met plezier doen.
Qf „Heerlijk duurt het langst'' me nog net
zoveel doet als de eerste of de tiende
keer? Ik moet u zeggen: dat chanson „Het
is over" doet me altijd nog iets. De man die
in Engeland producer is bij de bewerking
van de musical was er dezer dagen enthou
siast over. Ik hou zelf ontzettend van dat
lied. Prachtig, gewoon.
CONNIE STUART
„Je wordt niet
moe van een op
voering, maar wel
van een moeilijk
publiek"
En verder: we hebben maar vijf h zes
try-outs gehad, voordat we begonnen. Honder
den voorstellingen heb ik nog aan verbeterin
gen gedaan. Niet aan de ïolkennis natuurlijk,
maar aan allerlei details, aan dingen waar
van je plotseling ontdekt: hee, dat zou ook
nog best een beetje anders kunnen. Ik con
centreer me altijd sterk. Dan neemt zo'n
voorstelling je altijd mee. Ik vind het dan
ook altijd nog plezierig. Maar het publiek
moet ook plezierig zijn. Het publiek doet veel
voor je. Als het publiek meeleeft, ben ik na
afloop niet moe. Je wordt niet moe van een
opvoering, maar wel van een moeilijk pu
bliek.
Ja, we spelen het zeven avonden per week
door het hele land. Je kunt in zo'n tijd na
tuurlijk niet iets mders aannemen, 's Mid
dags om een uur of vier even een borreltje,
dat is er niet bij. Ik doe vrijwel niets anders
dar die musical. Maar ik ben dan ook een
van de weinigen een stuk of vier, vijf
van het hele gezelschap die tot nu toe alle
voorstellingen hebben meegespeeld. En ik
wens het beslist tot het einde toe vol te hou
den. Goed, ik heb ook wei eens wat. Ik heb
een paar angina's gehad en een neusholte
ontsteking. en nu zit ik met een voetbalknie.
Ja, heel merkwaardig: een voetbalknie. Ik
wordt voortdurend gemasseerd, moet gym
nastiek doen, met gewichten oefenen, enzo.
Maar ach..., het ernstigste is alweer voor
bij.
De show-business is in Nederland trouwens
erg zacht, vergeleken met die in Engeland.
Acteurs en actrices die hier van de toneel
school komen, komen terecht in een gouden
wiegje.
Toch moet je ook in ons land hard werken,
enkel en alleen al om je te handhaven. Weet
u: de verrassing van het jong-zyn, van het
nieuwe, is er by het publiek gauw af. Iedere
artiest krijgt in zijn leven een kentering. Als
je die op de juiste wijze weet op te vangen,
als je-jezelf weet te vernieuwen, dan hou je
het vol. Je moet dan ook sterk op je-zelf ge
richt biyven, niet teveel naar anderen kijken.
VVat ik als het geheim beschouw van het
succes van „Heerlijk duurt het langst?"
Ik geloof dat het komt, omdat het de sfeer
heeft van het vroegere cabaret van Wim Son-
neveld. Daar houden de Hollanders zo van.
Men verplaatst zichzelf zo graag in perso
nages die de alledaagse dingen op deze wijze
voorstellen. En men selecteert daarbj zo
graag. Zo van: „Hee, dit past precies bij
my. Nee, dat niet!"
Annie Schmidt kent de Hollanders veel be
ter dan ik. Toch heb je weer mensen nodig,
die haar gedachten op een aan het theater
aangepaste manier kunnen overbrengen. An
ders zou het misschien ook te Hollands wor
den. Nou weet ik wel: er zijn musicals, die
artistiek van groter formaat zijn. En als ik
zelf een eigen rol zou moeten kiezen, dan
koos ik die van een veel fantasierijker wezen
dan zo'n onopvallende vrouw als Marian.
Maar toch is het wel fijn. als je zo'n onop
vallende vrouw voor het publiek herkenbaar
kunt maken. En degene die haar gecreëerd
heeft, de schrijfster dus, nou, daar neem ik
m'n pet voor af. Trouwens: „Funny Girl" en
„Hello Dolly" zijn qua structuur veel minder
dan „Heeriyk". Misschien is „Heerlijk" voot
het lichte genre wat aan de lange kant, maar
je kunt er achteraf nu eenmaal geen stukken
tekst meer uit gaan halen.
Qf ik veel reacties krijg? Heel erg veel.
Vooral in het begir was dat erg. In Am
sterdam waren er toen mensen, die de musi
cal zes keer gingen zien. En op straat boden
de mensen me zomaar een bosje bloemen aan:
hier, dat is voor u, neem maar mee. En dan
al die brieven, waarin mensen hun hele hart
uitstorten, omdat ze hun eigen problematiek
in het verhaal van de musical terugvinden.
Heel spontane en aardige brieven zijn erbij.
Helaas heb ik ghen tijd om ze allemaal zelf
te beantwoorden. Ik heb .iu zo weinig con
tacten. M'n eigen vrienden en kennissen zie
ik maar zo zelden.
|~|at de populariteit van de kleinkunst de
laatse tijd zo ontzettend gegroeid is, dat
komt door de platen. De basis was er al. Ik
had het straks bijvoorbeeld over het succes
van het vroegere cabaretgezelschap van Wim
Sonneveld. Kijk, dat was een basis. Maar die
basis is enorm verbreed, doordat de grammo
foonplatenmaatschappijen de laatste jaren
veel meer voor de kleinkunst zijn gaan voe
len. Dat is trouwens ook wel in belangrijke
mate te danken aan een man als Wim lbo.
Die heeft daai veel voor geijverd. Neem nou
voor de oorlog. Toen zong ik voor het toen
malige platenmerk ,,Parlophone". Het moch
ten alleen maar chansons zijn. Cabaret, dat
kon niet. De maatschappijen hebben me wel
dikwijls gevraagd, om terwille van de com
mercie liedjes met weerzinwekkende Neder
landse teksten op te nemen, maar dat heb
!k altijd geweigerd-
Tja, de eerste zes jaren van mijn carrière
zong ik alleen maar chansons. By ,,Les gardes
de Paris" van Frans van Capelle, ja, en
bij de Romancers van Gerard van Krevelen.
Ja, het was net in de tijd dat Charles Tre-
net op kwam zetten. Ik heb veel liedjes van
her* gezongen. De teksten waren wel niet al
lemaal zo geschikt voor vrouwen, maar ik
hield ervan, ik vond het fijne teksten. De
grote drijfveer was echter Lucienne Boyer.
Ik weet nog, dat ik als schoolmeisje een op
treden van haar bijwoonde. En wat nou het
leuke is: toen de NTS tien jaar bestond, re
peteerde ik in hetzelfde gebouw „Yvonne de
spionne". Toen kwam ze naar me toe. En
toen vroeg ik: „Weet u, dat ik u in ditzelf
de gebouw heb zien optreden, toen ik nog
schoolmeisje was
Bij Sonneveld heb ik aanvankelijk ook nog
chansons gezongen. Maar Sonneveld ontdekte
ook mijn komische kanten, doordat ik ook ln
de sketches meespeelde .Mijn eerste komische
nummer was „Yvonne de spionne". Hella
Haasse heeft daar de tekst voor geschreven.
Qf ik nu nog wel eens chansons zing? Een
enkele keer, als ik alleen optreedt. Een
tour-de-chant Ach weet u, ik vind dit, de
musical erg interessant Ik vind het plezie
riger om met mensen samen te spelen, dan
alleen te staan in een tour-de-chant. Ik hou
van artiesten. Ja, ik weet hoe we allemaal
zyn. „Een grote, lieve,, valse familie", heeft
een van de Lutzen ons eens genoemd. Dat is
ook zo. Ik heb ook wel kritiek op de arties
tenwereld. Maar ik hoor er in thuis, het is
mijn wereld. En het is een ontzettend leuk
idee, iets samen te doen.
Daarbij komt, dat mijn voorkeur nu niet
meer zo sterk naar het Franse uitgaat. De
Fransen hebben «o'n Amerikaanse inslag ge
kregen, dat de taal van hun chansons me
niet zo sterk meer boeit. En ik heb zelf ook
een voorkeur voor Amerikaans gekregen. Voor
Barbra Streisand. Dat vind ik een geweldige
zangeres. Ze heeft een ongelooflijk interpreta
tievermogen. Ze is een bijzonder groot mens.
„Heerlijk duurt het langst" een synthese
tussen de chansonnière Conny Stuart en de
komische Conny Stuart? Tk zei al: „Het is
over" vind ik een prachtig chanson. Maar ik
heb in deze musical niet geprobeerd, op de
komische toer te gaan. Ik heb van meet af
aan geprobeerd, zoveel mogelijk Marian en
zo weinig mogelijk Conny Stuart te zijn. Het
is gewoon een kwestie van dienstbaarheid aan
je rol. Zonder dat je al het amusement er
uithaalt, natuurlijk."
J. VAN DER KLEIJ
Uw brief „Rustig zijn of wegbiyven" in het
nummer van zaterdag 21 januari j.l. getuigt
toch wel van onbegrip van de Geldersman
ten opzichte van de Hollanders, in het by-
zonder de Rotterdammers.
De midelbare scholieren zyn in Rotter
dam, uitzonderingen daargelaten, beslist
geen provo's en over het algemeen zeer
kritisch, zelfs tegenover kritiek.
En wat zijn nu de feiten? Een toneel
groep komt, voor goed geld, de Gysbrecht
spelen, onder leiding van een zeer nerveuze
man. Hoewel het spel niet best is, is
er stilte in de zaal, totdat na de eerste helft
door de spelers een lachwekkende fout ge
maakt wordt. Iedereen, groot en klein, die
als toeschouwer in de zaal was, moest
lachen. En zoals normaal: jonge mensen
lachen langer en luider en raken geheel
uit hun concentratie.
Nu komt de douche: in plaats van een
verontschuldiging voor de gemaakte fout
en een verzoek om n>' verder stil te zyn, zo
dat dan verder kan worden gespeeld, wordt
het gordijn neergelaten en komt een nerveu
ze man jongelui van plm. vyftien tot ze
ventien jaar mededelen, dat ze te weinig
intelligentie bezitten om hun "verheven"
spel te kunnen waarderen en dat er niet
verder gespeeld wordt. Slot.
Hebben deze jongelui nadien actie ge
voerd om dit gezelschap vanwege wanpre
statie en het minachtend optreden tegen
zijn publiek niet te betalen?
Nee, ze dachten en zeiden alleen: Gaan
jullie naar je Amstelstad en kom hier niet
weer.
Toneelspel moet boeien door de kunst der
spelers. De „Gijsbrecht" is een moeiiyk
stuk, Geen wonder dat nerveuze spelers,
die als publiek scholieren krygen, steeds
nerveuzer worden en tot goed spelen niet
meer in staat zyn.
Deze manier van toneelspelen boeide nie
mand, ook niet de meest kunstzinnige onder
de leerlingen en de staf van leraren.
Zonder de speelfout die het lachertje
werd, was het stuk uitgespeeld.
Doch het geheel was ook dan een anti-to
neelreclame geweest voor de jeugd, dus
het tegenovergestelde van de verwachtin
gen.
Saskia, Je weet dat er al zoveel onrecht
bestaat. Laten wij de jeugd recht geven op
dat waar ze recht op hebben en geen voor
beeld nemen aan enkele leraren, die uit
angst voor de goede naam van hun school,
hun leerlingen onrecht deden en zich by het
gezelschap verontschuldigden.
Laten we niet door onrecht provo's, no
zems, etc. gaan kweken.
A. C. H. te B. (gem. A.).
Naam en adres van afzender ter redactie
bekend.
Vforige week, in myn beschouwing over
de symfonieën van Anton Bruckner,
heb ik flink gebruik gemaakt van het vlag
vertoon van partituurletters en -cijfers, dat
een afwijzend oordeel weliswaar aar
dig fundeert maar de recensent, zetter,
corrector en lezer (in volgorde van op
komst) uiteindelijk maar onnodig vermoeit.
Vandaag blijft het achterwege. Noodge
dwongen weliswaar, want ik heb momen
teel geen Sibellus-partituren tot myn be
schikking, maar eigenlijk vind ik dat een
prettige omstandigheid, omdat ik die haar
kloverij na Bruckner (ik heb de recensies
direct na elkaar geschreven) zat ben. Van
daag daarom geen „objectieve" constate
ringen, maar subjectieve kanttekeningen,
gebaseerd op twee goede oren, een muzi
kaal geheugen en vele aantekeningen van
oudere datum.
perst maar even twee platen met klein
goed, gebaseerd op buitenmuzikale ge-
gegevens Sibelius heeft hiervan, in tegen
stelling tot Bruckner, van wie ik alleen 'n
losse ouverture in g ken, een flinke hoe
veelheid geschreven. Met wisselend succes,
maar hoe dan ook zonder veel invloed op
zijn zeven hoogwaardige symfonieën. Wie
een hele plaat met Sibeliusmuziek nog wat
veel vindt, kan voor een tientje terecht bij
RCA, die van VICS 1069 (stereo) de ene
kant gevuld heeft met Finlandia, de Val
se triste, 2 delen uit de suite Koning Chris-
tiaan II en een fragment uit „Pelléas et
LORIN MAAZEL
favoriet voor Duitse Zevende
Mélisande". Aan de andere kant horen we
van Grieg de Bruiloftsdag op Troldhaugen,
de herdersmelodie en landelijke dans en
de twee Elegische melodieën. Een en an
der wordt sympathiek gespeeld door het
„Londen Proms Symphony Orchestra" on
der leiding van Charles Mackerras en is
goed vastgelegd. De koper van deze plaat
moet echter niet denken, dat hij hiermee
een representatief beeld van de korte or
kestwerken van Sibelius heeft. Wil hij dat
wel krijgen dat moet hy naar HWV ASD
2272 (stereo). Hierop speelt het Hallé Or
chestra o.l.v. Sir John Barbirolli eveneens
Finlandia en de Valse triste en verder de
gave Karelia-suite en het imposante sym
fonische gedicht „Pohjola's dochter". De
uitsmijter vormt „De terugkeer van Lem-
minkaien" uit de 4 Legenden. Het Hal
lé Orchestra frappeert vooral door de kern
achtige strijkersgroep (misschien de in
vloed van de cello-spelende dirigent?) en
Sir John is er door zijn stoere aanpak in
geslaagd ook de enkele zwakke plekken in
de composities te verdoezelen. De opname
is voorbeeldig.
0 Kenmerkend voor de vorige week be
schreven Sibelius-hausse is ook de
wedijver van de verschillende maatschap
pijen om het vioolconcert, voor velen de
melodieuze overgang van het kleingoed
naar de symfonieën, in een zo goed moge
lijke uitvoering vast te leggen. Achtereen
volgens passeerden hier de revue: Ferras
(D.D.G.), die er 'n nogal Duitse en stro
perige aangelegenheid van maakte, Fran-
cescatti (CBS): flitsend, helder, weinig be
zorgd over enkele detonaties maar uitein
delijk toch wat tegenstaand door de op
merkelijke nervositeit, en Heifetz (RCA),
met een technisch gave, bezielde vertol
king, die alleen wat te lijden had onder
een niet bijster geïnspireerde dirigent en
die voor bijna 18 gulden prijsbewuste ko
pers een gruwel moet zijn. Philips heeft
met 835357 LY (stereo) voorlopig wel het
laatste woord over het concert gezegd. Hen-
ryk Szeryng speelt het met het Londens
Symfonie Orkest o.l.v. Gennadi Rozhdest-
vensky (langzaam uitspreken) en 't werd
zinvol gekoppeld aan het niet eens zoveel
progressievere tweede vioolconcert van
Prokofief. Ik heb zelden op de plaat zo'n
goede samenwerking tussen een violist en
een dirigent gehoord. De concerten zijn,
waar nodig, enorm ontspannen (opening
Sibelius) of vol gedreven energie. Vooral
in die ontspannen episodes blijkt de su
perieure technische en muzikale kwaliteit
van Szeryng en de afgewogen, maar zeld
zaam intense directie van de jonge direc
teur van het Bolshoi theater in Moskou.
Een vlekkeloze opname rondt deze toppres
tatie af.
0 Finnen vinden blijkbaar iedere dirigent
goed, als hij maar Sibelius laat spe
len. Ik heb vaak gelezen over de waarde
ring van dit volk voor Van Beinum en
Barbirolli en heb via de radio de geest
drift gehoord toen Von Karajan in Helsin
ki de Vierde en Vijfde dirigeerde. Een
merkwaardige zaak, want de opvattingen
van genoemde drie meesters lopen nogal
uiteen. Van Beinum bleef nuchter en een
voudig onder deze muziek, Barbirolli is fel
en dramatisch en Von Karajan luistert het
geheel op met een uiterst welluidende, ech
ter nogal typisch Duitse pracht en ziet
wel eens climaxen waar Sibelius flegma
tisch is gebleven. Niettegenstaande dat ge
vaarlijke balanceren op de rand van het
effect maakte Von Karajan een verdienste
lijke Vijfde (D.G.G. 138973; stereo), maar
in de onlangs verschenen Vierde (D.G.G.
18974; mono) is hij volkomen over de
schreef gegaan. Wat we nu van hem te
horen krijgen is geen duistere melancho
lie meer, maar pathos van de slechtste
soort. De uiterste klankschoonheid is zoe
te koek worden en de muziekstroom is
volkomen dichtgeslibd door een onbegrij
pelijk langzaam genomen allegro molto
vivace dat tussen de twee langzame
delen van deze symfonie juist voor con
trast moet zorgen. In de toegift glijdt een
moddervette Zwaan van Tuonela over een
drabbig water.
0 Het kan niet op met Sibelius. Hierbq
driemaal de 5e symfonie, tweemaal als
heruitgave en eenmaal splinternieuw. In
volgorde van ouderdom: Pye GSGC 14022
(met als toegift de dochter van Pohjola),
in stereo door het Hallé Symfonie Orkest
o.l.v. Sir John Barbirolli (1959); RCA VICS
1016 .stereo) door 't Londers Symfonie Or
kest o.l.v. Alexander Gibson (1960) en Decca
SXL 6236 (stereo) met de Zevende op de
tweede kant door de Wiener Philharmoni-
ker o.l.v. Lorin Maazel. Met de belang
rijke courante versies van Collins (Dec
ca), Von Karajan (D.G.G.) en de my niet
bekende Bernsteinvisie op CBS erbij is de
keuze er niet eenvoudiger op geworden.
Ik zal eerst maar gaan splitsen in Duitse
en Engelse opvattingen. Gaat het u per
sé om een Germaanse, warmbloedige
Vijfde en kijkt u niet op een paar gulden,
dan is Von Karajan (met de Tapiola als
toegift) te prefereren boven zijn gelijk
gestemde collega Maazel, die weinig een
heid en profiel aan het werk heeft weten
mee te geven. Maar daar staat tegenover
dat de Zevende onder Maazel strak ge
spannen is, waarschijnlijk omdat zijn di
rectie staat of valt met een zich duidelijk
ontwikkelend thema. Maar we hebben het
hier over de Vijfde, zodat Von Karajan
voor de Duitse Sibelius-tak favoriet is ge
bleven. (Maazel is het voor VII gewor
den).
Zij die helderheid en flegma in Sibelius
prefereren (tot die lieden behoor ik), krij
gen het moeilijker dan de meer Ger
maans voelende luisteraars. Zy zyn in
ieder geval wel goedkoper uit. Weegt voor
u het geringe raffinement waarmee Gib
son, vergeleken met de monoplaat van
Collins, de bovengenoemde eigenschap
pen van de Engelse tak op hetzelfde or
kest overbracht niet op tegen het stereo
voordeel van de RCA-opname, dan bent
u voor f. 10,onder de pannen en krijgt
u een pittig gespeelde Kareliasuite op de
koop toe. Bij Barbirolli gaat mij de Vijf
de soms wel wat te ruig (slot van deel
1), waardoor de helderheid plaats maakt
voor duister, maar nooit pathetisch ge
weld. Ik biyf echter een zwak houden
voor deze niet meer zo best klinkende
plaat, vanwege de verheven rust in de
meer kalme passages.
Ik eindig, net als vorige week, met
mijn strikt persoonlijk voorkeuren voor
de platen van de behandelde componist.
Kleine orkestwerken: Barbirolli (HMV)
en Rosbaud (D.G.G. 19185; mono). Viool
concert: zie boven. Symfonieën: I: Col
lins (Decca ACL) II: Szell (Philips); III+
VII: Collins (Decca ACL), IV: Alweer
Collins, alweer Decca ACL; V: Collins,
nu Decca BR, Gibson (RCA) en Barbirol
li (Pye); VI: Collins, nogmaals ACL.
B. v.d. K.
JEAN SIBELIUS IN 1894
(Aquarel van Akseli Gatlen/Kallela
f Tot en met 20 februari wordt in de
Galerie Pribaut in Amsterdam een
expositie van schilderijen en gouaches van
Kees Keus gehouden. Kees Keus werd op
10 juli 1905 in Scheveningen geboren. Hij
is autodidact en mede-oprichter van de
schildersgroep Creatie, die later met Vrij
Beelden opging i» de Liga Nieuw Beelden.
Na de oorlog werkte hij enige tijd in Enge
land. Hij exposeerde i» groepsverband in
Parijs en enkele andere steden. Zijn werk
bevindt zich in het museum voor moderne
kunst te Madrid, in het Stedelijk Museum
te Amsterdam en in particuliere verzame
lingen in binnen- en buitenland.
O In „Galerie R" Sassenstraat 38) te
Zwolle kunt u tot en met 29 februari a.s.
tekeningen en aquarellen zien van Ger-
brand Volger. Gedurende dezelfde periode
hangen schilderijen van deze kunste
naar in de foyer van de Zwolse schouw
burg „Odéon". Eveneens in Zwolle, maar
dan in het Hopmanshuis aan het Rodeto-
renplein, is tot en met zondag 12 februari
a.s. een tentoonstelling te bezichtigen van
de Nederlandse Kring van Tekenaars.
9 In het Kapelhuis - Kunst in het Ambacht
Krankeledenstraat 11) in Amers
foort wordt tot en met 26 februari een
tentoonstelling gehouden van tekeningen en
grafieken van Piet Klaasse.
O De studiezaal van het Rijksprentenka
binet in het Rijksmuseum, die enige
maanden wegens verbouwing gesloten is
geweest, krijgt met ingang van 6 februari
een gemoderniseerde opstelling met ver
nieuwde accommodatie.
De jury voor het veertiende interna
tionale vocalistenconcours, dat van 4 tot 9
september in de Bossche Stadsschouwburg
Casino zal worden gehouden, bestaat uit:
Manus Willemsen, voorzitter, Corry Bijs
ter, Cora Canne Meyer, Jeanne Deroubait
(België), Nadrew Gold (Engeland), Hans
Kerkhoff, Halina Lukomska (Polen), P.
Mollet ZwitserlandFritz Ollendorf
(Duitsland) en Erik Werba (Oostenrijk).
0 Het museum in Fort Worth heeft de
„Suite Vollard" van Picasso verwor
ven, een serie van 100 etsen uit de nala
tenschap van wijlen de kunsthandelaar-uit
gever Ambroi8e Vollard.
De volledige „Suite" wordt beschouwd
als een van de belangrijkste grafische
collecties van de 85-jarige, wereldberoem
de kunstenaar.
De prijs werd niet bekendgemaakt,
maar het was wel de duurste aankoop
van het museum.
De serie zal tentoongesteld worden van
7 februari tot en met 26 maart, als on
derdeel van een grote Picasso-tentoonstel-
Img.