£lén op honderd Heerlijkduurt Conny Stuart voorlopig nog niet te lang Brief AAN Saskia BRUCKNER EN SIBELIUS %yyCltZ6 nissen Het klinkt misschien een tikje dartel, maar werkelijk, u kunt het raadseltje rustig in de huiselijke kring opgeven: Wat is de overeenkomst tussen een ambulante kok en een pastoorshuishoudster Geen schande als u het antwoord niet binnen de minuut weet, want het lijkt wat vergezocht: Zij willen allebei wel eens bedankt worden. Het was de krant die u niet kunt missen, geen dag die ongewild met deze gloednieuwe Witz kwam aandragen. Geen wonder trouwens: men zou een koffer kunnen vullen met knipsels over curieuze en verbazingwekkende voorvallen en personen, gepresenteerd door uw lijfblad. En het speelse toeval wilde dat juist dezer dagen vlak na elkaar twee zeer verschillende personen in het nieuws kwamen, die bijna woordelijk dezelfde verzuchting slaakten. De pastoorshuishoudster ging voorop met een lang niet malse kritiek op haar broodheer. Verdiend of niet, zulke opmerkingen geven weer eens wat te denken. Want als het u gaat als mij, hadden wij van de dame, die de huishouding van zo'n beroepsmatige vrijgezel verzorgt, altyd een wat geïdealiseerde voorstelling. Waarschijnlijk ten onrechte opgedaan uit romans over brave, goudhartige dorpspastoors, die hun hele sobere hebben en houden zouden weggeven aan behoeftige parochianen als hun zwijgzame maar kordate Jans of Katrien daar niet regelmatig een stokje voor stak. Zy zullen beiden wel naar het leven getekend zijn, daar willen wij niet aan twijfelen. Maar dat het ook wel eens anders uitpakt heeft deze eigentijdse pastorie-dame ons nuchter uit de doeken gedaan. En al mogen haar verwijten wel wat te ver gaan wat betreft de aandacht voor haar jurk of haar kapsel de goede man kan zich toch kwalijk op glad ijs begeven haar laatste grief is wel echt menselijk: Er wordt nooit iets teruggedaan. Zelfs geen dank of een goed en hartelijk woord. Om dat te verzuchten behoeft men trouwens geen pastoorshuishouding te drijven. Als wy dat al niet wisten, biykt het wel zonneklaar uit het tweede relaas over een heel ander beroep, en daarbij dat van een niet alledaags manspersoon: een kok in los dienstverband. Een doorgewinterde vakman, die vandaag deze en morgen die opdracht voor een uitgebreide lunch of diner voor zijn rekening neemt. By wyze van spreken dan altyd, want met zo'n koud buffet voor honderd twintig personen, om eens iets te noemen, zyn stellig wel drie dagen gemoeid. Naar zyn eigen zeggen, en wie kan het beter weten. Voor ons, die wel eens zuchten by de gedachte aan de toebereidselen voor twee feestdagen is het wel troostryk om te vernemen dat alleen het opmaken en afwerken van de schotels al twaalf werkuren vraagt. Maar wat er dan klaar staat, is ook een stilleven zonder weerga, haast te mooi en te kleurig om zomaar barbaars op te eten. Het is hem dan ook overkomen, dat hotelgasten zich naast deze prachtige uitstalling van vakman schap op een kleurenfoto lieten vereeuwigen. Maar, voegt hy er wat spytig achter: ze complimenteren je niet. De mensen komen je maar zelden bedanken. Ik schat één op de honderd. Zo daar staan wy dan, negenennegentig sterk, met die hotelgasten naast het koude buffet, er mooi gekleurd op. En het wordt er niet beter op door die kleine ereplicht af te doen met een bot: Zy worden er toch voor betóóld. Allicht: men honoreert de werkuren, de hoeveelheid arbeid die noodzakelijk is om het beoogde resultaat te bereiken. Dat is niet alleen een goedlopende huishouding of een uitvoerig koud buffet, maar evenzeer een keurig genaaide japon, een foutloos getypt verslag, een smaakvol gearrangeerd bloemstuk, een kleurig opgemaakte fruitschaal. Wie erover gaat nadenken staat versteld hoeveel kundig en kunstig vakwerk ons dageiyks gepresenteerd wordt. En achteloos geaccepteerd alsof het vanzelf spreekt dat wy louter lusten voor het oog voorgezet krijgen. Terwyi het toch in wezen juist dat ongevraagde overwicht, dat greintje kuntzinnigheid, dat tikje plezier in het werk zyn, die het tot stand gebrachte resultaat eerst wezenlijk mooi maken. En die eigen bydrage is letteriyk onbetaalbaar; die kan men alleen maar met iets even persoonlijks: een spontaan bedankje, voldoen. En dat zou er dan maar één op de honderd beseffen onze kok kan het weten, met zyn buffetten als voor een schuttersmaaltijd. Merkwaardig: een fooi neerleggen drukt menigeen nog altyd als een morele plicht, maar een persooniyk dankwoord dat niets kost kan er blijkbaar hoogst zelden af. Terwyi applaudisseren in de schouwburg of de concertzaal, by een sportprestatie of een circusnummer ons zo gemakkeiyk afgaat. Het is maar dat u het weet, van die huishoudster en die kok. Want zy zijn heus niet de enigen die op hun tyd wel eens een waarderend woord willen horen. In de allernaaste huiseiyke kring al lopen er genoeg rond, die zich in stilte gegriefd voelen door het uitbiyven van een welverdiende waardering. Het kind met het middelmatige verstand dat altyd met magere zesjes thuiskomt die even mager gewaardeerd worden, terwyi zy toch een topprestatie betekenen. De vrouw die dag aan dag maar weer trouw zorgt dat er iets smakeiyks op tafel staat, de was heel en schoon in de kast ligt en het huishoudgeld zuinig wordt beheerd. Met een schouderklopje waren zy al gelukkig. „Maar, zeur niet, zeur niet, zeur niet, zeur niet. ZEUR NIET!!!!!" Het advies wordt overspoeld door golven applaus van een enthousiaste, stampvolle schouwburgzaal, in dit geval die van „Or pheus" in Apeldoorn. De hulde geldt vooral de ster, wie de musical die wordt opgevoerd, door Annie M. G. Schmidt en Harry Ban- nink op het lijfgeschreven: Conny Stuart. De pauze van de 451e voorstelling gaat in. Even later zit Conny Stuart in haar ogen en rond haar mond een mengeling van hartelijkheid en esprit in de kleedkamer wat na te glunderen over het succes van voor de pauze. Of heeriyk me onderhand niet te lang duurt? Nog niet. We spelen 'm tot 1 mei. En ik wil niets liever dan tot die da tum blijmoedig doorgaan. Als ik nu meteen zou horen, dat ik 'm daarna nog een jaar zou moeten spelen, zou ik misschien wel in elkaar zakken. Maar nu leef ik gewoon naar die eerste mei toe. Dat is trouwens ook de taak van het succes. Weet u: succes is stre lend. Maar het is ook moeilijk. Het legt je zware verplichtingen op. De mensen die naar de musical komen, hebben er veel over ge hoord- Zij koesteren hoge verwachtingen. Daar moet je aan kunnen voldoen. Goed: je kunt natuurlijk wel eens een keer minder goed op dreef zijn, door oorzaken die je zelf niet in de hand hebt, maar het publiek moet zoveel mogelijk waar voor zijn geld hebben. Je privé-leven schiet er natuurlijk wel bij in. We hebben in al die tijd een maand pau ze gehad. En later nog een week. In die pe rioden heb ik ook nog twee langspeelplaten moeten opnemen. Ik heb er ook nog een tv-show tussendoor geha." Dat was eigenlijk teveel, dat kon eigenlijk niet. Veel tijd voor je-zelf heb je dus niet. Maar aan de andere kant: als je iets over eenkomt, moet je het werk dat daarbij komt kijken, met plezier doen. Qf „Heerlijk duurt het langst'' me nog net zoveel doet als de eerste of de tiende keer? Ik moet u zeggen: dat chanson „Het is over" doet me altijd nog iets. De man die in Engeland producer is bij de bewerking van de musical was er dezer dagen enthou siast over. Ik hou zelf ontzettend van dat lied. Prachtig, gewoon. CONNIE STUART „Je wordt niet moe van een op voering, maar wel van een moeilijk publiek" En verder: we hebben maar vijf h zes try-outs gehad, voordat we begonnen. Honder den voorstellingen heb ik nog aan verbeterin gen gedaan. Niet aan de ïolkennis natuurlijk, maar aan allerlei details, aan dingen waar van je plotseling ontdekt: hee, dat zou ook nog best een beetje anders kunnen. Ik con centreer me altijd sterk. Dan neemt zo'n voorstelling je altijd mee. Ik vind het dan ook altijd nog plezierig. Maar het publiek moet ook plezierig zijn. Het publiek doet veel voor je. Als het publiek meeleeft, ben ik na afloop niet moe. Je wordt niet moe van een opvoering, maar wel van een moeilijk pu bliek. Ja, we spelen het zeven avonden per week door het hele land. Je kunt in zo'n tijd na tuurlijk niet iets mders aannemen, 's Mid dags om een uur of vier even een borreltje, dat is er niet bij. Ik doe vrijwel niets anders dar die musical. Maar ik ben dan ook een van de weinigen een stuk of vier, vijf van het hele gezelschap die tot nu toe alle voorstellingen hebben meegespeeld. En ik wens het beslist tot het einde toe vol te hou den. Goed, ik heb ook wei eens wat. Ik heb een paar angina's gehad en een neusholte ontsteking. en nu zit ik met een voetbalknie. Ja, heel merkwaardig: een voetbalknie. Ik wordt voortdurend gemasseerd, moet gym nastiek doen, met gewichten oefenen, enzo. Maar ach..., het ernstigste is alweer voor bij. De show-business is in Nederland trouwens erg zacht, vergeleken met die in Engeland. Acteurs en actrices die hier van de toneel school komen, komen terecht in een gouden wiegje. Toch moet je ook in ons land hard werken, enkel en alleen al om je te handhaven. Weet u: de verrassing van het jong-zyn, van het nieuwe, is er by het publiek gauw af. Iedere artiest krijgt in zijn leven een kentering. Als je die op de juiste wijze weet op te vangen, als je-jezelf weet te vernieuwen, dan hou je het vol. Je moet dan ook sterk op je-zelf ge richt biyven, niet teveel naar anderen kijken. VVat ik als het geheim beschouw van het succes van „Heerlijk duurt het langst?" Ik geloof dat het komt, omdat het de sfeer heeft van het vroegere cabaret van Wim Son- neveld. Daar houden de Hollanders zo van. Men verplaatst zichzelf zo graag in perso nages die de alledaagse dingen op deze wijze voorstellen. En men selecteert daarbj zo graag. Zo van: „Hee, dit past precies bij my. Nee, dat niet!" Annie Schmidt kent de Hollanders veel be ter dan ik. Toch heb je weer mensen nodig, die haar gedachten op een aan het theater aangepaste manier kunnen overbrengen. An ders zou het misschien ook te Hollands wor den. Nou weet ik wel: er zijn musicals, die artistiek van groter formaat zijn. En als ik zelf een eigen rol zou moeten kiezen, dan koos ik die van een veel fantasierijker wezen dan zo'n onopvallende vrouw als Marian. Maar toch is het wel fijn. als je zo'n onop vallende vrouw voor het publiek herkenbaar kunt maken. En degene die haar gecreëerd heeft, de schrijfster dus, nou, daar neem ik m'n pet voor af. Trouwens: „Funny Girl" en „Hello Dolly" zijn qua structuur veel minder dan „Heeriyk". Misschien is „Heerlijk" voot het lichte genre wat aan de lange kant, maar je kunt er achteraf nu eenmaal geen stukken tekst meer uit gaan halen. Qf ik veel reacties krijg? Heel erg veel. Vooral in het begir was dat erg. In Am sterdam waren er toen mensen, die de musi cal zes keer gingen zien. En op straat boden de mensen me zomaar een bosje bloemen aan: hier, dat is voor u, neem maar mee. En dan al die brieven, waarin mensen hun hele hart uitstorten, omdat ze hun eigen problematiek in het verhaal van de musical terugvinden. Heel spontane en aardige brieven zijn erbij. Helaas heb ik ghen tijd om ze allemaal zelf te beantwoorden. Ik heb .iu zo weinig con tacten. M'n eigen vrienden en kennissen zie ik maar zo zelden. |~|at de populariteit van de kleinkunst de laatse tijd zo ontzettend gegroeid is, dat komt door de platen. De basis was er al. Ik had het straks bijvoorbeeld over het succes van het vroegere cabaretgezelschap van Wim Sonneveld. Kijk, dat was een basis. Maar die basis is enorm verbreed, doordat de grammo foonplatenmaatschappijen de laatste jaren veel meer voor de kleinkunst zijn gaan voe len. Dat is trouwens ook wel in belangrijke mate te danken aan een man als Wim lbo. Die heeft daai veel voor geijverd. Neem nou voor de oorlog. Toen zong ik voor het toen malige platenmerk ,,Parlophone". Het moch ten alleen maar chansons zijn. Cabaret, dat kon niet. De maatschappijen hebben me wel dikwijls gevraagd, om terwille van de com mercie liedjes met weerzinwekkende Neder landse teksten op te nemen, maar dat heb !k altijd geweigerd- Tja, de eerste zes jaren van mijn carrière zong ik alleen maar chansons. By ,,Les gardes de Paris" van Frans van Capelle, ja, en bij de Romancers van Gerard van Krevelen. Ja, het was net in de tijd dat Charles Tre- net op kwam zetten. Ik heb veel liedjes van her* gezongen. De teksten waren wel niet al lemaal zo geschikt voor vrouwen, maar ik hield ervan, ik vond het fijne teksten. De grote drijfveer was echter Lucienne Boyer. Ik weet nog, dat ik als schoolmeisje een op treden van haar bijwoonde. En wat nou het leuke is: toen de NTS tien jaar bestond, re peteerde ik in hetzelfde gebouw „Yvonne de spionne". Toen kwam ze naar me toe. En toen vroeg ik: „Weet u, dat ik u in ditzelf de gebouw heb zien optreden, toen ik nog schoolmeisje was Bij Sonneveld heb ik aanvankelijk ook nog chansons gezongen. Maar Sonneveld ontdekte ook mijn komische kanten, doordat ik ook ln de sketches meespeelde .Mijn eerste komische nummer was „Yvonne de spionne". Hella Haasse heeft daar de tekst voor geschreven. Qf ik nu nog wel eens chansons zing? Een enkele keer, als ik alleen optreedt. Een tour-de-chant Ach weet u, ik vind dit, de musical erg interessant Ik vind het plezie riger om met mensen samen te spelen, dan alleen te staan in een tour-de-chant. Ik hou van artiesten. Ja, ik weet hoe we allemaal zyn. „Een grote, lieve,, valse familie", heeft een van de Lutzen ons eens genoemd. Dat is ook zo. Ik heb ook wel kritiek op de arties tenwereld. Maar ik hoor er in thuis, het is mijn wereld. En het is een ontzettend leuk idee, iets samen te doen. Daarbij komt, dat mijn voorkeur nu niet meer zo sterk naar het Franse uitgaat. De Fransen hebben «o'n Amerikaanse inslag ge kregen, dat de taal van hun chansons me niet zo sterk meer boeit. En ik heb zelf ook een voorkeur voor Amerikaans gekregen. Voor Barbra Streisand. Dat vind ik een geweldige zangeres. Ze heeft een ongelooflijk interpreta tievermogen. Ze is een bijzonder groot mens. „Heerlijk duurt het langst" een synthese tussen de chansonnière Conny Stuart en de komische Conny Stuart? Tk zei al: „Het is over" vind ik een prachtig chanson. Maar ik heb in deze musical niet geprobeerd, op de komische toer te gaan. Ik heb van meet af aan geprobeerd, zoveel mogelijk Marian en zo weinig mogelijk Conny Stuart te zijn. Het is gewoon een kwestie van dienstbaarheid aan je rol. Zonder dat je al het amusement er uithaalt, natuurlijk." J. VAN DER KLEIJ Uw brief „Rustig zijn of wegbiyven" in het nummer van zaterdag 21 januari j.l. getuigt toch wel van onbegrip van de Geldersman ten opzichte van de Hollanders, in het by- zonder de Rotterdammers. De midelbare scholieren zyn in Rotter dam, uitzonderingen daargelaten, beslist geen provo's en over het algemeen zeer kritisch, zelfs tegenover kritiek. En wat zijn nu de feiten? Een toneel groep komt, voor goed geld, de Gysbrecht spelen, onder leiding van een zeer nerveuze man. Hoewel het spel niet best is, is er stilte in de zaal, totdat na de eerste helft door de spelers een lachwekkende fout ge maakt wordt. Iedereen, groot en klein, die als toeschouwer in de zaal was, moest lachen. En zoals normaal: jonge mensen lachen langer en luider en raken geheel uit hun concentratie. Nu komt de douche: in plaats van een verontschuldiging voor de gemaakte fout en een verzoek om n>' verder stil te zyn, zo dat dan verder kan worden gespeeld, wordt het gordijn neergelaten en komt een nerveu ze man jongelui van plm. vyftien tot ze ventien jaar mededelen, dat ze te weinig intelligentie bezitten om hun "verheven" spel te kunnen waarderen en dat er niet verder gespeeld wordt. Slot. Hebben deze jongelui nadien actie ge voerd om dit gezelschap vanwege wanpre statie en het minachtend optreden tegen zijn publiek niet te betalen? Nee, ze dachten en zeiden alleen: Gaan jullie naar je Amstelstad en kom hier niet weer. Toneelspel moet boeien door de kunst der spelers. De „Gijsbrecht" is een moeiiyk stuk, Geen wonder dat nerveuze spelers, die als publiek scholieren krygen, steeds nerveuzer worden en tot goed spelen niet meer in staat zyn. Deze manier van toneelspelen boeide nie mand, ook niet de meest kunstzinnige onder de leerlingen en de staf van leraren. Zonder de speelfout die het lachertje werd, was het stuk uitgespeeld. Doch het geheel was ook dan een anti-to neelreclame geweest voor de jeugd, dus het tegenovergestelde van de verwachtin gen. Saskia, Je weet dat er al zoveel onrecht bestaat. Laten wij de jeugd recht geven op dat waar ze recht op hebben en geen voor beeld nemen aan enkele leraren, die uit angst voor de goede naam van hun school, hun leerlingen onrecht deden en zich by het gezelschap verontschuldigden. Laten we niet door onrecht provo's, no zems, etc. gaan kweken. A. C. H. te B. (gem. A.). Naam en adres van afzender ter redactie bekend. Vforige week, in myn beschouwing over de symfonieën van Anton Bruckner, heb ik flink gebruik gemaakt van het vlag vertoon van partituurletters en -cijfers, dat een afwijzend oordeel weliswaar aar dig fundeert maar de recensent, zetter, corrector en lezer (in volgorde van op komst) uiteindelijk maar onnodig vermoeit. Vandaag blijft het achterwege. Noodge dwongen weliswaar, want ik heb momen teel geen Sibellus-partituren tot myn be schikking, maar eigenlijk vind ik dat een prettige omstandigheid, omdat ik die haar kloverij na Bruckner (ik heb de recensies direct na elkaar geschreven) zat ben. Van daag daarom geen „objectieve" constate ringen, maar subjectieve kanttekeningen, gebaseerd op twee goede oren, een muzi kaal geheugen en vele aantekeningen van oudere datum. perst maar even twee platen met klein goed, gebaseerd op buitenmuzikale ge- gegevens Sibelius heeft hiervan, in tegen stelling tot Bruckner, van wie ik alleen 'n losse ouverture in g ken, een flinke hoe veelheid geschreven. Met wisselend succes, maar hoe dan ook zonder veel invloed op zijn zeven hoogwaardige symfonieën. Wie een hele plaat met Sibeliusmuziek nog wat veel vindt, kan voor een tientje terecht bij RCA, die van VICS 1069 (stereo) de ene kant gevuld heeft met Finlandia, de Val se triste, 2 delen uit de suite Koning Chris- tiaan II en een fragment uit „Pelléas et LORIN MAAZEL favoriet voor Duitse Zevende Mélisande". Aan de andere kant horen we van Grieg de Bruiloftsdag op Troldhaugen, de herdersmelodie en landelijke dans en de twee Elegische melodieën. Een en an der wordt sympathiek gespeeld door het „Londen Proms Symphony Orchestra" on der leiding van Charles Mackerras en is goed vastgelegd. De koper van deze plaat moet echter niet denken, dat hij hiermee een representatief beeld van de korte or kestwerken van Sibelius heeft. Wil hij dat wel krijgen dat moet hy naar HWV ASD 2272 (stereo). Hierop speelt het Hallé Or chestra o.l.v. Sir John Barbirolli eveneens Finlandia en de Valse triste en verder de gave Karelia-suite en het imposante sym fonische gedicht „Pohjola's dochter". De uitsmijter vormt „De terugkeer van Lem- minkaien" uit de 4 Legenden. Het Hal lé Orchestra frappeert vooral door de kern achtige strijkersgroep (misschien de in vloed van de cello-spelende dirigent?) en Sir John is er door zijn stoere aanpak in geslaagd ook de enkele zwakke plekken in de composities te verdoezelen. De opname is voorbeeldig. 0 Kenmerkend voor de vorige week be schreven Sibelius-hausse is ook de wedijver van de verschillende maatschap pijen om het vioolconcert, voor velen de melodieuze overgang van het kleingoed naar de symfonieën, in een zo goed moge lijke uitvoering vast te leggen. Achtereen volgens passeerden hier de revue: Ferras (D.D.G.), die er 'n nogal Duitse en stro perige aangelegenheid van maakte, Fran- cescatti (CBS): flitsend, helder, weinig be zorgd over enkele detonaties maar uitein delijk toch wat tegenstaand door de op merkelijke nervositeit, en Heifetz (RCA), met een technisch gave, bezielde vertol king, die alleen wat te lijden had onder een niet bijster geïnspireerde dirigent en die voor bijna 18 gulden prijsbewuste ko pers een gruwel moet zijn. Philips heeft met 835357 LY (stereo) voorlopig wel het laatste woord over het concert gezegd. Hen- ryk Szeryng speelt het met het Londens Symfonie Orkest o.l.v. Gennadi Rozhdest- vensky (langzaam uitspreken) en 't werd zinvol gekoppeld aan het niet eens zoveel progressievere tweede vioolconcert van Prokofief. Ik heb zelden op de plaat zo'n goede samenwerking tussen een violist en een dirigent gehoord. De concerten zijn, waar nodig, enorm ontspannen (opening Sibelius) of vol gedreven energie. Vooral in die ontspannen episodes blijkt de su perieure technische en muzikale kwaliteit van Szeryng en de afgewogen, maar zeld zaam intense directie van de jonge direc teur van het Bolshoi theater in Moskou. Een vlekkeloze opname rondt deze toppres tatie af. 0 Finnen vinden blijkbaar iedere dirigent goed, als hij maar Sibelius laat spe len. Ik heb vaak gelezen over de waarde ring van dit volk voor Van Beinum en Barbirolli en heb via de radio de geest drift gehoord toen Von Karajan in Helsin ki de Vierde en Vijfde dirigeerde. Een merkwaardige zaak, want de opvattingen van genoemde drie meesters lopen nogal uiteen. Van Beinum bleef nuchter en een voudig onder deze muziek, Barbirolli is fel en dramatisch en Von Karajan luistert het geheel op met een uiterst welluidende, ech ter nogal typisch Duitse pracht en ziet wel eens climaxen waar Sibelius flegma tisch is gebleven. Niettegenstaande dat ge vaarlijke balanceren op de rand van het effect maakte Von Karajan een verdienste lijke Vijfde (D.G.G. 138973; stereo), maar in de onlangs verschenen Vierde (D.G.G. 18974; mono) is hij volkomen over de schreef gegaan. Wat we nu van hem te horen krijgen is geen duistere melancho lie meer, maar pathos van de slechtste soort. De uiterste klankschoonheid is zoe te koek worden en de muziekstroom is volkomen dichtgeslibd door een onbegrij pelijk langzaam genomen allegro molto vivace dat tussen de twee langzame delen van deze symfonie juist voor con trast moet zorgen. In de toegift glijdt een moddervette Zwaan van Tuonela over een drabbig water. 0 Het kan niet op met Sibelius. Hierbq driemaal de 5e symfonie, tweemaal als heruitgave en eenmaal splinternieuw. In volgorde van ouderdom: Pye GSGC 14022 (met als toegift de dochter van Pohjola), in stereo door het Hallé Symfonie Orkest o.l.v. Sir John Barbirolli (1959); RCA VICS 1016 .stereo) door 't Londers Symfonie Or kest o.l.v. Alexander Gibson (1960) en Decca SXL 6236 (stereo) met de Zevende op de tweede kant door de Wiener Philharmoni- ker o.l.v. Lorin Maazel. Met de belang rijke courante versies van Collins (Dec ca), Von Karajan (D.G.G.) en de my niet bekende Bernsteinvisie op CBS erbij is de keuze er niet eenvoudiger op geworden. Ik zal eerst maar gaan splitsen in Duitse en Engelse opvattingen. Gaat het u per sé om een Germaanse, warmbloedige Vijfde en kijkt u niet op een paar gulden, dan is Von Karajan (met de Tapiola als toegift) te prefereren boven zijn gelijk gestemde collega Maazel, die weinig een heid en profiel aan het werk heeft weten mee te geven. Maar daar staat tegenover dat de Zevende onder Maazel strak ge spannen is, waarschijnlijk omdat zijn di rectie staat of valt met een zich duidelijk ontwikkelend thema. Maar we hebben het hier over de Vijfde, zodat Von Karajan voor de Duitse Sibelius-tak favoriet is ge bleven. (Maazel is het voor VII gewor den). Zij die helderheid en flegma in Sibelius prefereren (tot die lieden behoor ik), krij gen het moeilijker dan de meer Ger maans voelende luisteraars. Zy zyn in ieder geval wel goedkoper uit. Weegt voor u het geringe raffinement waarmee Gib son, vergeleken met de monoplaat van Collins, de bovengenoemde eigenschap pen van de Engelse tak op hetzelfde or kest overbracht niet op tegen het stereo voordeel van de RCA-opname, dan bent u voor f. 10,onder de pannen en krijgt u een pittig gespeelde Kareliasuite op de koop toe. Bij Barbirolli gaat mij de Vijf de soms wel wat te ruig (slot van deel 1), waardoor de helderheid plaats maakt voor duister, maar nooit pathetisch ge weld. Ik biyf echter een zwak houden voor deze niet meer zo best klinkende plaat, vanwege de verheven rust in de meer kalme passages. Ik eindig, net als vorige week, met mijn strikt persoonlijk voorkeuren voor de platen van de behandelde componist. Kleine orkestwerken: Barbirolli (HMV) en Rosbaud (D.G.G. 19185; mono). Viool concert: zie boven. Symfonieën: I: Col lins (Decca ACL) II: Szell (Philips); III+ VII: Collins (Decca ACL), IV: Alweer Collins, alweer Decca ACL; V: Collins, nu Decca BR, Gibson (RCA) en Barbirol li (Pye); VI: Collins, nogmaals ACL. B. v.d. K. JEAN SIBELIUS IN 1894 (Aquarel van Akseli Gatlen/Kallela f Tot en met 20 februari wordt in de Galerie Pribaut in Amsterdam een expositie van schilderijen en gouaches van Kees Keus gehouden. Kees Keus werd op 10 juli 1905 in Scheveningen geboren. Hij is autodidact en mede-oprichter van de schildersgroep Creatie, die later met Vrij Beelden opging i» de Liga Nieuw Beelden. Na de oorlog werkte hij enige tijd in Enge land. Hij exposeerde i» groepsverband in Parijs en enkele andere steden. Zijn werk bevindt zich in het museum voor moderne kunst te Madrid, in het Stedelijk Museum te Amsterdam en in particuliere verzame lingen in binnen- en buitenland. O In „Galerie R" Sassenstraat 38) te Zwolle kunt u tot en met 29 februari a.s. tekeningen en aquarellen zien van Ger- brand Volger. Gedurende dezelfde periode hangen schilderijen van deze kunste naar in de foyer van de Zwolse schouw burg „Odéon". Eveneens in Zwolle, maar dan in het Hopmanshuis aan het Rodeto- renplein, is tot en met zondag 12 februari a.s. een tentoonstelling te bezichtigen van de Nederlandse Kring van Tekenaars. 9 In het Kapelhuis - Kunst in het Ambacht Krankeledenstraat 11) in Amers foort wordt tot en met 26 februari een tentoonstelling gehouden van tekeningen en grafieken van Piet Klaasse. O De studiezaal van het Rijksprentenka binet in het Rijksmuseum, die enige maanden wegens verbouwing gesloten is geweest, krijgt met ingang van 6 februari een gemoderniseerde opstelling met ver nieuwde accommodatie. De jury voor het veertiende interna tionale vocalistenconcours, dat van 4 tot 9 september in de Bossche Stadsschouwburg Casino zal worden gehouden, bestaat uit: Manus Willemsen, voorzitter, Corry Bijs ter, Cora Canne Meyer, Jeanne Deroubait (België), Nadrew Gold (Engeland), Hans Kerkhoff, Halina Lukomska (Polen), P. Mollet ZwitserlandFritz Ollendorf (Duitsland) en Erik Werba (Oostenrijk). 0 Het museum in Fort Worth heeft de „Suite Vollard" van Picasso verwor ven, een serie van 100 etsen uit de nala tenschap van wijlen de kunsthandelaar-uit gever Ambroi8e Vollard. De volledige „Suite" wordt beschouwd als een van de belangrijkste grafische collecties van de 85-jarige, wereldberoem de kunstenaar. De prijs werd niet bekendgemaakt, maar het was wel de duurste aankoop van het museum. De serie zal tentoongesteld worden van 7 februari tot en met 26 maart, als on derdeel van een grote Picasso-tentoonstel- Img.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 10