Kolonel van Legioen zette route uit (3000 km) Nederlandse landzeilers gaan de Sahara trotseren Bar avontuur in de eindeloosheid Techniek Het een zeilwagen door de Sahara. Het zou de titel van een spannend jongensboek kunnen zijn. Het verhaal van twee stoere kerels die een sportieve prestatie willen leveren en daarvoor geen ontbering uit de weg gaan. Deze kerels bestaan. In de bos sen rond Hilversum staat hun frêle zeilwagen te wachten op transport naar Colomb- Béchar in Algerije, waar op 15 februari een fantastische rally van start gaat, dwars door de woestijn over een afstand van 3000 kilometer. Er zijn maar twintig deelnemers onder wie twee Nederlanders. De zachte, vriendelijke stem die ons nauwkeurig de route schetst naar het Hollandse thuis-„kwartier" lijkt niet toe te behoren aan een Sahara-bedwinger. Voor de goede orde herhalen wij nog even wat de stem heeft ge zegd. Reactie„keurig. U heeft uw huiswerk goed geleerd". Tekeningen M Chirurg Bekoring Op wielen De route Voorbereiding Trajecten Dorpsgek 'r ATLANTISCHE OCEAAN Canarische Eilanden Fort Gouraud Atar akJouj t St. Louis, Dakar zaterdag 11 februari 1967 „wy zullen kamelemelk moeten drin ken wanneer ons die wordt aangeboden, ook al ligt er een laag stof op. We zullen ons natuurlijk ook moeten houden aan de reglementen die de rally voorschrijft". Casablanc 'infouchi Tindouf El Aioun rbrtTHi Nouakchott Schaal route mis kunnen noemen tussen een held en een dorpsgek. Ik vind het een geweldig avontuur, maar om nou te zeggen waarom ik het doe, dat is moeilijk. U zou het een toeristische propagandatocht kunnen noe men voor de Sahara." In een Franse circulaire lezen wij dat het een „barre tocht" belooft te worden. De fysieke gesteldheid zal zwaar op de proef worden gesteld. Veel hangt ook af van de mentale instelling. Het leven in de woestijn is Spartaans. De deelnemers zul len in zandstormen terechtkomen, hun frê le voertuigen langs moeilijke passages moeten wringen, de huiveringwekkende stilte ervaren en de brandende hitte voe len op hun huid. Woensdag 15 februari zal de grote start zijn. Zestien mannen worden dan voor de laatste keer geïnstrueerd. Het barre avon tuur, dat bijna nergens meer voorhanden is, gaan zij proeven tot in iedere vezel van hun lichaam. In vier ploegen van drie zullen z(j de ein deloosheid binnenzeilen, zoekend naar de wind die hen moet voortblazen naar het zuiden. Met kaart en kompas gewapend zullen zij in een rompje van 3,65 meter de wieltjes in beweging proberen te hou den. Zij zullen zich vaak eenzaam voelen, verlaten, overgeleverd aan de dreiging van een grillige natuur. Zij zullen elkaar uit het oog verliezen en het spiegeltje moeten han terenMaar zij zullen doorzetten,want wie dit avontuur als de grootste gelukza ligheid beschouwt, deinst niet terug voor ontberingen. „De techniek," zegt Kortenoever, „is de zelfde als die bij het gewone zeilen. Voor de wind wordt gekruist om voortdurend die ruk in de zeilen te houden. Met ijszeilen bereiken we soms snelheden van 80 90 km per uur. In Amerika heeft men eens een topsnelheid van 140 km per uur ge haald. Het interessante van deze sport is spelen met de wind, de mysterieuze krach ten proberen te ontdekken." „Bij het Europees kampioenschap ijszei len voelde ik aan mijn gezicht dat de wind plotseling bezig was af te zwakken. Daar profiteerde ik van door laverend over het ijs te zeilen. Mijn tegenstander die voor mij lag stond even later stil, want hij had het niet gevoeld. Ik zeg altijd: het zeil is de motor, het stuur heeft dezelfde functie als de helmstok, de wind is je benzine en de schootvoering is je versnellingsbak." Op 15 maart zullen de zestien deelne mers aan de raid terugkeren. Zonder land- zeilers, want die zijn dan verkocht aan een Franse staalfabriek ten behoeve van het aldaar werkende personeel. Op een zaterdagmorgen rijden wij naar 's-Graveland. „Na de stoplichten Leeuwen laan volgen. Twee kilometer verder ziet u een flauwe bocht. Onmiddellijk daarna rechtsaf slaan. Pat is een hobbelige zand weg. Na tweehonderd meter slaat u weer rechtsaf. Aan het einde daarvan ziet u mijn bungalow". Eerste hoofdstuk van het jongensboek. Een open plek in het bos. Opstallen, een garage, twee auto's, een blaffende hond en een soort blokhut aan het einde van een smal pad. De man in slobberbroek en trui stelt zich voor: Kortenoever. Komt u binnen." Wij herkennen de zachte stem. De huiska mer met meubels die ogenschijnlijk niet bij elkaar passen ruikt naar hars. Mevrouw Kortenoever klein, voornaam, grijzend haar staat bij de schoorsteen. In een vierkant zwartberookt gat lekken gele vlam men langs sissende houtblokken. In de deuropening verschijnt een tweede man, veel jonger maar evenmin sprekend met de intonatie van de geharde avontu rier. Hij draagt een korte plusfour, dikke blauwe kniekousen en ferm schoeisel met spekzolen. naamde DN-type. Je kon hem meenemen „on top of your car". DN is afgeleid van „Detroit News", de naam van een blad. Wat die krant ermee te maken heeft ge had weet ik niet. Er was ook een werfje dat zo heette. Enfin, in 1960 was die klas se tot grote ontwikkeling gekomen. Ze had den toen al duizend exemplaren van die dingen." In het midden van februari gaan twee Neder landers, de 49-jarige architect C. Kortenoever en de 25-jarige J. Copijn, van beroep boomchirurg, in de westelijke Sahara van start voor een 3000 kilometer lange tocht met het vreemdste vervoer middel dat men zich in de woestijn kan denken: een xeilwagen. Zij zijn deelnemers aan de Inter nationale Sahara-zeilwagenrally die onder Frans initiatief wordt gehouden en die de zestien deel nemers van Colomb-Bachar moet brengen naar Nouakchott aan de Atlantische Oceaan. Het verhaal van hun belevenissen zal vanaf eind februari exclusief in ons blad verschijnen. In het artikel dat vandaag verschijnt wordt de lezer ingeleid bij de twee Nederlandse deelnemers aan de zeilwagenrally en bij de merkwaardige sport waaraan zij hun hart hebben verpand. „Ik ontdekte een Amerikaans tijdschrift waarin tekeningen van het type stonden. Ik sprak erover met ir. Jan Loeff, die erg enthousiast was. In „De Waterkampioen" ben ik toen over dat ding gaan schrijven. Het sloeg enorm in. Zowel van de Frie se als de Hollandse kant bleek dat er een geweldige belangstelling voor het ijszeilen bestond. Ik maakte een in Europese ma ten verbouwd model en ging ermee naar Langweer in Friesland. Waarom juist daar Ik kende ir. Tjeerd van der Meulen uit Friesland en had contact met hem opge nomen over de presentatie." „De Friezen in het dorpje keken naar het ding en staken hun enthousiasme niet onder stoelen of banken. We gingen praten in een cafeetje. We waren met z'n tienen. Wat die Friezen in een korte tijd kunnen klaarspelen is geweldig. Besloten werd, dat de een de masten zou leveren, de an der zorgde voor zeilen en de derde voor schaatsen". „Anderhalve maand later hadden we een klasse. Inmiddels had ik de DN-LJszeilver- eniging Nederland opgericht. In 1961 orga niseerden we de eerste wedstrijd op d® Langweerder Wielen. Elf deelnemers." J. Copijn, oud vijfentwintig jaar, van be roep boomchirurg. Hij glimlacht om onze verbazing. „Ik opereer bomen, zorg dat ze in leven blijven. Wist u dat niet? Er zijn anders al heel wat verhalen over in de krant verschenen." De boomchirurg, koppelgenoot van de 49-jarige architect Kortenoever, praat met een licht accent. Hij zegt in Duitsland te zijn geboren. Een kleine gedrongen gestalte in het ver trek, die met Leo wordt aangesproken, noemt Kortenoever een vrijbuiter. De vrij buiter glimlacht bedachtzaam. Hij maakt een blije, bijna kinderlijkeindruk. Zijn ver haal bewijst echter dat ook in zijn geval de schijn een bedrieglijk uiterlijk heeft. Als kind was ik al geboeid door het ijs zeilen. De Monnikendammers kenden vroe ger het bordkloppen. Zij zeilden in bootjes op sleden over het ijs naar wakken om toch nog vis te kunnen vangen. Elke sport is uit een beroep ontstaan. Daarom is het ijszeilen een enorm leuke sport geworden. Koningin Wilhelmina deed het ook op late re leeftijd." „Als jongen van een jaar of twaalf maak te ik een ijszeiler van een strijkplank, een paar schaatsen en een oude fok die ik leende van mijn broer. Ik ging ermee naar Loosdrecht, maar de meeste tijd besteed de ik aan sleutelen en timmeren. Als ik zeilde lag ik op mijn buik op dat ding en ik stuurde met mijn voeten. Later ging ik schaatsen. Ik werd gekozen in de selectie- ploeg en reisde met Kees Broekman, Jan Langedijk, Aad de Koning en Anton Huis- kes naar Hamar. Ik was geen sprinter, ben ook niet tot de top doorgedrongen, maar ik heb wel een heerlijke tijd gehad. Daarna vatte ik weer liefde op voor het ijszeilen. Ik probeerde een klasse te schep pen, een ijszeiler met een vleugelprofiel naar Duits voorbeeld." „In 1953 staken de Amerikanen de kop pen bij elkaar en construeerden het zoge- En meneer Copijn? Hij kleurt lichtelijk wanneer wij hem zo plotseling in het ge sprek betrekken. „Sinds tien jaar kom ik hier aan huis. Ik ben met de hele opbouw opgegroeid. Ik heb verscheidene tochtjes meegemaakt. Verder hielp ik Kortenoever bij het bouwen." De heer Kortenoever, die een beetje ge ïrriteerd vraagt of zijn zoon wil ophouden met het uitleggen van de reusachtige Sa- harakaarten op de grond, staat nu en dan op als zijn geestdrift de overhand krijgt. Het kan ook zijn dat het gesprek hem niet snel genoeg gaat. Hij wil liever over de expeditie praten en zo weinig mogelijk over eigen prestaties. Hij zegt: „Wij hebben nu 170 ingeschre ven ijszeilers. Het zijn allemaal geweldig uiteenlopende figuren. Daar is de inge nieur, de dorpssmid, de monteur, noem maar op. Het zijn allemaal mensen die in teresse hebben voor enthousiaste activi teit, die zelf wat willen maken. Ik geloof ook dat dat de grote bekoring is. Iemand die een ijszeiler kóópt houdt het niet lang voL Ik ben ook in het buitenland aan het werk gegaan. Het sloeg aan. Oostenrijk stichtte een vereniging van de DN-klasse. Zweden, dat binnen het jaar dertig ijszei lers telde, Polen, Hongarije met tien ijszei lers en Zwitserland". „Op het ogenblik telt Europa 600 ijszei lers. In Amerika is de klasse uitgebreid tot 2000 zeilers. Vorig jaar vonden voor het eerst de Europese kampioenschappen plaats op de Neusiedler See in Oostenrijk. Er waren zeven landen vertegenwoor digd". De man die met Leo wordt aangesproken moet vertellen dat de heer Kortenoever kampioen werd. De architect wordt een beetje ongedul dig. „Moeten wij nou niet praten over de expeditie?" vraagt hij. Het klinkt niet on- De heer Kortenoever in actie in de zelf gecon strueerde DN. Een Unie internatio nale Uszedler» vlak voor de start van een belang rijk kampioenschap. Kaartje boven: dwars door de Sahara loopt de route van de barre tocht van de landzeilers, drie duizend kilometer van Colomb-Béchar tot Nou akchott. Hiernaast: de heren Kortenoever (49) en Co pijn (25) by het zelfge bouwde voertuig dat hen 3.000 kilometer door de Sahara moet voeren. vriendelijk maar wel beslist. Wij stappen over naar de strandzeilers. „Vier jaar geleden had ik een gesprek met Koen Guelcher, de vader van „The Flying Dutchman" en „The Flying Juni- or"-klasse. Hij zei: je moet eens proberen of het niet op wielen gaat. Die sport was niet nieuw. Simon Stevin en heel vroeger de Chinezen hadden er al mee gewerkt". „Goed, in 1963 nam ik deel aan het Eu ropese kampioenschap strandzeilen in Sankt Peter boven Hamburg aan de Noordzeekust. Ik had mijn wagen zelf ge bouwd. Hij voldeed heel goed. Teddy Ben son in Engeland bouwde mijn type uit. Er werd een televisiefilmpje van gemaakt. De reacties waren overweldigend. Er kwamen duizend aanvragen binnen. De DN-zeilwagen was geboren". In Frankrijk, België, Duitsland en En geland waren al jarenlang clubs van strandzeilers aangesloten bij de „Fédéra- tion Internationale de Sand and Land Yachting". In 1905 beoefende Blériot de zelfde sport. Daarom spreekt men in deze sector niet van zeilers maar van piloten". Architect Kortenoever ordent zijn papie ren. Er klinkt duidelijk hoorbare vreugde in zijn stem nu hij kan praten over het waanzinnige avontuur dat hem en koppel- genoot Copijn te wachten staat. Over de uitgelegde kaarten op de grond loopt een felrode streep. De route die straks twintig „piloten" van twaalf zeilwagens zullen vol gen. Vier Duitsers, vier Fransen, twee Amerikanen, vier Engelsen en twee Neder landers, die onder commando staan van kolonel Du Boucher. Onder commando, want de kolonel die de geestelijke vader is van de 3.000 kilometer lange raid heeft de organisatie militair aangepakt. Dat blijkt onder meer uit de kleding voorschriften. De kolonel, die een harts- tochteiyk landzeiler is, gedoogt niet dat ie dereen in zijn eigen pakje verschijnt. Nee, de deelnemers krijgen een speciaal uni form verstrekt dat in Parijs wordt ge maakt. De kolonel stichtte in 1966 het „Comité d'Organisation du premier Raid Transsa- harien de Chars Voile". Daarmee ging voor hem een lang gekoesterde wens in vervulling. Als commandant van het vreemdelingenlegioen aan de noordelijke Saharagrenzen, kenner van de woestijnen en de volken die er leven, legde hij met een zeilwagen in vijf dagen 750 kilometer af door het onherbergzame gebied van Mauretanië. Gedurende zijn veertienjarig verblijf in de Sahara was hij de woestijn al meermalen doorgetrokken op een ka meel en per vrachtwagen. Hij leerde de dialecten spreken van het Arabisch en raakte bevriend met de nomaden van Noord-Mauretanië en de beroemde „hom mes bleus" aan de kust van dat land. In zijn brein rijpte het grote avontuur van een zeilwagentocht dwars door de Sa hara van Colomb-Béchar naar Nouakchott. Gelijk een veldheer betaamt, stelde hij 'n plan samen dat tot in de kleinste details werd uitgewerkt. Op eerdere tochten had hij reeds talloze gegevens verzameld. Hij had de reusachtige gebieden van de Saha ra verkend met een vlakke stevige bodem, waar ook gedurende 300 dagen per jaar 'n fikse wind waait. Hij had de gedeelten be zocht waar het zand zacht is, moeilijk be rijdbaar en waar duinen de horizon marke ren. Kortenoever: „Aan de voorbereidingen van deze expeditie heeft hij jaren gewerkt. Die voorbereidingen kostten drieëneenhal ve ton. Maar nu het bijna zover is, kun je ook zien dat er niets aan het toeval is overgelaten. Op 8 februari vertrekken wij uit Nederland naar Parijs en de volgende dag vliegen wij naar Colomb-Béchar. De raid duurt een maand. Op 15 maart hopen we Nouakchott te bereiken, niet ver van o Cf £>Las Palmasï de grenzen van de Spaanse Sahara. Wij volgen de route van het Franse vreemde lingenlegioen, de zogenaamde piste". „Het zal de eerste en laatste keer zijn dat wij deze tocht kunnen maken, want op 1 juli behoort het legioen tot het verleden. Dan kan er dus niet meer worden geprofi teerd van de militaire posten die kolonel Du Boucher voor deze raid heeft ingescha keld". „Als u even deze kaarten wilt bekijken, dan ziet u hier het eerste traject aangege ven. Dat loopt van Colomb-Béchar in Al gerije naar Tindouf. Dat is een afstand van 1170 kilometer waarover we dertien dagen hopen te doen. Vervolgens zeilen we naar Fort Gouraud, een afstand van 900 kilometer. Duur van de reis ongeveer ze ven dagen. Tenslotte in zeven dagen naar Nouakchott, ook een afstand van 900 kilo meter. Het is de bedoeling, dat we gemid deld per dag 150 200 kilometer afleg gen". „Behalve de vloot van twaalf zeilwagens rijden zes Landrovers mee voor het ver voer van voedsel en reserve-onderdelen. Deze Landrovers worden bij toerbeurt door de piloten zelf bestuurd. Bovendien worden de zeilwagens vanuit de lucht gevolgd door twee Pipercubs. Raakt een zeilwagen achter, dan zal de Pipercub dat onmiddel lijk merken dank zij een doodeenvoudig zakspiegeltje dat iedere piloot bij zich draagt. Het is ongelooflijk wat dat spiegel tje voor een uitwerking heeft. Het zonlicht werpt als het ware een fonkelende robijn op het vliegtuig over een afstand van 30 kilometer". „Om de richting van het vliegtuig pre cies te bepalen heeft iedere piloot ook een soort sextant bij zich. Verder zijn we voor zien van rookbommen en raketten". „In geval van nood kunnen we het wat het voedsel aan boord betreft vier dagen uithouden, 's Avonds zorgt ieder voor zijn eigen leeftocht. Het is de bedoe ling dat we gaan jagen op wild. Dat wild wordt geroosterd op een groot houtvuur. We slapen in tenten die gegroepeerd staan rond de tent van kolonel Du Boucher. Zo heeft hij het gewild. We zullen Berber stammen ontmoeten, karavanen langs zien trekken en kennis maken met „les Hom mes Bleus" die nu nog leven zoals in Bij belse tijden". „De Duitsers wilden er een wedstrijd van maken maar dat vind ik zo stom. Waarom nou een wedstrijd? Het gaat om de sportieve prestatie. Om hun enigszins tegemoet te komen hebben ze er toen maar een rally van gemaakt". De heer Kortenoever glimlacht verle gen. Hij bladert in zijn papieren, zoekt kennelijk naar iets dat hij ons geven wiL „Weet u, u zou mij ergens het compro - 4

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 13