oLand:
eer
Veel succes voor een
„vergeten" auteur
Eeuwenoude boeken van Schotse
kerk te Veere terug in ons
land
VAN JEANNE MOREAU TOT JIMMY RUSHING
Veiling van litho's
van James Ensor
IMaderna en i
Ide modernen)
r
r r1
mm wê pi
Boelgakof populair in Soijet-Unie
1 S' j
'vfl
D e boeken zijn waarschijnlijk in 1839 door dr. William
Steven, een vroegere predikant van de Rotterdamse kerk, mee naar
zijn geboorteland genomen ten behoeve van een boek over de historie
van de Schotse kerk, nadat in 1833 van hem het standaardwerk over
de Schotse kerk te Rotterdam reeds te Edinburgh was verschenen. Na
zijn dood berustten de folianten in het Scottish Record Office, in Edin
burgh, het Schotse archief, waarin oude kerkelijke documentenkrach
tens eèn wet moesten worden ondergebracht om hen vèn verlies of
beschadiging te vrijwaren.
Uitverkocht
Er behoeven geen vlaggen uit te hangen, en het mag desnoods
regenen dat het giet. Dat doet voor mij aan het feestelijke
ran de verkiezingsdag niet af en dat enkel dank zij die beminnelijke
echtelieden op leeftijd.
ZQ laten nimmer verstek gaan, en op welk uur van de dag ik mij ook
naar het stemlokaal spoed, ik kan er huizen op bouwen dat ik hen zal
passeren. Juist klaar met het vervullen van hun burgerplicht, of bedaard
op weg zich naar hun beste weten van die taak te kwijten. Maar altijd
met het voorkomen van mensen die met gepaste trots deel hebben aan een
hoogst belangrijk gebeuren.
Zij hebben er zich beiden met zorg op gekleed, alsof zij straks voor het
keurend oog van een feestelijk uitgedost publiek moeten verschijnen: een zaal
vol gelukwensers bij een huwelijksreceptie of een jubileum.
De bloem op de revers ontbreekt, maar verder is alles in stijl tot en met de
nieuwe handschoenen van mijnheer en de keurige tas van mevrouw. Niemand
behoeft hun daaromtrent iets te vertellen, zij weten dat al jaren. Van de
allereerste dag dat zij met lichtversnelde harteklop het stembureau betraden
en hun naam en toenaam met luider stem hoorden oplezen. Toen gold die
korte ceremonie als een bekrachtiging van hun volwassenheid. Zij waren
tot kiezer gepromoveerd, zij hadden voortaan een bescheiden, maar
onmiskenbare vinger in de pap van 's lands gewichtigste aangelegenheden.
En dit gevoel van mee te tellen als volwaardig lid der samenleving heeft
hen sindsdien niet verlaten. Het nieuwtje is er nooit afgegaan.
[ntegéndeel: zij zijn het gewicht van die simpele handeling: het zetten
van een enkele rode stip, door de jaren heen steeds sterker gaan
beseffen. Zij gaan nu niet langer schuchter alleen, maar zelfbewust met
hun beiden. Zeker, zij konden het even gemakkelijk ieder op eigen houtje
doen, zo terloops onder de huiselijke bedrijven door. Hij met de oude
regenjas over het colbertje, omdat het niet de moeite loont je voor dat
kwartier te verkleden. En zij met de daagse mantel over het huishoudschort,
de boodschappentas aan de arm. Maar nee, dat zou niet in stijl en volstrekt
tegen hun zelf opgestelde spelregels zijn. Al vermoed ik zo, dat zij daarbij
wel de leiding heeft gehad, zoals in zoveel zaken van het huiselijk decorum.
Zij heeft, stel ik mij voor, het schone overhemd klaargelegd en de goede
overjas een extra streek met de borstel gegeven. Zoals zij ook de oproepkaarten
secuur heeft opgeborgen in de linnenkast en een kruisje op de kalender heeft
gezet om vooral de datum niet te vergeten. Misschien dat beiden zelfs meer
dan een ernstige discussie hebben gehouden over het te volgen beleid, omdat
zq, hoe eensgezind in alle andere zaken, op het punt van de politiek een
eigen standpunt innemen. Dat doet aan de feestelijkheid niets af: zij maken
er even een plezierig een uitje van, en tot voor de tafel met de kaartenbak
trekken zij eensgezind op. Maar dan, met het gewichtige biljet in de
hand, scheiden zich hun wegen. In het stemhokje, met het rode potlood
in de hand, opereren zQ op eigen gelegenheid. Daar is ook vrouwlief
volledig op de persoonijke beslissing aangewezen, en nog onlangs heeft
een enquête uitgewezen dat zij die lang niet altijd van manliefs
inzicht laat afhangen. Maar ook al zouden zij beiden, trouw en secuur
zoals het betaamt, gelijktijdig hetzelfde hokje onder hetzelfde nummer
rood maken wie zal het h&&r dan euvel duiden na zoveel jaren
eensgezindheid Overtuigingen kunnen uitstekend samenvallen en toch
op eigen oordeel berusten, zo goed als verschil van mening de onderlinge
harmonie niet behoeft te verstoren.
'prouwens, een vrouw die jaar op jaar zo'n kleine maar stijlvolle ceremonie
weet te maken van de gang naar de stembus, is stellig geen volgzame
ziel, maar eerder een resolute dame die heel goed weet wat zij wil en doet.
Laat haar maar rustig haar gang gaan. Zfl mag dan haar man in de arm
hebben als iemand die zoetjesaan wel enige behoefte heeft aan steun:
dat is alleen maar een klein vertoon van koketterie. Want in
werkelijkheid is haar het loslopen best vertrouwd, en gaat zij nog
voor geen jong ding opzij.
Wat zeg ik: de jeugd mag haar in meer dan een opzicht benijden.
Want zij heeft een eervolle staat van dienst achter de rug ook als
burgeres van een vrij land. In een leven vol ervaring heeft zij het een en ander
geleerd: ook het alternatief van de afwezigheid van dat stemhokje. Zij weet
wat er gebeurt als het rode potlood wordt opgeborgen, en de biljetten met
da levensgrote lijstnummers achter de ramen verdwijnen.
Dan worden er andere plakkaten aangeplakt en er verschijnen mitrailleurs
op de hoeken van de straten om die kracht bij te zetten.
Daarom, al zou zij over een jaar of wat een stok of zelfs een
lnvalidenwagen nodig hebben om dat stembureau te bereiken: zij zal
ar niet minder keurig om uitzien. Want zolang zij dat rode potlood kan
vasthouden, weet zij wat zij waard is.
L.,/
#•*4 -r ,4
s-
yn<
in
In klein,
krullend
hand
schrift
noteerden
Schotten
de zeven
tiende eeuw
de inkom
sten en uit
gaven van
de Schotse
kerk van
Veere in
boeken, die
thans terug
zijn in ons
land.
iymm
-
V-'** V „U.V fr»
I*
4*
- 44. «•'K 9^ w /***-* 4
4
f'
m'ê»
(Door Edmund Stevens,
correspondent Sunday Times")
MOSKOU De populairste schrijver in
de Sovjet-Unie is momenteel zonder twijfel
Mikhail Boelgakof, die reeds een kwart-eeuw
dood is. Zijn roman „De Meester en Marga
rita", die in het literaire maandblad „Mos-
kwa" in twee afleveringen wordt gepubli
ceerd, zou zonder twijfel bovenaan de lijst
van bestsellers staan als zo'n lijst in de Sov
jet-Unie bestond en als het in boekvorm zou
worden herdrukt, hetgeen nog helemaal niet
zeker is. Vorig jaar heeft Boelgakof trou
wens ook al een enorm succes gehad bij re
censenten en publiek met een komedie die in
het tijdschrift Novy Mir" werd afgedrukt,
doch als aparte uitgave nog steeds niet ver
krijgbaar is.
Bij zijn sterven, in 1940, was Boelgakof am
per bekend. Oorzaak hiervan was onder
meer, dat de meeste van zijn vele korte ver
halen en novellen nimmer in druk waren
verschenen en dat gepubliceerd werk uit vroe
ger tijd nooit was herdrukt. Hoe kwam dat?
ree historische boeken die een schat van gegevens bevatten over
een Schotse kerkelijke gemeenschap die enige eeuwen in Veere
heeft bestaan (de oudste Schotse kerk in ons land en één van de
oudste in Europa) zijn na vele omzwervingen terug in ons land en
wel te Rotterdam, waar ze zuinig worden bewaard door een trotse
Schotse predikant, John Russell, M.A. De documenten bevatten re
keningen van de diaconie van de „Scots Church, Campveere", deel
één over de jaren *616 tot 1635 en het tweede deel over de periode
1635-1644. Reverend Russell kreeg ze kort geleden in handen mét
andere delen, betrekking hebbend op de Schotse kerk te Rotterdam
in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw.
De boeken werden daar vorig jaar ontdekt door de heer D. Sutherland,
een in de historie geïnteresseerde, te Londen wonende Nederlander van
Schotse afkomst. Deze bracht drs. R. A. D. Renting, stadsarchivaris van
de Maasstad op de hoogte, die op zijn beurt reverend John Russell infor
meerde over de vondst. Diens vader, zelf ouderling van de Schotse kerk
in het Glasgowse Giffnock, bralht ze nu mee naar Rotterdam.
De op de Schotse kerk te Veere betrekking hebbende oudste documen
ten zijn, naar reverend Russell ons vertelde, waarschijnlijk door de
(1694-1698 in Veere), meegenomen naar zijn volgende gemeente, de kerk
zevende predikant van de Scots Church in Veere. reverend Thomas Hogg
in Rotterdam, waar hij in 1699 kwam en tot 1723 bleef. Ze zullen nu
voorgoed blijven in het kerkelijk archief van de Schotse gemeente in
de Maasstad. Deze gemeente telt 250 lidmaten.
Heel precies zijn de Schotten indertijd te werk gegaan met
het noteren van de inkomsten en uitgaven. De vondst is daarom zo in
teressant, omdat uit de boeken kan worden afgelezen hoe de Veerse
gemeente er in de eerste helft van de zeventiende eeuw voor stond. Er
worden ook namen genoemd van vooraanstaande Schotse ingezetenen
en het karakter van de kerk wordt erin teruggevonden.
Van 1541 af was te Veere een Schotse handelsnederzetting gevestigd.
Wolfert van Borselen, heer van Campveere, sloot in 1444 met Mary
Stuart, de dochter van James I, koning van Schotland, een overeenkomst
die een belangrijke impuls voor de Schotse wolhandel betekende. Veere
werd de stapelplaats voor wol in ons land. Alle handel ging dus via
deze Zeeuwse stad.
Door dit monopolie kwamen talloze Schotse wolhandelaren naar
Veere. De Schotse huizen „Het Lammetje" en „De Struys" waren de
stapelhuizen en de kantoren van de Schotse handelaren. Voor deze han
delaren ook werd de Cisterne, de stadsfontein gebouwd.
D' Schotse kerkgemeenschap benoemde in 1614 een predi
kant als geestelijk verzorger en in 1642 werd een definitieve gemeente
gevormd, die tot 1799 bleef bestaan. De Schotse gemeenschap was en
bleef typisch Schots. Men had een eigen „lord conservator" die rechter
was in civiele en criminele zaken en zonder wiens toestemming men
geen handel mocht beginnen.
In 1641 werd de Schotse kerkgemeenschap in Veere door de
algemene vergadering erkend als deel van de Schotse kerk. Na het ver
val van de handel in Veere, na de Franse tijd en de opkomst van de
handel te Rotterdam verdwenen de Schotten uit Veere.
Nog tot 1929 heeft de Schotse kerkgemeenschap in Campveere op de
officiële lijst van de Schotse kerken gestaan. Maar toen dr. Stevens in
1827 Veere bezocht, woonden er nog maar twintig Schotten. De helft van
het stadje was verdwenen en veel huizen stonden leeg. Het stadje bood
een troosteloze aanblik.
Zéeuwen in het Walcherse stadje zorgden voor brood en wijn voor deze
kleine groep ten behoeve van het Avondmaal, dat hij met hen hield. ,,U,
als predikant, kunt beter beschrijven hoe onze situatie hier is, dan wij
het kunnen", zeiden zijn landgenoten hem.
D at geringe aantal was een schrille tegenstelling met de
bloeiende Schotse kerk in Veere van weleer. Want dat deze kerk belang
rijk is geweest, valt af te lezen uit het feit, dat er een eigen predikant
was. Het eerste deel van de gevonden documenten is een boek met de
rekeningen van de diakenen ,,in the year of our Lord 1616" tot 1635.
In het jaar 1616 was reverend Alexander MacDuff predikant. In 1635
was dat William Spang. Uit de vaal geworden inkt, valt te ontcijferen
dat ten tijde van reverend Spang diakenen waren Samuel Walace en
Thomas Cunningham en ouderlingen Thomas Bumet en James Weir.
Bij de rijke kooplieden haalde Weir eens 1.235 ponden op. November
1642, zo vertellen de boeken, kostte een Avondmaaldienst dertien shilling
en vier pence. De collecte bracht op negentien shilling en acht pence.
Talloos zijn de giften van de Schotse kerk in Veere geweest' aan de
armen. Geregeld leest men: vier shilling acht pence aan arme man,
acht shilling vier pence aan arme vrouw, gift voor een arme Engelsman
een shilling. Waaruit dan mogelijk kan blijken, hoe Schots de Schotten
zich voelden tegenover andere buitenlanders. Hoewel - ook een arme
Schot kreeg eens maar twee shilling
polydor bracht onder nummer 48816
*- (mono) onlange de tweede plaat uit
met chansons op tekst en muziek van Cy
rus Bassiak, gezongen door de befaamde
filmster, etc. etc. Jeanne Moreau. Een uit
gave die allereerst op"alt door de presen
tatie: drie grote portretten van de actrice
omvatten behalve de plaat ook de teksten
van alle liedjes, wat nu eenmaal een on
begrijpelijke uitzondering is. Bij het klin
kend resultaat van die teksten heb ik enig
voorbehoud: de stem van Jeanne .Moreau
heeft beperkte mogelijkheden, zodat zij af
en toe een wat meer gevarieerde begelei
ding had mogen hebben dan de (overigens
verdienstelijk bespeelde) gitaar van Elek
Bacsik en de bas van Michel Gaudry.
Maar wie niet zo'n stugge doordraaier van
platen is als een recensent nu eenmaal
moet zijn en de chansons van Bassiak
met mondjesmaat over zijn vrije uren kan
verdelen, zal een zekere monotonie, waar
aan deze plaat als geheel niet ontkomt,
niet gauw opmerken en er daarom veel
waardering voor kunnen hebben.
De plaat van Jean-Claude Pascal (HMV
FELP 282; mono) is al geruime tijd op de
markt, maar heeft in Nederland m.i. toch
niet de erkenning gekregen die hij ver
dient. Pascal heeft een sympathieke, la
ge stem en mijn waardering voor zijn
zangstijl is vooral gebaseerd op de in
nerlijke rust en het evenwicht waarmee
hij de meest uiteenlopende chansons (Tes
yeux de chat pour voir la nuit, Lè, dans
ma tète. Quel joli temps, Car cette chan-
son-lè) brengt. De begeleiding (orkesten
van Léo Chauliac en Christian Chevallier)
is goed, al staat in enkele nummers de
voorliefde van bepaalde Franse arran
geurs voor de Amerikaanse toer mij wel
tegen.
Nog ouder dan de plaat van Pascal is
HMV CSDF 122 (sterio), gevuld door
Gilbert Bécaud. Uit de specificatie wist ik,
dat deze de studio-opnamen bevatten van
de successen die Gilbert Bécaud op talloze
platen met publiek gebracht en herhaald
heeft (Le jour ou la pluie viendra, La balla
de des baladins, C'était mon copain, Je veux
te dire adieu, Et maintenant, etc) en ik wil
de wel eens aan het vergelijken slaan. Het
resultaat hiervan is nogal pover uitgeval
len. In de studio mogen de arrangemen
ten minder pathetisch en spectaculair zijn
dan ln de zaal, dit voordeel weegt niet op
tegen de geringe overtuiging waarmee
Bécaud, die blijkbaar niet meer zonder
publiek kan, zingt. Daardoor is „Le pia
niste de Varsovie", dat het in de zaal mis
schien haalt, op deze plaat een onverteer
bare, brallige misser geworden.
rsat er nog altijd vraag bestaat naar pla-
ten met de zindelijke, springerige en
wat drukke muziek die men gemakshalve
onder het hoofd „dixieland" plaatst, be
wijst het feit dat er alleen in Nederland
al van tenminste drie orkesten die zich in
deze stijl gespecialiseerd hebben opnamen
worden uitgebracht. Na de D.S.C. en de
Down Town Jazz Band nu een f 9,90-LP
(Artone POS 242; mono), gevuld met be
kende nummers als Hey, look me over
(waaraan de titel van het album ontleend
is), Charleston, Petite fleur, High Society,
Ice Cream, Wolverine Blues en Basin
Street Blues door „The New Orleans Syn-
copaters" o.l.v. Jan Burgers. Een goed
opgenomen, sympathieke plaat met gede
gen vakwerk, dat alleen wel wat meer per
soonlijkheid had mogen bezitten.
¥n de Latijns-Amerikaanse hoek prtf-
ken bij Artone momenteel twee fleu
rige albums. PDS 508 (mono) vormt het
debuut van het trio „Los Amadores", dat
bestaat uit Mercedes Izaguirre (zang),
André Aratunan Paraguayaanse harp
en gitaar) en Leonardo Aquino (gitaar)
De laatste maakte o.a. enige tijd deel uit
van het Trio Los Paraguayos en, afgezien
van de specifiek vrouwelijke toets die Mer
cedes Izguirre aan de meeste van de 16
nummers meegeeft, doen de zang en het
spel van Los Amadores dan ook veel aan
dat van Los Paraguayos denken: onge
compliceerd werk van mensen die hun
stem en instrumenten zelfs tegen opzwe
pende ritmen tot en met beheersen. Opna
meleider Luc Ludolph bewees voor de zo
veelste keer wat voor een vakman hij is.
„Los Mayas' waren en zijn voor mij on
bekende lieden, maar na hun plaat „Ada
gio por una guitara" (Palette PPRS-523;
stereo) te hebben beluisterd, interesseert
mij hun anonimiteit minder dan de vraag
of zij nog meer platen gemaakt hebben.
Want opnamen van het genre „Adagio"
zijn zeldzaam. Ik kan mij tenminste niet
herinneren ooit een plaat te hebben ge
hoord waarop 12 nummers van doorgaans
Latijn»- Amerikaans.
heerlijke loomheid gespeeld werden. Daar
om: van harte aanbevolen als achtergrond
voor alle bezigheden waarbij anti-arbeids
vitaminen versterkend werken-
Tedereen weet nu zo langzamerhand wel
A wat we onder de afkorting R. and B.
verstaan, maar het zal voor de medewer
ker van de eerstvolgende muziekencyclope-
die een hele toer zijn om dit gemêleerde
genre in een paar zinnen duidelijk te om
schrijven. Maar ook zonder de hulp van
een definitie manifesteert zich de R. and
B. van de eerste tot de laatste groef van
Dekka LK 4680 (mono) in het kernachtige,
en maar heel zelden gladde werk van
John Mayall en „The Bluesbreakers". Ma-
yall bezit de vocale en instrumentale ga
ven om voor zijn eigen composities veel
animo bij zijn groep, en daardoor bij het
publiek (de plaat werd perfect opgenomen
in „Klooks Kleek") te wekken en die sfeer
van vakmanschap en geestdrift komt ook
via de pick-up helemaal over.
tiet venijn zit vandaag beslist niet in de
1 staart. Want „Blues I love to sing",
samengesteld uit opnamen die gemaakt
werden tussen maart 1937 en februari
1939 door Jimmy Rushing en het orkest
van Count Basie is een plaat waar nu wer
kelijk niets op aan te merken valt. Ru-
shing's rechtlijnige, mannelijke tekstbe
handeling van Exactly Like You, I May
Be Wrong, Good Morning Blues, Don't You
Miss Your Baby, Georgianna, Sent For You
Yesterday, Mama Don't Want No Peas, The
Blues I Like To Hear, Do you Wanna Jump
Children, Evil Blues, Blues in The Dark en
Stop Beatin' Around The Mulberry Bush,
gaat op een ideale wijze samen met het
afwisselend felle en lyrische spel van de
Basie Band, dat een heel wat hoger peil
had dan dat van de huidige bezetting on
der die naam. Daarom is deze plaat (Dec-
ca AH 119), nog afgezien van de volmaak
te documentatie en herpersing en van de
gunstige prijs (f. 13,95) een begerenswaar
dig object voor degenen die Rushing op
het hoogtepunt van zijn carrière willen
kennen en voor hen die de afkomst van la
tere grootheden als Lester Young, Buck
Clayton, Chuck Berry en Jo Jones willen
bestuderen.
Ba.4L
JIMMY RUSHING
De oplossing is te vinden in de korte biogra
fie van Boelgakof in de Sovjet-Russische en
cyclopedie, die hem ervan beschuldigt in zijn
werken „lasterpraatjes te hebben verteld
over de feitelijke situatie in de Sovjet-Unie".
Indien bijtende, doordringende satire inder
daad als „laster" moet worden beschouwd,
heeft de encyclopedie gelijk.
De bekoring van Boelgakof is de rijkdom
van zijn taalgebruik en de bekwaamheid en
durf waarmee hij vertrouwde toneeltjes en
gebeurtenissen uit het dagelijks leven in de
Sovjet-Unie weet te schetsen met een oog
voor het bespottelijke. In „De Meester en
Margarita" bijvoorbeeld raakt de duivel, ver
momd als een op bezoek zijnde buitenlandse
hoogleraar, op een bankje in een park ver
wikkeld in een gesprek tussen de redacteur
van een literair tijdschrift en een dichter.
Het realisme van Boelgakof is beslist geen
„socialistisch" realisme. De duivel is naar
Moskou gekomen met een aantal trawanten,
waaronder een enorme zwarte kat, om er z'n
bedje te spreiden en daarmee de zaak van
het kwade te dienen. De duivel krijgt de
hoofdrol, doch Boelgakof staat zelf aan de zij
de van de engelen en steekt bestraffend de
vinger uit naar de inwoners van de stad, die
zich door de duivel hebben laten verleiden.
Het briljante, bizarre stramien van de ro
man wordt opgefleurd door een quasi-histo-
risch verslag van de veroordeling en kruisi
ging van Christus, zoals de duivel dat als
„ooggetuige" ten gehore brengt. Het verhoor
van Christus door Pontius Pilatus heeft een
echo in het heden, die de lezers niet zal ont
gaan. De gehele roman ademt volop actuali
teit.
Het novembernummer van „Moskwa" met
het eerste deel van de tekst was binnen een
dag uitverkocht. De oplage bedraagt 150.000
exemplaren, waarvan de helft rechtstreeks
naar de abonnees wordt gezonden. Groepjes
liefhebbers laten zich nu de tekst voorlezen.
Ere wie ere toekomt: Sovjet-Russische re
censenten hebben „De Meester en Margari
ta" bijna als één man geprezen. Zij hebben
de roman op één lijn gesteld met „Don Qui-
chot" en andere klassieke satirische werken.
„De Meester en Margarita" was Boelgakofs
laatste en waarschijnlijk ook belangrijkste
werk. Hij begon eraan in 1928, werkte er met
grote tussenpozen aan en voltooide de tekst
kort voor zijn dood-
Nóch de „Meester", noch „Margarita"
komt reeds in het eerste deel voor. Hun ro
mance beheerst het tweede deel, dat in het
volgende nummer van „Moskwa" zal worden
opgenomen. Er wordt gretig op gewacht.
BRUSSEL Op een veiling die volgende
week in Brugge wordt gehouden, zullen niet
minder dan 52 litho's van James Ensor te koop
worden aangeboden. Het is de eerste maal dat
een zo groot aantal van zijn werken in een keer
onder de hamer komt. Onder de litho's bevin
den zich de volledige reeks ,,eLe Scènes de la
vie du Christ" en de volledige reeks ,,La gam-
me d'amour". Ook zullen op deze veiling, don
derdag 16 februari, een reeks boeken over En
sor en enkele van zijn etsen worden verkocht.
J^adaf ik de nieuwste plaat (DAVS 6603)
uit de audio-visuele serie van Done-
mus (Obrechtstraat 51, Amsterdam-Z.)
uitvoerig beluisterd en de begeleidende i
5 partituren intensief bestudeerd had, heb
ik er eerst over gedacht, de er op voor-
5 komende werken uitgebreid te bespreken,
5 omdat zij samen de plaat voor mijn ge- s
5 voel gemaakt hebben tot het onbetwist- 5
baar hoogtepunt van een produktie, die
ondanks beperkingen als tijdsduur door
5 omschakeling op 30 cm-formaat iets min-
der bindend geworden) en een zo groot
v mogelijke veelzijdigheid (op telkens een
plaat bijvoorbeeld Van Baaren en Flot- 5
lit/is, Landré en T. de Leeuw, L. Andries-
v sen en Orthel) toch al een hoog niveau
bezit. Maar toen realiseerde ik mij plotse- n
ling: wie hebben deze plaat tot zo'n sue- 5
5 ces gemaakt f Allereerst natuurlijk de 5
componisten: Ton de Kruyf, die in ,£inst 5
dem Grau. teksten van Paul Klee,
5 gezongen door Ileana Melita, de Neder- 5
5 landse Cathy Berberian, op 'n suggestie- n
5 ve manier wist te integreren in ver-
schillende instrumentale combinaties: Kes
5 van Baaren, met zijn compromisloze,
strenge, maar hartstochtelijke pianocon-
concert, en Jan van Vlijmen, die bij het
schrijven van zijn Serenata II (voor fluit
J en 4 instrumentale groepen) ongetwijfeld
aan de verbluffende techniek van solist
5 Peter v. Munster heeft gedacht, waardoor
J de rijke solopassages, die het groepswerk
5 afwisselen, aan deze compositie het ge-
vaar van verbrokkeling volledig ontne-
men. Maar daarna volgen toch wel on- 5
5 middellijk de uitvoerenden: de al genoem-
de Ileana Melita, begeleide door 't Radio
Kamerorkest o.l.v. Francis Travis en Pe-
ter van Munster met het Radio Philhar-
5 monisch Orkest o.l.v. Bruno Maderna en
5 verder Alois Kontarsky, die de ziek ge-
worden Theo Bruins op het laatste ogen-
s blik verving in de hier vastgelegde live- 5
recording van het concert van Van Baa-
ren, daarbij voortreffelijk (piano en or-
5 kest treden in hoofdzaak beurtelings zelf- J
5 standig op) door het Concertgebouwor-
kest, eveneens onder Maderna.
En alsdan tweemaal de naam Bruno
Maderna valt in relatie tot twee werken 5
die, ondanks het moderne idioom waarin 5
J zij geschreven zijn, scherp geprofileerd
en volkomen overtuigend overkomen, dan
laat zelfs 'n journalist uit „de provincie" 5
de gelegenheid niet voorbijgaan om, dwars 5
door het rumoer rond de vierkante Ita- 5
liaan heen, op te merken dat het grote, 5
behoudende deel van het Nederlandse
j muziekleven toch eens moet overwegen, 5
hoe het mogelijk kan zijn, dat dirigenten
als wijlen Hans Rosbaud, Ernest Bour,
Pierre Boulez en Bruno Maderna. die
over de hele wereld zijn opgetreden als
hooggeachte pleiters voor de meest actue
le muziek, grote belangstelling hadden en
hebben voor de muziek van wat hier in
Nederland als een groepje kwajongens en
provo's wordt afgedaan. Hopelijk gaan de
behoudzuchtigen niet zover, dat zij voor
de inzet van Francis Travis en Bruno
Maderna op de indrukwekkende Donemus-
plaat terwille van hun eenmaal gevestig
de mening doof zijn. B. v.d. K.