IJ
BOEIENDE VOLKSKUNST UIT AFRIKA
Op de (meestal) goede en goedkope toer
Denis Windt
Woord
op papier
Q^ffuzen
0 Vooral de oudere mensen zullen de re
citalplaat van Jo Vincent (Fontana
695074; mono), met bekende liederen van
Schubert, Schumann, Mendelssohn, Liszt,
Wagner, Beethoven, Tsjaikofski en Grieg
met vreugde begroeten. Zij hebben herin
neringen aan de recitals van deze zange
res en zullen haar sterk persoonlijke tekst
behandelingen beter op hun waarde weten
te schatten dan de jongeren waar ik toe
behoor, en die bij deze plaat vooral ge
boeid zijn door het gave timbre van de
stem en de volgzame begeleiding van Fe
lix de Nobel.
0 Het is natuurlijk een waarheid als een
koe dat pianomuziek bij het publiek erg
geliefd is. Maar bij dfe rijke oogst in de
goedkope series zit er nogal wat waarde
loos kaf tussen koren van superkwaliteit.
Na lang schiften heb ik uiteindelijk zeven
platen overgehouden, waarvan er een door
de importeur helaas niet verstuurd werd.
Allereerst moet ik de nog uitstekend klin
kende opname van 14 walsen van Chopin
door Dinu Lipatti (Columbia FCX 30097;
mono) onder uw aandacht brengen. Sinds
deze jong gestorven kunstenaar in het be
gin van de jaren vijftig zijn visie op de
walsen aan de plaat toevertrouwde is er
een hele stroom vertolkingen van andere
pianisten verschenen, maar die gaven ons
deze werken meestal als een verzameling
bravourstukken of sentimentaliteiten. Li
patti benadert elke wals afzonderlijk en
profileert er met zijn gave techniek en
zijn grote inlevingsvermogen het karakter
van. Het resultaat is even verbluffend als
verhelderend.
0 Het is voor mij nogal moeilijk om na
de plaat van Lipatti over die van
George van Renesse te moeten schrijven.
Dat is niet een gevolg van een zinloos ver
gelijk tussen beide pianisten, maar meer
van de geringe affiniteit die ik met het
werk vfin Chopin en in het bijzonder met
de préludes, de polonaises en de nocturnes
bezit. En het Is nu juist een bloemlezing
0 Jammer genoeg stuurde Bovema van
de set HMV FALP 30278/9 (mono) al
leen de eerste pjaat, zodat ik van de on
verbrekelijke 12 Etudes „d'Exécution tran-
cendantes", die Franz Liszt in 1852 liet
verschijnen, alleen de nrs. 1 t/m 8 in de
uitvoering door Gyorgy Cziffra kan beoor
delen. Cziffra is de laatste jaren wat op
de achtergrond geraakt, misschien omdat
hij zich als pianoleeuw van de beste soort
waagde aan werken die zijn aanpak niet
konden verdragen. Maar in de Etudes, die
de luisteraar eerder door hun progressieve
pianistiek dan door hun studiekarakter zul
len boeien, is Cziffra ideaal. Met zijn razend
snelle vingers en ijzersterke polsen weet
hij aan de vleugel sonoriteiten te ontlok
ken, die ondanks hun vaak explosieve ge
weld doorzichtig blijven. Cziffra besteedt
extra aandacht aan de zwakke stukken
(Paysage en vooral Eroica), zodat deze
tussen hoogtepunten als bijvoorbeeld Pre-
ludio, Feux follets en Wilde Jagd geen op
vallende inzinkingen zijn.
issen
Zij is zo onbegrijpelijk en tegelijk zo verbijsterend alledaags, dat
men het relaas van haar leven en werk stellig tweemaal moet
overlezen. En dan is men nog niet veel wijzer omtrent de persoon van deze
kleine, onaantrekkelijke secretaresse op pensioen. Die evenwel de dood van
duizenden en nog eens duizenden vrouwen en kinderen op haar verschrompelde
geweten heeft.
De twee mannen die haar in de beklaagdenbank flankeren hebben eerlijk
toegegeven dat zij wel een vermoeden van de lugubere waarheid hadden. Dat
de „oplossing van het jodenvraagstuk" in het bezette Nederland van een kwart
eeuw geleden uit twee woorden bestond: radicale vernietiging. Men voert
geen aanstaande moeders, onnozele zuigelingen, ongeneeslijke krankzinnigen
en stokoude mensen in beestenwagens over de grens om ze ergens „massaal
in te schakelen in het arbeidsproces". Geen mens met enige normale intelligentie
die dat zichzelf blijvend durft wijsmaken.
Maar zij, zo nietig en nerveus als zij is, kan na zoveel jaren van verbijsterende
onthullingen die simpele eerlijkheid nog niet opbrengen. Zij klampt zich met
beide korte brede handjes, die nooit behoorlijk pianospelen konden leren, als
een doodsbange kat vast aan die onzinnige uitvlucht: Ik dacht dat zij naar
een reservaat werden gebracht.
Zij kijkt met betraande ogen de onverbiddelijk doorvragende president
van de rechtbank aan, in zwijgend protest. Zij heeft toch niet anders gedaan
dan wat haar werd opgedragen: eenvoudige administratieve arbeid. Het
was toch niet aan haar als ondergeschikte om te informeren naar het doel
daarvan? Zij had zich, uit goed vaderlandse gezindheid, voor een burgerbetrekking
in het bezette gebied gemeld. Zij werd te werk gesteld bij het jodentransport:
moet men haar dat zo kwalijk nemen?
Het ene expeditiebedrijf of het andere, dat kwam toch in feite op hetzelfde
neer. Op haar kantoor in de Heimat stelde zij lijsten samen van te verzenden
goederen; in het bezette gebied deed zij even punctueel en plichtsgetrouw
hetzelfde. Alleen betrof het hier, toevalligerwijs, levende mensen. Niemand
vertelde haar ooit waartoe.
Het is te begrijpen dat de president het bijwijlen met haar opgeeft, omdat
hij nergens enige vat krijgt op deze vrouw. Hij is een man, en gebonden
aan zijn paperassen, gevangen in zijn eigen strikte spelregels. Daarom
komt af en toe onder het lezen van de verslagen onweerstaanbaar de gedachte
bij ons op: dat er ook eens een vrouw tegenover haar gezet moest worden om
vrij uit en informeel met haar te praten. O nee, geen nabestaande van een
van haar slachtoffers, maar een objectieve, met nuchter gezond verstand
gezegende vrouw van dezelfde leeftijd.
Luister eens, Gertrud, zou zij ongeveer zeggen. Doe nu niet zo kinderachtig en
houd op met je onhandige uitvluchten. Ik zal je maar niet vragen of je bepaalde
boeken gelezen hebt: De nacht der Girondijnen, bijvoorbeeld. Dat is wel een
uitermate leerzaam verslag voor iemand die zo'n gewichtige functie bekleedde
in Westerbork maar jij zult dat toch wel als overdreven propaganda terzijde
schuiven. Maar, Gertrud, dat reservaat in het oosten, waarvoor je Auschwitz
zo hardnekkig hield, heeft je dat nu nooit eens enig hoofdbreken gekost? Wat
hadden vooral die zuigelingen op hun geweten dat zij zo nodig naar het andere
eind van Europa moesten worden getransporteerd om ergens een soort
opvangcentrum te helpen vullen Er ging immers hoegenaamd niets mee, om
ze onderweg in het leven te houden.
Je hebt, zoals je zelf toegeeft aan je chefs, een keurig rapport uitgebracht
over een razzia in Amsterdam. Je vermeldt daarin de verijdelde zelfmoord
van een joodse dokter, de mislukte vlucht Van mensen in doodsangst over
de daken. Waarom deden zij dat, Gertrud? Heb je je dat werkelijk nooit eens
afgevraagd? Een reservaat betekent toch hoogstens een stukje vrijheids
beperking. Moet iemand in het vooruitzicht daarvan cyaankali innemen, of,
zoals je ook wel zult vernomen hebben, van de galerij in de Hollandse
schouwburg, reservaat nummer een, springen? Hadden die vertwijfelden
misschien betere informatie over dat uiteindelijk reservaat en bejaarden
centrum? Waarom zij wel en jij niet, Gertrud?
Het is nu meer dan twintig jaar geleden dat je de Heimat weer hebt
opgezocht en ijverig als steeds, gewerkt hebt bij de opsporingsdienst voor
met hun kinderen gebleven zijn, die nooit m hun Amsterdamse huizen zijn
vermisten. Heb je toen wel eens geïnformeerd waar al die vermiste jodinnen
teruggekeerd? Twintig jaar tijd genoeg om eens in jouw reservaat te gaan
kijken, Gertrud. Auschwitz is er nog, volkomen intact, je kimt er deskundige
rondleiding krijgen. Alleen de bewoners zijn voorgoed geëmigreerd. Er is geen
spoor van hen over, niet eens een massagraf. Met hun as is een weg bestrooid;
je had met je nette kleine damesschoenen kunnen wandelen over het resultaat
van je keurig bijgehouden lijsten.
Je hebt niemand vermoord, Gertrud, noch gemarteld of mishandeld. Dat vuile
werk deden de bewaaksters, voor het merendeel domme, boosaardige
vrouwen van minder allooi. Jij had diploma's, jij was een keurige secure
secretaresse in dienst van de firma Hitler, Himmler en Co., zoals daarvoor
en daarna bij een expeditiekantoor, tot je pensioen. En nooit heeft m je slaap
ook maar één vrouwengezicht je in doodsangst aangestaard, nooit heb je ook
maar één zuigeling horen krijten van dorst in de stinkende duisternis van een
beestenwagen.
JTen mensenleven is eigenlijk veel te kort.
Ook het leven van de kunstminnaar. Hij
zou vele levens nodig hebben om alleen al de
Europese kunst van laten we zeggen de
laatste drieduizend jaar behoorlijk te leren
kennen en genieten. Wat wij van bijvoorbeeld
deze sector weten, is nog maar zeer frag
mentarisch (vooral als men er behalve de
vormkenmerken ook alle psychologische, geo
grafische, sociale, politieke en weet-ik-veel-
wat-voor-achtergronden nog bij zou slepen).
Wie kunstgeschiedenis heeft gestudeerd en in
dit vak wat verder wil gaan, moet zich spe
cialiseren. Maar ook voor de „leek", die op
de middelbare school of via boek, televisie
en zelfstandig tentoonstellingsbezoek zo'n
beetje de grote lijnen van de kunstgeschiede
nis heeft leren kennen, ontstaat er al gauw
een „embarras-du-choix". Die verwarring rond
de keuze wordt nog vergroot door twee ande
re, actuele factoren: dank zij het kunston
derwijs bestaat bij de meest of minst ont
wikkelde kunstminnaar al gauw de neiging
tot categoriseren, terwijl anderzijds de kunst
zelf niet tevreden is met een dergelijke ver
standelijke indeling van het overzicht en zo
wel de artiest als de beschouwer van diens
werk dwingt om ook eens zijn blik te richten
op hetgeen niet-Europese volkeren door de
eeuwen heen tot stand hebben gebracht. Wat
men daarvan tot dusver in Europa te zien
heeft gekregen, lijkt nog maar zeer fragmen
tarisch te zijn geweest. Het is net alsof men
de „vreemde volkeren" de laatste jaren ook
op kunstgebied pas goed als medemensen
leert kennen en waarderen. Hier moest ik weer
eens aan denken, toen ik dezer dagen in de
Gemeentelijke Van Reekumgalerij te Apel
doorn de volkskunst uit Afrika bekeek, die
daar een belangrijk gedeelte vormt van de
tentoonstelling „Het Zwarte Oog" (tot en met
12 maart).
gen opmergelijk voorbeeld van deze „her
kenning" vormt het feit, dat sommige van
deze kunstvoorwerpen lijken te zijn vervaar
digd door twintigste-eeuwse kunstenaars uit
onze contreien. Ik denk hier bijvoorbeeld aan
de twee kleine grafbeeldjes van de Kisi-Kisi,
een stam uit Noord-Liberië, waarover nog
vrijwel niets bekend is. De beeldjes zijn
waarschijnlijk ongeveer drieduizend jaar oud.
Ze zijn zoals daarginds alle gevonden en niet
gemakkelijk te identificeren voorwerpen, met
een maar zo'n beetje heilig verklaard. Maar
ook uit artistiek oogpunt zijn ze eerbiedwaar
dig. Ze doen, ongetwijfeld ook dank zij de
tand des tijds, denken aan uit klei opgebouw
de kunstvoorwerpen, die nog niet of nog maar
nauwelijks hun definitieve vorm hebben en
door vage contouren niet alleen veel toekomst
mogelijkheden suggereren, maar ook eerbied
wekken voor de schoonheid van moeder aar
de in al haar vormen. Kortom: ik moest on
middellijk denken aan het werk van de he
dendaagse beeldhouwer Eugène Dodeigne.
Nog zo'n voorbeeld: een zevental kammen,
waarop religieuze voorstellingen van onder
meer het paasgebeuren. De vorm en de ver
siering van die kammen doet denken aan het
werk van Klaas Gubbels, de jonge schilder uit
Arnhem.
£n zo zou is door willen gaan, maar het
trekken van deze vergelijkingen mag
eigenlijk niet in een bespreking van een ten
toonstelling als deze. Ik wilde er dan ook al
leen maar mee aantonen, dat de hedendaag
se kunst bewust of onbewust beïnvloed lijkt
te zijn door veel uitheemse produkten (de
verzameling-Salisbury, die vorig jaar in het
Kröller-Müllermuseum werd tentoongesteld,
vormde hiervan ook een homogeen voor
beeld!) en dat er dus allerminst reden is, om
vanuit onze westerse gezichtshoek te ontdek
ken: „Hé, dat kunnen zij ook!" Juist het om
gekeerde blijkt het geval te zijn.
Dit, én de voorsprong die veel uitheemse
kunst in creatief opzicht op ons lijkt te heb
ben, vergroot alleen maar de perspectieven
voor onze kunstkennis en onze „kunstmin".
Juist door dat fragmentarische van hetgeen
tot dusver is ontmoet en wetenschappelijk
vastgesteld, staan we existentieel nog open
voor de ontroering door die kunst. Daarbij
komt dat, ondanks genoemde vergelijkingen
IVa ruim tien jaar hebben Herman Kreb-
bers en Theo Olof hun bekende visie
op het dubbelconcert van J. S. Bach op
nieuw aan de plaat toevertrouwd. Nu niet
bij Philips, maar bij Artone, die behalve
voor een meer genuanceerde begeleiding
(door het Amsterdams Kamerorkest o.l.v.
André Rieu) ook voor een veel betere (ste
reo)-opname (PDES 197) heeft gezorgd.
Krebbers en Olof tonen hun kwaliteiten
als vioolduo ook in het concerto grosso in
a; op. (P. 2) van Vivaldi. Krebbers
alleen geeft ons zijn naar het romantische
neigende lezing van het vioolconcert in a
van Bach.
0 Zowel DGG als Erato heeft de 45 ko
raalvoorspelen uit het Orgelbüchlein
van J. S. Bach (BWV 599-644) in strikte
chronologie op twee platen (van resp.
f 24,50 en f 23,50) opgenomen. Dat
heeft zo z'n bezwaren. Wie zich een glo
baal beeld wil vormen van de even een
voudige als directe manier waarop Bach
in deze koraalvoorspelen op devote manier
de loop van het kerkelijk jaar volgde, moet
dan voor een kleine vijftig gulden een to
taalbeeld accepteren. Artone heeft het ver
standiger aangepakt. Op PDES 408 (ste
reo) speelt Albert de Klerk 23 voorspelen:
2 voor de Advent, 6 voor Kerstmis, 5 voor
de Lijdenstijd, 4 voor Pasen, 1 voor Pink
steren en 5 van een meer algemeen ka
rakter. Omdat de uitvoering op het voor
deze muziek zeer geschikte orgel van de
Johanneskerk in Lüneburg stijlvol en boei
end door de zorgvuldig gekozen registra
ties is, lijkt mij de Artone-uitgave f 9,90)
ver te verkiezen boven de DGG- en Erato-
opnamen, zeker als de andere 22 koraal
voorspelen ook nog op een even goed klin
kende plaat worden uitgebracht.
0 Meer Bach van Menuhin. Met zijn Bath
Festival Orchestra geeft hij niet alleen
authentiek bezette, maar tevens intens mu
zikale vertolkingen van de Brandenburgse
concerten nrs. 1, 2 en 3 op HMV ASDF
130511 (stereo). Behalve de steeds soepele
ritmiek bewonderde ik vooral de knappe
manier waarop Barry Tuckwell en James
Quaife zich door de moeilijke hoornpassa-
gea van I werkten en het levendige aan
deel van het concertino in H. De twee
snelle delen van IH werden verbonden
door het langzame deel uit Bach's zesde
triosonate voor orgel, volgens de hoes in
een arrangement van Benjamin Britten.
Hopelijk kan ik ook de tweede plaat uit
de set binnenkort hier bespreken. De op
namekwaliteit is perfect.
0 Via Fontana 695080/81 (mono) kunnen
we nog eens precies nagaan met hoe
veel raffinement Eduard van Beinum zijn
flink bezette Concertgebouworkest door de
partituren van Bach's vier orkestsuites
wist te leiden. Deze vertolkingen zijn ro
buust, maar nergens zwaar en de verschil
lende stemmen hebben ieder hun eigen
profiel. Eerlijk vakmanschap leveren de
hobo's en de fagot in I en fluittist Hubert
Barwahser in n. De koppelingen zijn II en
IH op 695080 en I en IV op 695081, de op
name is uitstekend.
0 Een plaat die ongetwijfeld veel kopers
zal vinden in Artone PDES 195 (ste
reo). De beproefde combinatie Albert de
Klerk - Flentrop-orgel van de N.H. Kerk
in Loenen aan de Vecht - Amsterdams
Kamerorkest - André Rieu heeft hierop de
orgelconcerten op. 4/2 plus 3 en op. 7/1
plus 5 van Handel vastgelegd. Vertolkin
gen die het goede midden houden tussen
het sprankelende, maar wat oppervlakkige
spel van Alain (Erato) en de degelijke,
maar nogal ernstige visie van Richter
(Decca).
0 Decca ACL 293 (mono) zult u eventueel
noch vanwege de verkorte Italiaanse
versie van Gluck» „Orfeo ed Euridice"
uit 1762 (de definitieve Franstalige versie
voor tenor verscheen in 1774, noch vanwe
ge het aandeel van Ann Ayars (Euridice),
Zoë Vlachopoulos (Amor), het Glyndebour-
ne Festival Chorus en het Sothern Phil
harmonic Orchestra o.l.v. Fritz Stiedry
aanschaffen. Er kan maar een reden voor
zijn, maar dat is dan ook een belangrijke:
vanwege de bezielde manier waarop de alt
Kathleen Ferrier vrijwel de gehele Or-
pheus-partij vertolkt. Daarbij neemt men
graag „historische" opnamekwaliteit voor
lief.
0 Technisch gaaf, en muzikaal evenwich
tig klinken onder de handen van Janos
Starker de solopartijen van de befaamde
celloconcerten van Haydn (in D) en van
Boccherini (in Bes). De solist heeft zijn
doorgaans nogal grote toon aardig aan
banden gelegd en de begeleiding door het
Philharmonia Orchestra o.l.v. Carlo Maria
Giulini is met dit klankgemiddelde in over
eenstemming. De opname klinkt goed,
maar mijn recensie-exemplaar golft be
hoorlijk. Het bestelnummer is Columbia
FCX 30276 (mono).
0 Moeilijke keus tussen Fontana 695068
KL (mono) en Artone PDES 185 (stereo).
Op beide platen het pianoconcert nr. 9,
KV 271 van Mozart, gespeeld door respec
tievelijk Clara Haskil met de Wiener Sym-
phoniker o.l.v. Paul Sacher en door Hans
Henkemans met het Amsterdams Kamer
orkest o.l.v. André Rieu. Bij Fontana be
slaat het te ruimtelijk- opgenomen werk
IVi plaatkant (als toegift het onbeduidende
rondo in A voor piano en orkest KV 386,
met Paumgartner als ongeïnspireerde di
rigent) en bij Artone 1 kant, ten koste van
een gunstige dynamiek-ruis-verhouding,
maar met als voordeel het elfde concert,
KV 413, op kant 2. Ik heb bezwaren tegen
Haskils pedaalrijke, af en toe gerekte spel,
maar kom altijd weer in de ban van haar
wonderlijk mooie aanslag. Henkeman's op
vatting staat lijnrecht tegenover die van
Haskil: voor alles streeft hij naar helder
heid en continuïteit. Na lang aarzelen geef
ik toch aan zijn visie de voorkeur, maar
ik blijf voor Haskil een zwak houden.
0 Fris van de lever en puntgaaf is het
spel van Hubert Barwahser in de beide
fluitconcerten van Mozart op Fontana
695076 KL (mono). Dirigent John Pritchard
laat de Wiener Symphoniker ongewoon
kernachtig spelen, zodat iedereen met de
ze plaat tevreden kan zijn. Wie het geluid
van de fluitkleppen als hinderlijk ervaart
moet als tegenprestatie maar een fluit
zonder kleppensysteem bouwen. Het weg
werken van deze bijgeluiden gaat nu een
maal altijd ten kos^e van de directheid en
helderheid, eigenschappen waar we bij de
ze plaat niet over kunnen klagen.
0 Met Pierre Monteux's opvattingen van
de tweede en vierde symfonie van Van
Beethoven op MMS SMS 2332 (stereo) ben
ik niet onverdeeld gelukkig. Met name zijn
de langzame delen, inclusief de inleidende
adagio's van de beide openingsdelen, met
een wel erg vlotte Franse slag geslagen,
waardoor er niet veel spanning meer te
bespeuren valt. Maar daar staat tegenover
dat Monteux de Duitsers van het „Sinfo-
nie-orchester des NDR' in de scherzi en
de finales van elke zwaarwichtigheid gene
zen heeft. Opname met een typische stu
dio-klank.
0 Decca ACL 70 (mono) is voor mijn ge
voel, en blijkbaar voor dat van velen,
want hij is al jaren op de markt, een
plaat die nooit mag vervallen. Een meer
ideale uitvoering van de symfonie nr. 9
van Schubert is er namelijk volgens mij
nooit verschenen. Josef Krips streeft bij
zonder exacte, maar vloeiende tempi na
en het Concertgebouworkest in zijn glorie
HANS HENKEMANS
geëngageerd in Debussy
van de jaren vijftig, met speciaal de bla
zers in topvorm, volgt hem hierin spelen
derwijs. Ook op de opname is niets aan te
merken.
van 9 nocturnes, die Van Renesse op Ar
tone PDES 196 (stereo) speelt. Dat ik toch
een prettige herinnering aan deze plaat
heb, zal wel komen doordat de pianist ner
gens meer van de muziek maakt dan er
genoteerd staat. Goede opnamekwaliteit.
0 Heel anders progressief dan Liszt is
Edvard Grieg in zijn Lyrische Stukken
voor piano. Hier gaat het niet om verrui
ming van de technische mogelijkheden,
maar om met beperkte middelen een opti
maal raffinement van de klank te berei
ken, een principe dat Debussy verder zou
uitbouwen, om daardoor met Webern de
grote vernieuwer van de muziek van onze
eeuw te worden. Ik heb achteraf natuurlijk
mooi praten. Grieg maakte prettige stuk
jes met mooie titels, waarin latere gene
raties pas het verborgen genie ontdekten.
Nu de term raffinement van de klank en
de naam Debussy zijn gevallen, zal het
niemand meer verbazen dat Walter Giese-
king op Columbia FCX 30325 (mono) de
ideale vertolker van 17 Lyrische Stukken
is. Hopelijk verschijnt „Album II" ook
binnenkort.
0 Door een toeval was ik onlangs in staat
de vertolkingen van de Estampes van
Debussy door Noël Lee, Werner Haas, Wal
ter Gieseking en Hans Henkemans (twee
maal: op een al lang vervallen Philips-
plaat en op de nieuwe Artone-opname
PDE 181; mono) met elkaar te vergelijken.
Merkwaardig was toen, dat de befaamde
Lee en Haas zich niets van partituurvoor
schriften bleken aan te trekken en dat uit
eindelijk Gieseking en de „nieuwe" Henke
mans ook zonder bladmuziek het meest
bevredigden. Daarna heb ik de al genoem
de Artone-plaat, waarop behalve de Es
tampes ook de beide boeken Images en de
Children's Corner door Henkemans gespeeld
worden, nog eens uitvoerig met Giesekings
opvattingen van dezelfde werken vergele
ken. Het resultaat leverde allereerst mijn
zoveelste uiting van bewondering voor De
bussy op, wiens muziek binnen de spel-
aanduidingen zoveel mogelijkheid tot mee-
scheppen overlaat. Maar ik was waar
schijnlijk niet op die mogelijkheid geko-
emn, wanneer Henkemans hiervan niet zo
overtuigd gebruik had gemaakt. Hij geeft
ons met zijn vooral in dynamisch opzicht
rijk geschakeerd spel een mannelijke bena
dering van Debussy's muziek, IJzersterk,
zonder omhaal en introvert. Vergeleken
hierbij doet Gieseking wat voorzichtig,
peinzend aan. Zijn meditatieve opvatting
blijft een belangrijk monument, maar het
„geëngageerde" spel van Henkemans lijkt
mij momenteel zelfs door welke internatio
nale grootheid ook niet te benaderen. Jam
mer alleen dat de opname zo'n laag ge
luidsniveau heeft en ook niet vrij is van
vervorming.
0 In het land der blinden is eenoog ko
ning. Wilt u de negen sonates van Ser
gei Prokofief bezitten om aan de hand hier
van de pianistische ontwikkeling van deze
Rus te bestuderen of om gewoon te genie
ten van kernachtig vakwerk, dan bent u
voor de eerste vijf sonates aangewezen op
Yuri Boukof, de enige pianist die deze wer
ken niet over talloze recitalplaten verspreid
heeft, maar ze keurig op Westminster
PWN 372 (mono) heeft gezet en daarmee
voor ruimdenkende pedagogen, gevorderde
amateurs en geïnteresseerde discofielen
een daad van belang heeft verricht. Bou
kof zou volgens genoemde lieden misschien
wat meer poëzie in zijn spel mogen leggen
maar dan verwijs ik maar weer naar dat
gezegde. Hopelijk durft Artone de tweede
plaat met de resterende sonates ook uit
te brengen.
0 Voor gitaarliefhebbers is Rey de la
Torre geen onbekende. Hij heeft nu
een plaat gemaakt (Epic PBCS 1073; ste
reo) met aan de ene kant de études nrs. 7
en 11 van Villa-Lobos (wanneer wordt het
dozijn toch eens op een plaat opgenomen
en een andantino en 3 études van Sor.
Hoewel De la Torre hierin verdienstelijk
werk levert, vind ik deze programmakeu
ze, zoals trouwens bij zoveel gitaarplaten,
niet geweldig. Nog vervelender is de ande
re kant van de plaat, met bewerkingen
voor 2 gitaren van het tussenspel uit Go-
yescas van Granados en van de Tango Es-
pagnol en Cordoba van Albeniz, duetten
die de gitarist dank zij het play-back-
systeem met zichzelf speelt. Op zich is dat
al een nare zaak (komt er geen gitarist
in aanmerking om een graantje van de
roem te mogen meepikken?), maar als de
bewerkingen ook nog saai zijn en de opna
me beduidend minder is dan op de solo
kant vind ik f 9,90 voor zo'n plaat nog te
veel.
0 Datzelfde vind ik ook voor Epic PBCS
1312 (stereo), getiteld „Virtuoso". Hier-
opspeelt Charles Rosen heel moeilijke be
werkingen die Rosenthal, Godofsky, Rach-
maninof, Liszt en Tausig van werkjes van
Chopin, Strausz, Mendelssohn, Schubert,
Kreisler en Bizet maakten, om daarmee
voor zichzelf en het publiek te bewijzen
wat voor een fabelachtige pianisten zij
toch wel waren. Ik dacht dat de mening
„ik kan nog beter uitvoeren dan de compo
nist gecomponeerd heeft" zo langzamer
hand wel uit de mode was. Maar een be
paald soort Amerikaanse musici (Stokof-
sky, Gould en nu dan ook Rosen) schijnt
daar anders over te denken Mocht ik
het allemaal weer te serieus zien, dan
moet ik toch nog opmerken dat Rosen beter
zijn toevlucht had kunnen nemen tot de
beste parafrases van Liszt en Chabrier en
dat de toon van de vleugel niet zo erbar
melijk jankend mag zijn.
0 Met Frakrijks beste militaire kapel, de
Garde Républicaine, marcheren we de
ze rubriek uit. Op Columbia FCX 30068
(mono) geven deze fameuze muzikanten
o.l.v. Frangois-Julien Brun een overzicht
van de Franse militaire marsen uit de pe
riode 1789-1945. Wie de hier destijds bespro
ken „Anthologie de la musique franqaise
pour harmonie militaire" (Erato 50259/
60) heeft aangeschaft, krijgt enkele dou
blures, maar zal de Columbiaplaat, die
een beter korps toont, als echte liefhebber
heus niet laten staan. Wie de Erato-set
van f 47,- te duur vond, heeft nu de kans
om voor weinig geld een eersteklas over
zicht van de ontwikkeling van de altijd
lichtvoetige Franse mars te krijgen. Goede
opname.
B. v.d K.
f\nder de noemer „Het Zwarte Oog" is in
Apeldoornse Van Reekumgalerij eveneen
een foto-expositie van de 25-jarige Beekberge
naar Denis Windt gerangschikt. Windt is free
lance-fotograaf en werkt dus veel in opdracht.
Dit weerhoudt hem er echter niet van, een per
soonlijke stijl te zoeken. Die stijl heeft hij blij
kens deze expositie beslist al een beetje te
pakken, hoewel nog niet helemaal in de hand.
Windt is een rustig observeerder, die er meer
van houdt, allerlei onderwerpen op zich af te
laten komen dan aldoor met vormen te experi
menteren. Die rust brengt echter ook dikwijls
een gebrek aan allure met zich mee. „Het vlakke
land" steekt wat dit betreft ongunstig af bij
bijvoorbeeld „Imbosch". Andere bijdragen zijn
gewoon technisch onvolmaakt, zoals het op
„wide screen" neergehangen „Wilgen" (de be
lichting aan de rechterkant) en Waterspoeling
(had een sterke opname kunnen zijn, als het
hoofd van de oudere vrouw niet teveel in de
schaduw was gebleven).
De menselijke objecten staan er dikwijls nog
te geposeerd op. Uitgezonderd enkele goed
doorleefde portretten („J. Z. te A." en „Aan
dacht") en niet te vergeten de fijne straatop
name „Futur", waaruit ook veel visie blijkt. Er
zijn nog meer foto's, die de tentoonstelling van
deze veelbelovende fotograaf ondanks de ge
noemde tekorten een bezoek waard maken: het
romantische ,J d'Oléron", de aardige winterim-
pressie ZwanenOpvolging„Woningwet"
en „Schone was", om er maar enkele te noemen.
J. v. d. K.
Een Bambaragroep (vruchtbaarheids
beeld), tegen een achtergrond van fo
to's van Denis Windt uit Beekbergen,
te zien op de expositie Het Zwarte
Oog" in de Gemeentelijke Van Ree
kumgalerij te Apeldoorn.
onze kunstenaars nog maar bijzonder weinig
hebben geannexeerd of geabsorbeerd. Dat
schept de kloof die een bespreking met behulp
van vergelijkingen in feite (gelukkig!) onmo
gelijk maakt.
Qver die kloof heen kijk je dan naar het
volstrekt eigene van kunstvoorwerpen
als de Afrikaanse in de Van Reekumgalerij
Het trekken van een vergelijking tussen neo
gotische vormprincipes en de vormgeving
van de imposante Bambaragroep wordt dai
volkomen oppervlakkig en ontoereikend. Kijk
gewoon naar de manier waarop het vrucht
baarheidsmotief in deze groep gestalte heeft
gekregen: de vrouw met haar kinderen bij
zich en in haar handen de dozen opgeheven,
waarin zich alles bevindt waarmee zij de
vruchtbaarheid kan afsmeken. Door en door
vrouwelijk is ook „Moederschap der Bamba-
ra", een prachtig beeld.
Tot de pronkstukken van de tentoonstelling
behoren de Beninschaal en de Benin armband,
waarop soldaten uit de tijd van de Portugese
overheersing staan afgebeeld. Er zijn Dogon-
deuren van hout, waar met scherp metaal
haast geen doorkomen aan is; je moet ze
schilfertje voor schilfertje afhakken.
Natuurlijk spelen religie en magie een be
langrijke rol. Er zijn diverse inzendingen met
het vogelmotief. Ook op de weefspoelen staat
dit afgebeeld: de vogel ziet toe dat alles wat
met de weefspoel wordt verricht, goed gaat.
Er is een magisch wrijfhout, waarmee men
een misdadiger weet aan te wijzen (het wordt
weer verleidelijk, te gaan vergelijken en dus
te denken aan ons gezegde „iemand iets aan
wrijven"). Er is de fraaie Senufo-vogel, met
een reliëf vol symbolische voorstellingen.
En dan zijn er natuurlijk de maskers. Ini
tiatiemaskers van de Bayakkastam en het
initiatiemasker van de Bapende, een jongens
gezicht voorstellende, dat na de initiatiedans
wordt weggegooid.
Zo zou ik kunnen blijven opsommen. Ik
denk aan de talrijke fetisjen, aan de lap van
geklopte boomschors geweven Velours de Ka-
sai, aan de voetenkrabber, aan de koningsrin-
gen, de muntgewichten, de muziekinstrumen
ten. Doch u moet het allemaal zelf maar gaan
zien en tot de ontdekking komen, dat ont
roering, gewekt door kunstwerken, niets met
landsgrenzen of tijdsafstanden te maken
heeft.
Men mag degenen die een en ander voor
deze expositie in bruikleen afstonden Jmevr.
Windt-Hamelberg te Beekbergen, mevr. Jan
sen te Lieren en de heren W. Brinkman te
Schipluiden en R. Weddepohl te Apeldoorn)
en de directie van de Van Reekumgalerij
dankbaar zijn voor het bijeenbrengen van een
juist door haar fragmentarische, naar meer
smakende karakter zo bijzonder boeiende ten
toonstelling.
J. VAN DER KLEIJ.
„Moederschap", een voorbeeld van hoe
de Afrikaanse volkskunst het madon
namotief weet te verwerken.
0 Vijf Tsjechoslowaakse schrijvers (Jo
sef Knap, Frantisek Krelina, Bedrich
Fucik, Vaclav Prokupek en Jan Langer)
zijn deze week door het hooggerechtshof
te Praag gerehabiliteerd. Zij waren in
1952 tot langdurige gevangenisstraffen ver
oordeeld wegens activiteiten tegen de re
gering. Het hooggerechtshof stelde nu, dat
de delicten werden gepleegd in de tijd
van de persoonsverheerlijking en nu niet
mee als misdaden konden worden be
schouwd.
0 Bij kunsthandel De Boer in Amster
dam wordt tot 4 maart een tentoon
stelling worden gehouden van schilderijen
van Gerard Altmann.