aren
LIBERT RAMAEKERS:
HARMONIE IN PLURIFORMITEIT
VAN BACH
VRIJWEL IDEALE JOHANNES PASSION
VOOR AMATEURS
WEER NATIONAAL
ORGELCONCOURS
De stichting „Pro Organo" organiseert
voor de vierde keer in successie in Den
Haag een nationaal orgelconcours voor
amateurs, waarvan de finales op 12 augus
tus worden gehouden in de Goede Vrijdag-
kerk, zowel in afdeling interpretatie als in
de afdeling improvisatie. Tevens wordt er
van 7 tot en met 11 augustus een impro
visatie-cursus gehouden onder leiding van
Cor Kee. Het geheel wordt evenals vorig
jaar gegeven in het kader van een orgel-
week.
De belangstelling voor het concours, dat
georganiseerd wordt om een beter spelpeil
te bereiken, is elk jaar nog gegroeid. Het
eerste jaar namen er 20 amateur-organis
ten aan deel, in 1965 waren het er 26 en
vorig jaar dongen 28 organisten mee naai
de wisselprijs. Evenwel was de belang
stelling voor het improvisatieconcours in
1966 kleiner dan in 1965. Daar stond tegen
over, dat aan de eerste improvisatiecur
sus vorig jaar 15 organisten deelnamen.
De jury voor het komende concours
wordt gevormd door Bernard Bartelink
(voorzitter) uit Amsterdam; Jan J. van
der Berg uit Delft, Wim Daim uit Amster
dam, Nico van den Hooven, Den Haag,
Piet Rippen, Emmen, An Welmers, Kat
wijk en Jean Wolfs, Eysden. Uit voorgaan
de concoursen is de lering getrokken, dat
elke deelnemer de beste kansen krijgt, als
er verplichte werken worden voorgeschre
ven. Voor de interpretatiewedstrijd is dat
voor de voorselectie de „Echo-fantasie"
van J. P. Sweelinck. Voor de halve finale:!
„Alles ist an Gottes Segen" van Max Re-
ger en „Kleine Partita over: Halleluja, de
blijde toon" van Piet Post, en voor de fi
nale: „Preludium en fuga" in Bes-gr. t. en
een koraalvoorspel van J. S. Bach. Voor
de improvisatiewedstrijd wordt een fanta
sie en een fughette gespeeld op een the
ma, dat een uur tevoren wordt verstrekt.
Het is het bestuur van de stichting
„Pro Organo" gebleken, dat meer dan
tweederde van de organisten in ons land
kerkorganist is. Bij de gereformeerde ker
ken worden de meeste amateurs aangetrof
fen, bij de hervormde kerken ook meer
amateurs dan beroeps en bij de r.-k. ker
ken zijn er meer vakmensen dan ama
teurs. Van de amateurs, die aan de con
coursen hebben deelgenomen was 70 procent
betrokken bij het onderwijs als scholier of
leerkracht.-15 procent had een technisch be
roep en de overigen vertoonden naar pro
fessie een grote verscheidenheid: ambtenaar
politieman, tractor-chauffeur, econoom, as
sistent-accountant.
Dat dit jaar de deelnemers geen keuze
mogelijkheid wordt gelaten, vindt zijn oor
zaak er in, dat wel eens naar een te hoog
niveau werd gereikt, en dat er uitschieters
waren. Daardoor werd vergelijking van de
prestaties bijna onmogelijk, terwijl de
kansen niet voor iedere deelnemer gelijk
lagen.
0 De Lurelei-musical De Stunt" zal
worden geregisseerd door de jonge te
levisie- en toneelregisseur John van de
Rest. Zoals bekend zullen Jasperina de
Jong en Willem Nijholt de hoofdrollen spe
len.
Bij werkzaamheden onder de kelder
vloer van het Kaiser-Wilhelmmuseum
in de Westduitse stad Krefeld, zijn woens
dag vier expressionistische schilderijen en
sen schilderij uit de Jugendstil-periode ge
vonden. Hun waarde wordt op minstens
100.000 Mark (90.000 gulden) geschat. De
schilderijen waren al ruim dertig jaar spoor
loos verdwenen. De museumdirecteur ver
moedt dat iemand bij het begin van de
tweede wereldoorlog de schilderijen heeft
verstopt
wer als het ware tot contemplatie dwingt.
„Dolend vee" en „Ontelbare wentelingen"
zijn onderwerpen, die men pas in de betref
fende stukken „ontdekt" als men beseft, dat
ze meer filosofisch, meer visionair dan artis-
tiek-vormtechnisch geabstraheerd zijn. In
„Vervulling" lijken de ruimte van het fond
en de „stad" van het reliëf-achtige gedeelte
dan te zijn omringd door panelen, waarop
menselijke vormen waar te nemen zijn, die
louter zingen of huilen van geluk. Ook zijn
er bijna symmetrische inzendingen (zoals
„Licht in het midden"), die iets sacraals be
zitten en je dwingen om er minuten lang
naar te kijken en hetgeen zij te zeggen heb
ben, als het ware geestelijk in te drinken.
Qpvallend is het gebruik van glas, waar
het er om gaat, de eeuwige schoonheid
via de materie weer te geven. Het ligt daar
om geheel in de lijn, dat de meest recente mate
riaal-formaties (waarvan er hier vier ten
toongesteld zijn) vrijwel geheel uit glas of op
glas gelijkende stoffen zijn vervaardigd. Hier
is geen sprake meer van kleine stukjes bij
wijze van een soort metafysisch understate
ment, maar van grote vlakken in allerlei vor
men en kleuren, die over elkaar heenschui-
ven. De figuratieve menselijke vorm is in dit
recente werk duidelijker aanwezig dan in het
andere. De mens schijnt volkomen in het
hfer gesuggereerde geheel te passen, de har
monie van de pluriformiteit komt er op haar
sterkst ia tot uiting. Het ^Meer", de perspec
tieven van de hier uitgebeelde situatie wordt
tevens aangegeven met lichteffecten. Ramae-
kers lijkt met deze effecten echter niet al
leen de grens van zijn uitbeeldingsvermogen
te hebben bereikt, maar in een enkel geval
helaas ook te hebben overschreden. Met an
dere woorden: „Majestas" is qua kleur, vor
men en materiaal inderdaad een majesteite
lijk stuk werk, maar het ingebouwde, bewe
gende en daarbij telkens van vorm en kleur
wisselende licht doet mij een beetje „overdo
ne", een beetje kitscherig aan. Mogelijk dat
iemand anders er een aardig stukje pop-art
of voor mijn part op-art in ziet. Maar ik ge
loof niet, dat Ramaekers een modieus kunste
naar is. Daarvoor heeft hij teveel Teilhard
du Chardin en Chinese wijsbegeerte gelezen
en verwerkt. Daarvoor is hij ook teveel een
rasechte Limburger, die het leven liefheeft
en het hemelse en het aardse op letterlijk
en figuurlijk kleurrijke wijze weet te verbin
den, te harmoniëren, in welke vorm het zich
ook voordoet. Het is in diepste wezen een re
ligieuze houding. Het uitbeelden daarvan gaat
nu eenmaal niet zelden gepaard met het ge
vaar van kitsch. Het pleit voor Libert Ra
maekers, dat hij alleen in „Majestas" niet
geheel aan dit gevaar is ontkomen.
J. VAN DER KLEIJ.
HET BOEK is een zegetocht over de wereld begonnen en Kgt,
in een goede vertaling, nu ook achter de ruiten van onze
boekhandels. Misschi enzal menigeen het niet bepaald een boek voor vrouwen
vinden, al lijkt mij dat moeilijk vol te houden. Op zichzelf zijn de vele
vrouwenfiguren erin al interessant genoeg. En dan zijn het immers vooral
de lezeressen, die zich bij het verslag van een bijzonder lafhartige moord
verbijsterd afvragen: Wat bezielt een mens om zoiets in koelen bloede te kunnen
doen En hoe moet de bedreigde gemeenschap zo'n misdadiger straffen
¥~)e schrijver, Truman Capote, heeft zich stellig zeer bewust met deze
vragen bezig gehouden, want hij heeft het boek met opzet de grootst
mogelijke authenticiteit meegegeven. Hij is namelijk van de gedachte uitgegaan,
dat alleen de werkelijkheid, de reële vaststaande feiten een betrouwbaar,
verhaal kunnen opleveren. Elke inmenging van de auteur, met name zijn
fantasie, moet buiten dit relaas blijven.
Hij liep al geruime tijd met de gedachte hieraan rond, toen zijn oog viel op
een klein bericht in een grote Amerikaanse krant, dat uiterst kort de
moord op een geheel gezin: man, vrouw en twee kinderen, in het hart van
Kansas, vermeldde. Dit was het wat hij hebben moest. Hij reisde naar het
dorp Holcomb in de wijde eenzaamheid van de tarwevelden en zette
zich daarmee aan een gigantische taak. Het ondervragen van alle personen en
het doorwerken van alle stukken die op deze zaak betrekking hadden.
Dat laatste betekende het schiften van een hoeveelheid materiaal
dat een behoorlijke kamer zou vullen.
By het ondervragen hier verloochende de artiest zich niet gebruikte h(j
met opzet geen bandrecorder, maar vertrouwde uitsluitend op zijn geheugen.
Dat hij daartoe, een prestatie op zichzelf, getraind had in het onthouden
van gesproken tekst, hoe lang ook.
Pn uit dit overstelpend materiaal ontstond ,,In koelen bloede", de boeiende
en huiveringwekkende reportage van een aanvankelijk onoplosbare
viervoudige moord zonder aanwijsbaar motief. Boeiend al vergt het soms
wel enig geduld om sommige personen aan te horen, of droge
processtukken door te lezen.
Daar tegenover staat dat er naast de hoofdrolspelers opeens
nevenfiguren opduiken wier verschijning op zichzelf al een boek waard
zou zijn. Als de moordenaars in hun gestolen auto op weg zijn naar de grens
pikken zij twee eigenaardige lifters op: een grootvader met zijn
kleinzoon, op zoek naar een onderdak. Speciaal de vroegwijze, nuchtere jongen,
die over de oude man de baas speelt en tegelijk op een wat ruwe manier
voor hem zorgt, is een kostelijk type. Zo goed als de joviale, niets kwaads
vermoedende vertegenwoordiger, die op zijn beurt stopt voor de twee
gestrande jonge kerels die zo'n aardige indruk maken.
De lange, lege autoweg dwars door een volstrekt verlaten en woeste
landstreek is zo deprimerend dat hij blij is met het gezelschap van een
paar lifters, die wat aanspraak en afleiding geven.
Dat doet Dick, de grootste van de twee, dan ook uitbundig terwijl Perry,
de kleinste, achter de brede rug van de niets kwaads vermoedende
bestuurder een primitief wapen klaar houdt om de goede man op een
afgesproken vraag de schedel in te slaan.
Een negersoldaat, die onverwacht als derde lifter opduikt, redt de
vertegenwoordiger op de seconde af het leven. De werkelijkheid blijkt
maar weer eens veel sensationeler dan de stoutste verbeelding.
rttezetfde werkelijkheid levert ook gruwelijke momenten op, die men na lezmg
niet licht meer vergeet. De moord, waarvan de toedracht eerst
duidelijk wordt door de bekentenissen van de daders en vooral de langgerekte
kwelling, die daaraan voorafging. De verstikkende spanning, waarin
de vier slachtoffers verkeren, als zij, elk afzonderlijk gekneveld op
de afloop liggen te wachten. En vreselijker nog dan het woeste gevecht om
hun aller leven van de vader is het fluisteren van het zestienjarige dochtertje
om toch alsjeblieft, alsjeblieft niet te schieten. Het mooie, begaafde kind
dat men later zorgzaam toegedekt terugvindt met verbrijzelde schedel.
Er mocht geen getuige in leven blijven om de politie op een spoor te brengen;
op zichzelf al een monsterlijk motief. Maar de diepere reden tot deze
zinloze moord op wildvreemde, onschuldige mensen, is nog veel verbijsterender
De kleinste en hardste van de twee, Perry, bekent kalm, zonder een spoor
van wroeging, dat deze vier moesten sterven als vergelding voor alles
wat men hem in zijn ongelukkige jeugd had aangedaan.
Een journalist, die de executie van beiden heeft bijgewoond, geeft op die
verklaring een gezond nuchter antwoord, als hij opmerkt dat menigeen, hijzelf
ode, zo'n zielig verhaal kan ophangen. Maar dat hij daarom nog
nook de neiging heeft gevoeld vier mensen in koelen bloede te vermoorden.
Het is de wat felle reactie van een ooggetuige, die zich moet heenzetten over de
walging d'ie een afschuwelijke belevenis heeft opgewekt. Geen wonder:
het decor alleen al kan niet naargeestiger: een donker, vochtig
magazijn om middernacht.
De beul draagt een streepjespak en een verschoten cowboy-hoed. Hij beurt
zeshonderd dollar voor dit karwei, dat hij even onaangedaan en automatisch
opknapt als gold het een zo snel mogelijk afmaken van een gevaarlijk reptiel.
r\e doodstraf, zo ervaart men met pijnlijke scherpte bij het lezen, is een
blamage voor wie ze uitspreekt en laat voltrekken, hoe afschuwelijk de
gepleegde misdaad ook mag zijn. Deze indruk is stellig een grote
verdienste van het boek met de verbijsterende onthulling van de mentaliteit
dezer moordenaars. Zij blijken, zoals alle andere veroordeelden die deze rij
dodencellen bevolken, vervuld van een volslagen onaandoenlijk egoïsme.
Zij missen een moreel zintuig, er is geen contact met hen mogelijk.
Zij zijn, in de allerergste zin van het woord, zichzelf het naast.
Drie materiaal-formaties" van Libert
Ramaekers. Links ..Zonder grenzen is
mijn land", boven „Levensweg" en
rechts „Aarde ontwaakt."
T ibert Ramaekers uit Maastricht, die tot
en met 11 maart in de gemeentelijke
Van Reekumgalerij te Apeldoorn exposeert,
zou men het best als een schilder van de
harmonische pluriformiteit kunnen ken
schetsen. Dat klinkt tegenstrijdig, maar toch
zijn er verschillende redenen voor deze om
schrijving aanwezig. In de catalogus wordt
uitvoerig door informatie en citaten
uit de doeken gedaan, dat Ramaekers voor
al de laatste jaren (en gelukkig dateren de
oudste op deze tentoonstelling aanwezige
werken van 1965!) onder de invloed is ge
komen van de Chinese wijsbegeerte en hel
denken van Teilhard du Chardin. En in zijn
werk komt die eenheid-in-verscheidenheid
nog duidelijker tot uiting, wellicht ook voor
degene die het niet direct allemaal snapt.
UI et meest maatgevend zijn in dit opzicht
de zogenaamde „materiaalformaties".
De gouaches vallen hierbij weliswaar niet uit
de toon en bezitten bovendien een geheel ei
gen harmonie (waarbinnen een „Ziektebeeld"
werkelijk een kwijnende indruk kan maken
en de collage-effecten een belangrijke, sug
gestieve functie vervullen), maar het lijken
slechts voorstudies, slechts voorzichtige aan
zetten tot het grotere werk. Ook de „kleine
panelen" passen in het geheel, maar hun in
timiteit is meer naar binnengekeerd, zij
spreken ook meer de taal van de kleur dan
die van de materie.
En om die materie gaat het bij een be
schouwing van Ramaekers' werk in de eerste
plaats. De noemer „materiaal-formaties" zegt
ook al, dat we om te beginnen met beide be
nen op de grond moeten blijven staan en bij
het bezichtigen van deze categorie allereerst
nuchter moeten constateren, dat de exposant
een monumentalist is; dan komt de rest van
zelf. Dat proces van het vanzelf-komen be
gint dan ook bij de visie van de monumen
talist Ramaekers op het materiaal. Hij stelt
het niet primair in dienst van een uitwendi
ge of inwendige opdracht, maar laat het zich
zelf zijn en beeldt pas daardoor de uitwendi
ge en inwendige realiteit uit. Alle rijkdom,
schoonheid en zeggingskracht van het mate
riaal laat hij zoveel mogelijk tot hun recht
komen. Waar deze eigenschappen niet uit ei
gen beweging tevoorschijn zijn gekomen (zo
als dat in glas, schelpen en verf wél is ge
beurd), verzilvert en verguldt hij ze, om
de estetische harmonie tot stand te bren
gen. Materiaalformaties worden aldus schoon
heidsformaties. En dat ook weer niet alleen
dank zij de harmonie in de rijkdom. Het is
eveneens een kwestie van vormgeving. In
werken als „Licht in de tijd" heeft hij ver
schillende kleinere materiaal-formaties zoda
nig gerangschikt dat het grotere „formatie
formaties" zijn geworden. Dank zij de vor
men en de kleuren van de diverse materia
len, dank zij de ritmiek die door het compo
sitorisch spel tussen vaak sterk contrasteren
de vlakken is veroorzaakt, zijn deze werken
van een waarlijk monumentale spankracht
en bezitten zij een geweldige expressiviteit,
of het nu om een impressie van de dichtheid
als „Zonder grenzen is mijn land" of om een
impressie van de ruimte als „Bron" gaat. De
verwerking van metalen voorwerpen, zoals
in f.Een schip vaart uit" is geenszins mis
plaatst. Ook het spel van lijnen en vlakken
binnen eenzelfde kleurengamma („Dolend
vee" en „Ontelbare wentelingen" past ge
heel in de opzet. Men doet er goed aan, de
materiaal-formaties van Ramaekers niet al
leen van dichtbij, maar ook van veraf gade
te slaan; dan hebben zij vaak weer een ge
heel andere stralingskracht.
|Tn hier komen we dan geleidelijk vanuit
het materiële bij het geestelijke element
in de kunst van deze Limburger. Een bijdra
ge als „Firmament" is niet alleen langdurig
bewonderenswaardig om het feit dat het is op
gebouwd uit licht- en donkerblauwe, oker
tot goudkleurige vlakken, waarop kralen,
schelpen en kleine rechthoekjes glas de ster
renstelsels vormen, maar ook om de kosmi
sche visie die er uit spreekt en de toeschou-
verder gegaan dan zyu collega Müchin-
ger in de Matthaus Passion. Beide ge
bruiken zij een klein koor, dat geheel uit
jongens- en mannenstemmen bestaat (op
Telefunken is het een ensemble van 27 per
fect getrainde Wiener Sangerknaben en 16
mannen uit het „Chorus iennensis") en 'n
klein orkest. Maar Gillesberger onder
scheidt zich van Münchinger doordat
hij afzag van vrouwelijke solisten en der
halve de sopraan- en altsoli aan twee
Wiener Sangerknaben toevertrouwde. Ver
der gebruikte hij een „orkest" bestaande
uit 28 instrumenten met oude mensuur en
gestemd in de 18e eeuwse „Kammerton"
(ongeveer toon lager dan de huidige
stemming), die bespeeld werden door 18
leden van „Concentus Musicus" en door
4 leden van het „Leonardt Consort". Van
deze 28 kostbaarheden zijn er 22 gebouwd
in de 17e en 18e eeuw en één in 1804. De
overige vijf zijn hedendaagse, uitstekend
klinkende kopieëifc
Op papier belooft zo'n specificatie heel
wat, maar het klinkend resultaat kan in
objectief noten spelen en zingen biyven
steken. En dat gevaar heeft Gillesberger
volkomen omzeild. Zijn soepele, voortva
rende, maar zeer doordachte directie laat
voor de vokale en instrumentale solisten
ruimte open om tot een volledig aanvaard
bare interpretatie van het notenbeeld te
komen en geeft aan de grotere ensembles
een ongekend heldere, maar verzadigde
klankkwaliteit.
Van de vocale solisten is Kurt Equiluz
een betrouwbare Evangelist, die zijn ver
slag vlot en zonder opsmuk weergeeft.
Max van Egmond geeft een waardig pro
fiel aan de Christuspartij en aan de basso-
li in nr. 31 en 60. Van de overige solis
ten boeiden mij vooral Jacques Villisech
(Pilatus en aria nr. 48), Siegfried Schnee-
weis (Petrus) en de sopraan van de Wie
ner Sangerknaben. Slechts bij Bert van 't
Hoff (Knecht en tenoraria's), die nogal
krampachtig zingt en bij de schoolse alt
van de Wiener Sangerknaben (had deze
niet door een counter-tenor vervangen
kunnen worden voel ik mij niet hele
maal op mijn gemak. De instrumentale
soli zijn stuk voor stuk van zeer 'hoog ni
veau.
Opgemerkt moet nog worden dat, in
overeenstemming met de nagestreefde en
volgens mij bereikte klankkarakteristiek,
de weergaloos mooie opname op een iets
lager volumeniveau dan normaal moet
worden weergegeven. De linnen cassette
bevat behalve de drie platen (met op 5
kanten totaal 116 minuten en 17 seconden
muziek) een boekwerk met de volledige
tekst in Duits en Engels, uitvoerige be
schouwingen over componist, compositie
en uitvoeringspraktijken en foto's van de
opnamesessies en van de belangrijkste ge
bruikte instrumenten. De prijs van het ge
heel is bij voorintekening tot 1 maart a.s.
f 42,— daarna f 55,50.
B. v. cL K.
|k vertel niets nieuws wanner ik stel
dat er in het Nederlandse uitgaansle
ven (in dit verband een veel te profane
term) twee jaarlijkse evenementen zijn,
die iedereen, die voor vol wenst aangezien
te wodden, dient te bezoeken. U bgrijpt al
waar ik het over heb: de Gijsbreght en de
Matthaus Passion. Het is nog toegestaan
onderscheid tussen beide manifestaties te
maken. Het gezelschap dat de Gijsbreght
speelt, bestaat geheel uit beroepsacteurs,
die het stuk ook desgevraagd ook van achte
ren naar voren kunnen opdreunen. Zij
schrijden rond temidden van een decor
dat door een stel lollige dronkelappen in
de nacht voor de première in elkaar kon
zijn gezet en denderen, gestoken in flod
derige kostuums, hun mammoettaai de
zaal in.
By de Matthkus Passion liggen de zaken
even anders, maar niet minder erg. Hier
wordt het uitvoerend apparaat meestal in
hoofdzaak gevormd door een van de onge
veer 6391 Nederlandse amateurkoren die
het stuk elk jaar tot in het kleinste gehucht
„ten gehore" brengen, daarbij gesteund
door een symfonie-orkest dat zich, mits
groo t genoeg, voor de gelegenheid in
tweeën splitst en aldus zo'n 35 Matthaus-
sen per jaar kan lappen.
Schelden bij een treffen tijdens de Gijs-
brecht de twee partijen, de uitvoerenden
en de toehoorders, elkaar tenminste nog
ruiterlijk de huid vol over het voetlicht,
bij een Matthaus Passion worden tijdens
de uitvoering, die de zaal, pardon de kerk,
in verheven stemming volgt, alle grieven
en ongemakken achter het koorhek opge
laden. Het koor kan maar niet begrijpen
dat die goedbetaalde orkestleden geen
goede aandacht kunnen opbrengen en met
kruiswoordpuzzels, kauwgom en proppen-
schieten de tijd van de recitatieven trach
ten door te komen. Deze orkestleden heb
ben in het ergste geval dan al een repeti
tie achter de rug met een dirigent van
wie zij in de bus naar huis de naam al
weer vergeten zijn en die elk jaar weer
nieuw ontdekte gezichtspunten op de
Matthaus Passion aan hen meent te moe
ten overdragen. Terecht stoort geen orkest
lid zich daaraan, alleen al omdat zijn par
tij anders onleesbaar zou worden van de
aantekeningen.
Tijdens de generale repetitie en de uit
voering (het verschil hiertussen is mij niet
duidelijk, zolang alle fouten op de repeti
tie niet tot in de finesses worden gecorri
geerd en de solisten van de generale"
en de uitvoering niet dezelfde behoeven
te zijn) wordt het orkest dan geconfron
teerd met het koor, dat uit geldelijke
overwegingen of door een machtsstrijd
tussen het bestuur en de dirigent zelfs de
meest schorre en dove „dames" (vrou
wen is hier niet gepast) handhaaft, waar
tegen de minderheid „heren", die ondanks
alle gezellige repetities op maandagavond
in de zaal van het speeltuingebouw heeft
standgehouden, het opneemt met een door
de hevig zwaaiende dirigent maar nauwe
lijks in toom gehouden geloei, dat door de
dames dan weer als neiging tot domineren
wordt uitgelegd.
[Viemand mag het my kwaiyk nemen,
dat ik, nadat ik mij tijdens 2 Gijebrech-
ten en 3 amateur-Matthaus Passions groen
en geel had geërgerd, eens achter de cou
lissen en het koorhek mijn waarnemingen
ging controleren en, toen die juist bleken
te zijn, gezworen heb, nooit meer een der
gelijke manifestatie bij te wonen.
gelukkig voor lieden die er wat de
Matthaus Passion betreft net zo over
denken als ik, heeft de laatste tijd in Ne
derland een aantal koren de moed gehad
eens een andere Passie op het repertoire
te zetten, die door uitvoerenden en toe
hoorders met veel respect werd behan
deld. Merkwaardig is het daarbij, dat niet
in de eerste plaats gedacht werd aan
Bach's Johannes Passion. Redenen zijn
hiervoor wel te geven: de Johannes Pas
sion stelt hoge eisen aan alle zangers,
vraagt een rijk gesorteerd instrumenta
rium en wordt bij een helaas voor de
hand liggend vergelijk met de Matthaus
Passion als introvert en minder plastisch ge
karakteriseerd dan zijn grote broer. Dat
zal wel weer zijn oorzaak vinden in het
feit dat Bach het verschil tussen de weer
gave van het Lijdensverhaal door Johan
nes en Matthaus feilloos in zijn muziek
heeft uitgedrukt. Zeer profaan gezegd
komt het verschil hierop neer, dat Johan
nes de gebeurtenissen ais een weekbladre
dacteur liet bezinken en er dan de essen
tie van weergaf, terwijl Matthaus als een
attente dagbladverslaggever de feiten op
de voet volgde en vooral de spectaculaire
facetten ervan plastisch onder woorden
wist te brengen.
Qok op de platenmarkt komt deze ge-
ringere belangstelling voor de Johan
nes Passion duidelijk tot uiting. Tegen
over de 15 uitvoeringen van de Matthaus
Passion die ik ken (Münchinger op Decca
ring, gecontrasteerd door de meest drama
favoriet met een objectieve, heldere uitvoe-
tische „traditionele" visie van Klemperer
op Columbia) staan slechts acht Johan
nes Passionen. Misschien vindt u dit ver
schil niet zo schokkend, maar u moet be
denken dat er zich onder het vijftiental en
kele zeer verdienstelijke uitvoeringen be
vinden (Werner, Grossmann, Richter, Wöl-
dike en Van der Horst), terwijl eigenlijk
alleen de Johannes Passion onder Richter
(Archiv) min of meer representatief ge
noemd kon worden.
In die toestand is nu verandering geko
men. Telefunken heeft onder nummer
SKH 19 (stereo) een Johannes Passion
uitgebracht die in vrijwel ieder opzicht
ideaal genoemd mag worden. Dirigent
Hans Gillesberger is in zijn pogingen, het
karakter van de uitvoering zoveel moge
lijk met de praktijken in de tijd van Bach
in overeenstemming te brengen, nog veel
„VERHEVEN STEMMING" tijdens de opname van de sopraanaria „Ich folge dir gleich-
falls mit freudigen Schritten". Voor de lakens v.l.n.r. Gottfried Heohtl en Leopold Stats-
ny (fluit), dirigent Hans Gillesberger, solosopraan van de Wiener Sangerknaben, Nikolaus
Harnoncourt (oelio) en Guetav Leon hardt (orgel).