HET PROBLEEM VAN EEN CIJFER GEVENI Voedsel
situatie
hachelijk
„Niet in het gips
naar stadhuis
Vierzes en acht; de rest is franje
„We willen
toch ook
pedagoog
zijn....
Afstand van reizen wordt groter
STEEDS MEER NEDERLANDERS NAAR BUITENLAND
piano studeren
„Anderhalf jaar liggend
Organisatie
BRUNO LEONARDO GELBER:
Pierre Hermans
TV-service voor
voetbal-fans
55
MINTEKEN
DRIE CIJFERS
ONDINGEN
PRAKTISCH
HET DODE PUNT
MEER POSITIEF
«lllltJUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIlll
/TV ARME TANDEN t
„HUIDIGE BEOORDELING
PROEFWERKEN ONJUIST"
Tn zijn woonkamer aan de voortuin
van een buitenwijk van Gouda
wijst hij me een stoel en laat zich
zelf neer in een andere zetel („Ik
heb een uitgesproken voorliefde voor
deze stoel, als u het niet erg vindt")
Hij zit, steekt een sigaar op, wil er
met liefde voor uit komen dat hij
Limburger is, accepteert graag de
koffie en de cake die zijn vrouw hem
voorhoudt en zegt na een tijdje: „Pre
cies zo is het, ik heb uitgesproken
de pé aan een vijf op een rapport.
Een leraar moet op een eindrapport
ook geen vijf geven. Een vier of een
zes. Na een leerling een jaar in de
klas gehad te hebben moet ik toch
weten of hij voor mijn vak over gaat
of niet? Een vijf is „twijfelen" en
juist aan de „twijfelaars" besteden
we de meeste aandacht. Je weet aan
het einde van het jaar waar je aan
toe bent: boven of beneden de vijf,
niet de vijf zelf". En de heer A.
W. H. Kusters, leraar geschiedenis
aan het Antonius College te Gouda,
steekt opnieuw de brand in zijn si
gaar.
De heer Kusters heeft zelf de aan-
dacht op zich gevestigd door 'n week
geleden aan de minister van Onder-
wijs en Wetenschappen te laten we
ten, dat hij de beoordeling in de hui
dige vorm met de cijfertjes 1 tot en
met 10 een didactisch onding vindt en
hij heeft de minister gevraagd daarin
verandering te brengen. „Optimis
tisch? Ben ik helemaal niet, want ik
zie niets veranderen," zegt hy. „Maar
lk beschouw het als een steentje los
wrikken en in de vernieuwing van het
hele onderwas geloof ik niet tot men
Inziet, dat de beoordeling afhangt van
de kennis die de leerlingen persé
nodig hebben en niet van allerlei I>y-
factoren", aldus de leraar geschiede
nis m.o.
De heer Kusters zijn zinnen on
derstrepend met de typische opgehe
ven vinger van de docent zegt
twee dingen heel nuchter. Het eerste:
„Ik geef mezelf het recht fouten te
maken tijdens een interview". Het
tweede: „Ik vlei me met de hoop dat
ik, nu de tijd om cijfers voor de rap
porten te geven snel nadert, mis
schien een dienst bewijs aan jongere
collega's die zonder enige scholing in
didactiek en methodiek onze klasloka
len binnenstappen."
Het woord is gevallen: didactiek.
„De kunst dus van het onderwijs ge
ven", zegt de 56 jaar oude leraar ge
schiedenis te Gouda. „Niet alleen de
vakkennis hebben, maar die aanwen
den om een mooi produkt te leveren,
zo zou ik het willen noemen", aldus
de man, die in 1930 onderwyzer was
vlakbij Druten, achttien jaar hoofd
was van een lagere school, in 1954 le
raar werd te Gouda en nu ook in
Boskoop maatschappijleer geeft.
De heer Kusters pakt er papieren
bij, waarop hij zijn mening vaste
vorm heeft gegeven. „Het beroerdste
cijfer van de hele reeks is de vijf",
zegt hij. „De wettelijke betekenis is:
bijna voldoende. In het spraakgebruik
betekent de 5: twijfelachtig. En op
de overgangsrapporten: onvoldoen
de. Ik zou elke beginnende leraar
willen aanraden op de overgangsrap
porten de 5 te vermijden. Als hij
vindt dat een leerling voor zijn vak
moet doubleren, dan kan hij beter een
vier geven. Meent hij dat er hoop is
op herstel, dan een zes-min, om niet
ongewild mee te helpen bij het afwij
zen van de leerling. Alleen in dit ge
val zou ik het min-teken willen verde
digen."
De heer Kusters vindt helemaal
niet dat alle cijfers zo belangrijk
zijn. En tussen neus en lippen door
zegt hij nog even dat een nul hele
maal niet gegeven kan worden om
dat het geen „wettelijk cijfer" is.
Door enkele recordoogsten is de we
reldvoedselsituatie verbeterd, maar
voor de armere landen is er nog steeds
niet voldoende, zo meldt de voedsel- en
landbouworganisatie van de Verenig
de Naties (de F. A. O.).
De verwachtingen van de F. A. O.
voor 1966/67 bevestigen een trend, die
zij op 1 October 1966 voor het eerst ge
rapporteerd heeft toen werd gezegd,
dat de wereldvoedselproduktie, waar
in in 1965/66 vrywel geen groei meer
zat, dit seizoen iets zou toenemen.
In een F. A. O.-document, dat geba
seerd is op informatie die tot en met
81 januari van dit jaar beschikbaar
is gekomen, wordt gezegd, dat de we
reldvoedselproduktie in 1966/67 een
aanzieniyke stüging belooft, in het hy-
zonder wat betreft de te velde staande
gewassen.
De F. A. O. rapporteert ongekend
grote oogsten aan tarwe, harde gra
nen, vlees, citrusvruchten en thee. Bo
vendien wordt verwacht, dat ook de
produktie van de meeste andere be
langrijke voedselsoorten zal toenemen,
in het bijzonder die van rijst, zuivelpro-
dukten, suiker, ander dan citrusfruit
en cacao.
Zelfs in die gevallen waarin een da
ling wordt verwacht, zoals voor koffie,
blijven de voorraden hoog en zullen
de lagere produktie in feite bijdragen
tot een betere marktevenwicht, aldus
de F. A. O.
Het optimisme wordt evenwel ge
temperd met waarschuwing, dat de
voedselsituatie in de zich ontwikkelen
de landen hachelyk blijft. De produktie
van India heeft zich ten dele hersteld.
Ter voorkoming van een hongersnood
zyn nog enorme importen nodig. In
sommige Indische staten zyn de oog
sten mislukt.
Volgens de F. A. O. zal het herstel
in de zich ontwikkelende landen hoogst
waarschijnlijk onvoldoende blijken te
zijn om de produktie per persoon weer
het niveau van 1964/65 te doen berei
ken. Naar raming zal hiervoor een
produktiestijging van 7 pet nodig zijn.
In 1965/66 daalde de produktie per
hoofd in de gehele wereld 2 pet. In de
ontwikkelingsgebieden bedroeg de da
ling zelfs 4 pet. Voor deze armere ge
bieden betekende dit: onvoldoende
voedselhoeveelheden op het niveau van
voor de tweede wereldoorlog.
Volgens het F. A. O.-document is de
waarde van de wereldhandel in land-
bouwprodukten in 1966 vermoedelijk
iets toegenomen na in 1965 licht ge
daald te zijn. Dit wordt toegeschreven
aan grotere omzetten. Maar ook de
prijzen waren iets hoger. Vooral de
prijzen van dranken en tabak stegen.
De cacaoprijzen namen met 40 pet toe.
Pierre Hermans, die er aan begint te wennen met een been in bet gips te
zitten.
Tydens de training op 23 december I960 kwam er tijdelijk een einde aan de
veelbelovende voetbalcarrière van Sittardia's tweede doelverdediger Pierre
Hermans. Het was de laatste training voor de voor Sittardia belangrijke wed-
stryd in de eerste divisie tegen RBC. Eindelyk kreeg hij zijn kans, want hy
stond in het eerste elftal opgesteld. Het kwam er niet van.
Pierre Hei-mans liep op die bewus
te donkere decemberavond, terwijl
hij in de dikke modder uitgleed, een
dubbele scheenbeenfractuur op. Vier
maanden lang liep hij in het gips,
waar nog eens vier maanden voor al
geheel herstel bij kwamen.
Na een intensieve training startte
hij dit seizoen in het tweede elftal.
Op 17 februari, tijdens de laatste
training voor de wedstrijd tegen
Ajax Hermans stond als reserve
opgesteld sloeg het noodlot weer
hard toe. Bij een ongelukkige botsing
met de Zuidslaaf Popovic kreeg hij
een trap, waardoor het linkerkuit
been brak.
„Het wil of het mag gewoon
niet", zegt de nu 23-jarige en nog
altijd optimistische Pierre Hermans.
„Ik voetbal vanaf mijn zestiende jaar
en van het begin af heb ik de rol van
„tweede man" moeten vervullen. Na
het jeugdselectieelftal van MVV vond
ik bij de senioren behoudens een
enkele wedstrijd Frans Körver op
mijn weg. Drie jaar lang was ik bij
MVV of invalide of „tweede man".
Na interne moeilijkheden bij MW
kreeg ik geen nieuw contract meer.
Omdat de transferperiode was af
gelopen werd ik weer amateur, waar
na ik voor drieduizend gulden naar
Sittardia verhuisde. Mijn kans leek
te komen met de wedstrijd tegen
RBC. Het mocht niet zo zijn. Toen
Piet Vogels bij Sittardia kwam werd
ik ook bij Sittardia de man van het
„tweede plan". En juist nu ik weer
goed in vorm was, deze tweede been
breuk".
Ook in het luchtmachtelftal kwam
Hermans nooit verder dan het reser
vebankje. In eerste instantie bleek
doelman Tony van Leeuwen zijn „sta-
in-de-weg", later werd dat Pim Does
burg. Zelfs zijn huwelijksdatum, 22
april, is een beetje in het gedrang ge
komen. „Als ze maar niet denken
dat ik in het gips trouw. Wel wil ik
eerste doelman worden, maar niet de
eerste die in het gips de stadhuistrap
oploopt".
luiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiumiiiiiiiiiiiiiiiii
J^estuurderen van Engelse voetbal
clubs leven mee met hongerende
supporters, die een of andere wedstrijd
van hun favoriete club niet kunnen
bijwonen omdat het stadion is uit-
verkocht, of omdat de ploeg op hon- 5
derden kilometers afstand van haar 5
standplaats een uit-wedstrijd speelt.
De weerzin tegen televisie is echter
altijd groot geweest. Een paar vereni
gingen hebben er nu wat op gevonden
en als de voortekenen niet bedriegen
is dit het begin van een revolutie op
voetbalgebied.
Liverpool en Everton, die 11 maart
in de vijfde ronde van het toernooi
om de Engelse beker in Evertons Goo-
dison Park tegen elkaar uitkomen,
laten de wedstrijd waarvoor de
plaatsen zijn uitverkocht uitzenden
op een gesloten televisiecircuit, waar
door vijftigduizend mensen in het
stadion van Liverpool, op een paar
honderd meter afstand van het Goodi-
son Park, het duel ook rechtstreeks
kunnen volgen.
Ook Manchester United en Arsenal
hebben besloten hun competitiewed
strijd van 3 maart op een gesloten
televisiecircuit uit te zenden. Man
chester speelt in een uitverkocht
stadion van Arsenal zijn wedstrijd, S
terwijl zeven enorme schermen op Old
Trafford het terrein van Manches
ter de wedstrijd eveneens vertonen,
waardoor vijfenveertigduizend extra
liefhebbers de ontmoeting kunnen bij
wonen.
-fc De heer A. W. H. KUSTERS te Gouda„Nu de tijd van de cijfers nadert vlei ik me met de hoop misschien een
dienst aan jongere collegae te kunnen bewijzen".
1
O negen fouten betekent bij een
strenge docent een één
„De vier, de zes en de acht, die vind
ik belangryk", zegt hy; „de rest is
eigenlijk franje. De vier is een soort
„doodvonnis". Met de vier scheidt de
docent de leerlingen in twee groepen:
de hopelozen en degenen die een kans
hebben. Wanneer een docent zich ver
gist en een acht geeft in plaats van
een negen of omgekeerd, is er niets
aan de hand, maar een vier kan een
leerling een jaar extra studie kosten.
Met de zes komt de leerling in de
kring van de „bevredigende werkers",
en een acht maakt hem tot een van de
„bewonderenswaardigen". Daarom
zyn voor my maar drie cijfers echt
belangryk."
Anderhalf jaar geleden zat de heer
Kusters zwaar te dubben met dat pro
bleem van die beoordeling in cijfers.
Zijn meer dan twintigjarige praktijk
met jonge kinderen sprak een woordje
mee en op een gegeven moment kreeg
hij eigenlijk men kan het moeilijk
anders noemen „heibel" in de lera-
renkamer, omdat hij hardop de juist
heid van cijfers betwijfelde. „Het is
gebruikelijk dat je elkaar laat begaan
maar toen ik een keer die twijfel had
uitgesproken moest ik het waar ma
ken ook."
En de directeur van zijn middelbare
school belegde een vergadering om te
spreken over de problemen die samen
hangen met het geven van de cijfers.
De heer Kusters sloeg aan het rede
neren, aan het piekeren. In een proef
werk van honderd en vijftig woorden
kan een leerling eigenlijk evenzoveel
fouten maken, maar zo kwam hij er
ook niet uit. De cijfers waren en zijn
voor hem maar symbolen en hij wilde
er „oordelen" van maken.
Hij vond, dat „de" leraren te snel door
de zoldering van de 6 en de 7 zakken
en hoe hij over die 5 denkt, dat weet
u al.
„Veel leraren zijn met de cijfers 1 tot
en met tien niet tevreden", aldus de
heer Kusters. „Zij maken er nog een-
en-dertig mogelijkheden bij, te begin
nen bij de nul en verder met „een
half", met „plus" en met „min". Ze
redeneren zo: als leerling Jan zes fou
ten heeft gemaakt en leerling Piet
zeven, dan heeft Jan een hoger cijfer
verdiend, want hij moet een betere
plaats innemen op de ranglijst. Het
wettelijke systeem biedt maar tien
mogelijkheden, veel te weinig voor een
klas van dertig leerlingen en daar
moet wat op gevonden worden. Deze
praktijk miskent de didactische bete
kenis van het cijfer.
Een 7- wordt niet gegeven omdat de
leerling een tikkeltje slechter dan
„ruim voldoende" gewerkt heeft, maar
omdat hij laten we zeggen zes
en een halve fout heeft gemaakt."
Het moreel van het Nederlandse le
rarenkorps, de wil om rechtvaardig
te zijn, „sla ik heel hoog aan, voor zo
ver ik die beoordelen kan", zegt de
heer Kusters. „Maar de leraren zijn
er niet verantwoordelijk voor dat de
wetgever het nooit nodig heeft ge
vonden dwingend te bepalen dat aan
leraren-in-opleiding pedagogiek, me
thodiek en didactiek onderwezen
werd."
Daarom vindt de heer Kusters cij
fers als 1 en 2 ook ondingen, die nooit
gebruikt zouden moeten worden. „Met
die cijfers trapt men in vele gevallen
het laatste sprankje hoop en het laat
ste restje vlijt en interesse kapot; dat
is niet goed, we willen immers ook
pedagoog zijn."
Men moet niet uitgaan van een ne
gatieve beoordeling, is de stelling
van leraar Kusters. Niet van: „Nul
fouten is een tien, vijf fouten is een
O anderhalf jaar geleden zat
ik zwaar te piekeren over die be
oordeling in cijfers
ja, aan het cijfer 5 heb ik
uitgesproken de pé, dat kan ik wel
zeggen
Het aantal Nederlanders, dat tijdens
zyn vakantie naar het buitenland
trekt, neemt nog steeds toe. Boven
dien wordt de gemiddelde afstand van
de reizen groter. Men zoekt het ieder
jaar verder. Enkele jaren geleden lag
de grens voor de meeste Nederland
se toeristen bij Italië, Spanje of Oos
tenrijk. Thans is Joegoslavië, Grie
kenland en Turkije erg in trek. Ook
de belangsteUing voor Noord-Afrika
en het Midden-Oosten stijgt aanmer
kelijk. In de eerste twee maanden
van dit jaar werden bij de reisbu
reaus meer boekingen verricht dan
vorig jaar. Er is een duidelijke toe
neming in de reizen per boot, de zg.
cruises.
In het afgelopen jaar hebben
175.000 Nederlanders gebruik gemaakt
van de geheel verzorgde vliegreizen
naar de vakantielanden. De omzet
bedroeg 89 miljoen gulden. 413743
maakten een trip per touringcar,
waarvoor 58 miljoen gulden werd
neergeteld. Ruim 100.000 mensen ver
kozen een vakantietocht naar het bui
tenland per trein. Zij betaalden hier
voor 24 miljoen gulden.
Dit werd bekendgemaakt door de
Algemene Nederlandse Vereniging van
Reisbureaus, die begin vorig jaar werd
opgericht. Bij deze vereniging zijn
thans 150 leden aangesloten, die ge
zamenlijk 500 van de ruim 1000 in
ons land aanwezige reisbureaus bezit
ten. De A.N.V.R. heeft zowel de be
langenbehartiging van de aangesloten
leden als de bescherming van de va
kantieganger ten doel. Leden, die
zich niet aan de regels van door de
vereniging opgestelde ere-code betref
fende de verhouding reisbureau-cliënt
houden, kunnen door het hoofdbe
stuur met enige disciplinaire maatre
gelen worden gestraft. Thans is de
A.N.V.R. bezig haar leden bereid te
vinden door de cliënt aanhangig ge
maakte klachten in laatste instantie
door de Stichting Nederlandse Reiska-
mer te laten beoordelen en de uit
spraak van dit college als bindend te
aanvaarden. Tevens houdt de vereni
ging zich momenteel bezig met het
probleem van overheidscontrole.
Ter bescherming van de branche
acht de vereniging een eventuele re
glementering door de regering wense-
lijk. Dit vraagstuk is tevens onder-
werp van overleg tussen de nationa
le reisbureau-verenigingen van de
E.E.G.-landen, waaraan ook door de
A.N.V.R. wordt deelgenomen. Het
doel van dit overleg is onder meer de
opstelling van een concept statuut
voor het reisbureauwezen op een Eu-
ropese basis en het opstellen van
een basisprogramma voor de oplei-
ding van reisbureaumensen. J
„Op mijn vraag wat dat inhield,
antwoordde ze: Ik wil dat u meedoet
aan mijn concours in 1961. U speelt
in die tussentijd voor niemand anders
dan voor mij. Verder vertelt u me
van uur tot uur wat u gedaan heeft.
Tenslotte eis ik dat u alleen uitgaat
met die mensen die ik voor u uitkies."
„Op dat voorstel heb ik ja gezegd,
hoewel ik me soms als een soort ge
vangene voelde. Aan de andere kant
moet ik bekennen dat het een heel
aangename gevangenis was. Toch heb
ik mijn weldoenster bedrogen. Met de
uitvlucht dat ik ziek was, reisde ik
met mijn vader naar Stuttgart en gaf
er twee concerten. Die had Ferdinand
Leitner me inderdaad in Argentinië
al beloofd. Zes dagen later won ik de
derde prijs in het Concours Margue
rite Long.
Het werd een schandaal, want het
publiek vond dat ik de eerste prijs
verdiend had. De befaamde Parijse cri
ticus Bernard Gavoty dacht er blijk
baar ook zo over, want spontaan be
zorgde hij me een contract bij de
Franse televisie. Met de uitnodigingen
van de Parijse orkesten, begon op het
zelfde moment mijn internationale
carrière".
ze zakken te snel door de
zoldering van de 6 en de 7
heen
vijf" „Er zijn leraren mild, gema-v
tigd en streng", zegt hij, „en zo kan
het voorkomen dat ze voor drie, twee
of een fout een punt aftrekken."
Hij geeft een voorbeeld: „Een leer
ling heeft tien fouten gemaakt in een
proefwerk van tien zinnen en daar
voor van zijn leraar, die „twee fou
ten één punt" rekent, een vijf gekre
gen. Een tijdje later geeft de leraar
een even moeilijk proefwerk van der
tien zinnen, dertig procent langer dus.
Men mag verwachten dat de klas ge
middeld dertig procent meer fouten
maakt, misschien wel meer door ver
minderde concentratie en zo. De be
doelde leerling houdt zich mooi aan
de gemiddelde stijging en maakt der
tien fouten. Nu krijgt hij geen 5 maar
een 3% en maakt hij twaalf of elf
fouten werkt hij dus beter dan de
eerste keer dan krijgt hij een 4
of een 4%."
De huidige beoordeling met de tien
ter beschikking staande cijfer
waarbij voor de zwakke broeders
maar drie cijfers (1, 2 en 3) en voor
de andere in verhouding veel meer
cijfers ter beschikking staan acht
de Goudse leraar onjuist.
„Negen fouten betekent bij een
milde leraar een 7, bij een matige le
raar een 5 >/2 en bij een strenge een
1".
„Zèg, dat ik voor een klas van der
tig leerlingen sta, een eerste klas van
een middelbare school", zegt de heer
Kuster. „Dan denk ik: „hoeveel kin
deren die zonder doubleren naar hun
eindexamen stevenen zullen schrifte
lijke zinnen uit het Nederlands in 'n
vreemde taal moeten vertalen? Al
leen de leerlingen van vier en vijf
HBS-A, want geen enkele leerling van
de andere afdelingen hoeft voor zijn
eindexamen ook maar één enkel
woord schriftelijk vanuit het Neder
lands in een vreemde taal om te zet
ten. En de statistieken leren, dat het
van die dertig kinderen in zo'n eerste
klas er drie of vier zijn die voor de
ze zaak komen te staan. Moet ik dan
voor de hele klas mijn onderwijsme
thoden baseren op die drie of vier
kinderen? Kijk, van dit praktische
gezichtspunt uit probeer ik het te zien
waarbij ik erken dat ik met geschie
denis natuurlijk wel een gelukkig vak
heb."
„Bruno Leonardo Gelberbijna een wonder". Met deze uitspraak kenschetste
de bekende Westduitse criticus Joachim Kalser in 1964 de toen 22-jarige Argen-
tynse pianist. Dezer dagen zat diezelfde Bruno Leonardo Gelber, maar nu drie
jaar ouder, voor het eerst op het podium van Rotterdams nieuwe Doelenzaal. On
der leiding van Franz-Paul Decker gaf hy met het Rotterdams Philharmonisch
Orkest een opmerkeiyke vertolking van Schumanns Pianoconcert.
Hij is zeer positief, daar in zijn
stoel in Gouda, leraar Kusters. „Heel
wat kinderen blijven zitten op beoor
deling van stof die op dat moment nog
geen belangrijke plaats inneemt", al
dus zijn oordeel. „En mijn stelling is
dat men deze zaken niet moet gebrui
ken om een kind te laten zitten. Geef
dan een 6 en de betere leerlingen ho
gere cijfers. Ik heb teveel scholen ge
kend, waar de leerlingen uitsluitend
op de thema's werden beoordeeld.
Daarmee kan ik me nooit verenigen.
En ik merk te vaak dat leraren hard
werken maar geen gevoel hebben voor
prioriteiten en hun leerlingen beoor
delen op zaken die niet juist zijn."
En ineens: „Weet u wat mij opvalt?
Dat de onderwijsinstituten met een
commerciële achtergrond ons voor
zijn."
En ook: „In Engeland ben ik vol
gens een Amerikaans systeem her
schoold als officier. In ons klaslokaal
hing 'n groot aanplakbiljet met de
woorden: Snydt het dode hout eruit!"
Het einde van de middag nadert en
ik neem afscheid van deze leraar, die
bereid is hardop te zeggen wat hij
denkt.
„Ik stel mijn hoop op de nieuwe
leraren-opleiding. We praten over
overlading, maar scheppen we die
zelf niet?"
Luttele uren voor hij op moest,
sprak hij de woorden: „Arthur Ru
binstein had indertijd volkomen gelijk
toen hij me influisterde: Er is op de
wereld geen mooier beroep dan het
onze".
Bruno Leonardo Gelber, die Brahms
zonder een moment van aarzeling als
zijn favoriete componist noemt, is een
van de meest opmerkelijke vertegen
woordigers van de jongste pianisten
generatie. Opgegroeid in een gezin
waar de muziek tot het dagelijkse
brood behoorde, gaf hij al op zeer
jeugdige leeftijd van een opmerkelij
ke muzikaliteit blijk.
„Toen ik drie jaar was, kende ik
de meeste symfonieën van Beethoven
uit mijn hoofd. Mijn vader, die altist
was in het orkest van het Teatro Co-
lftn in Buenos Aires, nam me mee
naar alle repetities. Van mijn moe
der kreeg ik pianolessen. Maar noch
mijn vader, noch mijn moeder wil
de dat ik in de muziek verder zou
gaan. Je mag alles, hielden ze me
steeds voor, als je maar geen musicus
wordt. Maar tegen mijn fanatisme j
waren ze niet bestand. Toen het op i
een gegeven moment zover was dat j
ik bij de befaamde pedagoog Scara-
inuzza wilde gaan studeren, eisten
mijn ouders eerst een proef.
„Voor jezelf spelen, is heel wat an
ders dan voor publiek, zeiden ze. Als
je de proef van een openbaar concert
goed doorstaat, mag je bij Scaramuz-
za gaan studeren. Ik was bang,
maar het vierhandig recital met mijn
moeder werd een succes en ik kreeg
mijn zin".
Toen echter greep het noodlot in.
Op zijn zevende jaar kreeg Bruno
Leonardo kinderverlamming.
„Dat was verschrikkelijk", zegt hij,
want de muziek was een passie voor
me geworden. Anderhalf jaar heb ik
toen liggend piano moeten studeren.
Mijn bed was onder de piano gescho
ven en door een technische ingreep
waren de pedalen bereikbaar voor
me gemaakt.
„Toen ik aehtenhalf was, droeg
mijn vader me in zijn armen naar
de radiostudio, waar ik mijn eerste
recitaluitzending kreeg.
„Maar daarvoor al hebben alle bui
tenlandse dirigenten, die in het Tea
tro Colón als gast dirigeerden, me ho
ren spelen. Daar had mijn vader wel
voor gezorgd."
Toen Bruno Leonardo op negenjari
ge leeftijd met het orkest van het
Teatro Colón onder leiding van zijn
leraar Scaramuzza Beethovens Derde
Pianoconcert vertolkte, was dat het
begin van zijn carrière in Argentinië.
Tien jaar zou het duren alvorens het
Europese publiek met hem werd ge
confronteerd. Door een studiebeurs
van de Franse regering, werd het
hem mogelijk bij Marguerite Long in
Parijs te gaan studeren.
Maar Marguerite Long zou Margue
rite Long niet zijn geweest, als ze de
veelbelovende Argentijn niet voor
het naar haar genoemde pianisten
concours had gestrikt.
„Marguerite Long zei: „Ik döe u
een voorstel. U krijgt alle lessen voor
niets van me, maar u doet alles wat ik
VOO*
Waar het de het r Kusters- om gaat
is, dat men meer zal uitgaan van wat
hij noemt „een positieve waarde
ringsmethode". Hij wil niet dat „het
goede" start bij 10 en dan naar bene
den gaat, maar dat men begint bij 4
en dan verder naar boven.
Hij vindt dat niet de docent, maar
de klas uitmaakt of een proefwerk
moeilijk is geweest of niet. Wanneer
er maar een paar werkstukken met
nul tot drie fouten worden ingeleverd,
dan mag naar zijn smaak de leraar
rustig aannemen dat het proefwerk
niet meeviel. „En dan moet de do
cent milder oordelen", zegt hij. En
nog duidelijker( „de docent beoordele
zo, dat van zijn 25 of 30 leerlingen er
hooguit vier of vijf zijn die minder
krijgen dan een 6; in de hogere leer
jaren moet dat geleidelijk minder
worden."