'n Onbetaalbaar boek De enige raven in ons land (vier stuks) maken 't goed Nog nooit werd in Europa een dolfijn in gevangenschap geboren Beroemd werk van Gould in onze taal herdrukt Krijgt Veluwe terug wat verloren ging VAN MENSEN, DIEREN EN DINGEN Hopelijk 't volgend jaar een nieuwe jonge stam Krijgt Harderwijk de grote primeur? 11 is het reeds ettelijke jaren geleden, toch kan ik nu nog duidelijk voor de geest halen, hoe wij dit waren de fabrieksdirecteur, de dokter en ik op een vogelkundig congres te Uppsala (Zweden) met zijn vele voordrachten en excursies kennis maakten met een be minnelijke Deense bankpresident en uit nemend ornitholoog, zij het niet van pro fessie. Hij heette C. J. Tillisch en stuurde kejagten og Dens historie"); gelukkig ons later een door hem geschreven boek over het vluchtbedrijf in zijn land („Fal- was het voorzien van een samenvatting in de Engelse taal, doch ook de vele af beeldingen spraken ons wel aan. Aan Ne derland, dat door de eeuwen heen nogal wat met de beitjacht en de vangst van trekkende roofvogels te maken heeft ge had, ruimde de schrijver een flinke plaats in. Bij ons vertrek uit Zweden bleef Til lisch erop aandringen, dat we in Kopen hagen van zijn gastvrijheid zouden ge nieten; het zou ons in zijn statige woning aan de Hammerensgade aan niets ont breken, ook al was hij vrijgezel en al bleef hijzelf nog enige dagen buitens lands. \yel, dit bleek een PlezieriSe ,onder- VY breking van de reis, de gastvrij heid maakte ons haast beschaamd, doch niettemin snuffelden we met grote be langstelling in zijn prachtige bibliotheek, die tal van heel zeldzame antiquarische en ook moderne standaardwerken van de vogelwereld in de Europese landen en daarbuiten bevatte. Dit was zo te zeggen een Mekka xvoor iedere ornitholoog en cultureel-ontwikkelde leek door de keur van illustraties uit verleden en heden. Boeken, ons slechts tot dusver bij name bekend en in vele delen aaneengerijd, namen we met enige schroom ter hand: Noveman en Sepp's Nederlandsche Vo gelen, Schlegel et Verster v. Wulver- horst: Traité de Fauconnerie, John Ja mes Audubon's Amerikaanse vogelwerk in het geweldige olifantsformaat, de vol ledige Britse iconografie der Engelse vo gelwereld, John Gould, die 40 onvergelijk baar schone folio-boeken schreef, voorts Elliot, Dresser en onze eigen Keulemans, Groenvold, Peter Scott, Lodge en Thor- burn, alles eerste klas en van een gehal te, zoals men zelden onder ogen krijgt. Het was min of meer een toeval, dat we later in de Diergaarde Wassenaar met een soortgelijke unieke collectie ge confronteerd werden. Zij wordt door de directeur Louwman groot natuurhis torisch bibliofiel in een apart huis bewaard en staat onder hoede van 'n deskundig be heerder. Deze schat aan ornithologische prachtwerken wordt nog voortdurend uitge- indien zich op ducties een gelegenheid breid, indien zich op aucties een gelegenheid biedt. Dat voorts o.m. de boekerijen van Leiden en Artis op dit gebied een ere plaats innemen, streelt onze vaderlandse trots. Particulieren genieten er slechts te-hooi en te-gras van en daarom is het plezierig, dat een vooruitstrevende Ne derlandse uitgever de herdruk van een al tientallen jaren uit de roulering zijnd werk van een der meest produktieve En gelse ornithologen, John Gauld, „the Birds of Europe" (1832—'37) in vijf folio delen, is gaan uitgeven, n.l. A. Rutgers te Gorssel met „Vogels van Europa" in 10 delen, waarvan er thans drie van de pers kwamen. Deze bijzondere verschij- Op deze kunstzinnige wijze (en thans nog vrijwel geheel up-to-date) beeldde John Gould een eeuw omtrent geleden de kerk-uil af. Het is verheugend, dat deze schaars geworden nacht-roofvogel in de Nederlandse editie een plaats vond. ning kondig ik met ingenomenheid bij u aan, want hier kan voor een bereikbare prijs van f 27,50 per boek met 80 kleuren- reprodukties iets heel moois en interes sants worden aangeschaft. Dat worden dus maar even 800 platen van de be roemde Gould, gevat en van korte teks ten voorzien over vogels van Australië, van Europa, van Italië, van Nw. Guinea en van Zuid-Amerika. |~|ie John* Gould (1804'81) was een wonderlijke figuur, doch evengoed bij alle artisticiteit een gewiekst zaken man. Hij deed in een werkzaam leven niet minder dan veertig foliodelen met meer dan 3000 gekleurde platen het licht zien. Onze John geneerde zich niet, zelf tekenaars aan te werven en kocht eens toevallig op een bric-è.-brac markt voor 'n kleinigheid een ei van de toen reeds vrijwel uitgestorven reuzenalk; hij deed het voor een veelvoud van de aan koopsom over aan een liefhebber, maar onder de bedinging, dat deze zich op een zijner werken moest abonneren! Het is interessant in een prospectus van een eeuw geleden (1 jan. 1866) te lezen, dat Gould het aantal zijner afnemers met 1008 aangeeft. Dit lijkt wellicht weinig, doch ze brachten hem samen f 143.000 in 't laatje, een voor die dagen zeer hoog bedrag. Zijn complete oeuvre weegt plm. 500 kilo! Toen hij in 1838 een reis onder nam naar Australië had hij reeds een netto-winst van 7.00Ö,- behaald. Het valt vreemd te bedenken, dat deze vogel auteur en uitgever, van geboorte tuin- manszoon, als jongen van 24 jr., oorspron kelijk een preparateur was, die voor de studenten van Eton vogels opzette en la ter als conservator van de Zoöl. Society optrad. Het schijnt dat hij voornamelijk door zijn vrouw, die een begaafd schilde res was, op de veelbelovende mogelijk heden van de geïllustreerde vogelbeschrij ving opmerkzaam werd gemaakt. In die tijd bestond hiervoor zeer grote interesse. Zijn echtgenote verzorgde met veel smaak het plaatwerk in lithografie en ge kunt thans in de Hollandse editie zelf zien, dat zij dit vrijwel zonder fouten en zeer artistiek in een bekorende compositie deed. De delen, volgend op die der Euro pese vogels, zullen hiervan speciaal ge tuigen, zoals het onvergelijkelijke „Cen- De beste afbeeldingen van vogels, die ooit werden gemaakt, berusten sinds jaren in enkele bibliotheken over de ge hele wereld. De boeken van John Gould zijn slechts antiquarisch verkrijgbaar tegen fabelachtige prijzen. Een complete serie zou honderdduizenden kosten. Dit is een plaat van een paar Hoppen met jongen. O tury of Himalayan Birds" bereids voor spelt. Na de Australische reis, die veel resultaten beloofde, stierf zjin vrouw en kwam Gould in moeilijkheden voor een opvolger, die hij ten slotte vond in een der beste Europese (Duitse) dierenschil- ders Joseph Wolf, die ettelijke delen bij zonder kunstzinnig illustreerde. Fen volledige reeks der boeken van Gould, zou althans een fortuin kos ten, gesteld al, dat iemand ze antiqua risch zou kunnen opdiepen. Monografieën synopses en avifaunistische werkers van dit genre worden allengs zeer duur en compleet vindt men ze slechts in de bi bliotheken van Universiteiten, musea en enkele rijke liefhebbers. Geer. hunner wil er van scheiden en om iedere vriend van zulk een onbereikbare bibliofiele kost baarheid uit de oude doos er door goede reprodukties kennis mee te doen maken, werd door uitgever Rutgers het prijzens waardige initiatief genomen tot het be werken van de serie „Het Vogelpara dijs in kleuren", met het le dl. „Vogels van Europa" als voorloper. Zulk een her druk kan uiteraard nimmer feilloos het origineel bereiken en zo viel b.v. hier en daar het petit-gris of de leikleur wat blauw uit en zijn andere platen soms wat vet of hard, maar in het algemeen bena deren zij toch de hoge kwaliteit der oor spronkelijke uitgave en zijn er soms nau welijks van te onderscheiden, wanneer ik mij de Engelse druk uit de boekerij in het Deense patriciërshuis of van het Die renpark te Wassenaar weer voor de geest haal. Zo'n uitgave in eigentalige herdruk noem ik gedurfd en ondernemend. A. B. WIGMAN iyriemand kan nog zeggen dat het expe riment volledig geslaagd is, maar het begint er wèl op te lijken dat de vier raven, die het vorig jaar maart uit Slees- wijk-Holstein naar de Veluwe werden overgebracht, de stam-paren zullen wor den van een kleine ravenkolonie. Dat z.ou betekenen, dat de raaf, die al sinds 1928 niet meer in ons land voorkomt, weer gaat deel uitmaken van onze fauna. |~Ae raven waren na hun overkomst uit Noord-Duitsland een van de weini ge plekken in West-Europa, waar deze die ren nog niet uitgeroeid zijn zó tam, dat ze zich uit de hand lieten voeren. Daarin is na enkele maanden spoedig verandering gekomen. „Gelukkig wel," vertelde ons het hoofd van het Rijksjachtopzicht in het Veluws Staatswildreservaat, de heer W. van Loe- nen. „Tamme raven zouden een slechte le venskans maken en bovendien is het een onnatuurlijke situatie." Het blijft nog noodzakelijk de dieren vast te houden in de geweldige vo lière (van tien bij tien bij tien meter), want het is de bedoeling dat de dieren binnen de beperkte vliegruimte die ze nu hebben, volgend jaar gaan broeden. Het volgende geslacht mogelijk vier jonge raven per echtpaar mag de vrijheid hebben. Zodra de jonge vogels vliegvlug zijn worden ze losgelaten en hopelijk blijft dan nog enige tijd de binding met het ou- derpaar in de volière en het voedsel, dat in de bossen rondom tegen die tijd zal worden neergelegd. Eigenlijk pas als de jongen twee jaar oud zijn, gaan paren en nestelen zal men kunnen spreken van een volledig geslaagd experiment. £r zijn nog enkele onzekere factoren, vindt de heer Van Loenen. Hoewel de gedragingen van de vier raven er op wij zen, öat het hier twee echtparen betreft, is er nog geen zekerheid. Binnenkort zal een ravendeskundige uit Zwitserland een bezoek brengen aan het Staatswildreser vaat om het geslacht van de vier te bepa len. Uitkomsten van dergelijke experimenten met raven in Duitsland en Zwitserland ge ven goede hoop, dat de dieren, als zij vol gend jaar geslachtsrijp zijn, zullen gaan paren en broeden. Twee maanden nadat de jonge raven uit de eieren zijn gekomen, kunnen zij uitvliegen. Dat zal zo ongeveer in mei van het volgend jaar zijn. In de omgeving van de volière met het ouder paar worden dan roedelplaatsen aangelegd, opdat de jonge dieren niet direct in de wij de omtrek op zoek behoeven te gaan naar De Duitse raven zijn nu ruim een jaar oud en verdragen nauwelijks bezoek in de omgeving van de grote volière. Toen de raven het vorige jaar op de Veluwe arriveerden hadden ze alle schuwheid afgelegd. aas, maar in hun eigen revier kunnen worden gehouden. TWe heer Van Loenen. is ten aanzien van het verzamelen van voedsel door de raven overigens niet zo erg optimistisch. Talloze vogels worden elk jaar het slacht offer van landbouwgift en aangezien raven ras-echte aaseters zijn, is het niet denk beeldig, dat met de consumptie door de raaf van een aan landbouwgif gestorven vogel óók de raaf wordt uitgeroeid. Er zijn in de loop der jaren reeds maat regelen getroffen om sterfte door land bouwgif in de dierenwereld tegen te gaan, „want", meent de heer Van Loenen, „als we dingen gaan doen waarvan we de reik wijdte niet kennen, gebeuren er ongeluk ken. Als met het doden van graaneters ook de aaseters worden gedood, zal er dis orde komen in het al zo moeilijk te handha ven evenwicht in de natuur, n het is juist de bedoeling dat er gestreefd wordt naar een zo goed mogelijke balans." n we dezer dagen bij de volière kwamen, vlogen de raven onrustig heen en weer. Dat is een goed teken dus. Toen we ons weer .verwijderden, klonk uit de verte een gezellig „tok... tok" het teken dat de raven zich weer senang voel den. Op de grond in de volière wordt tweemaal per week aas neergelegd: dode kippen, ontweidsel van het wild, of soms een in het verkeer omgekomen zwijntje. Duidelijk konden wij zien hoe de raven in nog geen jaar tijd uitgegroeid waren van flinke kraaien tot enorme vogels zo als we die in Nederland nooit meer zien. Het zou mooi zijn als het raven-experi ment slaagt. Door allerlei ontwikkelingen komt de dierenwereld (en vooral ook de plantenwereld) steeds meer in de verdruk king, sterven jaar na jaar dieren en planten uit. Wat verdwijnt komt vrijwel nooit meer terug. Het gaat vlug vaak zonder dat we er van horen of het merken. Dr. W. H. Dudok van Heel, wetenschap pelijk leider van het Dolfinarium in Har derwijk, wil er eigenlijk nog niet veel van zeggen. In de wetenschap tellen alleen de feiten; veronderstellingen zijn heel ge vaarlijk. Toen hij het vorig voorjaar in de zoutwaterbassins van het Dolfinarium zag hoe de dolfijn Moby toenadering zocht tot Mammalou en meermalen kon constateren dat beide dolfijnen hadden gepaard, heeft men hem toen dat bekend werd tal loze malen nadrukkelijk gevraagd wan neer de baby-dolfijn kon worden ver- wacht. Als iemand dat zou moeten weten, zou hij het toch wel moeten zijn. Er zijn op de wereld maar een handvol deskundi gen op dit gebied. De bioloog Dudok van Heel promoveerde indertijd op een disser tatie over dolfijnen. En hij is de enige die zich niet aan voorspellingen waagt. Mammalou, de 165 kilogram wegende dolfijn uit de Golf van Mexico, schijnt zich intussen kostelijk te vermaken in de winterbassins. Terwijl wij dezer dagen met dr. Dudok van Heel een gesprek had den, dook ze telkens hoog op uit het water om zich vervolgens zijdelings, of op de rug, weer in haar element te laten terug vallen. Ze schijnt in een bijzonder goede condi tie te zijn; van keel tot bijna bij de staartvin is haar gladde huid zacht-rose en dat duidt er op, dat ze kerngezond is. Er zijn zelfs tekenen die er op wijzen dat er iets met haar aan de hand is. Na een paar flinke sprongen boven water schuurt ze zich behaaglijk tegen de bodem van de bassins. Dr. Dudok van Heel wil echter geen enkele conclusie trekken uit de ove rigens goede voortekenen. „Als de baby er is," zegt hij, ,#al ik u waarschu wen Een dolfijnen-baby in Harderwijk zou overigens in de wetenschappelijke we reld wel iets bijzonders zijn. In Europa zijn in de loop der jaren talloze experi menten met dolfijnen opgezet, doch tel kens bleek dat de dieren kennelijk door een gemis aan kennis omtrent deze water zoogdieren niet in leven waren te hou den. Het Dolfinarium in Harderwijk begon met vier dolfijnen. Onlangs zijn er drie bijgekomen en totnutoe hebben zij het er best naar hun zin. Er wordt regelmatig getraind en gestadig wordt voortgang ge maakt met het wetenschappelijk onder zoek onder auspiciën van de Werkgroep Onderzoek Cetacea. Nog nooit werd in Europa een dolfijn in gevangenschap geboren en hoewel wij dr. Dudok van Heel niet in zijn hart kunnen kijken, geloven we wel dat een baby-dol fijn in het Harderwijker Dolfinarium, dat met zoveel kennis en zorg wordt gerund, een kroontje mag zijn op het werk van deze dolfijnen-deskundige. Een dolfijn draagt twaalf maanden. Bij oudere dieren, zoals Mammalou, die al eens eerder een baby kreeg (vóórdat ze gevangen werd) kan men uiterlijk tij dens de draagtijd niets bespeuren. Uiter- varingen tijdens verschillende onderzoe kingen die dr. Dudok van Heel voor zijn proefschrift heeft gedaan, is gebleken dat zelfs aan de vooravond van een geboorte niets aan het dier te zien is. In de natuur wordt de dolfijnenmoeder, kort voor de geboorte van haar jong, door andere dolfijnen beschermend omringd tegen aanvallen van andere dieren. Nadat het jong ter wereld is gekomen wordt het, meestal met assistentie van een andere dolfijn, geleerd hoe het adem moet halen aan de oppervlakte. De melkvoeding een betrekkelijk dikke substantie die het jonge dier via een tepel in de bek wordt gespoten kan soms doorgaan tot ander half jaar. De lengte van de baby is bij de geboorte ongeveerr een meter. Mammalou draait speels haar rondjes in de grote bassins van het Dolfinarium. Als zij een baby krijgt, zal dat de eerste in Europa zijn. Toch wél aardig. Maar dr. Dudok van Heel blijft zwijgzaam omtrent de mogelijkheden. In het leven van dolfij nen spelen zo ontzettend veel factoren, die de wetenschap nog niet kent. In Europa ziet men op Harderwijk na niet eens kans de dieren in leven te houden. „We wachten rustig af, rekenen op niets en als er toch wat mocht gebeurenu hoort er van

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9