Maart '42: Als een waaier breidde Japanse aanvalsgolf zich uit Neder la nds-Lndië na korte tijd bezet Na aanleg van dammen ontstaat uniek recreatiegebied bij Ameland Paramaribo versteent Terugblik op vijfentwintig jaar geleden Mac Arthur, troef voor toekomst Concrete plannen zijn al ontwikkeld Landingen Laatste verzet Verdere opmars Birmaweg houten stad Niet nieuw Besparing Tolheffing Ue „rijzende zon", het zinnebeeld op de Japanse vlag, was in februari 1942 op fantastische wijze omhoog gegaan. De gigantische waaier had zich nu bijna ge heel geopend en bestreek vrijwel alle lan den en zeeën in Zuidoost-Azië. In nog geen drie maanden tijds had de Japanse strijd macht het gepresteerd de Amerikaanse Pacificvloot een welhaast vernietigende klap toe te dienen, Siam te bezetten, de Filippijnen, Hongkong, Malakka, Singapore en de Nederlands-Indische buitengewesten te veroveren en een opmars te beginnen in de Stille Zuidzee ten noordoosten van Australië, alsmede in Achter-lndië in de richting van Birma. In Zuidoost-Azië hielden alleen nog de Amerikanen stand op het schiereiland Bataan, op het eiland Luzon in de Filippijnen en was alleen nog Java in handen der geallieerden. (door B. KONING generaal-majoor b.d.) De „Slag op de lavazee"waarbij op 27 februari 1942 de geallieerde vloot in de Zuidoostaziatische wateren vernietigend werd verslagen, was voor de dappere weerstand tegen de Japanse aanvalsgolf het begin van het einde. De weg naar Java, een van de laatste bolwerken van het verzet, kwam daardoor voor de agressor open te liggen. Onze foto is een archief opname van deze heldhaftige strijd: zij toont Hr. Ms. kruiser „De Ruyter" vurend over stuurboord. Toen de zeven 15cm-kanonnen geducht van zich afbeten, schudde de kruiser tot in zijn kielplaten: overlevenden vertelden later hoe patrijspoorten uit de sponningen vlogen en dies wat aan de wanden was opgehangen naar beneden kwam. De kruiser vuurde tot hdf twaalf in de avond van deze historische 27 ste februari: toen werd hij door torpedo's getroffen en buiten gevecht gesteld. Het eiland Java was in vier verdedigingssectoren gesplitst met Bandoeng, Ba tavia, Semarang en Soerabaja als kernpunten. Ook bevonden zich nog vrij sterke stellingen rondom de haven van Tjilatjap aan de zuidkust. Op het eiland bevonden zich 70 vliegvelden, waarvan de grootste bij Batavia, Soera baja en Bandoeng lagen. Het KNIL was ruim 50.000 man sterk en stond onder bevel van generaal Ter Poorten. Dit leger groeide door versterkingen uit Aus tralië, Engeland en Amerika nog aan tot ruim 100.000 man. Maar dat aantal was veel te gering in verhouding tot de uitgestrektheid van de kustlijn en de vele punten, waar een vijand kon landen. op krachten komen. Bovendien wer den door de Australiërs en Amerika nen zware luchtaanvallen op Japanse schepen in dit zeegebied uitgevoerd, waardoor de Japanners ernstige ver liezen leden. Bovendien was de positie van het leger uitermate gevaarlijk. De vloot was verslagen, zodat de Japanners ongestoord konden landen waar ze wilden. De luchtmacht had zich in het bijzonder bij de strijd op Malak ka bijna geheel opgeofferd, de luchtverdediging was volkomen on voldoende en de tankeenheden waren zeer zwak. Een b'jzonder ongunstige omstandigheid was daarbij, dat deze macht ook nog in twee strategisch gescheiden delen was gesplitst en zich in West-Ja va, met Batavia en Bandoeng, en in Oost-Java, met Soe rabaja, moest opstellen. De Japanners landden in de nacht van 28 februari op 1 maart op drie punten aan de noordkust van Java en wel bij a) Bantam, ten westen van Batavia, met een divisie en de legerstaf. Tijdens deze landing stootten de Amerikaanse kruiser „Hous ton" en de Australische kruiser „Perth" bij verrassing op de Ja panse transportvloot. Zij brachten een transportschip tot zinken en beschadigden drie andere. Op het tot zinken gebrachte transport schip bevond zich de Japanse le gercommandant, die echter zwem mend de kust wist te bereiken. De beide geallieerde oorlogsschepen werden daarna door de overmach tige Japanse dekkingsvloot tot zin ken gebracht; b) Ereton, ten oosten van Batavia, met een versterkt regiment; c) Rembang, ten westen van Soera baja, met een versterkte divisie. De Japanners rukten na de lan dingen met zeer grote snelheid op met hun gemechaniseerde en gemo toriseerde eenheden. Reeds in de voormiddag hadden de Japanners die bij Ereton waren ontscheept het grote vliegveld van Kalidjati, op niet minder dan 60 kilometer van Ereton, bezet. Van dit vliegveld kon de gehele Bandoengse hoogvlakte worden beheerst. De Japanse aan val was zó verrassend, dat de op het vliegveld aanwezige Britse bommenwerpers onbeschadigd in 's vijands handen vielen. Twee po gingen van de Nederlanders om het vliegveld te heroveren mislukten bloedig. Op 5 maart trokken de Japanners Batavia binnen. Nog op die zelfde dag viel Buitenzorg in hun hunden. De regering te Bandoeng zag het hopeloze van de situatie in, toen de sterke Tjiaterstelling ten noorden van Bandoeng door een omvatting ten val werd gebracht, terwijl de daarachter gelegen Lembangstelling voortdurend zwaar uit de lucht werd gebombar deerd. Ook de haven van Tjilatjap stond aan zware luchtaanvallen bloot, om te beletten dat er troepen zouden worden aangevoerd, dan wel zouden ontsnappen. De Japanse troepen die bij Rembang waren geland rukten in snel tempo op naar Soerabaja, dat zij in de loop van 8 maart wisten te be zetten. Op die zelfde dag stonden de Ja panners voor de poorten van Ban doeng. De stad was vol met vrouwen en kinderen. De Nederlandse troepen waren uitgeput. Om verder bloedver gieten te voorkomen besloot de gou verneur-generaal, jhr. Tjarda van Starkenborch Stachouwer, te capitu leren, welke capitulatie op 9 maart een feit werd. De gouverneur-gene raal en generaal Ter Poorten werden als krijgsgevangenen naar Formosa gebracht. Van Mook, de luitenant- gouverneur-generaal, wist per vlieg tuig naar Australië te ontkomen, waar hij zijn krachten kon blijven ge ven aan de voortzetting van de oorlog tegen Japan. De Australische stad Melbourne werd de zetel van de Ne derlands-Indische regering. Australië lag nu zelf in de frontlijn. Hoewel de hoofdmacht van het KNIL op Java had gecapituleerd, bleven in de buitengewesten nog een aantal moedige mannen weer stand bieden aan de Japanse over weldigers. Veel hebben zij echter niet kunnen bereiken. Het effect van hun guerrilla is beneden de verwachtingen gebleven, enerzijds omdat vele inheemse militairen naar huls gingen, zodat de sterkte van de doorvechtende troepen aan zienlijk daalde, anderzijds omdat men de onontbeerlijke medewer king van de Indonesische bevolking niet verkreeg. Voor een niet gering gedeelte was dat te wijten aan het optreden der Japanners, die elke medewerking aan de Nederlanders meedogenloos straften. In Midden- en Noord-Sumatra bo den generaal Overakker en kolonel Gosenson nog tot 29 maart weerstand. De Japanse commandant was vol verbazing toen hij bij die capitulatie ontdekte dat de Nederlandse troepen nog geen 3.000 man sterk waren. Met deze geringe macht hadden zij drie weken een Japanse macht van 20.000 man het hoofd geboden. De generaal en de kolonel werden door de Japan ners onthoofd. Op Celebes gaven de laatste troe pen zich op 27 maart in het zu:den van het eiland over. In het noorden, in de Minahassa, wist een groepje van twintig man zich nog tot 22 fe bruari 1942 te handhaven. Een andere groep onder twee luitenants slaagde erin het nog tot augustus 1942 uit te houden, toen zij zich door uitputting moest overgeven. Zij werden allen door de Japanners ter dood gebracht. Dat zelfde lot onderging een groepje militairen van 60 man dat op Borneo tot oktober 1942 standhield. Op Timor werd nog lange tijd ver beten weerstand geboden door Ne derlandse en Australische troepen. Herhaaldelijk werden Japanse afde lingen overvallen. Toen de Japanners er echter toe overgingen de dessa's systematisch te verwoesten, werd de toestand onhoudbaar, daar nu de voedselvoorz'ening der guerrillastrij ders in gevaar kwam. In december 1942 werden de Nederlandse en Aus tralische troepen, alsmede Portugese burgers, door de Nederlandse torpe- dobootjager „Tjerk Hiddes" van het eiland gevoerd. Tot driemaal toe voerde de „Tjerk Hiddes" zijn ge vaarvolle tocht uit, alle keren met succes. Op 17 december gingen de laatste Nederlandse troepen scheep. Na de ontruiming van Timor was er in Nederlands-Indië nog slechts één kleine groep, die zich niet gewon nen wilde geven. Het was een deta chement van 60 man onder bevel van een kapitein op Nieuw-Guinea. Op 18 april 1944 viel hij in Japanse handen. Ook hij werd onthoofd. Maar de kapi tein had een waardig opvolger in ser geant Kockeling, die de strijd voort zette. Op 3 september 1944 wist hij de Amerikanen, die in april 1944 bij Hol- landia waren geland, te bereiken. Zeer terecht werd sergeant Kockeling met de Militaire Willemsorde be loond. Tegelijk met de verovering van Zu'doost-Azië, traden de Japanners ook op in de Stille Zuidzee, waarbij in het bijzonder de eilandengroepen ten noorden van Australië hun doel wit waren. In januari en februari 1942 hadden zij zich reeds meester gemaakt van Nieuw-Britannië en van Buna in de Sa lomons-archipel. In maart landden zij bij Lae en Salamaua op de noord kust van het oostelijk deel van Nieuw-Guinea. Daardoor kregen zij bases om naar Port Moresby aan de zuidkust van dat eiland op te rukken. De bezetting van deze haven zou een ernstige bedreiging naar het vaste land van Austral'ë vormen. De af stand van Lae naar Port Moresby be draagt hemelsbreed slechts 250 kilo meter. De zwakke Australische troepen konden de Japanners niet tegenhou den en trokken zich terug in het bin nenland. Maar de natuur kwam nu roet in het Japanse eten gooien. He vige regens veroorzaakten zware overstromingen in de dalen, waar de weg naar Port Moresby doorheen liep. Zodoende werd de Japanners be let over land naar Port Moresby te gaan en konden de Australiërs weer Ook op het vasteland van Azië, in Achter-lndië, boekten de Japanners successen. Daar richtte de Japanse activiteit zich op Birma met als hoofddoel het afsnijden van de zo genaamde Birmaweg. Deze Birma weg was de enige nog bruikbare verbindingsweg uit het westen met het China van Tsjiang Kai-tsjek. Als de Japanners deze weg konden afsnijden, dan was China geheel ge ïsoleerd. De Japanners lieten er geen gras over groeien. Met grote kracht en snelheid rukten zij op naar de grote haven Rangoon, het begin van de Birmaweg, waar de goederen, bestemd voor Tsjiang Kai-tsjek werden gelost. Na heftige strijd, waarbij de Engel sen zware verliezen leden, verover den de Japanners op 8 maart Ran goon. De Engelsen trokken terug in noordelijke richting, om in het Bir- maanse binnenland, samen met Chi nese troepen, te pogen de Japanse op mars tot staan te brengen. In de Filippijnen hielden de Ameri kanen nog stand op het schiereiland Bataan en op het zwaar versterkte rotseiland Corregidor voor de baai van Manilla. Daardoor was deze gro te haven voor de Japanners onbruik baar. De verdediging van Bataan en Cor regidor was goed voorbereid door de commandant der Amerikaanse troe pen op de Filippijnen, de legendari sche generaal MacArthur. Het doel van deze verdediging was, daar zó lang stand te houden, tot versterkin gen uit Amerika zouden zijn aangeko men. Als gevolg van de geslaagde Ja panse overval op Pearl Harbor, waar door de Amerikaanse Pacificvloot werd uitgeschakeld, bleef die hulp uit. Het Amerikaanse leger op de Fi lippijnen moest dus als verloren wor den beschouwd, doch MacArthur, de onverzettelijke, had begrepen, dat el ke Japanse divis'e die hij bij Bataan kon vasthouden, de kans zou vergro ten, dat de Amerikanen Australië zouden weten te behouden. Hij slaag de erin, zijn troepen op onnavolgbare wijze te inspireren. Alle Japanse aan vallen, zowel te land als van zee uit, werden bloedig afgeslagen. Het was voor de strijders op Ba taan dan ook wel een zeer zware slag, dat president Roosevelt Mac Arthur bevel gaf, Bataan te verla ten, om hem het opperbevel over de Amerikaanse troepen in de Pa cific te geven. Roosevelt was zich van de zwaarte van deze beslissing heel goed bewust. Het vertrek van MacArthur uit Bataan stond zo'n beetje gelijk met dat van een kapi tein, die als eerste het zinkende schip verlaat, in plaats van als laatste. Maar Roosevelt had dit plaatselijke nadeel af te wegen tegen het veel en veel grotere voor deel, dat men het strategisch genie van deze generaal niet kon missen in de grote worsteling, die in de gehele Stille Zuidzee woedde. En de feiten hebben Roosevelt ge lijk gegeven. Wat door MacArthur en zijn mannen in dat enorme operatie toneel tot stand is gebracht met als slot de capitulatie van Japan op 14 augustus 1945 kon inderdaad al leen maar een MacArthur tot stand brengen. Roosevelt nam zijn beslis sing op 22 februari, maar de ingrij pende maatregel werd niet bekendge maakt. Het resultaat bleek op 17 maart toen MacArthur plotseling 'n Australië aankwam. De Amerikanen werden daarmee tevens voor het schokkende feit geplaatst, dat men de dappere mannen op de Filippijnen als „afgeschreven" kon beschouwen. Bij zijn vertrek sprak de grote Ameri kaan de historische woorden: „Ik kom terug." En hij heeft woord ge houden. Op 24 februari 1945 trok hij als overwinnaar Manilla, de hoofd stad der Filippijnen binnen. Na het vertrek van MacArthur zetten de Amerikanen de strijd voort onder be vel van de generaal Wainwright. (Van een onzer redacteuren) Paramaribo is een houten stad, die sinds 1950 snel aan het verste nen is. Het karakteristieke straat beeld in de oude stad wordt nog ge vormd door wit geschilderde houten huizen met steile leien daken, vele met balkons vol bloemen en plan ten. In snel tempo zijn echter de laatste vijftien jaar banken, bio scooptheaters, postkantoren, zaken- panden en ziekenhuizen in gewa pend beton verrezen. De stad kreeg meer kleur, vooral in de buitenwij ken. door gevels in roze, blauw, geel, groen. Zo veranderde en verandert het uiterlijk van Paramaribo. De archi tect ir. J. L. Volders, die dit beeld schetst in zijn boek „Bouwkunst in Suriname, driehonderd jaar nationale architectuur", heeft nog zoveel moge lijk van de traditionele bouw willen vastleggen. Zijn liefde voor de oude Surinaamse architectuur heeft hij vorm gegeven in 300 pentekeningen, zowel vlugge schetsen als accurate opmetingen van plattegronden, gevels en doorsneden. Omdat de schrijver-illustrator ook het verband tussen de levenswijze en de bouwwijze tijdens de laatste drie eeuwen probeert te achterhalen en nauwkeurig schrijft zonder zwaar wichtigheid, is het boek meteen een plezierige tocht door de geschiedenis van Suriname. „Ma Retraite", de woning van de vroegere plantagedirecteur, voorbeeld van oude bouwkunst in Suriname. (Van een onzer verslaggevers) Concrete plannen zijn ontwikkeld om binnen drie jaar een dam met een ver keersweg te bouwen tussen de kust van het Friese vasteland en het eiland Ameland, een project dat een investering vergt van 30 miljoen gulden. Deze verkeersdam zou dan nog slechts het begin zijn van een fascinerende ontwikke ling, waardoor de Waddenzee op déze plaats geheel van karakter zou verande ren. Na de eerste dam, over het wantij van Ternaard naar een punt op drie ki lometer ten oosten van Buren op Ameland, moet namelijk een tweede verkeers- dam worden aangelegd en wel van Zwarte Haan naar het westeliik deel van het eiland. Het tussen beide dammen liggende gebied, dat een oDDervlakte van 14.000 hectare beslaat, zou dan als een grandioos recreatieoord kunnen worden ingericht. De plannen zijn niet overal met enthousiasme ontvangen. De tegen standers „op de wal" zijn voorname lijk natuurbeschermers, die door gro te waterbouwkundige werken in de Waddenzee verstoring van het natuur lijk evenwicht verwachten met alle gevolgen van dien voor flora en fau na. Op Ameland zelf waren de tegen standers aanvankelijk te zoeken in de sector van het toerisme. De kritiek van de natuurbescher mers is onverminderd van kracht ge bleven. Op Ameland is de stemming echter aanmerkelijk ten gunste van de dammen gekeerd. Vooral de jeugd ziet er een mogelijkheid in om uit het isolement te komen en in het toeris tische vlak heeft men waardering voor de aantrekkelijke perspectieven. De damplannen zijn niet nieuw, want al vele jaren zijn de moge lijkheden besproken. Zelfs werd in 1872 al eens een dam aangelegd. Die eerste poging in de jaren 70 van de vorige eeuw werd onderno men door jhr. Teding van Berk hout. De Maatschappij tot Land aanwinning op de Friese Wadden had echter onvoldoende geldmid delen om de dam zo lang in stand te houden tot voldoende resultaten zichtbaar zouden worden. Deze dam, waarvan restanten soms nog bij laag water te zien zijn, was niet bestemd voor het verkeer. De enige bedoeling was, aanslib bing te bevorderen. Door geldgebrek moest men in 1882 het onderhoud staken, doch het tracé van de dam is nog tientallen jaren met een stip pellijn in de schoolatlassen aange duid. Winterstormen en ijsgang heb ben een eind gemaakt aan de 8,7 km lange en een halve meter hoge, van zware stenen gemaakte, dijk. Na de mislukking is de aanleg van een dam naar Ameland nog talloze malen ter sprake gekomen. In 1937, in de tijd van de grote werkloosheid, werd er serieus aan gedacht als ob ject van werkverschaffing, dat liefst nog op de een of andere manier ren dabel zou moeten worden gemaakt. Het plan werd niet gerealiseerd. Een warm voorstander van het tweedammenplan is altijd burge meester mr. J. Siderius van Ame land geweest. Hij zegt: „Ik prefe reer twee dammen boven één om dat wij dan kunnen zeggen: de cultuurgrond en de duinen zijn ons te kostbaar om vol te bouwen. Wij krijgen dan de kans om tussen de dammen een stuk te claimen en aan de recreatie dienstbaar te ma ken. Wij bevorderen daarmee een evenwichtiger ontwikkeling en het eiland wordt nauwelijks aange tast." Moeilijkheden ziet mr. Siderius echter wel, ongeacht of er één of twee dammen komen. „Het is duide lijk, dat meer verkeer wordt aange trokken, onder meer door de moge lijkheid tot dagrecreatie," zegt hij. „Het is belangrijk, dat je die mensen de ruimte kunt geven en zo mogelijk goede wegen naar de plaats waar zij willen zijn. Wij zullen op Ameland toeleidingswegen buiten de dorpen om, naar de mooie gebieden moeten maken." „Wij moeten er ook voor zorgen, dat op Ameland voldoende ruime parkeerterreinen ten zuiden van de vier dorpen worden aangelegd. Er zal op moeten worden aangestuurd, dat de toeristen daar hun auto's neer zetten en lopend verder gaan. Op die manier kunnen onze dorpen hun pitto reske aantrekkelijkheid behouden. Het gemotoriseerde verkeer moeten wij zoveel mogelijk uit het duingebied weren. Het belangrijkste vind ik wel, dat het op Ameland rustig blijft," al dus de burgemeester. De Friese Staten hebben besloten om de dam op het wantij los te zien van het tweedammenplan en de aanleg ervan in principe te bevor deren. Na de uitvoering zou kun nen worden begonnen met de bouw van de westelijke dam, die meteen op „Deltahoogte" is geprojecteerd. Als ook dat werk is voltooid, kan worden begonnen met het ophogen van de wantijdam tot „Deltahoog te". Het tweedammenplan heeft als voordeel, dat tussen de dammen op Ameland veertien kilometer en tus sen Zwarte Haan en Ternaard 26 km dijk niet hoeft worden opgehoogd, hetgeen het rijk 65 miljoen gulden be spaart. In een door de provinciale Water staat van Friesland samengesteld rapport wordt geadviseerd de wantij- dam aanvankelijk een hoogte van 2,50 meter boven NAP te geven. In het voorlopige plan is een zeven me ter brede verkeersweg geprojecteerd met daarnaast een vijf meter brede parallelweg voor langzaam verkeer. De eenvoudigste vorm van de dam is het normale dijkprofiel met een zeer brede kruin, waarop de wegen worden aangelegd. Een bezwaar is, dat bij verhoging van de waterstand met één meter al golven zullen over lopen, waardoor verkeer dan nauwe lijks meer mogelijk is. In perioden van ijsgang zal de geringe hoogte ook moeilijkheden opleveren. Om deze be zwaren op te vangen wordt echter ge dacht aan een golfgoot, die dienst kan doen als vergaarbak voor water en ijs. Voor de bouw van de eerste dam behoeft niet te worden gerekend op financiële steun van het rijk, ter wijl ook de provincie niet instaat is het project uit de gewone midde len te financieren. Voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van de dam wordt gedacht aan twee exploitatievormen: naamloze ven nootschap of stichting, die wat de doelstelling betreft niet behoeven te verschillen. De mogelijkheid be staat dan om een lening te sluiten. Om de investeringen rendabel te maken wordt gedacht aan tolheffing. De tarieven zouden dan zodanig moe ten worden vastgesteld, dat de totale kosten zijn terugontvangen op het moment, dat het verkeer via de twee de dam Ameland kan bereiken. Dat is mogelijk als binnen niet al te lan ge tijd met het werk wordt begonnen, zodat de voltooiing in 1970 een feit zal zijn. Bij tarieven gelijk aan een der de van de huidige veertarieven kun nen de investeringen binnen tien jaar zijn teruggevloeid. Belangrijk is ook het verkeerson- derzoek, teneinde op basis van vroe gere prognoses vast te stellen of de voorzieningen voor de eerste tien jaar voldoende zijn. Weliswaar wordt gedacht aan een tweede rijstrook, maar daarbij wordt ook overwogen dat het innen van tolgeld in sa menhang met maximum- en mini mumsnelheden en het twee keer per dag instellen van éénrichtingsver keer een spreidende invloed zal hebben. Verstrekkender gevolgen heeft intussen het tweedammenplan. Om tot een tijdige uitvoering daarvan in 1974 te komen zou een be gin van de studies nu al een drin gende els zyn. Juist dat tweedam menplan zal schitterende mogelijk heden openen. In het 14.000 hectare grote gebied tussen de dammen zal naar schatting 3.000 hectare wa ter de vroegere geulen en prië- len blijven bestaan. De water sport zal worden bevorderd door het creëren van jacht- en vluchtha- ventjes en visplaatsen. De zandpla ten zullen worden bebost en ge schikt gemaakt voor recreatieve voorzieningen. Het gebied zal kunnen worden ont sloten door secundaire wegen, terwijl een groot deel, grenzend aan de oos telijke wantijdam, bestemd is als on gerept natuurgebied. Op het eiland zelf kan het volbouwen van de dui nen wordt gestaakt. Hoewel in het Friese streekplan voor de Wadden eilanden één of twee dammen niet zijn besproken, is blijkens de inde ling van het eiland daarmee wel re kening gehouden. En dan het voorlopige ééndamplan: Ameland lijkt ook daarmee een rijke toekomst tegemoet te gaan. Als het gelukt om vóór de aanleg van de wes telijke dam het verkeer in goede ba nen te houden en de oude dorpsker nen onaangetast te laten, zal de ty pische sfeer op het eiland beho id n blijven. In dat opzicht spreken ovc - gens de pogingen om het dorp tot „beschermd dorpsgezicht" te v>. klaren, boekdelen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 10