VIER MANNEN ACHTER DE NIEUWE LUCHTMACHTKLEDING' Zwem broekjes zakken straks niet meer af INSPUITINGEN BIJ MESTKALVEREN NU GEMAKKELIJK OP TE SPOREN Uw tuin is uw visitekaartje, uw „tuin-buiten".... Boerentuin blijft boeien Ideeën opdoen op „Lentiade" Veehouder stnaks vanzelf betrapt99 NIET HAKEN EIKEHOUTEN JAS SMALLE PIJPEN SKILERAAR FOUNDATION HET ZUN ER VIJF MAAT VIJFTIG VERRASSINGEN VRAAG MAAR BOOMSCHIJVEN GERANIUMS ANDERS NIET TURFMOLM Al in 1961 Laatste tijd Lucratief Niet lang meer Nog nooit heb ik met een luitenant-kolonel over kriebelend ondergoed en harmonikazakken ge praat, maar nu is het dan toch gebeurd, in het gebouw van de Luchtmachtvoorlichtingsdienst in Den Haag. Want de sectie B-5 en B-5-1 hebben zojuist we schreven er al iets over de PSU veranderd en dat hangt natuurlijk ook weer samen met het FOD-gevaar. 't Is maar dat u het weet, maar daarom hebben drie officieren en een onderofficier van de luchtmacht me uit gelegd dat de zwembroeken straks niet meer afzakken, de bretels verdwijnen, de vliegeniers leren jacks krijgen en het jasje van het werkten ue getailleerd wordt en bij de broek de dertig knopen verdwijnen. En nog zo'n paar dingetjes. Kortom, de Luchtmachtmensen krijgen een nieuwe persoonlijke standaarduitrusting (dat is die PSU). Maar achter zo'n nieuwe werktenue, achter die plooitjes links of rechts en het klitband dat de kno pen in een gewatteerd soort 'onderbroek kan ver vangen, moeten mensen zitten die de zaken beden ken en ontwerpen. En daar zaten ze, by de Luchtmachtvoorlichtingsdienst. Als eerste de blonde luitenant-kolonel P. Lussen burg, het hoofd van de sectie intendance. En hij zei: „Alles wordt heke ken. Zelfs als er iemand een briefje in de ideeënbus zou stoppen, dat alle mensen voortaan knipper lichten achter op het uniform moeten dragen". Daar zat ook heel gemoedelijk de kapitein E. G. Röhder, chef van het bureau technologie, die de Zweedse werkpet met bont op de kleppen paste, die straks ook de Nederlandse luchtmacht krijgt. Naast hem de ook al blonde luitenant E. A. C. Theunissen van de Luchtmachtvoorlichtingsdienst, die af en toe roept dat het nieuwe pak een heel „hip" pak-is. En naast hem op een hoge stoel omdat alle lage bezet waren de dienstplichtige sergeant Henk Klaassen die bijvoorbeeld de uit- knoopbare voering van de regenjassen heeft uitgewerkt, omdat hij voor zijn diensttijd juist eind examen had gedaan aan de Hogere Textielschool in Enschede. Zo, een paar hele monden vol, maar dat waren ze dan. (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG In de zeer nabije toekomst kan in de abattoirs worden vast gesteld of in het vlees van met hormonenpreparaten behandelde mestkalveren, oestrogene voorkomt. Dat betekent dat alle veehouders die hun mestkalveren inspuiten, automatisch tegen de lamp zullen lopen. Dat vertelde ons gisteren de directeur van de Algemene Inspectie Dienst van het ministerie van Landbouw en Visserij, A. Steinmetz (62). De nieuwe opspo- rinsmogelijkheid is te danken aan mej. dr. L. G. Huis in 't Veld, plaatsver vangend hoofd van het facmaoligisch-endocrinologisch laboratorium van het Rijksinstituut voor de volksgezondheid. Zij is er kort geleden in geslaagd sporen van het hormonenpreparaat ook in vlees aan te tonen. De A.I.D. houdt zich vooral de laatste tyd intensief bezig met het opsporen van veehouders die hun kalveren clandestien met hormonenpreparaten inspuiten. Het gaat hier om het preparaat stilbustrol. Veehouders gebruiken dit middel om hun mestkalveren snel zwaarder te laten worden. De dieren kunnen dan vlugger wor den verkocht en het vlees van ingespoten kalveren brengt per kilo een dubbeltje meer op doordat het er mooier uitziet. Kapitein Röhder, u bent de man die alle ontwerpen keurt en coördineert. Wie bedenkt nu op een gegeven ogen blik dat er aan de kleding van de man schappen best iets zou kunnen worden veranderd Dat is een vrij ingewikkelde zaak, leer ik van hem, omdat de bevelhebber van de strijdkrachten daarvoor opdracht moet geven. Dan wordt er een commis sie gevormd en als de grote lijnen zijn vastgesteld worden er weer mensen uit gezocht die de oude kleding gaan bekij ken en de nieuwe kleren gaan ontwer pen. Oveerste Lusseburg legt uit: „Eerst gaan we kjjken:: kan een bepaalde man zjjn taak uitvoeren in het uniform dat hy nu heeft. Moet er iets by, moet er iets af, is er iets gevaarlijk. K(jk, de veilig heid speelt by ons een enorme rol. Er komen nieuwe vliegtuigtypen, daaraan moet de kleding worden aangepast. Je kan natuurlek niet hebben dat iemand die een schietstoel moet gebruiken met zijn epaulet of zo ergens achter blyft haken." Dat slaat weer op het FOD-gevaar, „de schade die wordt toegebracht door vreemde voorwerpen". Dat zou bijvoor beeld kunnen gebeuren doordat iemand met een knoop die nog aan één draadje bungelt een vliegtuigmotor bekijkt. De knoop valt per ongeluk in de motor, de grootste ellende, schade die is toege bracht door vreemde voorwerpen. De overste trekt aan de koperen kno pen van zijn uniformjas: „Die moeten stevig zijn vastgezet, dat begrijpt u. Zeker bij een werktenue." „We hebben eerst bekeken: hoe kan de PSU goedkoper worden en tegelyker- tyd ook beter", zegt kapitein Röhder. Overste Lussenburg: „Mmmmm, het verschil is ongeveer een tientje, tussen het oude en het nieuwe werktenue". Goedkoper, akkoord, maar beter wordt t in teder geval ook heb ik al begrepen toen ik deze week een luchUmachtman tekeer hoorde gaan over „die afschuwe lijke lange jas. die eikehouten jas van die vervelende harde stof." „Jawel juicht de kapitein Röhder, „dat wordt nu een gewone regenjas met een voering die je los kan knopen." En dan begint hy gelukkig zelf over het militiare ondergoed, waarvan ik nooit goed heb begrepen waarom dat nu groen moet zfln. Camouflage en zo, dat had ik wel door, maar je gaat toch niet in je hemd achter een mitrailleur liggen? Oh nee, de zaak ligt heel anders. „Het wasgoed", zegt de kapitein fijntjes. „On dergoed moet toch ook wel eens gewas sen worden? En als dat dan aan het lijntje te drogen hangt in een kamp dat de vijand niet mag ontdekken, dan kan zo'n rij wapperende witte hemden en broeken toch makkelijk de ligging ver raden als er een vijandig vliegtuig over komt?" Bij de Luchtmacht wordt het onder goed wit, per 1 Januari van het volgend jaar.'„Dan gaan we lachend over de rode streep", roept de kapitein. Bij de Luchtmacht hoeft het ondergoed niet gecamoufleerd te zijn want Je hangt tussen de vleugels van een straaljager geen was te drogen. En als het op een vliegveld aan een lijntje hangt, geeft dat niets, want de vliegbases zijn toch wel te zien vanuit de lucht. „Camouflage speelt bij ons geen gro te rol", zegt de kapitein. De zakdoeken en de lusjeshanddoeken worden ook wit en het werktenue wordt grijs in plaats van groen, wat het nu nog Is De Luchtmacht past de zaken alle maal aan bij de traditionele kleuren van zwart en blauw-grijs. Er is nog even aan gedacht om het werktenue ook blauw te maken, maar die kleur houdt weer slecht in de was. „Ook daar moeten we rekening mee houden", zegt overste Lussenburg. „Blauwe overalls krijgen in de was van die witte strepen, niet Dat heeft u toch wel eens gezien. Groen ook een beetje. Kapitein, laat eens zien, daar komen ook witte strepen In." Het klopt, want de kapitein houdt een werkjasje omhoog waarin duidelijk de witte kleur door het groen piept, vooral by de epauletten. Oh ja, ook de epauletten verdwijnen, omdat ze alleen maar lastig kunnen zijn. FOD-gevaar natuurlijk. De harmonikazakken worden plat en het hele jasje za! op een over hemdje gaan ïyken, dat weer in de broek moet worden gedragen, heren. En die broek krijgt vrij smalle pijpen. „Een altijd nog teruggrijpen op klitband hippe pantalon", roept luitenant Theu nissen. En dan de zwembroeken, praat kapi tein Röhder niet van zwambroeken „Van die zwabberdingen", vindt hy. „Je had grote kans dat je zonder broek uit het water kwam. We hebben nu fijne, prettige zwembroekjes ontworpen, die nauw om het lichaam sluiten. Gewone zwembroekjes." Daar ben ik dan blij om want het was eigenlijk géén gezicht, die wollen broekjes met de taille onder de oksels en die meterslange en meterswijde py- pen. Ik heb ook nog een bericht voor de heren sportinstructeurs van de Lucht macht. Opgelet, u krijgt een helanca- pak m plaats van het katoenen Volen- dammer pakje, zodat u meer en meer op een imposante skileraar gaat lijken. „Leuk hè", zegt de kapitein erover. Overste Lussenburg en kapitein Röhder, hoe komt u nu te weten dat de nieuwe pakken voor iedereen even prettig zijn? Daarvoor zijn er weer proef dragers, die alle nieuwe onderdelen van het werk tenue enige tijd gaan dragen. Met het „Pekingpak" het gewatteerde pak dat 's winters onder het werkpak kan worden gedragen is dat bijvoorbeeld gebeurd in Zweden. Het Pekingpak is helemaal nieuw. De overste vertelt "dat ze het helemaal zelf hebben bedacht, toen er manschappen in Duitsland waren gelegerd en daar ontzettend veel kou leden. „En- een man die het erg koud heeft, raakt verstijfd. Die kan geen precisie werk meer doen", zegt hij. Als Ik naar kapitein Röhder kyk zit hy alweer met een petje op zyn hoofd, een Amerikaanse werkpet, die de Lucht macht straks precies zo krygt. De versteviging in de bol van de pet heeft enige moeilijkheden opgele verd. Totdat de zaak werd bekeken door de man die ook het nieuwe overall heeft ontworpen. Hij werkt in zyn bur gerleven by een fabriek die foundations maakt En zo was ook dat probleem weer opgelost. Ik kijk weer even naar overste Lus senburg die over de broek van het Pe kingpak zegt: „Daar moest natuurlijk een opening in, maar als de knopen niet bevallen, kunnen we altyd nog te rug grijpen op klitband". Wéér goochelt de kapitein Röhder met iets, dit keer met een blauwe wol len col die hij op zijn knie heeft gezet. Die cols (met wollen befje) komen in de plaats van de wollen dassen, die te veel gevaar konden opleveren bij en in de vliegtuigen. Het zal wel weer een domme vraag zijn ik weet het, camouflage en zo maar waarom wordt dan byvoorbeeld voor de gala-uniformen geen rood laken gekozen, zoals bij de uniformen van héél vroeger? Met goudentressen erop is zoiets toch enorm imponerend? „De Luchtmacht streeft naar vereen voudiging van het uniform", zegt over ste Lussenburg. „Dit dagelijks uniform, dat we nu aan hebben, is twee jaar ge leden pas herzien. Er zijn heel wat din gen achterwege gelaten. En dan, onze traditionele kleuren zijn toch blauw en zwart?" Ik waag het erop: Overste, hoeveel verschillende uniformen heeft nu een officier van de Luchtmacht? Dat moet hy even natellen in overleg met de kapitein, maar het zyn er vyf, het werktenue niet meegerekend. Zo hebben wy byvoorbeeld een „avond- baadje" en dat is mooi. Zwart met gouden strepen en gouden tressen op de schouders. Uit Engeland Carnabystreet in Lon den) komt de rage om oude afgedankte uniformen te dragen, door jongens zo wel als meisjes. Dat iemand zich prettig en opvallend voelt in een uniform dat ten tijde van Napoleon werd gedragen, kan overste Lussenburg zich best voorstellen. Als daar maar geen onderscheidingstekens op worden gedragen. „Dan wordt het pijnlijk", zegt hij. „Kruisen van verdien ste zijn toch verleend omdat iemand heeft bijgedragen aan het heil van de natie, als ik het even officieel mag zeg gen. Als Jan en Alleman daarmee gaat rondlopen: néé." Maar by de Nederlandse Luchtmacht werd in ieder geval het afgedankte ko perwerk vernietigd. En de uniformen die door nieuwe zijn vervangen, worden vaak vermalen tot y.scheurwol", waar van dan byvoorbeeld weer voeringen van jassen worden gemaakt. Ondertussen is de gemiddelde maat van de Luchtmachtmensen de laatste jaren vyftig en een kwart geworden in plaats van maatje 48. Ondertussen ook roept kapitein Röhder over de nieue PSU: „Ik ben zo trots als een pauw. Is dat gek?" Nee, het is een geweldige PSU. „Blits", roept luitenant Theunissen. 3A9N san Kapitein E. G. Rohder met de nieuwe winter-werkpet„Ik ben zo trots als een pauw, is dat gek Zoals bekend bleek vorige week tij dens een rechtszitting dat het vlees van deze kalveren de volksgezondheid in ge vaar brengt. Bepaalde vormen van kan ker zijn moeilijker te genezen als men van dit vlees heeft gegeten en de oestro gene werking van het hormonenprepa raat stimuleert kanker die nog in een beginstadium is. „Wij verwachten alle veehouders die hun kalveren inspuiten, binnen nu en en kele maanden te kunnen bekeuren", zegt de heer Steinmetz. Er liggen nu nog on geveer twintig bekeuringen te wachten. Ook deze overtreders van de in 1961 door het Produktschap voor vee en vlees in gestelde verordening zullen binnenkort voor de rechter moeten verschijnen. Wie naar buiten kijkt gelooft nauwelijks dat het kan, maar het kan wél. Ik heb langs volop bloeiende seringenbomen gelopen, tussen bedden tulpen in alle kleuren, langs dieprode rhododendrons en hoog-opgeschoten felgele forsy thia. „En zo kunnen de meeste tuinen zijn", zei hovenier Klaas de Wit. „Een tuin is een verlengstuk van het huis, een visitekaartje van de mensen die er wonen. Een balkon is dat al. Het moet zo zijn dat je de deur openslaat en naar de „kamer-buiten" gaat". Jawel, jawel, maar nu eerst even eer lijk. Al die bloeiende zaken stonden binnen, hoor. In het Rotterdamse Ahoy'- gebouw, waar tot tweede Paasdag dc „Lentiade" wordt gehouden. Bloemen, perken, bomen, vyvers alleen iemand die de natuur haat zal er niet genieten. Het is verrukkelijk om te zien en om ideeën op te doen, zei ik tegen de heer J. Hoffman directeur-organisator maar er wonen ook mensen in Groningen en Eindhoven die ook wel iets meer over tuinen willen weten en die niet even hier Het ouderwetse „boerentuintje" boeit nog steeds velen. Kleine perk jes met inhammen, een pad om te lopen en een rond perk in het mid den. En daar zit op een knie tuin architect A. van Rooi jen uit Ouden bosch. De mensen hebben tegenwoordig meer vrije tijd, meer guldentjes die in tuinen, tuinmeubelen, vijvertjes. Luitenant-kolonel P. Lussenburg rechtsen sergeant Henk Klaassen met de broek van het „Pekingpak"Als de knopen niet voldoen kunnen ze patioblokken en houten schuttingen worden gestoken. Ook daarom houden we de Len tiade tot en met tweede Paasdag)", vertelde de directeur Hoffman. „De mensen kruipen in de weekeinden steeds meer in hun tuin en zeker straks steeds minder in hun auto's, omdat ze dan weer tussen alle uitlaatgassen zitten. Maar dan moet er in de tuin ook iets te bele ven zijn, iets te doen. Tweeëndertig hoveniers hebben hier aan de Len tiade gewerkt, nu staan ze klaar om de mensen voorbeelden te wijzen, adviezen te geven, aan plannetjes te helpen". We liepen langs een serie kleine tuintjes. „Hier", wees de heer Hoff man, „een voorbeeld van een dak tuin, gewoon, op een paar vierkan te meter maar. Daarnaast: de inrit naar een garage. Die hoeft niet steeds te bestaan uit twee rijen te gels en een reep gras ertussen. Dan de moderne strakke tuin, de tuin met bochten waar toch ook nog veel mensen van houden. O ja, ik wist het niet, maar de hoveniers hebben het me geleerd: heel erg veel men sen houden van een kruidentuintje, hier kunnen ze zien hoe je dat aan legt. En in de hoek de ouderwetse boerentuin, met de perkjes en de inhammen". kunnen komen kijken. „Wat wil >e dan", was ed vraag. Praten met mensen die Ideeën hebben. Dat kan en daarom liep ik tussen al dat groen en al die kleuren rond met drie mannen: de ho veniers Klaas de Wit en A. G. Boxman en tuinarchitect A. C. I. van Rooyen. De heer Van Rooyen: „Een goede tuin moet ook een kamer zijn om in te wonen. De gemiddelde tuin de huizen in rytjes is elf meter lang en vyf meter breed. Er is een begrip van ruimte, maar je hoeft zo'n tuin niet in één keer te kunnen overzien. Er moe ten haagjes, hoekjes, kortom: verras singen zijn. En ook nog plaats voor kinderen om te spelen., Het kan, maar je moet even je hersens gebruiken". Jawel, akkoord, maar nu de prak- tyk. Mensen komen ergens wonen waar ze nieuw zijn. De tuintjes liggen nog braak. Doorgaans komt er wel eens een tuinman bellen die vraagt of hy de zaak moet aanleggen. Er wordt een bedrag genoemd, de bewoners die toch al zoveel geld hebben uitgegeven, schrikken wat, maar ja, er moet iets gebeuren, dus vooruit maar. Daar schoot hovenier De Wit los: „Juist", zei hij, „precies, het voor beeld. De jongens die langs komen met een auto waarin de resten staan van de schurren in Boskoop. Even het spaat- je in de grond dat het er lekker zwart uitziet, rolletjes gras erop, struikjes en wat plantjes erin, een halve dag werk en meteen aan het einde van de middag vangen. Dat zijn ze. de beunhazen". Wat dan? Directeur Hoffman tegen de tuinarchi tect en de hoveniers: „Het is de drempel vree» naar jullie, vanwege de kosten". Als je ergens nieuw komt, doe je dan niet het beste twee tuinmannen om een prijsopgave te vragen, zei ik. De heer De Wit: „Ja, doe dat maar als je ergens niemand kent. Vraag maar aan twee hoveniers wat ze vinden, maar vraag ook welk gras ze gebruiken, wel ke mest ze erin stoppen, want de goed koopste hoeft helemaal niet de beste te zijn". Tuinarchitect Van Rooijen: „Het bes te is gewoon een begroting te vragen. Helemaal, uitvoerig. Wat voor planten? Een coniferenrijtje van een meter of van dertig centimeter hoog, want alleen „tien coniferen" zegt niets. En hoe is de grondbewerking, vraag het maar rus tig". De heer Boxman: „Een echte hove nier staat ook niet met het handje om hoog aan de deur. zijn rekening komt wel." De heer Van Rooijen: „De echte ho venier komt eerst een avondje pra ten. Hy moet de familie leren kennen. Hy moet niet zeggen: Wat woont u hier leuk, maar zijn ogen de kost geven. Weten of er kinderen zyn of niet, een beetje de smaak peilen van «de bewoners. Want de hovenier gaat er niet wonen, de principaal moet plezier in die tuin krij gen". Zeg méneer Van Rooyen, in een klein tuintje moet je altijd gras leggen om wat ruimte te krygen, is me wel eens gezegd. „Je moet een bepaald deel van het tuintje in het platte vlak aanleggen, maar dat hoeft helemaal geen gras te zyn", was het antwoord. „Met mos én stapstenen kun je een hoop doen. En met boomschyven in het gras, eens iets anders dan stukken flagstone." Boomschyven, hoe dik? „Zeven tot Directeur J. Hoffman: „Ik wist niet dat er nog zoveel mensen van een kruidentuintje hielden". acht centimeter." Moeten die in het zand liggen? „Neen, helemaal niet, be ter van niet zelfs, want als ze op de grond liggen en doordrenkt zijn van water rotten ze lang niet zo vlug." Zcg heren, noem nu eens wat prak tische dingen. Iedereen en daarom zijn we Nederlanders wil zyn „terrein" afbakenen, een haag om zijn tuin of tuin tje. Hulst en coniferen blyven altyd groen, maar zyn niet zo goedkoop. Ligus- trum valt uit en moet steeds gesnoeid. Is er nog Iets anders? De heren sloegen de handen in de lucht. Nog iets anders? „Massa's" en ze noemden een hele serie Latijnse namen op. Ik ben geen hovenier, riep ik Berbe- rus en spirea heb ik onthouden, maar u moet weten dat elke hovenier u nog een hele serie planten voor een haag kan opsommen. En is er nog wat anders dan dat één-jarige goed, zoals salvia's en afrika nen, vroeg ik. 0 „Ho, stop", zei de heer Boxman, „salvia's zyn vaste planten. Wat u be doelt zyn die rode bloemetjes, maar dat zijn eigenlijk geen salvia's. De echte zijn blauw. Wat ik zou aanraden is: neem vaste planten, dan ben je veel goedkoper uit, want ze komen elk jaar terug". Maar de geraniums moet je toch maar steeds weer binnen halen? Weer die handen naar de hoofden van wege al dat lekengepraat. „Wat u ge ranium noemt (met rood bloemetje), dat is een pelargonium", sprak de heer Box man. „Ja, die moet elke keer met pot en al binnen overwinteren. Maar de echte geranium is blauw en blijft winter na winter over, een gewone .vaste plant. Ze kosten zo'n 75 cent op het moment dat u voor de „rode" het dubbele be taalt". Zo, weer wat geleerd. En verder aan vaste planten, laten we zeggen voor de beginneling of degene die nu geen drie mille heeft om even in zyn tuin te stop pen De heer Boxman somde op: „Margrie ten, lupinen, helenium (geel), floxen. El ke meter grond is belangryk en men kan van elke meter ook iets maken dat de moeite waard is en blyft". Nu dip boomschijven voor in het gras, hoe kom ik daaraan ,want ik kan in een bos toch niet gaan zagen? „Via de hovenier", riepen de heren in koor en glimlachten wys. „Mag ik u een tip geven?", vroeg de heer Boxman. „Hoeveel mensen heb- Waarom treedt de AID pas de laatste maanden zo streng op, terwijl de veror dening van het produktschap al in 1961 van kracht werd? De heer Steinmetz: „De verordening werd indertijd door het bonafide bedrijfs leven van veehouder tot slager zelf gestimuleerd. Men wist dat de minder waardige praktijken werden uitgeoefend. Toen de verordening kwam waren wij wetenschappelijk nog niet zover, dat wij konden zien welke kalveren waren inge spoten, en welke niet. Wij konden alleen optreden als een veehouder op heterdaad was betrapt". „In samenwerking met het farmaco- logisch-endocrinologisch laboratorium van het Rijksinstituut voor de volksge zondheid moesten wij een methode vin den die ons kon helpen bij het opsporen van overtreders. Het ging er om, dat on ze controleurs bij het controleren van de stallen een redelijk vermoeden moes ten kunnen krijgen dat er kalveren wa ren ingespoten. Uitgaande van dit ver moeden moest dan iiog een methode worden gevonden om het bewijs te leve ren. Dat kostte heel wat tijdrovende on derzoekingen en proeven". „Wij kwamen toen zover, dat met uri nemonsters kon worden vastgesteld of een kalf was ingespoten of niet. Dat is eigenlijk een ontwikkeling van de laatste tijd. Nu kunnen wij pas doeltreffend op treden". „Wij hebben nu zes controleurs (op sporingsambtenaren) die zo zijn inge werkt, dat zij maar een kwartier in een stal hoeven te zijn om een vermoeden te krijgen of er gespoten kalveren tussen de dieren zijn. Zij nemen urinemonsters mee. Die worden naar het Rijksinstituut voor de vólksgezondheid gezonden. Bin nen twee dagen krijgen wij dan te ho ren of er oestrogene in de urine is ont dekt. In dat geval stellen wij de officier van justitie op de hoogte". Dat het een lucratieve zaak is om mestkalveren met een hormonenprepa raat in te spuiten blijkt uit het volgende voorbeeld: Een kalf van twee weken oud weegt tussen de veertig en vijftig kilo. Normaal voeder kost de veehouder 145 gulden per honderd kilo. Wanneer hij echter het kalf inspuit en het voederen gedurende 110 dagen vermindert dan weegt het kalf de 111e dag ongeveer 150 kilo. Dat betekent dat een ingespoten kalf byna één kilo per dag in gewicht toe neemt. De veehouder hoeft minder (duur) voer voor het kalf te kopen, en toch komt het dier vlugger „op gewicht". Het aantal veehouders, dat de mest kalveren inspuit, was aanvankelijk maar klein. Gedwongen door de concurrentie en door de mogelijkheid snel veel geld te verdienen werd de groep overtreders snel groter. Volgens de heer Steinmetz worden vooral mestkalveren met hormonenpre paraten ingespoten. „Vroeger kregen ook wel kippen een pilletje toegediend om sneller te groeien. Dat is echter ver leden tijd want dat was gemakkelijk te constateren. Die pilletjes werden opera tief in de nek gebracht en het lidteken bleef je altijd zien. Voor kippen een „pepmiddel" door het voer doen is te duur". Wordén er in Nederland koeien inge spoten De heer Steinmetz: „Nederland heeft bijna geen koeien meer die speciaal voor de slacht worden gefokt. De mees te koeien zijn in de eerste plaats melk producenten. Later worden ze natuurlijk toch geslacht, maar het publiek wil geen vet vlees. Om al deze redenen is het niet waarschijnlijk dat veehouders hun melkkoeien inspuiten". Volgens de heer Steinmetz is het ru moer over ingespoten kalveren in Neder land losgebarsten op een ogenblik dat de AID de zaak al byna onder de knie had. „Dank zij een trits aanvullende maatregelen (steekproeven, het nemen van urinemonsters, berechting) zullen de veehouders die zich aan inspuitingen schuldig maken niet lang meer hun praktijken kunnen uitoefenen". ben een tegelpaadje door de voortuin naar hun deur? En bij hoeveel mensen zakt die ene tegel, vlak by de deur, tel kens weg, omdat het zand zachtjes on der het huis verdwflnt? Eén keer een baal turfmolm op die plek eronder en het gebeurt nooit meer. Weet u dat er onder het Oostplein in Rotterdam en op wegen bij Gouda duizenden en duizenden van die balen turfmolm onder de weg liggen. Ook om dat „weglopen" te voorkomen". Op daken van garages, op balkonnen: bloembakken, wat patrioblokken, vijf en dertig centimeter aarde „en met een klimroosje en wat klein goed kun je wonderen doen", aldus de heer De Wit. „O ja, ook nog zoiets: een vaste plant, Siberische edelweis, een grijs blad en erg mooi, komt altijd terug", vulde de heer Boxman aan. „En houten hekken. IJzeren hekken horen in ons landschap nfet thuis", zei tuinarchitect Van Rooyen nog vlug.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 10