VIER MANNEN ACHTER DE NIEUWE LUCHTMACHTKLEDING'
Zwem broekjes
zakken straks
niet meer af
INSPUITINGEN BIJ
MESTKALVEREN
NU GEMAKKELIJK
OP TE SPOREN
Uw tuin is uw visitekaartje,
uw „tuin-buiten"....
Boerentuin blijft boeien
Ideeën opdoen op „Lentiade"
Veehouder stnaks vanzelf betrapt99
NIET HAKEN
EIKEHOUTEN JAS
SMALLE PIJPEN
SKILERAAR
FOUNDATION
HET ZUN ER VIJF
MAAT VIJFTIG
VERRASSINGEN
VRAAG MAAR
BOOMSCHIJVEN
GERANIUMS
ANDERS NIET
TURFMOLM
Al in 1961
Laatste tijd
Lucratief
Niet lang meer
Nog nooit heb ik met een luitenant-kolonel over kriebelend ondergoed en harmonikazakken ge
praat, maar nu is het dan toch gebeurd, in het gebouw van de Luchtmachtvoorlichtingsdienst
in Den Haag. Want de sectie B-5 en B-5-1 hebben zojuist we schreven er al iets over de
PSU veranderd en dat hangt natuurlijk ook weer samen met het FOD-gevaar. 't Is maar dat u
het weet, maar daarom hebben drie officieren en een onderofficier van de luchtmacht me uit
gelegd dat de zwembroeken straks niet meer afzakken, de bretels verdwijnen, de vliegeniers
leren jacks krijgen en het jasje van het werkten ue getailleerd wordt en bij de broek de dertig
knopen verdwijnen. En nog zo'n paar dingetjes.
Kortom, de Luchtmachtmensen krijgen een nieuwe persoonlijke standaarduitrusting (dat is die PSU).
Maar achter zo'n nieuwe werktenue, achter die plooitjes links of rechts en het klitband dat de kno
pen in een gewatteerd soort 'onderbroek kan ver vangen, moeten mensen zitten die de zaken beden
ken en ontwerpen. En daar zaten ze, by de Luchtmachtvoorlichtingsdienst. Als eerste de blonde
luitenant-kolonel P. Lussen burg, het hoofd van de sectie intendance. En hij zei: „Alles wordt heke
ken. Zelfs als er iemand een briefje in de ideeënbus zou stoppen, dat alle mensen voortaan knipper
lichten achter op het uniform moeten dragen".
Daar zat ook heel gemoedelijk de kapitein E. G. Röhder, chef van het bureau technologie, die de
Zweedse werkpet met bont op de kleppen paste, die straks ook de Nederlandse luchtmacht krijgt.
Naast hem de ook al blonde luitenant E. A. C. Theunissen van de Luchtmachtvoorlichtingsdienst,
die af en toe roept dat het nieuwe pak een heel „hip" pak-is. En naast hem op een hoge stoel
omdat alle lage bezet waren de dienstplichtige sergeant Henk Klaassen die bijvoorbeeld de uit-
knoopbare voering van de regenjassen heeft uitgewerkt, omdat hij voor zijn diensttijd juist eind
examen had gedaan aan de Hogere Textielschool in Enschede. Zo, een paar hele monden vol, maar
dat waren ze dan.
(Van een onzer verslaggevers)
DEN HAAG In de zeer nabije toekomst kan in de abattoirs worden vast
gesteld of in het vlees van met hormonenpreparaten behandelde mestkalveren,
oestrogene voorkomt. Dat betekent dat alle veehouders die hun mestkalveren
inspuiten, automatisch tegen de lamp zullen lopen.
Dat vertelde ons gisteren de directeur van de Algemene Inspectie Dienst van
het ministerie van Landbouw en Visserij, A. Steinmetz (62). De nieuwe opspo-
rinsmogelijkheid is te danken aan mej. dr. L. G. Huis in 't Veld, plaatsver
vangend hoofd van het facmaoligisch-endocrinologisch laboratorium van het
Rijksinstituut voor de volksgezondheid. Zij is er kort geleden in geslaagd
sporen van het hormonenpreparaat ook in vlees aan te tonen.
De A.I.D. houdt zich vooral de laatste tyd intensief bezig met het opsporen van
veehouders die hun kalveren clandestien met hormonenpreparaten inspuiten. Het
gaat hier om het preparaat stilbustrol. Veehouders gebruiken dit middel om hun
mestkalveren snel zwaarder te laten worden. De dieren kunnen dan vlugger wor
den verkocht en het vlees van ingespoten kalveren brengt per kilo een dubbeltje
meer op doordat het er mooier uitziet.
Kapitein Röhder, u bent de man die
alle ontwerpen keurt en coördineert.
Wie bedenkt nu op een gegeven ogen
blik dat er aan de kleding van de man
schappen best iets zou kunnen worden
veranderd
Dat is een vrij ingewikkelde zaak,
leer ik van hem, omdat de bevelhebber
van de strijdkrachten daarvoor opdracht
moet geven. Dan wordt er een commis
sie gevormd en als de grote lijnen zijn
vastgesteld worden er weer mensen uit
gezocht die de oude kleding gaan bekij
ken en de nieuwe kleren gaan ontwer
pen.
Oveerste Lusseburg legt uit: „Eerst
gaan we kjjken:: kan een bepaalde man
zjjn taak uitvoeren in het uniform dat
hy nu heeft. Moet er iets by, moet er iets
af, is er iets gevaarlijk. K(jk, de veilig
heid speelt by ons een enorme rol. Er
komen nieuwe vliegtuigtypen, daaraan
moet de kleding worden aangepast. Je
kan natuurlek niet hebben dat iemand
die een schietstoel moet gebruiken met
zijn epaulet of zo ergens achter blyft
haken."
Dat slaat weer op het FOD-gevaar, „de
schade die wordt toegebracht door
vreemde voorwerpen". Dat zou bijvoor
beeld kunnen gebeuren doordat iemand
met een knoop die nog aan één draadje
bungelt een vliegtuigmotor bekijkt. De
knoop valt per ongeluk in de motor, de
grootste ellende, schade die is toege
bracht door vreemde voorwerpen.
De overste trekt aan de koperen kno
pen van zijn uniformjas: „Die moeten
stevig zijn vastgezet, dat begrijpt u.
Zeker bij een werktenue."
„We hebben eerst bekeken: hoe kan
de PSU goedkoper worden en tegelyker-
tyd ook beter", zegt kapitein Röhder.
Overste Lussenburg: „Mmmmm, het
verschil is ongeveer een tientje, tussen
het oude en het nieuwe werktenue".
Goedkoper, akkoord, maar beter wordt
t in teder geval ook heb ik al begrepen
toen ik deze week een luchUmachtman
tekeer hoorde gaan over „die afschuwe
lijke lange jas. die eikehouten jas van
die vervelende harde stof."
„Jawel juicht de kapitein Röhder,
„dat wordt nu een gewone regenjas
met een voering die je los kan knopen."
En dan begint hy gelukkig zelf over
het militiare ondergoed, waarvan ik
nooit goed heb begrepen waarom dat
nu groen moet zfln. Camouflage en zo,
dat had ik wel door, maar je gaat toch
niet in je hemd achter een mitrailleur
liggen?
Oh nee, de zaak ligt heel anders. „Het
wasgoed", zegt de kapitein fijntjes. „On
dergoed moet toch ook wel eens gewas
sen worden? En als dat dan aan het
lijntje te drogen hangt in een kamp dat
de vijand niet mag ontdekken, dan kan
zo'n rij wapperende witte hemden en
broeken toch makkelijk de ligging ver
raden als er een vijandig vliegtuig over
komt?"
Bij de Luchtmacht wordt het onder
goed wit, per 1 Januari van het volgend
jaar.'„Dan gaan we lachend over de
rode streep", roept de kapitein. Bij de
Luchtmacht hoeft het ondergoed niet
gecamoufleerd te zijn want Je hangt
tussen de vleugels van een straaljager
geen was te drogen. En als het op een
vliegveld aan een lijntje hangt, geeft
dat niets, want de vliegbases zijn toch
wel te zien vanuit de lucht.
„Camouflage speelt bij ons geen gro
te rol", zegt de kapitein.
De zakdoeken en de lusjeshanddoeken
worden ook wit en het werktenue wordt
grijs in plaats van groen, wat het nu
nog Is
De Luchtmacht past de zaken alle
maal aan bij de traditionele kleuren van
zwart en blauw-grijs. Er is nog even
aan gedacht om het werktenue ook
blauw te maken, maar die kleur houdt
weer slecht in de was.
„Ook daar moeten we rekening mee
houden", zegt overste Lussenburg.
„Blauwe overalls krijgen in de was van
die witte strepen, niet Dat heeft u toch
wel eens gezien. Groen ook een beetje.
Kapitein, laat eens zien, daar komen
ook witte strepen In."
Het klopt, want de kapitein houdt
een werkjasje omhoog waarin duidelijk
de witte kleur door het groen piept,
vooral by de epauletten. Oh ja, ook de
epauletten verdwijnen, omdat ze alleen
maar lastig kunnen zijn. FOD-gevaar
natuurlijk. De harmonikazakken worden
plat en het hele jasje za! op een over
hemdje gaan ïyken, dat weer in de broek
moet worden gedragen, heren. En die
broek krijgt vrij smalle pijpen. „Een altijd nog teruggrijpen op klitband
hippe pantalon", roept luitenant Theu
nissen.
En dan de zwembroeken, praat kapi
tein Röhder niet van zwambroeken
„Van die zwabberdingen", vindt hy. „Je
had grote kans dat je zonder broek uit
het water kwam. We hebben nu fijne,
prettige zwembroekjes ontworpen, die
nauw om het lichaam sluiten. Gewone
zwembroekjes."
Daar ben ik dan blij om want het
was eigenlijk géén gezicht, die wollen
broekjes met de taille onder de oksels
en die meterslange en meterswijde py-
pen.
Ik heb ook nog een bericht voor de
heren sportinstructeurs van de Lucht
macht. Opgelet, u krijgt een helanca-
pak m plaats van het katoenen Volen-
dammer pakje, zodat u meer en meer
op een imposante skileraar gaat lijken.
„Leuk hè", zegt de kapitein erover.
Overste Lussenburg en kapitein
Röhder, hoe komt u nu te weten dat
de nieuwe pakken voor iedereen even
prettig zijn?
Daarvoor zijn er weer proef dragers,
die alle nieuwe onderdelen van het werk
tenue enige tijd gaan dragen. Met het
„Pekingpak" het gewatteerde pak
dat 's winters onder het werkpak kan
worden gedragen is dat bijvoorbeeld
gebeurd in Zweden.
Het Pekingpak is helemaal nieuw. De
overste vertelt "dat ze het helemaal zelf
hebben bedacht, toen er manschappen
in Duitsland waren gelegerd en daar
ontzettend veel kou leden.
„En- een man die het erg koud heeft,
raakt verstijfd. Die kan geen precisie
werk meer doen", zegt hij.
Als Ik naar kapitein Röhder kyk zit
hy alweer met een petje op zyn hoofd,
een Amerikaanse werkpet, die de Lucht
macht straks precies zo krygt.
De versteviging in de bol van de
pet heeft enige moeilijkheden opgele
verd. Totdat de zaak werd bekeken
door de man die ook het nieuwe overall
heeft ontworpen. Hij werkt in zyn bur
gerleven by een fabriek die foundations
maakt En zo was ook dat probleem
weer opgelost.
Ik kijk weer even naar overste Lus
senburg die over de broek van het Pe
kingpak zegt: „Daar moest natuurlijk
een opening in, maar als de knopen
niet bevallen, kunnen we altyd nog te
rug grijpen op klitband".
Wéér goochelt de kapitein Röhder
met iets, dit keer met een blauwe wol
len col die hij op zijn knie heeft gezet.
Die cols (met wollen befje) komen in
de plaats van de wollen dassen, die te
veel gevaar konden opleveren bij en in
de vliegtuigen.
Het zal wel weer een domme vraag
zijn ik weet het, camouflage en zo
maar waarom wordt dan byvoorbeeld
voor de gala-uniformen geen rood laken
gekozen, zoals bij de uniformen van
héél vroeger? Met goudentressen erop
is zoiets toch enorm imponerend?
„De Luchtmacht streeft naar vereen
voudiging van het uniform", zegt over
ste Lussenburg. „Dit dagelijks uniform,
dat we nu aan hebben, is twee jaar ge
leden pas herzien. Er zijn heel wat din
gen achterwege gelaten. En dan, onze
traditionele kleuren zijn toch blauw en
zwart?"
Ik waag het erop: Overste, hoeveel
verschillende uniformen heeft nu een
officier van de Luchtmacht?
Dat moet hy even natellen in overleg
met de kapitein, maar het zyn er vyf,
het werktenue niet meegerekend. Zo
hebben wy byvoorbeeld een „avond-
baadje" en dat is mooi. Zwart met
gouden strepen en gouden tressen op
de schouders.
Uit Engeland Carnabystreet in Lon
den) komt de rage om oude afgedankte
uniformen te dragen, door jongens zo
wel als meisjes.
Dat iemand zich prettig en opvallend
voelt in een uniform dat ten tijde van
Napoleon werd gedragen, kan overste
Lussenburg zich best voorstellen. Als
daar maar geen onderscheidingstekens
op worden gedragen. „Dan wordt het
pijnlijk", zegt hij. „Kruisen van verdien
ste zijn toch verleend omdat iemand
heeft bijgedragen aan het heil van de
natie, als ik het even officieel mag zeg
gen. Als Jan en Alleman daarmee gaat
rondlopen: néé."
Maar by de Nederlandse Luchtmacht
werd in ieder geval het afgedankte ko
perwerk vernietigd. En de uniformen die
door nieuwe zijn vervangen, worden
vaak vermalen tot y.scheurwol", waar
van dan byvoorbeeld weer voeringen
van jassen worden gemaakt.
Ondertussen is de gemiddelde maat
van de Luchtmachtmensen de laatste
jaren vyftig en een kwart geworden in
plaats van maatje 48. Ondertussen ook
roept kapitein Röhder over de nieue
PSU: „Ik ben zo trots als een pauw. Is
dat gek?"
Nee, het is een geweldige PSU.
„Blits", roept luitenant Theunissen.
3A9N san
Kapitein E. G. Rohder met de nieuwe winter-werkpet„Ik ben zo trots
als een pauw, is dat gek
Zoals bekend bleek vorige week tij
dens een rechtszitting dat het vlees van
deze kalveren de volksgezondheid in ge
vaar brengt. Bepaalde vormen van kan
ker zijn moeilijker te genezen als men
van dit vlees heeft gegeten en de oestro
gene werking van het hormonenprepa
raat stimuleert kanker die nog in een
beginstadium is.
„Wij verwachten alle veehouders die
hun kalveren inspuiten, binnen nu en en
kele maanden te kunnen bekeuren", zegt
de heer Steinmetz. Er liggen nu nog on
geveer twintig bekeuringen te wachten.
Ook deze overtreders van de in 1961 door
het Produktschap voor vee en vlees in
gestelde verordening zullen binnenkort
voor de rechter moeten verschijnen.
Wie naar buiten kijkt gelooft nauwelijks dat het kan, maar het kan wél. Ik
heb langs volop bloeiende seringenbomen gelopen, tussen bedden tulpen in
alle kleuren, langs dieprode rhododendrons en hoog-opgeschoten felgele forsy
thia. „En zo kunnen de meeste tuinen zijn", zei hovenier Klaas de Wit. „Een
tuin is een verlengstuk van het huis, een visitekaartje van de mensen die er
wonen. Een balkon is dat al. Het moet zo zijn dat je de deur openslaat en
naar de „kamer-buiten" gaat".
Jawel, jawel, maar nu eerst even eer
lijk. Al die bloeiende zaken stonden
binnen, hoor. In het Rotterdamse Ahoy'-
gebouw, waar tot tweede Paasdag dc
„Lentiade" wordt gehouden. Bloemen,
perken, bomen, vyvers alleen iemand
die de natuur haat zal er niet genieten.
Het is verrukkelijk om te zien en om
ideeën op te doen, zei ik tegen de heer
J. Hoffman directeur-organisator
maar er wonen ook mensen in Groningen
en Eindhoven die ook wel iets meer over
tuinen willen weten en die niet even hier
Het ouderwetse „boerentuintje"
boeit nog steeds velen. Kleine perk
jes met inhammen, een pad om te
lopen en een rond perk in het mid
den. En daar zit op een knie tuin
architect A. van Rooi jen uit Ouden
bosch.
De mensen hebben tegenwoordig
meer vrije tijd, meer guldentjes die
in tuinen, tuinmeubelen, vijvertjes.
Luitenant-kolonel P. Lussenburg rechtsen sergeant Henk Klaassen met
de broek van het „Pekingpak"Als de knopen niet voldoen kunnen ze
patioblokken en houten schuttingen
worden gestoken.
Ook daarom houden we de Len
tiade tot en met tweede Paasdag)",
vertelde de directeur Hoffman. „De
mensen kruipen in de weekeinden
steeds meer in hun tuin en zeker
straks steeds minder in hun
auto's, omdat ze dan weer tussen
alle uitlaatgassen zitten. Maar dan
moet er in de tuin ook iets te bele
ven zijn, iets te doen. Tweeëndertig
hoveniers hebben hier aan de Len
tiade gewerkt, nu staan ze klaar om
de mensen voorbeelden te wijzen,
adviezen te geven, aan plannetjes
te helpen".
We liepen langs een serie kleine
tuintjes. „Hier", wees de heer Hoff
man, „een voorbeeld van een dak
tuin, gewoon, op een paar vierkan
te meter maar. Daarnaast: de inrit
naar een garage. Die hoeft niet
steeds te bestaan uit twee rijen te
gels en een reep gras ertussen. Dan
de moderne strakke tuin, de tuin
met bochten waar toch ook nog veel
mensen van houden. O ja, ik wist
het niet, maar de hoveniers hebben
het me geleerd: heel erg veel men
sen houden van een kruidentuintje,
hier kunnen ze zien hoe je dat aan
legt. En in de hoek de ouderwetse
boerentuin, met de perkjes en de
inhammen".
kunnen komen kijken. „Wat wil >e dan",
was ed vraag. Praten met mensen die
Ideeën hebben. Dat kan en daarom liep
ik tussen al dat groen en al die
kleuren rond met drie mannen: de ho
veniers Klaas de Wit en A. G. Boxman
en tuinarchitect A. C. I. van Rooyen.
De heer Van Rooyen: „Een goede
tuin moet ook een kamer zijn om in te
wonen. De gemiddelde tuin de huizen
in rytjes is elf meter lang en vyf
meter breed. Er is een begrip van
ruimte, maar je hoeft zo'n tuin niet in
één keer te kunnen overzien. Er moe
ten haagjes, hoekjes, kortom: verras
singen zijn. En ook nog plaats voor
kinderen om te spelen., Het kan, maar
je moet even je hersens gebruiken".
Jawel, akkoord, maar nu de prak-
tyk. Mensen komen ergens wonen waar
ze nieuw zijn. De tuintjes liggen nog
braak. Doorgaans komt er wel eens een
tuinman bellen die vraagt of hy de zaak
moet aanleggen. Er wordt een bedrag
genoemd, de bewoners die toch al zoveel
geld hebben uitgegeven, schrikken wat,
maar ja, er moet iets gebeuren, dus
vooruit maar.
Daar schoot hovenier De Wit los:
„Juist", zei hij, „precies, het voor
beeld. De jongens die langs komen met
een auto waarin de resten staan van
de schurren in Boskoop. Even het spaat-
je in de grond dat het er lekker zwart
uitziet, rolletjes gras erop, struikjes en
wat plantjes erin, een halve dag werk
en meteen aan het einde van de middag
vangen. Dat zijn ze. de beunhazen".
Wat dan?
Directeur Hoffman tegen de tuinarchi
tect en de hoveniers: „Het is de drempel
vree» naar jullie, vanwege de kosten".
Als je ergens nieuw komt, doe je
dan niet het beste twee tuinmannen om
een prijsopgave te vragen, zei ik.
De heer De Wit: „Ja, doe dat maar
als je ergens niemand kent. Vraag maar
aan twee hoveniers wat ze vinden, maar
vraag ook welk gras ze gebruiken, wel
ke mest ze erin stoppen, want de goed
koopste hoeft helemaal niet de beste te
zijn".
Tuinarchitect Van Rooijen: „Het bes
te is gewoon een begroting te vragen.
Helemaal, uitvoerig. Wat voor planten?
Een coniferenrijtje van een meter of van
dertig centimeter hoog, want alleen
„tien coniferen" zegt niets. En hoe is
de grondbewerking, vraag het maar rus
tig".
De heer Boxman: „Een echte hove
nier staat ook niet met het handje om
hoog aan de deur. zijn rekening komt
wel."
De heer Van Rooijen: „De echte ho
venier komt eerst een avondje pra
ten. Hy moet de familie leren kennen. Hy
moet niet zeggen: Wat woont u hier
leuk, maar zijn ogen de kost geven.
Weten of er kinderen zyn of niet, een
beetje de smaak peilen van «de bewoners.
Want de hovenier gaat er niet wonen, de
principaal moet plezier in die tuin krij
gen".
Zeg méneer Van Rooyen, in een klein
tuintje moet je altijd gras leggen om
wat ruimte te krygen, is me wel eens
gezegd.
„Je moet een bepaald deel van het
tuintje in het platte vlak aanleggen,
maar dat hoeft helemaal geen gras te
zyn", was het antwoord. „Met mos én
stapstenen kun je een hoop doen. En
met boomschyven in het gras, eens iets
anders dan stukken flagstone."
Boomschyven, hoe dik? „Zeven tot
Directeur J. Hoffman: „Ik wist
niet dat er nog zoveel mensen van
een kruidentuintje hielden".
acht centimeter." Moeten die in het
zand liggen? „Neen, helemaal niet, be
ter van niet zelfs, want als ze op de
grond liggen en doordrenkt zijn van
water rotten ze lang niet zo vlug."
Zcg heren, noem nu eens wat prak
tische dingen. Iedereen en daarom
zijn we Nederlanders wil zyn „terrein"
afbakenen, een haag om zijn tuin of tuin
tje. Hulst en coniferen blyven altyd
groen, maar zyn niet zo goedkoop. Ligus-
trum valt uit en moet steeds gesnoeid.
Is er nog Iets anders?
De heren sloegen de handen in de
lucht. Nog iets anders? „Massa's" en ze
noemden een hele serie Latijnse namen
op. Ik ben geen hovenier, riep ik Berbe-
rus en spirea heb ik onthouden, maar u
moet weten dat elke hovenier u nog een
hele serie planten voor een haag kan
opsommen.
En is er nog wat anders dan dat
één-jarige goed, zoals salvia's en afrika
nen, vroeg ik.
0 „Ho, stop", zei de heer Boxman,
„salvia's zyn vaste planten. Wat u be
doelt zyn die rode bloemetjes, maar
dat zijn eigenlijk geen salvia's. De echte
zijn blauw. Wat ik zou aanraden is:
neem vaste planten, dan ben je veel
goedkoper uit, want ze komen elk jaar
terug".
Maar de geraniums moet je toch
maar steeds weer binnen halen?
Weer die handen naar de hoofden van
wege al dat lekengepraat. „Wat u ge
ranium noemt (met rood bloemetje), dat
is een pelargonium", sprak de heer Box
man. „Ja, die moet elke keer met pot en
al binnen overwinteren. Maar de echte
geranium is blauw en blijft winter na
winter over, een gewone .vaste plant.
Ze kosten zo'n 75 cent op het moment
dat u voor de „rode" het dubbele be
taalt".
Zo, weer wat geleerd. En verder aan
vaste planten, laten we zeggen voor de
beginneling of degene die nu geen drie
mille heeft om even in zyn tuin te stop
pen
De heer Boxman somde op: „Margrie
ten, lupinen, helenium (geel), floxen. El
ke meter grond is belangryk en men kan
van elke meter ook iets maken dat de
moeite waard is en blyft".
Nu dip boomschijven voor in het gras,
hoe kom ik daaraan ,want ik kan in een
bos toch niet gaan zagen?
„Via de hovenier", riepen de heren in
koor en glimlachten wys.
„Mag ik u een tip geven?", vroeg de
heer Boxman. „Hoeveel mensen heb-
Waarom treedt de AID pas de laatste
maanden zo streng op, terwijl de veror
dening van het produktschap al in 1961
van kracht werd?
De heer Steinmetz: „De verordening
werd indertijd door het bonafide bedrijfs
leven van veehouder tot slager zelf
gestimuleerd. Men wist dat de minder
waardige praktijken werden uitgeoefend.
Toen de verordening kwam waren wij
wetenschappelijk nog niet zover, dat wij
konden zien welke kalveren waren inge
spoten, en welke niet. Wij konden alleen
optreden als een veehouder op heterdaad
was betrapt".
„In samenwerking met het farmaco-
logisch-endocrinologisch laboratorium
van het Rijksinstituut voor de volksge
zondheid moesten wij een methode vin
den die ons kon helpen bij het opsporen
van overtreders. Het ging er om, dat on
ze controleurs bij het controleren van
de stallen een redelijk vermoeden moes
ten kunnen krijgen dat er kalveren wa
ren ingespoten. Uitgaande van dit ver
moeden moest dan iiog een methode
worden gevonden om het bewijs te leve
ren. Dat kostte heel wat tijdrovende on
derzoekingen en proeven".
„Wij kwamen toen zover, dat met uri
nemonsters kon worden vastgesteld of
een kalf was ingespoten of niet. Dat is
eigenlijk een ontwikkeling van de laatste
tijd. Nu kunnen wij pas doeltreffend op
treden".
„Wij hebben nu zes controleurs (op
sporingsambtenaren) die zo zijn inge
werkt, dat zij maar een kwartier in een
stal hoeven te zijn om een vermoeden te
krijgen of er gespoten kalveren tussen
de dieren zijn. Zij nemen urinemonsters
mee. Die worden naar het Rijksinstituut
voor de vólksgezondheid gezonden. Bin
nen twee dagen krijgen wij dan te ho
ren of er oestrogene in de urine is ont
dekt. In dat geval stellen wij de officier
van justitie op de hoogte".
Dat het een lucratieve zaak is om
mestkalveren met een hormonenprepa
raat in te spuiten blijkt uit het volgende
voorbeeld: Een kalf van twee weken oud
weegt tussen de veertig en vijftig kilo.
Normaal voeder kost de veehouder 145
gulden per honderd kilo. Wanneer hij
echter het kalf inspuit en het voederen
gedurende 110 dagen vermindert dan
weegt het kalf de 111e dag ongeveer 150
kilo.
Dat betekent dat een ingespoten kalf
byna één kilo per dag in gewicht toe
neemt. De veehouder hoeft minder
(duur) voer voor het kalf te kopen, en
toch komt het dier vlugger „op gewicht".
Het aantal veehouders, dat de mest
kalveren inspuit, was aanvankelijk maar
klein. Gedwongen door de concurrentie
en door de mogelijkheid snel veel geld
te verdienen werd de groep overtreders
snel groter.
Volgens de heer Steinmetz worden
vooral mestkalveren met hormonenpre
paraten ingespoten. „Vroeger kregen
ook wel kippen een pilletje toegediend
om sneller te groeien. Dat is echter ver
leden tijd want dat was gemakkelijk te
constateren. Die pilletjes werden opera
tief in de nek gebracht en het lidteken
bleef je altijd zien. Voor kippen een
„pepmiddel" door het voer doen is te
duur".
Wordén er in Nederland koeien inge
spoten
De heer Steinmetz: „Nederland heeft
bijna geen koeien meer die speciaal
voor de slacht worden gefokt. De mees
te koeien zijn in de eerste plaats melk
producenten. Later worden ze natuurlijk
toch geslacht, maar het publiek wil geen
vet vlees. Om al deze redenen is het
niet waarschijnlijk dat veehouders hun
melkkoeien inspuiten".
Volgens de heer Steinmetz is het ru
moer over ingespoten kalveren in Neder
land losgebarsten op een ogenblik dat
de AID de zaak al byna onder de knie
had. „Dank zij een trits aanvullende
maatregelen (steekproeven, het nemen
van urinemonsters, berechting) zullen
de veehouders die zich aan inspuitingen
schuldig maken niet lang meer hun
praktijken kunnen uitoefenen".
ben een tegelpaadje door de voortuin
naar hun deur? En bij hoeveel mensen
zakt die ene tegel, vlak by de deur, tel
kens weg, omdat het zand zachtjes on
der het huis verdwflnt? Eén keer een
baal turfmolm op die plek eronder en het
gebeurt nooit meer. Weet u dat er onder
het Oostplein in Rotterdam en op wegen
bij Gouda duizenden en duizenden van
die balen turfmolm onder de weg liggen.
Ook om dat „weglopen" te voorkomen".
Op daken van garages, op balkonnen:
bloembakken, wat patrioblokken, vijf en
dertig centimeter aarde „en met een
klimroosje en wat klein goed kun je
wonderen doen", aldus de heer De Wit.
„O ja, ook nog zoiets: een vaste plant,
Siberische edelweis, een grijs blad en erg
mooi, komt altijd terug", vulde de heer
Boxman aan.
„En houten hekken. IJzeren hekken
horen in ons landschap nfet thuis", zei
tuinarchitect Van Rooyen nog vlug.