Verkorting van diensttijd in
Nederland moeilijke zaak
Beurs „leert
hu isvrouw
efficiënter
werken
Wij zijn (nog) niet zo best
van de tongriem gesneden
Van protserige
oven tot
solide centrale
Pim van Boxel tekende n
strip die nergens op slaat
Toch gezakt
„Oude afspraken niet schenden"zegt De Jong
LESSEN IN SPREKEN OP SCHOLEN
ZIJN EEN EIS VAN DEZE TIJD
Parijs lanceerde
nieuwe
haarmode
Oude afspraken
Vier keer
In beginsel
Niet verantwoord
POLITIEKE PRENTEN
Pioniers
Denkend lezen
Expressie
Jaar er bij
DUITSE FABRIEKEN
INITIATIEF
DONDERDAG 23 MAART 1967
In ons land werkt de huisvrouw ge
middeld drieënzestig uren per week en
zij maakt om de huishouding op gang
te houden per dag 150.000 handbewe
gingen. Op die manier is haar taak
even zwaar als van een arts, een ma
chinist, een verpleegster.
Deze bijzonderheden over de Neder
landse huisvrouwelijke activiteiten zijn
een voornaam uitgangspunt van de in
ternationale huishoudbeurs, die van 31
maart tot en met 9 april in het Amster
damse RAI-gebouw wordt gehouden. De
beurs zal in het teken staan van de vi
tale vrouw en het vitale gezin.
In een speciale inzending zijn de ge
gevens verwerkt van experimenten die
het Instituut voor Huishoudkundig On
derzoek te Wageningen heeft verricht.
Aan de hand van vele onderzoekingen
stelt dit instituut vast dat de vermoeid
heid waarover zovele huisvrouwen kla
gen niet alleen aan de onvermijdelijke
omstandigheden van een (te) zware taak
is toe te schrijven. Deze zou ook voort
komen uit een onjuiste indeling van het
werk. De hulpmiddelen die haar tegen
woordig ter beschikking staan zou de
huisvrouw ook nog lang niet altijd zo
goed mogelijk gebruiken.
In de stands van deze beurs zullen
mogelijkheden aan de hand worden ge
daan om daar verbetering in te bren
gen. Efficiënt huishouden zal ook het on
derwerp zijn van vele demonstraties
waar wellicht voor de huisvrouw iets
van valt te leren. De beste stuurlui
staan ook op dit gebied echter meestal
aan de wal!
Het Syndicat de la Haute Coiffure et
Coiffure Création, heeft in Parijs op
nieuw de officiële haarmodelij voor het
seizoen voorjaar-zomer 1967 bekend ge
maakt. Ditmaal is het Syndicat er van
uitgegaan dat het nieuwe kapsel aan de
eisen moest voldoen die de dames over
het algemeen aan het ideaal vrouwelij
ke stellen. Aan het begin van de lente
wil de vrouw zich bovendien ontdoen
van de winterse somberheid, in kleding,
kleur en.... kapsel. Daarom ditmaal
een kapsel dat luchtig, sportief en te
vens elegant is.
„EVASION" is een coiffure die bij
uitstek geschikt is voor vakantie en
sport, maar die dank zij een geraffi
neerde coupe en een speciaal toegepas
te permanent-wave techniek, daarbij
haar gesoigneerd karakter behoudt. Bij
deze nieuwe permanent-wave methode,
de z.g. permanent-racine-modeling,
wordt het haar direct vanaf de hoofd
huid ingerold, waardoor te sterke krul
ling in de punten absoluut vermeden
wordt.
Voor de opmaak van het kapsel wordt
het haar eerst naar achteren gelegd,
vervolgens naar het gezicht terugge-
kamd, om dan in kleine springerige
veertjes het gezicht te omlijsten. Een
harmonieus en luchtig geheel. Dus geen
krullen maar écht flou. De lengte van
het haar bedraagt voor voor- en zijkan
ten 6 tot 4 cm. Op de kruin tot maxi
mum 18 cm, weer aflopend in nekpar-
tij tot 6, 4 of 2 cm. De nekpartij blijft
kort, maar vrouwelijk en aan de af
werking moet zeer veel aandacht be
steed worden. Door het z.g. efileren
wordt een zeer natuurlijk verloop ver
kregen.
Verder kan met dit kapsel heerlijk
geëxperimenteerd worden. Het kan af
gewerkt worden met ornamenten voor
de zomer, zoals bloemen, corsages, ban
deaux, vlinderstrikken en grote ring-
kammen.
Wat de modehaarkleuren betreft, die
zijn dit jaar bijzonder mooi en warm
van toon. We denken hierbij aan de
kleuren zoals sable d'or of ambre-iri-
sée. Het zijn kleuren die als het ware
spelen met de zonnestralen en een
warm reflet vertonen.
(Van een onzer redacteuren)
rjc verkorting van de diensttijd is in de verkiezingsstrijd geen punt van hef
tige discussie geweest. Dat wil niet zeggen dat de politici zich bij de si
tuatie van vandaag hebben neergelegd. Er gaat in de Staten-Generaal een be
grotingsvergadering van defensie voorbij of verkorting van de diensttijd wordt
aan de orde gesteld.
In het socialistisch manifest van de Partij van de Arbeid van.vóór de ver
kiezingen werd het verlangen naar verkorting van de diensttijd van achttien
tot twaalf maanden uitgesproken. Intussen blijft Nederland van de kleine
Westeuropese staten in de NAVO het dictatoriaal geregeerde Portugal uit-
zonderd het land met de langste eerste militaire vorming.
Ter vergelijking: België twaalf maanden; Denemarken: veertien; Frankrijk:
zestien; Italië: vijftienLuxemburg: zes (straks misschien helemaal geen dienst
plicht); Noorwegen: twaalf; Portugal: achttien; Griekenland: vierentwintig; Tur
kije: vierentwintig; Verenigde Staten: vierentwintig; West-dultsland: achttien;
Canada, Engeland en het kleine IJsland hebben zeis helemaal geen dienstplicht
De Verenigde Staten kunnen moeilijk
als maatstaf dienen. Zij zitten met het
Vlëtnam-blok aan het been. Grieken
land en Turkije zijn evenmin criteria,
omdat beide landen nog altijd de
„twistappel" Cyprus in hun buurt heb
ben liggen, politiek geen al te grote sta
biliteit vertonen en samen de „poort"
bewaken die de (door de Sovjet-Unie)
beheerste Zwarte Zee scheidt van de
Middellandse Zee.
Nederland staat al sinds 1954 op 18
maanden. Andere landen als België,
Frankrijk, Denemarken, Italië, Luxem
burg en Noorwegen hebben na dat jaar
hun dienstplichtige militairen korter on
der de wapenen gehouden.
Minister De Jong heeft rich altijd
doen kennen als een soepel bewindvoer
der. Toch heeift ook hij er steeds op ge
hamerd dat verkorting van de dienst
tijd onze verplichtingen tegenover de
NAVO niet in gevaar mag brengen. Die
oude afspraken kunnen niet worden ge
schonden, meent hij.
Bij het verkorten van de diensttijd
lopen we het gevaar dat óf de opleiding
óf de paraatheid in het gedrang komt,
zei de grijze, maar nog altijd strijdba
re anti-revolutionaire Friese senator H.
Algra nog kort geleden in de Eerste Ka
mer. Hij begreep dat het moeilijk was
om voldoende vrijwillig dienend perso
neel te krijgen.
Daarom kwam hij met een derde
mogelijkheid. Hij stelde voor om met
behoud van de duur van de eerste oefe
ning, de klein-verlofperiode groter te
maken en daardoor de daadwerkelijk
vervulde diensttijd in gelijke mate te
bekorten. Minister De Jong was niet
enthousiast. Om twee redenen:
1. Er wordt een minimumgrens ge
steld aan de lengte van de hele parate
periode waarin ook de geoefendheid op
een toereikend peil moet worden ge
bracht. Daarvoor is nu een termijn van
één jaar parate tijd vereist.
2. Men heeft te maken met een maxi
mumgrens van de klein-verlofperiode.
De huidige situatie waarin de werkelij
ke parate periode het dubbele is van de
met klein verlof doorgebrachte tijd, is
zo nauwkeurig mogelijk daarop afge
stemd.
Om „paraat onderdeel" in de ge
meenschappelijke defensie van de NA
VO te kunnen zijn, geldt de voorwaar
de dat ten hoogste een derde van de
betrokken onderdelen uit „niet-daadwer-
keUjk aanwezig, maar wei onmiddellijk
terug te roepen" personeel mag be
staan. De minimale duur van de direc
te parate dienst en de maximale duur
van de klein-verlofperiode worden al
leen in de nu gekozen opzet bereikt.
In de ambtsperiode van minister De
Jong (sinds 1963) is de dienstplicht 4
maal verlicht:
a. het vervroegd naar huis sturen
van vierduizend dienstplichtigen in '64.
b. operatie-chirurg (vervroegd af
zwaaien van 2800 dienstplichtigen).
c. verdere invoering van het zoge
heten Ondas-systeem in 1964 waardoor
bepaalde categorieën dienstplichtigen
eerder met klein verlof de dienst uit
konden.
d. verkorting van de diensttijd bij
de luchtmacht in 1965.-
De verkorting van de diensttijd die
dit jaar bij de landmacht zal worden
doorgevoerd is het resultaat van het
bekorten van de opleidingsperiode. In
het opleidingssysteem wordt de algeme
ne militaire vorming een elementair
en 'n voortgezet gedeelte samenge
bundeld met de wapen- of dienstvak-
technische opleiding. Daarmee wint de
landmacht tijd. Verder wordt een deel
van de oefenstof die nu in de opleidings-
tijd wordt verwerkt, naar de parate pe
riode overgeheveld. Een verdere verkor
ting van de opleidingsperiode vindt het
ministerie van Defensie niet verant
woord.
Een verkorting van de parate dienst
tijd is in beginsel mogelijk erkent
minister De Jong maar zou bij het
handhaven van de noodzakelijk op te
brengen parate sterkte een vergroting
van de op te roepen lichtingsploegen
vereisen.
Een verkorting met twee maanden
vergt voor ieder van de zes lichtings
ploegen die ieder jaar bij de landmacht
worden opgeroepen, een uitbreiding met
1500 man, wat een totale stijging van
de netto jaarbehoefte van 9000 man tot
gevolg zou hebben.
Omdat rekening moet worden gehou
den met een opkomstverloop van tien
procent, houdt dat in dat uit het jaar
contingent alleen voor de landmacht
4000 man meer zouden moeten worden
betrokken dan nu nodig is. Bij het gel
dende uitstel- en vrijstellingsbeleid laat
de grootte van het jaarcontingent deze
maatregel niet toe.
Minister De Jong heeft dezer dagen
laten weten wat de op 4 december
1963 ingestelde interdepartementale
commissie dienstplichtvoorrieningen
hem in haar rapport heeft aanbevolen.
Een van de puntjes uit dat rapport:
de commissie vindt 't niet verantwoord
om het overschot aan dienstplichtig per
soneel te verminderen door de dienst
tijd te verkorten. Dat middel zou leiden
tot een onevenredige stijging van het
aantal dienstplichtigen dat in dezelfde
tijd in dienst is. Minister De Jong is
het daarmee eens.
In deze tijd van recessie zou het vol
gens sommigen toch geen kwaad kun
nen om ons aandeel in de NAVO te her
zien en in ieder geval tot verkorting
van de diensttijd over te gaan. Het lijkt
een juiste werkwijze om voortdurend te
bezien hoe de dienstplichtigen hun
diensttijd kunnen doorbrengen. De op-
leidingstijd zal niet langer mogen duren
dan strikt noodzakelijk is en ook de pa
rate periode zal zo doelmatig mogelijk
moeten worden gehouden. Het studeren
op deze zaken blijft een belangrijk ver
eiste.
«WttWWWWWWWWWWWWWVW
mmmm m
M.
AMSTERDAM De getekende strip
verhalen vliegen Je om de oren. De
science-fiction aan de ene kant en de
oermensen aan de andere kant. Drie
duizend gelukkigen konden echter ook
eens kennismaken met een stripverhaal
dat nergens op slaat.
Onder de titel „Philomene" gaf de
steendrukkerij De Jong en co. uit Hil
versum een prentenboek uit dat ten
minste vijf werelddelen bereikt en de
tekenaar Pim van Boxsel hoopt dat er
vQf miljoen opdrachten uit komen.
Als h(j die heeft koopt h(j het Water-
looplein leeg, voorzover die leveran
cier nog Biedermeier, Jugendstil en em-
pireetyitroep heeft aan te bieden.
Die smaak sudderde door in zijn 75
prenten, gewijd aan Philomene, het
meisje dat van hand gaat in de meest
lyrische en ook in de meest concrete
zin des woords. Het in empirestijl gete
kend verhaal is leesbaar voor hem die
Sanskriet, Grieks of romaanse letterte
kens tot leesvorm hebben: kortom in
ternationaal begrijpelijk, want de ero
tiek kent geen taal- of zeden grenzen
als het erop aankomt.
Op driehoog in de Amsterdamse Ni-
colaas Maesstraat zit de schepper zich
nog te vermaken over de reacties.
„Van wantrouwige collega's in de
illustratiesector die ik jaren niet heb
gesproken, komen telefoontjes met
waardering."
ir Pim van Boxsel tekende Philomene,
die de wonderlijkste avonturen beleeft.
Van Boxsels barokke geest waarvan
de grondslag in 1924 te Singapore werd
gelegd de invloed van de tropen is
aanwijsbaar in zijn tekeningen kreeg
het zwaar te verduren toen hij illustra
tor werd. Voor de Geïllustreerde Pers
moest hij wekelijks honingzoete tafe
relen tekenen.
„Ik zat lekker in Parijs op een recla
mebureau en toen kwam een studie
beurs af voor de academie. Daar heb
ik alleen droeve ellende en onzekerhe
den opgedaan."
De zoon van een administrateur van
de Koninklijke Paketvaart had toen al
series schoolschriften volgetekend die
bij de leraren enige hoop wekten dat
hij toch wellicht ergens goed voor was.
In het jappenkamp brachten zijn naar
schatting vierhonderd portretten
„klopt, ik zat met William Halewijn
in hetzelfde kamp" het nodige voed
sel op om er even gezond uit te komen
als hij er was ingegaan.Sindsdien leeft
hij van illustraties. Aanvankelijk over
wegend die voor jeugdboeken en later
voor weekbladen in de stijl van Satur
day evening Post.
„Ik kreeg er rugklachten van en mijn
humeur werd er niet beter op. Van de
politieke prenten in de Nieuwe Linie
kikker ik alleen maar op. Maar ik heb
wel ons autootje moeten verkopen,
want de inkomsten sloegen terug als
uitgewerkt zuiveringszout.
Toch zit ik allerlei opdrachten af te
wijzen. Ik houd mijn hart vast. Brattin-
ga de redacteur van Kwadraat
gaf mij eigenlijk een gedachtenlift met
zijn opdracht een verhaal te tekenen
zonder woorden. Ik ben geen Stads
schouwburg maar meer een Leidse-
pleintheater, meer amusement dan edu
catief."
Zou u niettemin applaus willen heb
ben voor uw werk?
„Jazeker, maar dat houdt ook in
dat men rotte tomaten naar mijn hoofd
Iedereen is het er over eens: de Nederlander spreekt slecht. Zodra wij in het
openbaar of voor een microfoon onze gedachten onder woorden moeten
brengen, falen er veel. Dat gebeurt niet alleen in zogenaamde straatinterviews,
in vergaderingen, op bruiloften en partijen, maar tot in de Tweede Kamer toe.
Geen wonder, want op de gemiddelde lagere school wordt „het woord voe
ren" de jonge Nederlanders te weinig geleerd. Op onze lagere scholen komen
de kinderen ook nu nog te weinig aan het woord. Taalvorming en taal
beheersing staan in onvoldoende mate centraal.
Dit is anno 1967 een feit, in een
maatschappij die juist steeds nieer
behoefte heeft aan mensen die hun ge
dachten goed, snel, duidelijk en kort
kunnen formuleren; mondeling tijdens
congressen, besprekingen of telefoonge
sprekken; schriftelijk in verslagen of
beschouwingen.
Toch is er sprake van een kentering.
Die is al begonnen, toen kort na de
oorlog de roep om vernieuwing zich
ook uitstrekte tot ons onderwijs. Het
voldeed volgens de voorstanders van
vernieuwing niet meer aan de eisen
van de nieuwe tijd. Sindsdien zijn nieu
we methoden ontwikkeld en op hun
bruikbaarheid getoetst. Volgens moder
ne onderwijsdeskundigen is het nu zo
ver, dat die methoden uit de sfeer van
de theorie moeten worden gehaald en
in praktijk gebracht.
Mensen als Cees Boeke en F. Evers
zijn op dit gebied pioniers geweest. La
ter is hun taak overgenomen door het
Algemeen Pedagogisch Centrum, het
rooms-katholiek en het christelijk cen
trum.
Natuurlijk, iedere zuil voor zich.
Maar gezamenlijk vinden zij, dat ieder
kind recht heeft op een vorm van on
derwijs, die meer dan tot nu toe is af
gestemd op een dynamische maat
schappij.
Daarin, menen zij, past niet meer
dat veel kinderen op nog precies de
zelfde manier leren lezen als hun ou
ders en grootouders dat hebben ge
daan. Alleen de boekjes zijn ver
nieuwd. Lezen moet niet alleen zijn
het verklanken van een stuk tekst. De
techniek daarvan onder de knie bren
gen is de taak van de lagere klassen.
Lezen is ook en vooral: het kunnen be
grijpen van de gedachten van de
schrijver.
Volgens nieuwe inzichten leert een
kind denkend lezen. Dat gebeurt bij
voorbeeld door de kinderen na afloop
van een stil gelezen les, een aantal
daarop betrekking hebbende vragen te
laten beantwoorden. Zo leert een kind
ook het onderscheiden van hoofdzaken
van lrfjzaken. e
In plaats van de leesbeurt van enkelen
komt dan het naar eigen vermogen ac
tief bezig zijn van alle kinderen in een
klas.
Een ander voorbeeld: Nieuwe metho
den willen de kinderen in de klas zo
veel mogelijk gelegenheid bieden, hun
reeds op school, in het gezin of via de
televisie verworven kennis in eigen
woorden weer te geven. Aldus worden
taalbeheersing en denkvermogen be
vorderd.
Het gaat de voorstanders van ver
nieuwing niet alleen om ons taalonder
wijs. Dr. W. Bordewijk, directeur van
het Algemeen Pedagogisch Centrum
in Amsterdam, vindt dit het voornaam
ste: De Nederlandse onderwijzers door
dringen van de noodzaak en het nut
van nieuwe methoden.
„Taalvorming en taalbeheersing zijn
er een onderdeel van. Er moet echter
ook meer rekening worden gehouden
met de individuele aanleg van ieder
kind. Klassikaal onderwijs is onge
schikt om elke leerling precies datgene
te geven wat hij nodig heeft".
DEN HAAG Een vriendelijk
voorjaarszonnetje zorgde op het
Lange Voorhout al een beetje voor
de juiste sfeer om aan mode voor
vrolijke badplaatsen te denken. He
lemaal naar zonnige oorden leek
men te zijn overgestapt bij het kij
ken naar de nieuwe collectie voor
a.1967 die Jean Louzac in de grote za
len van Restaurant Royal in deze
omgeving toonde.
Jean Louzac is de meest onderne
mende couturier van ons land, niet
alleen door wat hij tot in Parijs en
New York voor exportcontacten
heeft. Ook door wat hij doet om de
Nederlandse mode op vele gebieden
een internationale allure te geven.
Voor Gelmok in Assen ontwerpt
hij lederen kleding, voor Gaza he-
renconfectie. Coutura maakt in Am
sterdam mantels en pakjes naar
zijn aanwijzingen en de firma Diek-
man vult in dat belangrijkste cen
trum van onze kledingindustrie de
sortering japonnen en ensembles
naar modellen van hem aan. Dan
ontwerpt hij naast een eigen bouti
que- en couture-collectie ook nog
schoenen, sieraden en tassen.
Van al die bedrijvigheden werden
voorbeelden getoond tijdens een
gevarieerde lenteshow die ook door
oorspronkelijkheid opviel. Deze jon
ge Hagenaar, leraar aan de modeaf
deling van de Rotterdamse Acade
mie, is stap voor stap tot een stijl
gekomen die heel persoonlijk is en
bovendien voor ons land ook opmer
kelijk internationaal.
Op reizen en vakanties in zonnige
streken zijn de modellen uit zijn len
tecollectie vooral berekend. De kleu
ren zijn jong en stralend met pista
che-groen, paprika-rood, oker en
zonnig geel als hoogtepunten. Voor
de kleine, zwarte robe, komt bij de
ze lentemode het eenvoudige, sjieke
witte jurkje in de plaats. Zowel bij
zijn boutique-modellen als bij zijn
couture kan men de juiste dingen
vinden om te dragen in vakantie
oorden, waar avondpyjama's en ter
rasjurken geen opvallende uitzonde
ringen meer zijn.
Zijn mantelpakjes in een grote
verscheidenheid van actuele stoffen
zijn voor een zomerse wandeling
door Parijs, Londen en New York
geschikt, maar ook om te flaneren
langs de boulevards van Schevenin-
gen en mondaine Spaanse en Ita
liaanse badplaatsen.
De cocktail- en avondkleding van
deze couturier heeft eveneens een
internationaal stempel. De eenvoudi
ge volmaaktheid van die modellen is
er op berekend nergens uit de toon te
vallen.
Voor de internationale veelzijdig
heid van deze collectie puur Neder
landse show vormden de bezoek
sters van de show op het Lange
Voorhout een juiste entourage. Me
vrouw Luns kwam in Royal naar de
ze Haagse voorjaarsmode kijken en
aan de tafeltjes tussen de hoge spie
gels, zaten ook de echtgenotes van de
Engelse, de Spaanse, de Italiaanse
en de Turkse ambassadeurs in ons
land.
Foto: Drie sierlijke a\'ondtoiletten.
t Links een zomerse avondrobe van
een weefsel met een kleurig mo
zaïekpatroon, in het midden een
compositie in wit met gouden bor
duursel en rechts een ontwerp in
turkooiskleurig kant.
,\\V\\\V\\\\\\\\YV\W\W\vw\W»
zou kunnen gooien. Als ik nu maar lek
ker in inijn kamer Boxseltje kan zitten
spelen zonder de straat op te moeten
om te vechten, ben ik al tevreden. Ten
slotte hou ik het liever binnens
kamers."
Dat knokken zit overigens ook ge
ducht in zijn „Philomene" en op een
doorgewerkte manier getekend waar
door iedere prent als het ware een uit
nodiging vormt er de loep op te zetten
om de details verder op te nemen.
„Een beetje surrealisme op de wijze
van Dali ligt mij wel."
Het inbladeren van „Philomene"
(niet te koop) spreekt voor zichzelf en
dan hoeven haar hebberige trekjes
niet eens als een verhaal te worden
gezien.
„Er zou ook meer aandacht moeten
uitgaan naar de expressieve mogelijk
heden van het kind. Meer tijd dus voor
zingen, tekenen, handenarbeid. En
meer aandacht voor het onderwijzen
van die vakken in onderling ver
band, het totaliteitsonderwijs dus".
Dr. Bordewijk bedoelt dit: „Laat de
kineeren op school kennis maken met
dingen die zij nog niet kennen. Laat
ze, tijdens de aardrijkskundeles bij
voorbeeld, met klei een doorsnede van
een dijklichaam maken. Dat zelf doen
blijft langer hangen dan tien minuten
kijken naar een plaat. Ook in verband
met het besteden van de vrije tijd la
ter is het kennismaken met de ex
pressie en de vreugde daarin van de
allergrootste waarde."
Bij de pedagogische centra, hun zo
genaamde contact scholen en veel be
langstellende onderwijzers daarbuiten,
is de grote vraag van dit moment: Hoe
krijgen wij een greep op het hele lager
onderwijs.
Van de duizenden lagere scholen in
Nederland zijn er nu over het hele
land verspreid een honderdvijftig
contactscholen. Op vemieuwingscursus-
sen hebben hun onderwijzers geleerd,
hoe zij de nieuwe inzichten op school
in praktijk moeten brengen. Na vijf
jaar houdt de begeleiding door het APC
van een contactschool op. Zij wordt dan
een „moederschoot" voor een groep
scholen in haar buurt.
Die 150 scholen, vindt dr. Bordewijk,
Een man uit het Britse Barking was
zo bang dat hij voor zijn rijexamen zou
zakken dat hij een vriend, die al een rij
bewijs had, voor hem het exmane liet
afleggen. De vriend zakte.
Niemand zou het bedrog in de gaten
hebben gehad, als de vriend niet on
middellijk na het examen in zijn eigen
auto was weggereden. De politie hield
hem aan en er volgde een rechtszaak.
De echte examenkandidaat kreeg drie
honderd gulden boete omdat hij de exa
minatoren opzettelijk had willen mislei
den.
vormen nog maar een fractie van het
totaal. Maar: „De belangstelling in alle
kringen is nu zo groot, dat wij met on
ze mankracht niet alle aanvragers kun
nen bedienen.
Wij moeten voorlopig tevreden zijn
met de „uitstraling" door de contact-
scholen. Het gaat alleen te langzaam.
We zouden meer geld moeten hebben
(Het APC wordt volledig gesubsidieerd
door het Rijk). Het zou ook vlugger
kunnen gaan, als de pedagogische cen
tra in het land regionale bureaus zou
den krijgen. Dat zou de mensen meer
aanspreken".
Dr. Bordewijk heeft nog twee idea
len voor het slot bewaard. „Dit alles
zal pas goed van de grond kunnen ko
men, wanneer de beroepsopleiding van
de onderwijzers meer dan tot nu toe
rekening zal houden met deze zaken.
Dan zou het wel noodzakelijk zijn, dat
die opleiding wordt verlengd, zeker met
een jaar".
En nummer twee: dat iedere on
derwijzer na iedere 5 jaar praktijk, in
een sport verplichte cursus van bij
voorbeeld één week wordt „bijgeladen"
zodat hij op de hoogte blijft van nieuwe
ontwikkelingen in de didactiek".
Om ieder misverstand te voorkomen:
Tot nu to e gebeurt alle medewerking
aan de activiteiten van de pedagogische
centra op basis van vrijwilligheid.
ROTTERDAM De installateurs
van centrale verwarming vieren dit jaar
het zestienjarig bestaan van hun vereni
ging. De verwarmingsindustrie, naar
ons land overgewaaid uit Duitsland, is
in die tijd tot een omvangrijke tak van
bedrijf geworden. Met veel perspectief
niet in het minst door de talloze moge
lijkheden die er door het aardgas zijn
gekomen voor centrale verwarming. De
voorjaarsbeurs bewijst de activiteit.
Omstreeks 1900 was centrale verwar
ming praktisch alleen maar te vinden
in fabrieken en grote kantoren. Een
echte luxe was het, als in een villa de
temperatuur behaaglijk werd gehouden
door een centrale installatie. De radia
toren die in zulke huizen voor de warm
te zorgden, waren ware pronkstukken.
Met gotische krullen en lelies. Ook wer
den er kasten van plaatijzer of brons
om de radiatoren gebouwd, zelfs kwam
het voor dat brandvrije gordijnen ze on
zichtbaar maakten.
Het aanleggen van die verwarming in
ons land, was aanvankelijk vrijwel uit
sluitend een zaak van Duitse fabrieken
van radiotoren en ketels. Bij het begin
van de nieuwe eeuw werden enkele Duit
se bureaus in Nederland opgeheven. De
technische mensen die daardoor vrij
kwamen, begonnen voor zichzelf.
Daar was niet veel voor nodig. Alleen
wat handgereedschap was al voldoende.
Verdere investeringen waren nauwelijks
nodig, omdat het zware gereedschap dik
wijls werd geleend. De fabrieken van
radiatoren, ketels en pijpen tuk op
het ontstaan van deze nieuwe industrie
waren niet karig met het geven van
langlopende kredieten.
Er ontstond tussen de installateurs
felle concurrentie. De grote firma's sta
ken de hoofden bij elkaar en richtten in
mei 1907 de Nederlandse Vereniging
voor Centrale Verwarmingsindustrie op.
Dat zat de kleine bedrijven, die geen lid
van de vereniging konden worden, niet
lekker. Pogingen om in de situatie ver
andering te brengen, leden keer op keer
schipbreuk.
Dat duurde zo tot 1931, toen enkele
Haagse firma's in de centrale verwar
ming duidelijk maakten, dat er een an
dere kant uit gewerkt moest worden.
Wil het met die centrale verwarmings
industrie iets worden redeneerden die
firma's dan moeten de installateurs
er met elkaar voor zorgen, dat er geen
installatie meer wordt geleverd met ver
lies en dat het werk technisch ook hele
maal in orde is.
Die Hagenaars sloegen wat los. Om
te beginnen richtten ze een plaatselijke
vereniging op. Amsterdam, Haarlem,
Den Bosch, Amhem-Nijmegen, Venlo en
't Gooi volgden dit initiatief. Omdat al
die verenigingen als los zand aan elkaar
hingen, ontstond de behoefte aan een
overkoepelend orgaan. Dat kwam er in
de Unie van Verwarmingsinstallateurs-
verenigingen (UVIV).
De Amsterdamse installateurs wilden
daarna ook de importeurs en fabrikan
ten van ketels en radiatoren in de ver
eniging brengen. Maar de UVIV zei nee,
omdat de fabrikanten werden beschouwd
als de „natuurlijke vijanden" van de
installateurs. De Amsterdammers bleven
echter doorzetten, zodat er in ieder ge
val een overeenkomst met de leveran
ciers van ketels en radiatoren kwam.
Pogingen om ook de adviseurs voor
centrale verwarming binnen de UVIV
te halen, liepen op niets uit.
In de oorlog werd de Unie van Ver
warmingsinstallateurs verenigingen opge
heven. De organisatie kwam na 1945 te
rug onder een nieuwe naam: Algemene
vereniging voor de centrale verwar
mingsindustrie. Het is onder de vlag van
deze vereniging, dat de installateurs in
het najaar in de Doelen te Rotterdam
het zestigjarig bestaan van hun organi
satie vieren.
De vereniging heeft veel gedaan, om
de centrale verwarmingsindustrie in ons
land een goede naam te geven. Dat ge
beurde door de opleiding van monteurs,
technici en patroons. Dat kwam ook door
het werk van de studiecommissies en
het wetenschappelijk onderzoek.