Lof voor simpel hart
GROOTMOEDERS TIJD TERUG
(maar niet uitsluitend voor
bejaarden en tieners)
Kans voor Maryat
kwam uit archief
Cora Canne Meijer
succesvol in Ankara
Nieuwe voorzitter
stichting Proloog
Hij wordt niet met name genoemd, en zelfs de legende heeft
het achteraf niet de moeite waard gevonden dat verzuim te
herstellen. Hij is ook maar zo zijdelings bij de grote tragedie betrokken,
zijn kleine rol is zo snel uitgespeeld: hij behoeft zelfs geen enkel woord te
zeggen. Alleen maar te lopen, zij het voorzichtig en misschien wat opzichtig,
van de stadspoort naar het huis van zijn meester. Met een volle waterkruik.
Het moet voor hem een hacheiyk en pijnlijk corvee zyn geweest, in de
nauwe, hellende straten vol lastdieren, en hy is stellig met verbazing, zo niet
erger, aangestaard.
Een bundel kleren, een korf vruchten of broden, een gevulde waterzak
desnoods had er nog mee door gekund Maar een waterkruik daarmee liet
geen man zich opschepen. Hij had zich niet in te laten met dat dagelijks
vrouwenbedrijf. Laat hem de ezel drijven of hout hakken, het gereedschap
slijpen en zijn meester aan tafel bedienen. Maar van het koren malen, het
brood bakken en het water halen, moet hij afblijven.
De slavinnen moeten het wel uitermate druk gehad hebben, dat niemand
van haar kon worden gemist om een nieuwe gang water te halen. Het laat
zich begrijpen, vlak voor de grote feestdag. Het huis moet voor de avond
valt in alle hoeken en gaten met bezemen gekeerd zijn, dat er vooral nergens
een kruimel zuurdeeg achterblijft.
De feestdis moet met schoon linnen en blinkend vaatwerk gedekt zijn,
en geen van de huisgenoten mag daaraan anders verschijnen dan fris gebaad
en in smetteloze kleren. En bij dit alles heeft de meester nog verordend dat
er een bovenzaal gereed gemaakt moet worden voor een gezelschap vrienden
dat in Jeruzalem geen onderdak heeft.
Dat geeft alles dubbel werk, waarbij geen vrouw gemist kan worden, en
dus moet een van het mannelijk dienstpersoneel maar eens een hand uitsteken
en met een kruik naar de bron gaan. En wie de kruik tenslotte in de hand
krijgt geduwd, is stellig de pechvogel die altijd door ledereen wordt
rondgecommandeerd
De goedige schlemiel die in geen bedrijf ontbreekt, die te traag van begrip
en te langzaam van tempo is om zich voor de plaagzucht van de anderen
veilig te stellen. En misschien wel te goedhartig om te weigeren als er
een beroep op hem wordt gedaan.
|-|ij gaat, en er is iets aandoenlijks in de vanzelfsprekendheid waarmee hy
zich van dit ongewoon karwei kwijt, en onverstoorbaar maar behoedzaam
zijn weg zoekt door de volte. Hij heeft al zijn aandacht nodig by zyn lastige
vracht, en bemerkt daardoor niet hoe hij op enige afstand gevolgd wordt
door twee mannen die hem scherp in het oog houden.
zy hebben de opdracht gekregen uit te zien naar een man die een kruik
draagt en tot hun verbazing loopt die ongewone verschyning tastbaar
voor hen uit. Zij kennen hem niet, zy mogen geen woord tot hem zeggen.
Alleen maar onopvallend volgen tot hy ergens de poort naar een binnenhof
doorgaat. Dat is het huis waar zy moeten informeren naar de bovenzaal
die zij voor de maaltijd der ongezuurde broden in gereedheid moeten brengen.
Een wat geheimzinnige, uiterst behoedzame manier van handelen. Maar
niet zonder reden. Immers, by het gezelschap dat zich vanavond aan diezelfde
deur zal vervoegen, bevindt zich een verrader. Hy draagt zyn moordenaarsloon
al in de gordel, en brandt van ongeduld om zijn opdrachtgever de verbiyf-
plaats van zijn Meester te berichten. En waar zou men Hem geschikter en
onopvallender kunnen gevangen nemen dan aan tafel in een vertrek dat maar
één uitgang heeft.
jyjaar deze avond krijgt hij zijn kans niet. Eerst zal de Meester, voor het
laatst, rustig met zijn leerlingen het brood breken en de wyn drinken.
En pas wanneer het de bestemde tijd is zal de verrader verlof krijgen om
weg te gaan.
Tot dat ogenblik zal hy zelf gevangen blijven in de kring die hem argeloos
vertrouwt en zullen huis en persoon van de gulhartige gastheer veilig
zijn. Vandaar deze geheimzinnige opdracht, terzqde aan de twee vertrouwdste
discipelen: Volg een man die een kruik draagt.
Zy doen wat hun gezegd is, al kunnen zij de noodzaak van deze uiterste
voorzichtigheid kwalijk doorgronden. Maar het is nu geen tyd om vragen
te stellen. Er moet nog heel wat werk verzet worden, eer de lampen worden
aangestoken op de voor dertien gasten gedekte dis. En voor hen die gewend
zijn door het land te trekken zonder vast onderdak, ver van hun eigen
huis en familie, is het vooruitzicht van een ongestoord feestmaal onder
een gastvrij dak een ware verademing. Daarom glimlachen zy zelfs niet
om deze ongewone en misschien wat potsierlqke gids, maar volgen hem
zwijgend en nauwlettend door het gedrang.
Jo heeft deze ongenoemde, in het dageiyks bedrijf zo meegaande slaaf, op
een kritiek ogenblik zeil de leiding, zij het buiten zyn weten. Dit nederig
karwei, dit geminacht vrouwenwerk heeft hem onverwacht tot een belangryk
man gemaakt. Want door zyn bereidwilligheid heeft hy de Meester van
zyn meester de laatste rustige uren van diens leven mogeiyk gemaakt.
Bescheidener rol dan de zijne is moeilijk denkbaar. In het heftige gedrang
en het luide misbaar rond dc hoofdpersoon is zijn verschijning nauwelijks
opgemerkt. Maar op een beslissend moment is ook deze allerlaatste eens de
eerste geweest.
Links porseleinen serviesgoed uit plm. 1913, naar een ontwerp van J. Jurriaan Kok en een
door C. van der Hart ontworpen boekomslag. Boven een ex-libris van prof. dr. H. N. ter Veen,
gemaakt door C. Lebeau.
Al zijn er vandaag de dag al heel wat
grootmoeders die in het begin van de
twintiger jaren het levenslicht aanschouwden,
onder „grootmoeders tijd" verstaan we nog
altijd in de eerste plaats de jaren rond de
jongste eeuwwisseling. Met dit besef voor
ogen kunnen we rustig vaststellen, dat in de
Van Reekumgalerij te Apeldoorn grootmoe
ders tijd is teruggekeerd en er tot en met 17
april a.s. wellicht intenser valt te genieten
dan ooit tevoren mogelijk was.
Onder de titel „Kunst 1900" heeft de
Stichting Schone Kunsten Rond 1900 er na
melijk een groot aantal boeken, illustraties,
affiches, ex-libris en andere voorwerpen bij
eengebracht. „Bijeengeperst" is misschien 'n
betere omschrijving. Zij houdt overigens
niets denigrerends in, want meer dan drie
honderd inzendingen in één expositieruimte
(de benedenzaal van de galerij) betekent in
dit geval alleen maar artistieke winst. Heeft
het hedendaagse kunstwerk ruimte nodig
om te kunnen ademen en zijn functie in
ons leven zo goed mogelijk te kunnen vervul
len, dat uit de J ugendstil-periode moet een
zo groot mogelijk aantal soortgenoten om
zich heen hebben, want het ging hier om een
versieringskunst, die niet alleen een reactie
op de meest smakeloze neo-gotiek en neo-
renaissance-stijl van de negentiende eeuw
vormde, maar ook het huiselijk leven wat
gezelliger moest maken. Behalve van „heel
curieus" en „heel veel" is het in de beneden
zaal van de Van Reekumgalerij dan ook een
kwestie van „heel gezellig". De ruimte is
herschapen in een soort tuin vol kleuren en
tierelantijnen, waarin iedereen wel urenlang
kan rondneuzen om alles „en detail" te be
kijken en ervan te genieten.
Duim driehonderd inzendingen... het is na
tuurlijk teveel om op te noemen. Ik doe
dan 'ook maar een greep uit de notities die
ik bij mijn wandeling langs de geëxposeerde
stukken maakte. In het bijzonder werd ik ge
troffen door de aandacht welke in die tijd
aan het boek werd besteed en dus door de
afdeling „boekbanden, omslagen, boekverluch
ting." De Engelsen van rond de eeuwwisse
ling komen hier wel bijzonder goed voor de
dag. Ik denk hier aan Aubrey Beardsley's
band voor „The Yellow Book", een geïllus
treerd kwartaaltydschrift, vervaardigd in
april 1894. Er is by de opening van de expo
sitie door professor Ovink al gewezen op de
invloed van de Jugendstil op de huidige tie
nermode. Wel, de band van Beardsley zou di
rect voor publikatie in een tijdschrift als
pening zei) en doet ons daarom met span
ning uitzien naar het moment waarop het
met deze kunst te vullen museum in „Maria-
lust" te Apeldoorn zal worden geopend....
J. VAN DER KLEIJ
t Boven: een vaas en een kandelaar van W. C. Brouwer (vervaardigd omstreeks
1900). Rechts: een paraplu bak van geglazuurd aardewerk uit dezelfde tijd.
„Hitweek" of op een tienerpagina van een
dagblad geschikt zijn. Een prachtige inzen
ding is ook „The collected works of William
Morris" (Morris was een van de belangrijk
ste pioniers van deze stroming), een boek
dat opengeslagen ligt bij een illustratie, die
een verrukkelijk miniatuurtje, een stukje rag
fijn „monnikenwerk" is. Ook de Nederland
se inzendingen spreken in deze groep een
hartig kwalitatief woordje mee. Wat een
schoonheid straalt er af van de grijsblauwe
band die Edzard Koning ontwierp voor Fre-
derik van Eedens „Van de Passielooze Le
lie", wat een kracht zit er in hetgeen A. J.
Der Kinderen ontwierp voor Vondel- en Van
Deyssel-uitgaven en wat een prachtig typo
grafisch evenwicht bereikten B. A. van der
Leek en P. J. C. Klaarhamer in hun band en
versiering voor Het Hooglied van Salomo.
Vreselijk simpel en tegelijk heel warm zijn
de banden van G. Rueter. Tussen de talrijke
bijdragen van L. W. R. Wenckebach trof mij
vooral de bijzonder verfijnde band met tul
pen en narcissen voor de Verzamelde Wer
ken van Multatuli, zoals die in 1907 bij Else
vier in Amsterdam verschenen. Verschillende
kunstenaars zorgden tegen een stemmig
paars voor de versiering van de zes delen
„Nederlandsche Dichters" die als 158 in de
catalogus staan vermeld.
In de afdeling „Tijdschriften" bevindt zich
het „Vierde Jaarboek der Scalden" uit 1901,
opgedragen aan prins Albert en prinses Eli
sabeth van Belgie. Het bevat een kalender
van 1901, die een zekere humor niet kan wor
den ontzegd. Een blad met vier prentbrief
kaarten en afleveringen van „Les Arts de la
Femme" en „De Hollandsche Revue" mogen
in de regels over deze categorie evenmin
worden verzwegen.
Interessant is ook de groep „Tekeningen,
aquarellen, grafiek." De verwantschap tus
sen Aubrey Breardsley en Jan Toorop, en ook
die tussen Edzard Koning en Gustave Doré,
is hier opmerkeiyk, hoewel niet altijd even
consequent.Er is een kleurenlitho van P. Ber-
thon, getiteld „Sa trés gracieuse majesté la
reine Wilhelmine" en een blad met 48 vignet
ten (kruidenmotieven) van G. W. Dijsselhof
voor „La Jeunesse Inaltérable et La Vie
Eternelle". Men kan er voor het eerst of op
nieuw kennismaken met Wenckebachs voor
studies tot het Verkade-Album „Herfst" uit
1908. En men mag hier niet verzuimen te kij
ken naar de programma's die A. Molkenboer
ontwierp voor Wagner-opvoeringen in Am
sterdam. Deze programma's, veel minder in
structief maar artistiek veel mooier dan wat
men vandaag de dag aan programma's in de
handen krijgt gedrukt, behoren naar mijn
mening tot het meest indrukwekkende van
deze expositie.
En dan zijn er de kalenderbladen, zoals
die van T. Nieuwenhuis voor een aantal
maanden van het jaar 1898, stuk voor stuk op
een alleraardigste wijze karakteristiek voor de
verschillende maanden.
Ook de ex-librie-liefhebbers komen op
„Kunst 1900" aan hun trekken, vooral bij de
inzendingen van C. A. Lion Cachet en Dijssel
hof. Bij de postzegelontwerpen treft men on
der meer Lebeau's volledige ontwerpen aan
voor de bekende „duifjesserie."
Een groot gedeelte van de tentoonstelling
wordt opgeluisterd met affiches. Vooral de
Fransen tonen zich meesters op dit gebied.
Van Privat-Livemont hangen er een aantal
die laten zien, hoezeer de Art Nouveau de
vrouw in het middelpunt van de belangstel
ling plaatste. De affiches van Grasset verto
nen nog enige invloed van Toulouse Lautrec
en die van Thorn Prikker (met name het af
fiche van de Hollandische Kunstausstellung in
1903 te Krefeld) knipogen zowel naar het ex
pressionisme als naar wat we maar voor het
gemak weer „Hitweek" zullen noemen. Thorn
Prikkers landgenoot Wenckebach toont zich
in zijn affiches door-en-door Hollands en na
tuurlijk ontbreekt Toorop niet, met bijdragen
over onder meer Het Hooge Land te Beek
bergen en (u raadt het al) de Delftsche Sla
olie.
De afdeling „Keramiek - Aardewerk" telt
onder meer een kostelijk groepje porselein,
naar een ontwerp van J. Jurriaan Kok. Een
aardig idee was het, om in een uit 1899
stammende, door W. C. Brouwer gesigneerde
vaas een aantal irissen en trompetnarcissen
te steken, die zowel de Jugendstil-periode
als de lente van 1967 vertegenwoordigen.
Er is een paraplubak van omstreeks 1900,
voorzien van een gestileerd bloemmotief. Er
is sculptuur van L. Zijl. Er is een prachtige
lijst van mahoniehout met randen van ver
guld gips bij het eertijds zo bekende schilde
rij „De Kreutzersonate." Er is een zilveren
speldendoosje. Er is een charmante verzame
ling metalen serviesgoed van Eisenlöffel (wat
een warme tinten) en....
IV ee, de opsomming wordt te lang. U moet
zelf maar gaan kijken en de sfeer van
deze tentoonstelling proeven. Het is een ex
positie voor iedereen, kunstliefhebber of geen
kunstliefhebber. Want afgezien van in artis
tiek opzicht geslaagde of minder geslaagde
details, heeft deze expositie het grote voor
deel dat zij onze fantasie weer in beweging
brengt en ons afleert te vragen: wat stelt
zo'n slinger, zo'n tierelantijntje, zo'n kleuren
combinatie nu eigenlijk voor? Het gaat om
wat achter dat alles schuilt. De onmiddellijke
relatie tot dat alles was bij de kustenaar an
no 1900 natuurlijk veel sterker, veel meer
tydgebonden dan bij ons het geval is, maar
het uitgangspunt blijft hetzelfde: waardevol
le, naar het abstracte neigende versiering van
het dageiykse leven. De bejaarden die de
periode rond de eeuwwisseling nog min of
meer bewust hebben meegemaakt en de
tieners die de motieven uit die tyd
weer in hun levensstijl betrekken staan
hier (net als in de toespraken van de heer
Egas!) hand in hand in hun verzet tegen het
al te zakelijke, al te gemassificeerde, al te
onpersoonlijke, waarvan zij in sterke of min
der sterke mate het slachtoffer zijn geworden
en waartegen zij zich zo graag zouden willen
verzetten. Op deze tentoonstelling vinden zij
iets van hun gading. Maar ik geloof ook, dat
de generatie die na de tweede wereldoor
log overigens met goede bedoelingen de
monotonie van onze samenleving (de onper
soonlijke en eendere flatgebouwen, waarin
allemaal individuele persoonlijkheden zijn
weggestopt, de „beeldreligie", de „auto-cra-
tie" en nog veel meer) heeft bewerkstelligd
en deze nog steeds niet schijnt te kunnen
uitbannen, in de benedenzaal van de Van
Reekumgalerij een geestelijke opfrisser
krijgt.
De kunst van rond 1900 heeft inderdaad nog
niet afgedaan, begint nu pas goed kunst voor
allen te worden (zoals professor Ovink bij de
SCHIPHOL De ThailJandse, door haar
huwelijk Frans geworden Marayat Andriane
speelt naast Candice Bergen de belangrijk
ste vrouwelijke rol in de nieuwe film van
regisseur Robert Wise „The sand pebbles".
Omdat de film in het Amsterdamse Flora
theater zijn Nederlandse première (onder de
titel „Vuurdoop op de Yangtse Kiang") be
leefde, kwam Marayat naar ons land. De
filmmaatschappij Fox heeft haar uitgenodigd
een aantal premières in de grote Westeuro-
pese steden ter „versiering" bij te wonen.
De filmrol die voor haar een debuut was,
heeft het leven van Marayat Andriane dras
tisch veranderd. Ze is een van die vele voor
beelden van een vrouw die door Hollywood
met één klap tot ster is gebombardeerd. Dit
jaar nog zal ze een rol in een tweede film
gaan spelen. Dat staat in haar contract.
Welke film het zal worden, is haar nog on
bekend. „Ik kan ieder ogenblik een telegram
verwachten en ik ben natuurlijk heel benieuwd
waar ik me dan zal moeten vervoegen. Ik hoop
dat het een komedie zal worden", zegt de
beeldschone Thaillandse.
Marayat woont in Bangkok waar haar echt
genoot een diplomatieke functie heeft. Aan
die atmosfeer is ze van kinds af gewend ge
weest, want haar vader is ambassadeur. Drie
jaar geleden vroeg een talentenjager van Fox
haar een cameratest te maken. Ze deed het
en hoorde er nooit meer iets van. In eigen
land was ze wel een beetje bekend, omdat ze
voor koningin Siklrit een paar keer als man
nequin was opgetreden.
Als gevolg daarvan kwam haar naam in de
society-rubrieken van de kranten in Thailand.
In haar achterhoofd schemerde verder de
droom van een eventuele filmcarrière. Maar
meer ook niet.
Haar grote kans kwam daarom nogal on
verwacht. Voor zijn „Sand pebbles" had Ro
bert Wise ruim honderd Chinese meisjes ge
test. Geen van hen kon hem tot enig enthou
siasme bewegen. Toen dook hy in het archief
en stuitte op de proefopnamen, die met Ma
rayat waren gemaakt. Hij liet haar onmiddel
lijk naar Hollywood komen en engageerde er
zijn zoveelste ontdekking.
Naar het ANP van de Nederlandse amba»
sade in Ankara verneemt, treedt de Neder,
landse zangeres Cora Canne Meijer met het
staatsoperagezelschap aldaar in 6 voorstellin
gen van de opera „Carmen" van Bizet op. Mo
vrouw Canne Meijer vervult de titelrol, waar
in zij veel succes oogst.
Een afjiche (litho) van J. Zon. uit pl.m. 1898.
Tot voorzitter van het stichtingsbestuur vat
de toneelwerkgroep Proloog is gekozen mr. H.
J. Bernsen uit 's-Hertogenbosch. Prof. dr. J.
Godefroij, die in verband met zijn drukke
werkzaamheden het voorzitterschap neerlegt,
biyft deel uitmaken van het stichtingsbestuur.
Mr. Bernsen, die onder meer lid is van de
Culturele Raad van Noord-Brabant en secre
taris is van het Nationaal Centrum van het
Ajnateurtoneel, had reeds zitting in het be
stuur.
Dank zij de medewerking van het Nieuw
Rotterdams Toneel, zal Proloog „Wachten op
Godot" van Sameul Beckett in het komend
seizoen kunnen uitbrengen. De regie voert
John van de Rest. Het decorontwerp is van
Frank Raven.