VOOR TSUIZEN MET SO KM PER UUR, OF DUWEN
Windstilte en storm
hong
er en
overvloed
droogt
e en water
ivoestijn
Leren leven met de
Langzamerhand gekleed als
de Arabieren
Tocht van
je leven
MORAAL
BOEIEND
„1
Kattebak
Heet
Andere
Sleep
Niet zorgeloos
Competitie
Hoofddoek
MAART 1967
PER ZEILWAGEN DOOR SAHARA
Wij hebben reeds een verhaal ge-
publiceerd over de drie Ne- j
derlanders die deelnamen aan de j
Sahara-zeilwagentocht.
Inmiddels zijn deze drie Neder-
landers teruggekeerd. In neven-
staand verhaal vindt u een algeme-
ne indruk over hun wedervaren en
reisverhaal, boeiend beschre- j
vvwv
Op zondag 12 februari startten in
de legioensstad Colomb Béchar, uit-
vaJspoort voor de westelijke Sahara,
de deelnemers aan de Sahara-zeïlwa~
Z genraUy voor hun barre tocht noord-
zuidwest door de zandwoestijn, be-
stemmingNouackchott drieduizend
kilometer verderop. De eerste etappe
leidde naar Tindouf, dat op 20 februa
ri werd bereikt. Daarna volgde de
etappe van Tindouf naar Zouerat en
vervolgens de slot-etappe van Zou
erat naar Nouakchott.
Hoewel de autochtone bevolking van
de Sahara meewarig 't hoofd had ge
schud, toen de Franse kolonel De
Boucher kwam vertellen dat een aan
tal sportieve Europeanen met fragie
le zeilwagens de barre woestijnen
gingen bedwingen, hebben de zeilers
güet waanzinnig lijkende karwei ge
fikst. Onder hen bevonden zich de
Nederlanders K. Kortenoever, J. Co-
pijn en de geologische student Steef,
een stiefzoon van de heer Korten-
oever, die op het laatste moment van
zijn vader toestemming kreeg aan de
tocht deel te nemen. Met gelooide
huid, ringbaarden en sterk verma
gerd keerden zij terug in Nederland.
Een gesprek met hen was aanvan
kelijk moeilijk, want daarvoor waren
de heren te overladen met indrukken,
voelden zij zich nog te weinig geac
climatiseerd om alle facetten van hun
adembenemend avontuur kalm en be
heerst te belichten. Een maand lang
hadden zij met een minimum aan
comfort een primitief leven geleid,
dat zij niettemin kenschetsten als een
wonderlijke, boeiende ervaring. Zij
hadden gevaren doorstaan, tegensla-
gen ondervonden, de kracht van de
natuur leren kennen en mensen ont-
moet die zij nooit meer zulten 'ver-
geten.
Pas toen de kinderen van architect
Kortenoever vroegen of hij zich in de
kleding wilde hullen waarin hij soms
met een vaart van 80, 90 km per uur
door de Sahara crosste, kwamen de
verhalen in een rustige bedding te
recht.
Kortenoever, met het uiterlijk van
Arabier, zei: „Als ik nu op de hoogte
zou zijn van de moeilijkheden die wij
hebben ondervonden, zou ik het toch
weer doen. Juist die moeilijke om
standigheden testen je moraal."
Wij dachten dat hij zich vergiste
en schreven moreel, maar later
bleek dat hij wel degelijk moraal be-
doelde. „Ik ben tot het besef gekomen
dat de moderne mens, omringd door
comfort en sociaal verzekerd geen
weerstand heeft tegen het leven,
wanneer dat hard wordt. In dit stel
mensen van Fransen, Engelsen, Ame
rikanen, Duitsers en Hollanders, heb
ben vooral de Engelsen zich geweldig
taai gehouden. De Fransen vielen uit
de toon.Zij toonden niet genoeg offer
vaardigheid om anderen te helpen.
Zij hadden zich ook in 't hoofd gezet
als eerste over de finish te gaan, hoe
wel er geen sprake was van een wed
strijd. En als wij hen dan toch in dat
wedstrijdelement tegemoet wilden ko
men, trokken ze zich terug omdat op
dat moment de omstandigheden niet
gunstig voor hen waren.
Ook de organisatie van kolonel Du
Boucher was niet vlekkeloos. Hij was
overigens wel zo sportief om te be
kennen dat hij in zijn hele leven nog
nooit zoveel fouten had gemaakt. Er
viel verder met hem niet te discussië
ren. Hij was de officier en wij waren
de soldaten. Toch is er 75 procent uit
gekomen van wat we wilden bereiken
en dan mag je zo'n tocht toch wel.
een succes noemen."
Zo zwaar waren de beproevingen
dat de kolonel wel eens zei: >rAls er
iemand is die het niet volhoudt, dan
is daar het vliegtuig. Dan kun je
weggaan". Er werd overigens met
slechte wagens gereden, de banden
waren ongecontroleerd en er was
geen reparatiemateriaal. Het eten
liet alles te wensen over en het kost
bare water werd vervoerd in benzine-
blikken.
Kortenoever beleefde het dat hij
achterstevoren door een Land Rover
werd getrokken omdat de chauffeur
wegreed zonder achterom te kijken.
Copijn raakte een keer het spoor
bijster en Steef lag enige dagen met
angina in een oud fort. De hitte van
50 graden was soms ondraaglijk, zo
dat zonder deugdelijke mondbescher-
ming de lippen barstten. Een drie da
gen durende zandstorm ervoeren de
her+,\ als een hel en meer dan eens
ontsnapten zij nauwelijks aan de
dood wanneer de zeilwagens frontaal
op de ratsen afstormden.
I
(Exclusief voor ons blad door Kees Kortenoever)
Maar er waren ook boeiende
blijmoedige momenten. Daar was
de schoonheid van de Sahara drie
verschillende gebieden op één dag)
soms met plantengroei en wonderlij
ke door de wind uitgeslepen steentjes,
daar waren de fata morgana's, de
ontmoeting met slaven en slavinnen,
die het bepaald niet slecht hebben, de
onderscheiding die zij kregen in Mau
ritanië, de dode, huiveringwekkende
gedeelten van de Sahara, waar nooit
een mens een voet had gezet, de be
groeting met muziek en zang in dor
pen, de giftige slangen die een spoor
trokken in het zand (een gids sliep
met zijn hoofd op een tasje waarin
een ratelslang genesteld had) de
prachtige oases en de doorzichtige
gipsplaten die als glas in de woestijn
staan.
Er was ook een vrouwelijke zeiler,
een showtype, volgens de heren,
die eigenlijk meezeilde ten gerieve
van de Franse televisie. „Wij zijn nog
niet geacclimatiseerd"zegt de heer
Kortenoever. ,Jk heb het gevoel dat
ik het gedroomd heb", zegt de heer
Copijn.
„Ik ben nog niet in orde", zegt
Steef.
De heer Kortenoever kijkt bij het
afscheid naar de lucht en zegt: ,/Je
hebt wind mee."
TINDOUF Na twaalf dagen „elfstedentocht" (ik
weet geen betere karakterisering), na eindeloos geknok en
geploeter door stof en stenen eindelijk een stad. En wat
voor een stad! Niet veel meer dan een dorp, maar één
brok feestelijkheid, één brok enthousiasme. Die avond van
de 20e februari, toen we de helling afdaalden naar de
eerste etappeplaats op onze drieduizend kilometer lange
tocht, danste Tindouf op straat. Maar tegen die achter
grond van beweging en van wapperende vlaggen was juist
de allereerste kennismaking geheel onvergetelijk: de ont
moeting met zestig kameelmiters aan weerszijden van de
weg, bovenop de heuvel de beroemde „hommes bleus",
doodstil op hun rijdieren, afgetekend tegen de avondlucht.
hun
ven en de moeite van het lezen
waard.
De grote tocht was op zondag 12 februari begonnen met absolute windstil
te. Zo zag Colomb Bechar de deelnemende Fransen, Engelsen, Amerikanen, De
nen en Nederlanders met een mengeling van bewondering en verbazing vertrek
ken. Begrjjpeiyk wanneer men ln aanmerking neemt dat de zeilwagens deels ge
duwd, deels voortgetrokken moesten worden. Zo ging het naar Benl Abès, een
afstand van ruim driehonderd kilometer. Zeilwagens en begeleidende Landro
vers werden gevolgd door zes trucks met soldaten van het Algerijnse leger die
tot taak hadden 's nachts over onze veiligheid te waken.
Aan weerszijden van de route waren bergen te zien: precies de Sierra Ne
vada, zeiden de Amerikanen in ons gezelschap. Maar het gebergte hield op en
zover het oog reikte lag een enorme zandvlakte voor ons. Langs de weg af en toe
kleine bosjes struikgewas, maar naarmate we verder van de bergen kwamen
werd het kaler en kaler.
Die eerste avond in de Sahara was
de rust aanvankelijk ver te zoeken.
Na het eten vóór het hotelletje
brandden een achttal vuren en boven
elk werd voor ons een schaap gebra
den was er muziek (vijf trommels
en een fluit) en dans bij het licht van
een enorm en spookachtig kampvuur.
De dansers droegen geweren en scho
ten die af en toe af. Door het knal
len van de geweren was soms de mu
ziek niet meer te horen. Maar we gin
gen vroeg naar bed, want de volgende
morgen was het om vijf uur opstaan
geblazen.
Er stond die maandagochtend een
behoorlijke wind, zodat we vaak moes
ten kruisen. Op sommige stukken kon
den we op de zijstukken zeilen, maar
hoe hoger je kwam, des te moeilijker
werd dat. De laatste 50 tot 60 meters
moesten we de wagen dan ook steeds
de berg opduwen. Ik hield het twee
uur vol, Jörn Copijn hield het goed
uit. Steef de Clercq had een vrije dag.
Ik zocht het gezelschap van kolonel
Du Boucher, de leider van de onder
neming. Hij is een zwijgzame man,
maar na enige tijd kwam hij wat los.
Hij had het niet gemakkelijk gehad
met de organisatie en nóg niet. Zoiets
van schriftelijke afspraken bevestigen
bleek er bij de autoriteiten niet bij.
Hij was de tocht bovendien begonnen
met één legertruck te weinig, maar
gelukkig was een aannemer-wegenbou
wer in Colomb bijgesprongen, die had
hem een grote nieuwe zestonner ge
leend om „eventjes" (en gratis) mee
te trekken tot de Mauretaanse grens.
Bescherming van het leger hadden wij
tegen de Bedoeïenen. Niet dat die ge
vaarlijk zijn stelen doen ze niet,
maar bedelen wel en dat zou ons ver
traging kunnen bezorgen. Deze Bedoeïe
nen trekken van Mauretanië naar Ma
rokko en van Marokko naar Algerije
het hangt ervan af waar 't regent
en waar ze voedsel kunnen vinden
voor hun vee.
De volgende nacht sliepen we voor
het eerst in tenten. Terwijl ik met de
kolonel nog in zijn tent zat te praten
kwamen er voortdurend Algerijnse of
ficieren binnen die hem instructies
vroegen. Je kunt merken: de verstand
houding is heel goed. Het Franse le
ger moet hier op 1 juni vertrokken
zijn en iedereen blijkt dat te betreu
ren. We passeerden op onze tocht 'n
plek waar Franse militairen bezig wa
ren een nieuwe brug te bouwen. Ik
vroeg Du Boucher of de Algerijnen
dit niet zelf wilden doen. Het ant
woord was dat het Franse leger hier
momenteel nog vrijwel alles doet: het
onderhoudt de radio- en telefoonver
bindingen en de wegen en wordt bij
zonder gewaardeerd. Daarom ook on
dervinden wij zoveel welwillendheid
van de kant van de Algerijnen.
verschil met de bewolkte luchten die
we tot dan toe hadden gehad. Het zei
len viel hier niet mee, maar de kolo
nel zei ons geduld te oefenen tot des
middags een uur of drie, dan steekt
hier meestal de wind op. Natuurlijk
bleek de kolonel gelijk te krijgen: er
stak wind op, een hete kurkdroge
wind waarvan je enorm transpireert
zodat je je zouttabletten echt niet mis
sen kunt.
De route naar Tindouf voerde ons
over het plateau van Hamaguir. Bij
het vertrek 's morgens werd ons me
degedeeld voorzichtig te zijn: in de
nabijheid zouden de Fransen een sa
telliet lanceren. Inderdaad: 's mor
gens om tien uur ging de raket om
hoog. We zaten op ongeveer vijftien
kilometer afstand en konden de reus
achtige steekvlam en het projectiel
uitstekend volgen, 's Avonds bij 't
opzetten van het kamp ontwaarden
we in de verte een „lelijk eendje"
dat onze kant uit kwam. Er zaten en
kele in burger geklede Fransen in,
die bleken te behoren tot de beman
ning van een ruimte-observatorium.
We werden uitgenodigd voor een whis
ky. Zodra de tenten stonden stapten
we in de Landrover om aan de invi
tatie te voldoen en we keken onze
ogen uit: midden in de primitiefste
omgeving die denkbaar is stónden hter
hypermoderne gebouwen met alle com
fort. en voorzien van de nieuwste com
puters. Die interesseerden mij trou
wens minder. Wat ik het meest waar
deerde was dat ik eindelijk weer eens
naar een normale wc kon
In de loop van die eerste week
bleek steeds duidelijker dat de Ar-
gent-wagens eigenlijk te zwaar zijn.
Ze wegen meer dan 200 kilo en al
hebben ze een groot zeil, ze hebben
zeker een windkracht nodig van 5
6 meter. Ik moest dan vaak ook uren
lang duwen. Een dag werkelijk zeilen
kon beschouwd worden al een godsge
schenk. Zo'n dag was die van de aan
komst in het plaatsje Wadznou, we
legden meer dan honderd kilometer
af. Bij binnenkomst 's avonds werden
we opgewacht door soldaten op licht
en donkerbruine dromedarissen die on
ze wagens nieuwsgierig besnuffelden.
Ze kwamen met hun kop ongeveer tot
halve hoogte van de zeilen: een merk
waardige combinatie.
Er werd hier even gedemonstreerd.
Vijf lichte wagens gingen tegelijk van
start met een groep van ongeveer
honderd dromedarissen. Ze zeilden 'n
25 meter hoog duin op de wagens
als katten en de dromedarissen er
met lange pas achteraan. In snelheid
ontliepen wagen en dier elkaar niet
veel. De helling af echter hielden de
dromedarissen de wagens niet bij.
Dit is een wonderlijk een primitief
leven. Op een avond arriveerde ik als
een der eersten en daar moeder na
tuur mij met zachte drang noodde,
groef ik een kuiltje en ging zitten:
ais een kat op een kattebak, maar
dan wel een kattebak van duizenden
kilometers in doorsnee. Voor mij spron
gen een paar woestijnratten weg en
om mij heen krioelde het van de mie
ren. Je zit en je krijgt nog wat te
zien ook.
En af en toe valt er een plensbui.
Het is voorjaar en overal langs de
route zien we kleine plantjes opkomen
vooral in de bosjes wemelt het van
vogeltjes. Ik kan echt niet zeggen dat
de woestijn „dood" is. Ik heb de in
druk, dat hier met wat irrigatie nog
vruchtbare en bloeiende streken zou
den kunnen ontstaan.
De derde dag werd gekenmerkt door
een betreurenswaardig ongeluk. Bij 't
naderen van een dorpje stormden al
le kinderen op de karavaan af. De
Engelse quipe die voorop reed pro
beerde ze te ontwijken, maar dat luk
te niet helemaal. Twee kinderen wer
den gewond. Dat zat de Engelsen erg
dwars erger nog dan het feit, dat
bij de poging tot ontwijken een ogen
blik uit het oog werd verloren dat er
hoogspanningsdraden over de weglie
pen. De masten van de drie Engelse
wagens konden er niet onder door en
een botsing was het gevolg. De wa
gens kieperden alle drie achterover,
één brak finaal in tweeën, de tweede
verloor zijn stuur en de derde kantel
de. Van de bemanningen werd nie
mand gewond.
Geleidelijk stegen we, tot een pla
teau was bereikt. De Saharabodem
deed hier denken aan uitgespoelde be-
tontegels: allemaal steentjes dicht te
gen elkaar aan, keihard. De Algerij
nen noemen deze door de wind leeg
geblazen grindbodem „Hamada". Het
was hier gloeiend heet een heel
der dan 210 kilometer af. Ook Jörn
en Steef kwamen 's avonds enthou
siast binnen.
Maar na die dag en een rustdag
volgde een andere over een traject
waar de weg nog in aanleg was. We
werden gesleept, maar voortdurend
raakten de wagens vast; als je van
de auto sprong zakte je tot ver over
je enkels in het losse stof. Reusachti
ge wegenbouwmachines waren aan 't
werk; stenen werden gebroken en ver
gruisd, gemengd met cement, uitge
strooid en met water overgoten zodat
het verhardde. Hier eindigde het heu
velland; de vlakte lag nu weer open.
Vanwege de onoverzichtelijke situatie
kregen de zandzeilers instructie om
met tweeën bij elkaar te blijven en
werd een ontmoetingspunt in de woes
tijn aangegeven. Maar twee de
Fransen Christiaan Nau en Jacques
Bernard bleken al vertrokken te
zijn, zodat de kolonel en ik met de
Landrover de woestijn in reden. Waar
we echter ook keken nergens een
spoor en ik kreeg het al benauwd. Op
een hoogte gekomen zagen we plotse
ling twee stipjes aan de horizon: de
verloren zonen die samen een enor
me afstand hadden afgelegd.
's Avonds waren we de gasten van
de wegenbouwmaatschappij en aten
we in een circus-achtige tent aan lan
ge tafels frites en schapevlees, ge
volgd door kaas en pudding. De vol
gende avond wachtte ons wederom 'n
bijzondere maaltijd: de kolonel en de
emmandant van de politie-eenheid
die ons begeleidt hadden twee gazel
len geschoten en het vlees boven een
houtvuur geroosterd. Heerlijk mals
vlees maar toch wel wat jammer:
gazellen zijn zulke prachtige dieren.
Er zat hier trouwens veel wild; soms
vlogen voor je wagen plotseling patrij
zen op of zag je hazen met een merk
waardige lange staart wegvluchten.
Waar in de woestijn water in de buurt
is, tref je meteen allerlei dieren aan.
Later 's avonds waren we met z'n
allen bijeen rond een groot kampvuur.
Thomas Hardman, een Engelse deel
nemer, had een gitaar bij zich en van
acht tot tien uur zaten we te zingen.
Toen was het vuur bijna gedoofd en
keken we omhoog in de zwarte ster
renhemel. Ineens begonnen de Britten
„Stille nacht" te zingen, 't Was zot
en plechtig tegelijk.
De nadering van Tindouf werd ge
kenmerkt door een geleidelijk moeilij
ker wordende weg: fijn stof, grove
stenen en struiken met scherpe lange
doorns, die ons heel wat lekke banden
kostten. De kolonel waarschuwde ons:
in Mauretanië zou het nog heel wat
slechter worden. Bovendien zouden we
dan niet meer kunnen beschikken over
de grote tankwagen met drinkwater,
maar ons eigen water mee moeten
voeren. Dat betekende minder zitruim
te in de Landrovers, nog minder com
fort en tot het uiterste bezuinigen op
de persoonljke bagage.
Maar dat waren zorgen voor Tin
douf.
Voor ons kwam hier ook de beslis
sing definitief afscheid te nemen van
de Argent-wagens. Behalve dat ze te
zwaar waren gebleken, zaten er ook
constructieve zwakheden in; drie keer
hadden we een kapotte as opgelopen
en eenmaal waren zelfs voor- en ach
terwiel losgebroken. De zeilers uit de
Argent-wagens werden verdeeld over
de andere groepen. Ik kwam bij de
Amerikaanse groep. De Deen Leif
Moeller eveneens en de Fran<;aise Mo
nique Gimel ('n alleraardigste vrouw,
moeder van twee kinderen) bij de
Hollanders. Haar man is voorzitter
van de Franse strandzeilorganisatie.
Vrijdag de 17e februari was een dag
om nooit te vergeten. Ik had nu een
lichtere wagen. Na tien kilometer te
hebben gezeild met de wind schuin
achter kreeg ik de ware geest te pak
ken. De weg deed het geweldig en ik
voelde me plotseling één met m'n een
voudige Franse zeilkarretje. Op som
mige rechte stukken met halve wind
begonnen mijn banden te zingen; het
was een ongehoorde sensatie daar
met een geweldige snelheid meer dan
80 kilometer per uur hoorde ik later
van de militairen die met de Landro
ver achter mij reden) over dat vier
meter smalle weggetje te suizen. De
wagen was drie meter breed en ik
had dus aan iedere kant 50 centime
ter over. Langs de weg lagen hier en
daar grote stenen, zodat 't uitkijken
geblazen was. Net als bij een auto
baan zag je eindeloze hellingen en
dalen met heuvels van soms zeven
tig meter. Vaak was de weg uitge
hakt in het gebergte zodat je een soort
trechter kreeg en daarin stond een
flinke trek. Als ik tegen zo'n berg op
ging, liet ik mijn schoot iets schieten
waardoor ik als het ware in een lage
re versnelling kwam. Dan scheurde ik
de pas over, een sensatie van de eer
ste orde. Op zo'n hoogte eens terug
kijkend ontwaarde ik ln de verte een
paar kleine zeiltjes zover lag ik
voorop. Na een vluchtige lunch (een
stuk brood, een stuk worst en een
blikje sinaasappelsap) ging het weer
verder; we legden die dag niet min-
Zouerat is een mijnstadje op 30 kilometer ten oosten van Fort Gouraud, niet
zo ver van de zuidoostelijke grens van Spaans Marokko met Mauretanië. Van
Tindouf, de eerste etappeplaats in de Sahara-zeilwagen, ligt het 800 kilometer
verwijderd. Naar Nouakchott, het eindpunt, is het nog eens 850 kilometer. Van
uit Zouerat komt dit bericht een summier bericht neg omdat de etappe ons
allen in de benen zit. En niet alleen in de benen: Steef de Clercq heeft grote
stukken afgelegd met een keelaandoening, een zonnesteek en tot veertig graden
Koorts. Jörn Copijn heeft eveneens een zonnesteek en hoge koorts gehad. Zelf
ben ik er beter onderuit gekomen, maar tussen Tindouf en Zouerat zijn heel wat
pondjes gewicht van mij achtergebleven.
Tindouf was letterlijk een verade
ming en van de rustdag die ons er op
22 februari werd gegund, is danig ge
profiteerd. Wel was er een officiële
ontvangst bij de burgemeester en
werd er druk voor ons gedanst (in
een erg moeilijk ritme: een vijf-, ze
ven- of negenkwartsmaatmaar
daarnaast was er ook gelegenheid om
wat te rusten, post te lezen en om te
zien naar archeologische vondsten.
Wat dat laatste betreft: ik had onder
weg al wat stenen werktuigen verza
meld en hier vond ik een stenen pijl
punt. Stom geluk, uiteraard.
Maar er moest ook gepraat worden.
In het kamp van de deelnemers heer
ste enige onrust omdat, nu het zwaar
ste deel van de tocht nog voor ons
lag, juist de tankwagen met zijn 5.000
liter drinkwater niet meer mee zou
gaan. Ieder kreeg dus ongeveer tien
jerrycans met elk twintig liter water
bij zijn bagage. We beschikten over
vijf Land-Rovers (van de Engelsen)
plus nog twee van de kolonel en die
zaten al propvol met bagage. Tot
overmaat van gewichtsvermeerdering
arriveerden nu ook nog drie kersver
se Duitse deelnemers aan de rally
(Rudi Grassy, Uwe Schrader en Hans
Lange).
Op naar de zwaargeplaagde kolonel
Du Boucher derhalve. Die kon mede
delen dat er van het Mauretaans be
stuur drie extra vrachtwagens zouden
komen plus een extra Land-Rover.
Besloten werd kortere afstanden te
zeilen en vaker af te lossen.
Voor het overige was er rast. Tin
douf heeft vrijwel geen winkels en
ook verder is het stadje nogal primi
tief. Ik zat dus vaak bij de tenten, on
der de palmen me afvragend hoe
ik straks weer uit mijn zwerversbe
staan zou moeten opduiken in de be
schaving van Nederland. Alleen al de
zorg om overdag je (weinige) spullen
te kunnen bereiken: je stofbril, je
zonnebril, w.c.-papier, je mok, je wa
terfles, je blikopener, je bestek, je fo
totoestel dat alles moet ieder ogen
blik tot je beschikking staan.
En je moet om je voeding denken,
vooral aan je zouttabletten ook al
is bijvoorbeeld een ontbijt heel sum
mier: een kop koffie en twee biscuits.
De rustdag in Tindouf was heel ge
schikt om eens iets op te schrijven
over onze levensomstandigheden.
Welnu, ik sta als enige overigens
in het kamp 's morgens vroeg op.
Het is dan nog donker en ik loop rond
in een donzen ijszeilpak, dat ik dan
echt wel nodig heb.
Even na zonsopgang verwissel ik
dat voor een trui; om negen uur gaat
de trui uit. Wanneer ik zeil gaat mijn
windjack aan. Als je te laat van kle
ding verwisselt ben je bezweet en loop
je de kans kou te vatten; doe je het
te vroeg, dan loop je die kans uiter
aard ook.
Ik heb voortdurend de zorg voor
mijn Hollandse kameraden en ik vind
dat dit sociaal bezien veel meer eist
dan de dagelijkse routine. Er is voorts
een voortdurende concentratie op het
materiaal nodig: vergeet je tijdig een
kleine reparatie uit te voeren, dan
zijn de gevolgen op het minst geschik
te moment niet te overzien. Je zeil
kan scheuren of je mast kan zelfs
breken.
Het kamperen met elkaar onder
moeilijke omstandigheden is een bele
venis. Ik zelf zoek meestal het gezel
schap van de Engelsen, vooral omdat
zecricket spelen. Bij cricket leg
je je neer bij de beslissing van de
captain dat is hier een belangrijke
zaak. De Engelsen hebben ook wel
iets tegen: zo heeft het weken ge
duurd voor ze hun „ham-and-eggs"
konden vergeten em ze 's morgens niet
meer zanikten dat ze die zo misten.
En de bevolking.
Het is vooral de jeugd die contact
zoekt. Op de avond van de rustdag
gingen Jörn, Steef en ik de stad in.
We hadden meteen een hele klit jeugd
achter ons aan. We leerden ze liedjes,
hele verheffende zoals van „hoeperde-
poep die op de stoep zat", en beide
partijen hadden daarover enorme lol.
Van him kant probeerden de kinde
ren ons allerlei Arabische woorden te
leren. Je had direct in de gaten wan
neer het vieze woorden waren. Dat
zag je aan hun gezichten kinderen
zijn wat dat betreft overal hetzelfde.
Wanneer we weigerden, hadden ze het
grootste plezier.
Tindouf heeft voor zijn 4.000 inwo
ners met nog eens een duizendtal Be-
douienen eromheen een ziekenhuis. Een
van de Amerikaanse deelnemers had
last van een pijnlijke kies en wilde
daar wel wat aan verholpen hebben.
Welnu, dat kon: in het ziekenhuis. Ik
ging met hem en onze dokter mee.
Het gebouw bleek tien h vijftien lo
kalen te omvatten plus vier zieken
verplegers en gangen waar hele rijen
vrouwen met kinderen zaten .Het zag
er niet erg schoon uit. Een dokter
was er niet die was met vakantie,
vertelde men en men wist niet wan
neer hij terug zou komen.
De arts van de Zeilwagenrally was
dus bijzonder welkom. Zodra hij in
zijn woestijnplunje een voet over
de drempel had gezet, kon hij aan het
werk.
Een van de verplegers zette de
Amerikaan met de pijnlijke kies in
een stoel, zeggend dat hij de instru
menten ging halen. Even later kwam
hij terug met een bakje met tange
tjes, waar even wat spiritus overeen
werd gegoten en aangestoken voor
de ontsmetting. Van verdoving bleek
geen sprake te zijn. Van een boor
evenmin. Geen wonder, dat de Ameri
kaan, toen er enige tijd met tangetjes
in zijn kies gepeuterd was, dikke pa
reltjes op zijn voorhoofd had. Dat was
een zenuwbehandeling. Toen tenslotte
de zenuw bloot lag, ging er een medi
cament in. Daarmee was voor de
Amerikaan het leed geleden.
een kunstige manier rond het hoofd
wordt gewonden. Zon en wind zijn zo
fel en scherp dat ze je lippen zouden
kraken; je moet je mond dus bedek
ken. Ook de oren moeten bedekt zijn,
omdat het enorm kan stuiven. Bij de
„cheeh" dragen we dan nog een bril
en al bij al is dat een heel zonderlin
ge uitmonstering.
's Avonds dragen we een „chela-
ba", een grote mantel met een capu
chon, bestaande uit een stof van scha
pewol en kameelhaar, bruin met witte
strepen of met kleine rode en witte
streepjes een zeer praktische
dracht. Langzamerhand gaan we er
precies als Arabieren uitzien. Les
Damsell, een van de Amerikanen,
heeft een witte fez op, het teken van
de Mekkaganger. Het is geen wonder
dat de Arabieren hem steeds met veel
verbazing nakijken.
Eenmaal echter hebben we al onze
kleren maar eens uitgetrokken: in het
Turkse bad van Tindouf. We kwamen
in een met doeken belegde ruimte
waar een Arabier klaar stond met een
hele stapel handdoeken. In de sauna
ruimte wasten we ons en begonnen
enorm te transpireren. Daarna zeep
ten we ons geheel in met warm water
en spoelden ons af met koud water
uit een plastic emmer. Ook onze vol
gelingen van de Algerijnse tv kwa
men erbij, maar aangezien de Islam
hun verbiedt bloot rond te lopen hiel
den zij doeken om en zo te zien was
het een heel gepruts met zeep onder
die doeken.
Voor het komende traject dwars
door de Sahara kregen we een
„ehech" uitgereikt een vier meter
lange en een meter brede doek die op
Vóór de start naar Fort Gouraud
hebben we een soort competitieregle
ment uitgedokterd. Eigenlijk wilden
we geen wedstrijd, maar omdat een
aantal kranten de onderneming had
gesponsord en een competitie-element
verlangde, werd toch maar een sys
teem met strafpunten ontworpen
mede met Nederlandse hulp. De com
petitie werd niet opgezet langs de lij
nen van behaalde snelheden maar
van de minste strafpunten door gebre
ken en fouten.
Zo kwam dan de start naar het zui
den naderbij. Eerst naar de grens tus
sen Algerije en Mauretanië en vervol
gens langs de grenzen van de Spaan
se Sahara naar Fort Gouraud. Een
zware trip, zo werd gezegd. Hoe
zwaar, dat zou zich op onmiskenbare
wijze manifesteren.