VOOR TSUIZEN MET SO KM PER UUR, OF DUWEN Windstilte en storm hong er en overvloed droogt e en water ivoestijn Leren leven met de Langzamerhand gekleed als de Arabieren Tocht van je leven MORAAL BOEIEND „1 Kattebak Heet Andere Sleep Niet zorgeloos Competitie Hoofddoek MAART 1967 PER ZEILWAGEN DOOR SAHARA Wij hebben reeds een verhaal ge- publiceerd over de drie Ne- j derlanders die deelnamen aan de j Sahara-zeilwagentocht. Inmiddels zijn deze drie Neder- landers teruggekeerd. In neven- staand verhaal vindt u een algeme- ne indruk over hun wedervaren en reisverhaal, boeiend beschre- j vvwv Op zondag 12 februari startten in de legioensstad Colomb Béchar, uit- vaJspoort voor de westelijke Sahara, de deelnemers aan de Sahara-zeïlwa~ Z genraUy voor hun barre tocht noord- zuidwest door de zandwoestijn, be- stemmingNouackchott drieduizend kilometer verderop. De eerste etappe leidde naar Tindouf, dat op 20 februa ri werd bereikt. Daarna volgde de etappe van Tindouf naar Zouerat en vervolgens de slot-etappe van Zou erat naar Nouakchott. Hoewel de autochtone bevolking van de Sahara meewarig 't hoofd had ge schud, toen de Franse kolonel De Boucher kwam vertellen dat een aan tal sportieve Europeanen met fragie le zeilwagens de barre woestijnen gingen bedwingen, hebben de zeilers güet waanzinnig lijkende karwei ge fikst. Onder hen bevonden zich de Nederlanders K. Kortenoever, J. Co- pijn en de geologische student Steef, een stiefzoon van de heer Korten- oever, die op het laatste moment van zijn vader toestemming kreeg aan de tocht deel te nemen. Met gelooide huid, ringbaarden en sterk verma gerd keerden zij terug in Nederland. Een gesprek met hen was aanvan kelijk moeilijk, want daarvoor waren de heren te overladen met indrukken, voelden zij zich nog te weinig geac climatiseerd om alle facetten van hun adembenemend avontuur kalm en be heerst te belichten. Een maand lang hadden zij met een minimum aan comfort een primitief leven geleid, dat zij niettemin kenschetsten als een wonderlijke, boeiende ervaring. Zij hadden gevaren doorstaan, tegensla- gen ondervonden, de kracht van de natuur leren kennen en mensen ont- moet die zij nooit meer zulten 'ver- geten. Pas toen de kinderen van architect Kortenoever vroegen of hij zich in de kleding wilde hullen waarin hij soms met een vaart van 80, 90 km per uur door de Sahara crosste, kwamen de verhalen in een rustige bedding te recht. Kortenoever, met het uiterlijk van Arabier, zei: „Als ik nu op de hoogte zou zijn van de moeilijkheden die wij hebben ondervonden, zou ik het toch weer doen. Juist die moeilijke om standigheden testen je moraal." Wij dachten dat hij zich vergiste en schreven moreel, maar later bleek dat hij wel degelijk moraal be- doelde. „Ik ben tot het besef gekomen dat de moderne mens, omringd door comfort en sociaal verzekerd geen weerstand heeft tegen het leven, wanneer dat hard wordt. In dit stel mensen van Fransen, Engelsen, Ame rikanen, Duitsers en Hollanders, heb ben vooral de Engelsen zich geweldig taai gehouden. De Fransen vielen uit de toon.Zij toonden niet genoeg offer vaardigheid om anderen te helpen. Zij hadden zich ook in 't hoofd gezet als eerste over de finish te gaan, hoe wel er geen sprake was van een wed strijd. En als wij hen dan toch in dat wedstrijdelement tegemoet wilden ko men, trokken ze zich terug omdat op dat moment de omstandigheden niet gunstig voor hen waren. Ook de organisatie van kolonel Du Boucher was niet vlekkeloos. Hij was overigens wel zo sportief om te be kennen dat hij in zijn hele leven nog nooit zoveel fouten had gemaakt. Er viel verder met hem niet te discussië ren. Hij was de officier en wij waren de soldaten. Toch is er 75 procent uit gekomen van wat we wilden bereiken en dan mag je zo'n tocht toch wel. een succes noemen." Zo zwaar waren de beproevingen dat de kolonel wel eens zei: >rAls er iemand is die het niet volhoudt, dan is daar het vliegtuig. Dan kun je weggaan". Er werd overigens met slechte wagens gereden, de banden waren ongecontroleerd en er was geen reparatiemateriaal. Het eten liet alles te wensen over en het kost bare water werd vervoerd in benzine- blikken. Kortenoever beleefde het dat hij achterstevoren door een Land Rover werd getrokken omdat de chauffeur wegreed zonder achterom te kijken. Copijn raakte een keer het spoor bijster en Steef lag enige dagen met angina in een oud fort. De hitte van 50 graden was soms ondraaglijk, zo dat zonder deugdelijke mondbescher- ming de lippen barstten. Een drie da gen durende zandstorm ervoeren de her+,\ als een hel en meer dan eens ontsnapten zij nauwelijks aan de dood wanneer de zeilwagens frontaal op de ratsen afstormden. I (Exclusief voor ons blad door Kees Kortenoever) Maar er waren ook boeiende blijmoedige momenten. Daar was de schoonheid van de Sahara drie verschillende gebieden op één dag) soms met plantengroei en wonderlij ke door de wind uitgeslepen steentjes, daar waren de fata morgana's, de ontmoeting met slaven en slavinnen, die het bepaald niet slecht hebben, de onderscheiding die zij kregen in Mau ritanië, de dode, huiveringwekkende gedeelten van de Sahara, waar nooit een mens een voet had gezet, de be groeting met muziek en zang in dor pen, de giftige slangen die een spoor trokken in het zand (een gids sliep met zijn hoofd op een tasje waarin een ratelslang genesteld had) de prachtige oases en de doorzichtige gipsplaten die als glas in de woestijn staan. Er was ook een vrouwelijke zeiler, een showtype, volgens de heren, die eigenlijk meezeilde ten gerieve van de Franse televisie. „Wij zijn nog niet geacclimatiseerd"zegt de heer Kortenoever. ,Jk heb het gevoel dat ik het gedroomd heb", zegt de heer Copijn. „Ik ben nog niet in orde", zegt Steef. De heer Kortenoever kijkt bij het afscheid naar de lucht en zegt: ,/Je hebt wind mee." TINDOUF Na twaalf dagen „elfstedentocht" (ik weet geen betere karakterisering), na eindeloos geknok en geploeter door stof en stenen eindelijk een stad. En wat voor een stad! Niet veel meer dan een dorp, maar één brok feestelijkheid, één brok enthousiasme. Die avond van de 20e februari, toen we de helling afdaalden naar de eerste etappeplaats op onze drieduizend kilometer lange tocht, danste Tindouf op straat. Maar tegen die achter grond van beweging en van wapperende vlaggen was juist de allereerste kennismaking geheel onvergetelijk: de ont moeting met zestig kameelmiters aan weerszijden van de weg, bovenop de heuvel de beroemde „hommes bleus", doodstil op hun rijdieren, afgetekend tegen de avondlucht. hun ven en de moeite van het lezen waard. De grote tocht was op zondag 12 februari begonnen met absolute windstil te. Zo zag Colomb Bechar de deelnemende Fransen, Engelsen, Amerikanen, De nen en Nederlanders met een mengeling van bewondering en verbazing vertrek ken. Begrjjpeiyk wanneer men ln aanmerking neemt dat de zeilwagens deels ge duwd, deels voortgetrokken moesten worden. Zo ging het naar Benl Abès, een afstand van ruim driehonderd kilometer. Zeilwagens en begeleidende Landro vers werden gevolgd door zes trucks met soldaten van het Algerijnse leger die tot taak hadden 's nachts over onze veiligheid te waken. Aan weerszijden van de route waren bergen te zien: precies de Sierra Ne vada, zeiden de Amerikanen in ons gezelschap. Maar het gebergte hield op en zover het oog reikte lag een enorme zandvlakte voor ons. Langs de weg af en toe kleine bosjes struikgewas, maar naarmate we verder van de bergen kwamen werd het kaler en kaler. Die eerste avond in de Sahara was de rust aanvankelijk ver te zoeken. Na het eten vóór het hotelletje brandden een achttal vuren en boven elk werd voor ons een schaap gebra den was er muziek (vijf trommels en een fluit) en dans bij het licht van een enorm en spookachtig kampvuur. De dansers droegen geweren en scho ten die af en toe af. Door het knal len van de geweren was soms de mu ziek niet meer te horen. Maar we gin gen vroeg naar bed, want de volgende morgen was het om vijf uur opstaan geblazen. Er stond die maandagochtend een behoorlijke wind, zodat we vaak moes ten kruisen. Op sommige stukken kon den we op de zijstukken zeilen, maar hoe hoger je kwam, des te moeilijker werd dat. De laatste 50 tot 60 meters moesten we de wagen dan ook steeds de berg opduwen. Ik hield het twee uur vol, Jörn Copijn hield het goed uit. Steef de Clercq had een vrije dag. Ik zocht het gezelschap van kolonel Du Boucher, de leider van de onder neming. Hij is een zwijgzame man, maar na enige tijd kwam hij wat los. Hij had het niet gemakkelijk gehad met de organisatie en nóg niet. Zoiets van schriftelijke afspraken bevestigen bleek er bij de autoriteiten niet bij. Hij was de tocht bovendien begonnen met één legertruck te weinig, maar gelukkig was een aannemer-wegenbou wer in Colomb bijgesprongen, die had hem een grote nieuwe zestonner ge leend om „eventjes" (en gratis) mee te trekken tot de Mauretaanse grens. Bescherming van het leger hadden wij tegen de Bedoeïenen. Niet dat die ge vaarlijk zijn stelen doen ze niet, maar bedelen wel en dat zou ons ver traging kunnen bezorgen. Deze Bedoeïe nen trekken van Mauretanië naar Ma rokko en van Marokko naar Algerije het hangt ervan af waar 't regent en waar ze voedsel kunnen vinden voor hun vee. De volgende nacht sliepen we voor het eerst in tenten. Terwijl ik met de kolonel nog in zijn tent zat te praten kwamen er voortdurend Algerijnse of ficieren binnen die hem instructies vroegen. Je kunt merken: de verstand houding is heel goed. Het Franse le ger moet hier op 1 juni vertrokken zijn en iedereen blijkt dat te betreu ren. We passeerden op onze tocht 'n plek waar Franse militairen bezig wa ren een nieuwe brug te bouwen. Ik vroeg Du Boucher of de Algerijnen dit niet zelf wilden doen. Het ant woord was dat het Franse leger hier momenteel nog vrijwel alles doet: het onderhoudt de radio- en telefoonver bindingen en de wegen en wordt bij zonder gewaardeerd. Daarom ook on dervinden wij zoveel welwillendheid van de kant van de Algerijnen. verschil met de bewolkte luchten die we tot dan toe hadden gehad. Het zei len viel hier niet mee, maar de kolo nel zei ons geduld te oefenen tot des middags een uur of drie, dan steekt hier meestal de wind op. Natuurlijk bleek de kolonel gelijk te krijgen: er stak wind op, een hete kurkdroge wind waarvan je enorm transpireert zodat je je zouttabletten echt niet mis sen kunt. De route naar Tindouf voerde ons over het plateau van Hamaguir. Bij het vertrek 's morgens werd ons me degedeeld voorzichtig te zijn: in de nabijheid zouden de Fransen een sa telliet lanceren. Inderdaad: 's mor gens om tien uur ging de raket om hoog. We zaten op ongeveer vijftien kilometer afstand en konden de reus achtige steekvlam en het projectiel uitstekend volgen, 's Avonds bij 't opzetten van het kamp ontwaarden we in de verte een „lelijk eendje" dat onze kant uit kwam. Er zaten en kele in burger geklede Fransen in, die bleken te behoren tot de beman ning van een ruimte-observatorium. We werden uitgenodigd voor een whis ky. Zodra de tenten stonden stapten we in de Landrover om aan de invi tatie te voldoen en we keken onze ogen uit: midden in de primitiefste omgeving die denkbaar is stónden hter hypermoderne gebouwen met alle com fort. en voorzien van de nieuwste com puters. Die interesseerden mij trou wens minder. Wat ik het meest waar deerde was dat ik eindelijk weer eens naar een normale wc kon In de loop van die eerste week bleek steeds duidelijker dat de Ar- gent-wagens eigenlijk te zwaar zijn. Ze wegen meer dan 200 kilo en al hebben ze een groot zeil, ze hebben zeker een windkracht nodig van 5 6 meter. Ik moest dan vaak ook uren lang duwen. Een dag werkelijk zeilen kon beschouwd worden al een godsge schenk. Zo'n dag was die van de aan komst in het plaatsje Wadznou, we legden meer dan honderd kilometer af. Bij binnenkomst 's avonds werden we opgewacht door soldaten op licht en donkerbruine dromedarissen die on ze wagens nieuwsgierig besnuffelden. Ze kwamen met hun kop ongeveer tot halve hoogte van de zeilen: een merk waardige combinatie. Er werd hier even gedemonstreerd. Vijf lichte wagens gingen tegelijk van start met een groep van ongeveer honderd dromedarissen. Ze zeilden 'n 25 meter hoog duin op de wagens als katten en de dromedarissen er met lange pas achteraan. In snelheid ontliepen wagen en dier elkaar niet veel. De helling af echter hielden de dromedarissen de wagens niet bij. Dit is een wonderlijk een primitief leven. Op een avond arriveerde ik als een der eersten en daar moeder na tuur mij met zachte drang noodde, groef ik een kuiltje en ging zitten: ais een kat op een kattebak, maar dan wel een kattebak van duizenden kilometers in doorsnee. Voor mij spron gen een paar woestijnratten weg en om mij heen krioelde het van de mie ren. Je zit en je krijgt nog wat te zien ook. En af en toe valt er een plensbui. Het is voorjaar en overal langs de route zien we kleine plantjes opkomen vooral in de bosjes wemelt het van vogeltjes. Ik kan echt niet zeggen dat de woestijn „dood" is. Ik heb de in druk, dat hier met wat irrigatie nog vruchtbare en bloeiende streken zou den kunnen ontstaan. De derde dag werd gekenmerkt door een betreurenswaardig ongeluk. Bij 't naderen van een dorpje stormden al le kinderen op de karavaan af. De Engelse quipe die voorop reed pro beerde ze te ontwijken, maar dat luk te niet helemaal. Twee kinderen wer den gewond. Dat zat de Engelsen erg dwars erger nog dan het feit, dat bij de poging tot ontwijken een ogen blik uit het oog werd verloren dat er hoogspanningsdraden over de weglie pen. De masten van de drie Engelse wagens konden er niet onder door en een botsing was het gevolg. De wa gens kieperden alle drie achterover, één brak finaal in tweeën, de tweede verloor zijn stuur en de derde kantel de. Van de bemanningen werd nie mand gewond. Geleidelijk stegen we, tot een pla teau was bereikt. De Saharabodem deed hier denken aan uitgespoelde be- tontegels: allemaal steentjes dicht te gen elkaar aan, keihard. De Algerij nen noemen deze door de wind leeg geblazen grindbodem „Hamada". Het was hier gloeiend heet een heel der dan 210 kilometer af. Ook Jörn en Steef kwamen 's avonds enthou siast binnen. Maar na die dag en een rustdag volgde een andere over een traject waar de weg nog in aanleg was. We werden gesleept, maar voortdurend raakten de wagens vast; als je van de auto sprong zakte je tot ver over je enkels in het losse stof. Reusachti ge wegenbouwmachines waren aan 't werk; stenen werden gebroken en ver gruisd, gemengd met cement, uitge strooid en met water overgoten zodat het verhardde. Hier eindigde het heu velland; de vlakte lag nu weer open. Vanwege de onoverzichtelijke situatie kregen de zandzeilers instructie om met tweeën bij elkaar te blijven en werd een ontmoetingspunt in de woes tijn aangegeven. Maar twee de Fransen Christiaan Nau en Jacques Bernard bleken al vertrokken te zijn, zodat de kolonel en ik met de Landrover de woestijn in reden. Waar we echter ook keken nergens een spoor en ik kreeg het al benauwd. Op een hoogte gekomen zagen we plotse ling twee stipjes aan de horizon: de verloren zonen die samen een enor me afstand hadden afgelegd. 's Avonds waren we de gasten van de wegenbouwmaatschappij en aten we in een circus-achtige tent aan lan ge tafels frites en schapevlees, ge volgd door kaas en pudding. De vol gende avond wachtte ons wederom 'n bijzondere maaltijd: de kolonel en de emmandant van de politie-eenheid die ons begeleidt hadden twee gazel len geschoten en het vlees boven een houtvuur geroosterd. Heerlijk mals vlees maar toch wel wat jammer: gazellen zijn zulke prachtige dieren. Er zat hier trouwens veel wild; soms vlogen voor je wagen plotseling patrij zen op of zag je hazen met een merk waardige lange staart wegvluchten. Waar in de woestijn water in de buurt is, tref je meteen allerlei dieren aan. Later 's avonds waren we met z'n allen bijeen rond een groot kampvuur. Thomas Hardman, een Engelse deel nemer, had een gitaar bij zich en van acht tot tien uur zaten we te zingen. Toen was het vuur bijna gedoofd en keken we omhoog in de zwarte ster renhemel. Ineens begonnen de Britten „Stille nacht" te zingen, 't Was zot en plechtig tegelijk. De nadering van Tindouf werd ge kenmerkt door een geleidelijk moeilij ker wordende weg: fijn stof, grove stenen en struiken met scherpe lange doorns, die ons heel wat lekke banden kostten. De kolonel waarschuwde ons: in Mauretanië zou het nog heel wat slechter worden. Bovendien zouden we dan niet meer kunnen beschikken over de grote tankwagen met drinkwater, maar ons eigen water mee moeten voeren. Dat betekende minder zitruim te in de Landrovers, nog minder com fort en tot het uiterste bezuinigen op de persoonljke bagage. Maar dat waren zorgen voor Tin douf. Voor ons kwam hier ook de beslis sing definitief afscheid te nemen van de Argent-wagens. Behalve dat ze te zwaar waren gebleken, zaten er ook constructieve zwakheden in; drie keer hadden we een kapotte as opgelopen en eenmaal waren zelfs voor- en ach terwiel losgebroken. De zeilers uit de Argent-wagens werden verdeeld over de andere groepen. Ik kwam bij de Amerikaanse groep. De Deen Leif Moeller eveneens en de Fran<;aise Mo nique Gimel ('n alleraardigste vrouw, moeder van twee kinderen) bij de Hollanders. Haar man is voorzitter van de Franse strandzeilorganisatie. Vrijdag de 17e februari was een dag om nooit te vergeten. Ik had nu een lichtere wagen. Na tien kilometer te hebben gezeild met de wind schuin achter kreeg ik de ware geest te pak ken. De weg deed het geweldig en ik voelde me plotseling één met m'n een voudige Franse zeilkarretje. Op som mige rechte stukken met halve wind begonnen mijn banden te zingen; het was een ongehoorde sensatie daar met een geweldige snelheid meer dan 80 kilometer per uur hoorde ik later van de militairen die met de Landro ver achter mij reden) over dat vier meter smalle weggetje te suizen. De wagen was drie meter breed en ik had dus aan iedere kant 50 centime ter over. Langs de weg lagen hier en daar grote stenen, zodat 't uitkijken geblazen was. Net als bij een auto baan zag je eindeloze hellingen en dalen met heuvels van soms zeven tig meter. Vaak was de weg uitge hakt in het gebergte zodat je een soort trechter kreeg en daarin stond een flinke trek. Als ik tegen zo'n berg op ging, liet ik mijn schoot iets schieten waardoor ik als het ware in een lage re versnelling kwam. Dan scheurde ik de pas over, een sensatie van de eer ste orde. Op zo'n hoogte eens terug kijkend ontwaarde ik ln de verte een paar kleine zeiltjes zover lag ik voorop. Na een vluchtige lunch (een stuk brood, een stuk worst en een blikje sinaasappelsap) ging het weer verder; we legden die dag niet min- Zouerat is een mijnstadje op 30 kilometer ten oosten van Fort Gouraud, niet zo ver van de zuidoostelijke grens van Spaans Marokko met Mauretanië. Van Tindouf, de eerste etappeplaats in de Sahara-zeilwagen, ligt het 800 kilometer verwijderd. Naar Nouakchott, het eindpunt, is het nog eens 850 kilometer. Van uit Zouerat komt dit bericht een summier bericht neg omdat de etappe ons allen in de benen zit. En niet alleen in de benen: Steef de Clercq heeft grote stukken afgelegd met een keelaandoening, een zonnesteek en tot veertig graden Koorts. Jörn Copijn heeft eveneens een zonnesteek en hoge koorts gehad. Zelf ben ik er beter onderuit gekomen, maar tussen Tindouf en Zouerat zijn heel wat pondjes gewicht van mij achtergebleven. Tindouf was letterlijk een verade ming en van de rustdag die ons er op 22 februari werd gegund, is danig ge profiteerd. Wel was er een officiële ontvangst bij de burgemeester en werd er druk voor ons gedanst (in een erg moeilijk ritme: een vijf-, ze ven- of negenkwartsmaatmaar daarnaast was er ook gelegenheid om wat te rusten, post te lezen en om te zien naar archeologische vondsten. Wat dat laatste betreft: ik had onder weg al wat stenen werktuigen verza meld en hier vond ik een stenen pijl punt. Stom geluk, uiteraard. Maar er moest ook gepraat worden. In het kamp van de deelnemers heer ste enige onrust omdat, nu het zwaar ste deel van de tocht nog voor ons lag, juist de tankwagen met zijn 5.000 liter drinkwater niet meer mee zou gaan. Ieder kreeg dus ongeveer tien jerrycans met elk twintig liter water bij zijn bagage. We beschikten over vijf Land-Rovers (van de Engelsen) plus nog twee van de kolonel en die zaten al propvol met bagage. Tot overmaat van gewichtsvermeerdering arriveerden nu ook nog drie kersver se Duitse deelnemers aan de rally (Rudi Grassy, Uwe Schrader en Hans Lange). Op naar de zwaargeplaagde kolonel Du Boucher derhalve. Die kon mede delen dat er van het Mauretaans be stuur drie extra vrachtwagens zouden komen plus een extra Land-Rover. Besloten werd kortere afstanden te zeilen en vaker af te lossen. Voor het overige was er rast. Tin douf heeft vrijwel geen winkels en ook verder is het stadje nogal primi tief. Ik zat dus vaak bij de tenten, on der de palmen me afvragend hoe ik straks weer uit mijn zwerversbe staan zou moeten opduiken in de be schaving van Nederland. Alleen al de zorg om overdag je (weinige) spullen te kunnen bereiken: je stofbril, je zonnebril, w.c.-papier, je mok, je wa terfles, je blikopener, je bestek, je fo totoestel dat alles moet ieder ogen blik tot je beschikking staan. En je moet om je voeding denken, vooral aan je zouttabletten ook al is bijvoorbeeld een ontbijt heel sum mier: een kop koffie en twee biscuits. De rustdag in Tindouf was heel ge schikt om eens iets op te schrijven over onze levensomstandigheden. Welnu, ik sta als enige overigens in het kamp 's morgens vroeg op. Het is dan nog donker en ik loop rond in een donzen ijszeilpak, dat ik dan echt wel nodig heb. Even na zonsopgang verwissel ik dat voor een trui; om negen uur gaat de trui uit. Wanneer ik zeil gaat mijn windjack aan. Als je te laat van kle ding verwisselt ben je bezweet en loop je de kans kou te vatten; doe je het te vroeg, dan loop je die kans uiter aard ook. Ik heb voortdurend de zorg voor mijn Hollandse kameraden en ik vind dat dit sociaal bezien veel meer eist dan de dagelijkse routine. Er is voorts een voortdurende concentratie op het materiaal nodig: vergeet je tijdig een kleine reparatie uit te voeren, dan zijn de gevolgen op het minst geschik te moment niet te overzien. Je zeil kan scheuren of je mast kan zelfs breken. Het kamperen met elkaar onder moeilijke omstandigheden is een bele venis. Ik zelf zoek meestal het gezel schap van de Engelsen, vooral omdat zecricket spelen. Bij cricket leg je je neer bij de beslissing van de captain dat is hier een belangrijke zaak. De Engelsen hebben ook wel iets tegen: zo heeft het weken ge duurd voor ze hun „ham-and-eggs" konden vergeten em ze 's morgens niet meer zanikten dat ze die zo misten. En de bevolking. Het is vooral de jeugd die contact zoekt. Op de avond van de rustdag gingen Jörn, Steef en ik de stad in. We hadden meteen een hele klit jeugd achter ons aan. We leerden ze liedjes, hele verheffende zoals van „hoeperde- poep die op de stoep zat", en beide partijen hadden daarover enorme lol. Van him kant probeerden de kinde ren ons allerlei Arabische woorden te leren. Je had direct in de gaten wan neer het vieze woorden waren. Dat zag je aan hun gezichten kinderen zijn wat dat betreft overal hetzelfde. Wanneer we weigerden, hadden ze het grootste plezier. Tindouf heeft voor zijn 4.000 inwo ners met nog eens een duizendtal Be- douienen eromheen een ziekenhuis. Een van de Amerikaanse deelnemers had last van een pijnlijke kies en wilde daar wel wat aan verholpen hebben. Welnu, dat kon: in het ziekenhuis. Ik ging met hem en onze dokter mee. Het gebouw bleek tien h vijftien lo kalen te omvatten plus vier zieken verplegers en gangen waar hele rijen vrouwen met kinderen zaten .Het zag er niet erg schoon uit. Een dokter was er niet die was met vakantie, vertelde men en men wist niet wan neer hij terug zou komen. De arts van de Zeilwagenrally was dus bijzonder welkom. Zodra hij in zijn woestijnplunje een voet over de drempel had gezet, kon hij aan het werk. Een van de verplegers zette de Amerikaan met de pijnlijke kies in een stoel, zeggend dat hij de instru menten ging halen. Even later kwam hij terug met een bakje met tange tjes, waar even wat spiritus overeen werd gegoten en aangestoken voor de ontsmetting. Van verdoving bleek geen sprake te zijn. Van een boor evenmin. Geen wonder, dat de Ameri kaan, toen er enige tijd met tangetjes in zijn kies gepeuterd was, dikke pa reltjes op zijn voorhoofd had. Dat was een zenuwbehandeling. Toen tenslotte de zenuw bloot lag, ging er een medi cament in. Daarmee was voor de Amerikaan het leed geleden. een kunstige manier rond het hoofd wordt gewonden. Zon en wind zijn zo fel en scherp dat ze je lippen zouden kraken; je moet je mond dus bedek ken. Ook de oren moeten bedekt zijn, omdat het enorm kan stuiven. Bij de „cheeh" dragen we dan nog een bril en al bij al is dat een heel zonderlin ge uitmonstering. 's Avonds dragen we een „chela- ba", een grote mantel met een capu chon, bestaande uit een stof van scha pewol en kameelhaar, bruin met witte strepen of met kleine rode en witte streepjes een zeer praktische dracht. Langzamerhand gaan we er precies als Arabieren uitzien. Les Damsell, een van de Amerikanen, heeft een witte fez op, het teken van de Mekkaganger. Het is geen wonder dat de Arabieren hem steeds met veel verbazing nakijken. Eenmaal echter hebben we al onze kleren maar eens uitgetrokken: in het Turkse bad van Tindouf. We kwamen in een met doeken belegde ruimte waar een Arabier klaar stond met een hele stapel handdoeken. In de sauna ruimte wasten we ons en begonnen enorm te transpireren. Daarna zeep ten we ons geheel in met warm water en spoelden ons af met koud water uit een plastic emmer. Ook onze vol gelingen van de Algerijnse tv kwa men erbij, maar aangezien de Islam hun verbiedt bloot rond te lopen hiel den zij doeken om en zo te zien was het een heel gepruts met zeep onder die doeken. Voor het komende traject dwars door de Sahara kregen we een „ehech" uitgereikt een vier meter lange en een meter brede doek die op Vóór de start naar Fort Gouraud hebben we een soort competitieregle ment uitgedokterd. Eigenlijk wilden we geen wedstrijd, maar omdat een aantal kranten de onderneming had gesponsord en een competitie-element verlangde, werd toch maar een sys teem met strafpunten ontworpen mede met Nederlandse hulp. De com petitie werd niet opgezet langs de lij nen van behaalde snelheden maar van de minste strafpunten door gebre ken en fouten. Zo kwam dan de start naar het zui den naderbij. Eerst naar de grens tus sen Algerije en Mauretanië en vervol gens langs de grenzen van de Spaan se Sahara naar Fort Gouraud. Een zware trip, zo werd gezegd. Hoe zwaar, dat zou zich op onmiskenbare wijze manifesteren.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9