Toetanchamon herleeft op Parijse expositie KLANK en KLEUR ouwenpraa t „De mooiste droom van een generatie" Begaafde jongelui zitten vast op plaatselijke balletscholen Op de voet Reis na de dood Vervolg van pag. 1 O D< u Haar gezicht kwam mij vaag bekend voor, maar ik herkende haar eerst toen zij mij verrast aansprak. Hoeveel jaren was het ook niet geleden dat ik haar voor het laatst had gezien. Als een vriendelijk, ernstig schoolmeisje, één van de oudsten uit een groot gezin. Die nu voor mij stond als een volwassen vrouw, op weg naar haar werk. Het was een vreemde gewaarwording, dezelfde die ons overvalt als wij onver wacht geconfronteerd worden met een of andere herinnering uit onze jeugd. Want nooit zien wij scherper hoe de tijd, onmerkbaar maar onverbiddelijk, voortgaat als bij de aanblik van zo'n ouder geworden gezicht. De ogen zijn nog dezelfdedonker, helder en schrander. Maar er zijn kringen onder gekomen en grijze strepen in het volle donkere haar. Daar staan wij verbaasd tegenover een totaal ander wezen, dat evenwel langzaam gegroeid is uit het schoolmeisje dat wij gekend hebben. Gezelle had gelijk "met „de tijd, die ons bij kleine tikskes maar" wordt toebedeeld. Maar al die kleine tikjes, die zo gestadig en ongemerkt voorttellen, hebben dan toch maar een wijde kloof van jaren uitgediept t,ussep toen en nu, tussen die onbekommerde jeugd en de zorg om het bestaan van de middelbare leeftijd. Of is dat alles maar, voor een groot deel althans, illusie? Was die jonge tijd werkelijk wel zo onbezorgd? Voor haar staat dit stellig niet zo vast, opgegroeid in een staag uitbreidend gezin bij bescheiden inkomsten, en geen sociale voorzieningen van welke aard ook. Ik herinner mij tenminste nog hoe ik over dat grote kindertal met een zekere meewarigheid hoorde praten. Hoeveel die kleinsten moesten te kort komen en hoe hard die grootsten al jong moesten aanpakken. Hoe over die allerjongste, een bleek, teer jongetje, door de grotere kinderen met een zekere trots begroet en braaf verwend, al door de buitenwacht het hoofd werd geschud toen hij nog in de wieg lag. Dat kon nooit veel worden, zo'n schriel nakomertje. De anderen waren al zo bleek en mager, met die grote donkere ogen die hun smalle snoetjes nog smaller deden lijken. Maar deze was wel de minst bedeelde van het hele stel: een wonder, als die tot iets flinks en levenskrachtigs zou opgroeien. Nu krijgt de buitenwacht met al haar goede bedoelingen in deze en dergelijke gevallen ook wel eens vierkant ongelijk. Onder meer met de vaak zo klakkeloos geuite bewering, dat bij zo'n groot kindertal de jongsten steeds meer aan snuggerheid inboeten. Deze schriele bleekneusjes waren niet alleen praktisch nooit ziek, maar bleken ook zeer behoorlijk intelligent, meisjes zo goed als jongens, de groteren zo goed als de kleinsten. Er was geen peil op dit aartsvaderlijk gezin te trekken. Men moest het maar accepteren zoals het zich presenteerde: schriel en witjes van uiterlijk, maar onverwoestbaar vrolijk, gezond, schrander en eensgezind. Ik had trouwens geen gelegenheid om de voorspellingen der ongeluksprofeten aan de praktijk te toetsen. Benjamin werd nog in de kinderwagen gereden toen ik de kleine stad verliet. En nu zit zij, een van de oudsten, kalm en zeer tevreden met haar bestaan, naast mij in de trein en laat de gehele familie de revue passeren. Vader en moeder beiden nog in leven, hoogbejaard maar gezond, nog zeer kras voor hun leeftijd en eindelijk rustig in goeden doen. Alle kinderen op hun bestemming: getrouwd of ongetrouwd slaan zij zich fiks door de wereld. Een familie-reünie als de gouden bruiloft is een feestelijke aangelegenheid van broers en zusters die allen minstens goed hun brood hebben. En kijk, hier is een foto van de jongste, als ik hem mij nog herinner: een stevig heerschap, geflankeerd door vrouw en kroost, die men het welvaren duidelijk aanziet. Ik herinner mij het bleke, magere kopje in de schaduw van de kinderwagenkap en glimlach. Het is alles wel iets anders uitgepakt dan de profeten voorzagen. Trouwens, hoe is het die profeten vergaan Ik heb in zo lang geen berichten gehad uit de stad waar zij en ik zijn opgegroeid. Zij verstrekt mij ijverig een heel doopceel van bekende namen, met uitvoerige toelichting. En dan blijkt weer voor de zoveelste keer de ironie van het leven bomen van kerels, sterke vrouwen in de bloei van hun bestaan zijn al lang ter ziele, plotseling geveld door een hartaanval of gesloopt door een sluipende kwaal. Maar dit grote gezin van tengere bleekneusjes is nog altijd voltallig en springlevend aanwezig, en houdt de beide broze ouders met trots en genegenheid in ere. Want deze mensen hebben, met hun beperkte middelen, dit grote kindertal dan toch maar tot een stel redzame, praktische volwassenen opgevoed, zoals deze capabele vrouw naast mij bewijst met haar kalme levensverhaal. Ze heeft haar bestemming gevonden in sociaal werk en vertelt mij, droog en met de nodige humor, staaltjes uit haar praktijk die iemand toch wel even met de ogen doen knipperen. Maar zij wordt niet meer ontsteld door verwaarlozing, liefdeloosheid, wreedheid zelfs van ouderlijke zijde. Zij heeft altijd, dat besef ik nu, een veilige muur gehad om tegen te schuilen: de zekerheid en onverwoestbaarheid van een goed, hecht, liefdevol gezinsleven, waar vader en moeder altijd voor de kinderen klaar stonden, en de broers en zusters voor elkaar opkwamen. Nu is zij niet meer uit haar evenwicht te brengen. Al wat zij beleeft aan narigheden zijn immers maar uitzonderingen. De goede regel is haar vanzelfsprekend van kind af dag en nacht voorgeleefd. V°or het Petit Palais te Parijs staan de mensen gaarne een uur in de rij om een bezoek te kunnen brengen aan een hoogst belang wekkende tentoonstelling, de ex positie Toetanchamon en zijn tijd", geheel gewijd aan de Egyp tische koning die 1350 jaar voor Christus heeft geleefd. Zijn graf werd in 1923 door twee speurders ontdekt het enige graf van een farao dat ongeschonden bewaard is gebleven. Nu kunnen dertig van de mooiste en interessantste objec ten, samen met andere archeologi sche kostbaarheden, in de Franse hoofdstad worden bewonderd. Het fraaiste stuk is het gouden masker van de jonge vorst. Het neemt terecht een centrale plaats op de expositie in. De „mooiste droom van een generatie" werd in 1923 werkelijkheid in Egypte. In de Vallei der Koningen werd het graf blootgelegd van de geheimzinnige farao Toetanchamon in bijna ongeschonden staat. Bij de ontdekking van een graf wachtte de archeologen dikwijls een grote teleurstelling. De meeste koningsgraven bleken leeg te zijn, op de muurschildering na. Plunderaars waren hen vóór geweest, ook al grafschenners uit de tijd van het rijk van de farao's, dat 3.000 jaar vóór onze jaartelling begon. Grafschennerij was trouwens de reden dat de farao's zich niet meer in de opvallende piramides lieten begraven, doch op verborgen plaatsen on der de grond. Desondanks werd ook de laatste rust plaats van Toetanchamon korte tijd na zijn dood geschonden. Maar de daders wa ren haastig vertrokken, zonder veel scha de aan te richten. De ingang van het graf raakte bedolven onder een dikke laag aar de. Niettemin werd dat graf met een mummie en een fabelachtige schat ont dekt. Het ongelooflijke, waarvan niet alleen de historici, de egyptologen en de archeo logen, doch alle mensen droomden, werd werkelijkheid dank zij twee Engelsen, lord Carnarvon en Howard Carter, die reeds sinds 1909 in Egypte opgravingen verricht ten. Merkwaardig is, dat de ontdekking eigenlijk precies verliep zoals de mensen zich dat hadden gedroomd. Onder vier me ter aarde vonden de speurders een trap van zestien treden, een deur, een gang van 7,60 meter, nog een deur en door een gat in die deur zag lord Carnarvon in het licht van een kaars opeens het goud van de schat die daar sinds meer dan driedui zend jaar onaangetast had gelegen. Uit de ongeveer 1.500 voorwerpen, waar uit de schat bestond, verrees de gestalte en de geschiedenis van een tot dan toe on bekende jonge farao, Toetanchamon, ge storven op negentienjarige leeftijd. Zijn opvolgers hadden zijn naam van de aard bodem gewist, doch het lot heeft anders beschikt. Thans is Toetanchamon de be kendste van alle farao's. Kranten en tijd schriften stuurden in 1923 hun beste ver slaggevers naar de plek van de opgraving om er getuige van te zijn hoe de kostbaar heden werden geborgen. Dertig van de mooiste en belangrijkste voorwerpen uit het graf zijn, tegelijk met vijftien andere vondsten uit de tijd van de dynastie waarvan de jonge prins de laat ste vertegenwoordiger was, op de tentoon stelling te bezichtigen. Het is de vijfde grote tentoonstelling te Parijs binnen de tijd van een jaar. Na de schilderijencollectie Guillaume Walter en de tentoonstellingen van Vermeer en Pi casso, werd de grote expositie van Bon- nard geopend. Het succes is geweldig. Pi casso vestigde met 850.000 bezoekers een record. Maar Bonnard is nog niet afgelo pen. En nu trekt de tentoonstelling van Toetanchamon alle aandacht. Aan de inrichting is bijzonder veel zorg besteed. Bij het binnenkomen wordt de bezoeker door middel van foto's meteen een indruk gegeven van het verloop van de opgravingen in 1922 en 1923. Daarna volgt hij als het ware lord Carnarvon en Carter op de voet bij het doordringen in de grafkelder. Tegelijkertijd, van zaal tot zaal gaande, maakt hij kennis met het tijdperk van Toetanchamon, zijn jeugd, zijn korte leven, zijn dood en zijn leven in het hiernamaals, dat eindigt met zijn over gang in de god Osiris, heer van de eeuwig heid. Naast deze chronologische opbouw heb ben de organisatoren getracht de werke lijkheid zoveel mogelijk te benaderen. Een zaal heeft de afmetingen van de grafka mer, waar de mummie lag. De oorspron kelijke voorstellingen op de muur zijn hier door middel van kleurenfoto's in ware grootte weergegeven. De Zaal van het Ko ninkrijk, die de periode beslaat van de jeugd tot en met de dood van Toetancha mon, is geheel blauw, de kleur van de nacht, die de dode binnengaat. De stukken die verband houden met het mummificeren en de grafpaal zijn te be zichtigen in een zaal, die rood is gemaakt. Niets is verzuimd om de bezoekers het on derling verband te tonen tussen de uitge stalde voorwerpen, die het geestelijk leven van die tijd en het leven van Toetancha mon vóór en na de dood moeten verbeelden. Onder Toetmosis III had het oude Egyp te het hoogtepunt in zijn ontwikkeling be reikt. Van die periode is aanwezig het standbeeld van een dienaar aan het hof. Op een stuk pilaar staat een afbeelding van Toetmosis IV, de ketter die het ge loof in één god wilde opleggen. In deze tijd van godsdiensttwisten bracht Toetan chamon zijn jeugd door in het paleis van Malgatta, waarvan een stuk muurdecora tie te zien is. Uit die periode stamt ook een beeldje met een kop, die een opval lend grote schedel heeft. Het beeldje ver tegenwoordigt de realistische stijl in de kunst, die als gevolg van het monotheïs me ontstond en een reactie was op het eeuwenoude grondpatroon van de bekende bevallige, elegante kunst. Op negenjarige leeftijd erfde Toetancha mon de troon en werd hij de speelbal van de contra-reformatie. In de Zaal van het Koninkrijk staan voorwerpen, die gevon den werden in de antichambre van de grafkelder, onder meer een stoel zonder leuning, die diende als zitbank voor het koningskind, scepters en halssnoeren, te kens van zijn koninklijke waardigheid, een reiskoffer en zijn doodsbed met op de zij kanten het houten, beschilderde beeld van de hemelse koe. In de volgende zaal staat een houten beeld van Toetanchamon op ware grootte, zwart geverfd. Want hij is het niet zelf. Het is zijn dubbelganger, die hem op zijn reis door het hiernamaals moest vergezel len en hem tenslotte bij Osiris zou bren gen om de eeuwigheid in te gaan. Die ont moeting is te zien op een kleurenfoto in dè volgende zaal, de grafkamer genoemd. Men verklaart de aanwezigheid van zo veel persoonlijke gebruiksvoorwerpen in het graf als een uiting van het geloof, dat de dode op zijn reis naar de eeuwigheid eerst zijn aardse bestaan opnieuw moest beleven. Voor de reis zelf kreeg hij in zijn graf wapens, zoals een boemerang, mee. De grafpraal van de verdere uitrusting van Toetanchamon omvat voorts de dek sel, in de vorm van zijn portret, van de vaas waarin de ingewanden werden be waard en standbeeldjes van hem, sommi ge in goud. Aan het einde van het „dub bele leven" kwam de wedergeboorte met als symbool een bootje, een Nijlboot. Die boot moest de vorst brengen naar de moe rassen langs de rivier, waar de wederge boorte in de eeuwigheid plaats vond. Voor de wedergeboorte moest het li chaam in de beste staat bewaard blijven. Daarom werd het stoffelijk overschot eerst gedroogd en vervolgens gebalsemd. De mummie van Toetanchamon werd gevon den in de grafkamer. In een gouden dood kist, die de vorm van de mummie had en 1.100 kilogram woog. Er omheen zaten nog twee doodkisten. Het masker van de jonge farao vormt het hart van de tentoonstelling, in alle op zichten. Het is kostbaar en prachtig, doch vooral is het masker het portrèt van Toe tanchamon, het koningskind. Natuurlijk maakt het gedeelte van de tentoonstelling dat gaat over het leven na de dood, de grootste indruk op de bezoe ker. Maar het deel waar de grootste ont roering van uitgaat is dat van zijn jeugd. Dat staat dichter bij de mens. De ontroe- Het gouden masker van de jonge jarao is het hart van de expositie te Parijs, gewijd aan Toet anchamon, de Egyptische vorst die op negetienjarige leeftijd stierf en wiens opvolgers vergeefs hebben getracht alle herinneringen aan zijn leven uit te wissen. ring is des te sterker omdat wij weten, dat de prins als kind nog de troon moest bestijgen. Door de priesters van de con tra-reformatie werd hij gedwongen zijn le ven te wijden aan de ceremoniën en het uitroeien van de ketterij van zijn half broer Toetmosis IV. En hij stierf op jon ge leeftijd, nog geen twintig jaar oud. Over de omstandigheden van zijn dood zijn de geleerden het niet eens. Op zijn wang werden sporen gevonden van een in- sektenbeet. Men beweert ook, dat hij een gewelddadige dood zou zijn gestorven. Zijn jonge weduwe wilde met niemand uit de omgeving van het hof trouwen, doch tenslotte moest zij toch huwen met haar oom, Ay. Deze en Horemheb, een gene raal die Toetanchamon als farao opvolgde, deden al het mogelijke om de sporen van Toetanchamon te doen verdwijnen. Zij maakten zich meester van zijn stand beelden, zij wisten zijn naam uit. In do cumenten uit die tijd wordt zijn naam dan ook niet teruggevonden. Toetanchamon leek voor eeuwig te zijn verdwenen in de vergetelheid van de historie. Dank zij het taaie volhouden van de bei de Engelse schatgravers, die zijn naam op een beker waren tegengekomen, heeft de jonge Toetanchamon zijn plaats in de ge schiedenis van de mensheid toch ingeno men. Zo is hij inderdaad opnieuw geboren. Want hij leeft in de verbeelding en de harten van de mensen. Jong en mooi (Van onze medewerker C. Nicolaï) Jarenlang hebben de danscritici gepleit voor sanering van de opleiding voor het ballet. Ze wensten rijkserkenning op basis van een rijksexamen, zij wensten een centrale academie. Nu is het er alle maal, doch het blijkt niet te voldoen om dat, zoals vaker met rijksregelingen het geval is, de zaak nu zó fraai is georgani seerd, dat slimmerds er „misbruik" van kunnen maken ten gerieve van zichzelf en ten koste van het geheel. Het woord „misbruik" is eigenlijk on juist. Hét „misbruik" bestaat namelijk hierin, dat plaatselijke balletscholen, die rijkserkenning verkrijgen, terwille van de subsidie naast de klassen voor amateurs ook een vakklas stichten. Om de subsidie te behouden, moet zo'n vakklas een om schreven minimum aantal leerlingen heb ben. Dat brengt de betrokken balletleraar ertoe, enerzijds in die vakklas kinderen te lokken, die er eigenlijk niet thuis horen, anderzijds aanwezig talent tot elke prijs in de eigen vakklas te houden. Dat er, overal op plaatselijke ballet scholen, kinderen in een beroepsopleiding komen ,die hen niet tot vakartiesten zal maken omdat zij uiteindelijk toch onvol doende talent hebben voor de grote ballet- f Tarry Meek de Veluwse tekenleraar en beeldende kunstenaar, die het orgel front op de „orgelfrontpagina" van deze zaterdag-bijlage versierde werkt al on geveer twee jaar samen met de firma Ernst Leeflang, een van de beste orgel bouwers in Nederland. Enerzijds valt het de heer Meek gemak kelijk, in opdracht van een orgelbouwer te werken: als beeldende kunstenaar heeft hij zich meermalen op het monumentale vlak (dus dat van de wandversieringen, etc) bewogen en bc indien is hij in zijn vrije tijd een bekwaam kerkorganist, die zich met veel enthousiasme pleegt te begeven in de discussies over de functie van het pijporgel In de erediensten anno 1967. Anderzijds is het ontwerpen van orgel fronten voor hem geen sinecure, juist om dat hij zo goed weet, hoe een kerkruimte voor het oog en voor het oor moet worden opgeluisterd. Serieuze aanpak van wat er vandaag de dag voor een harmonisch kerk interieur komt kijken, vraagt veel bezin ning. Een van de vragen die de firma Leeflang en zijn ontwerper zichzelf daarbij stellen is: hoe kan de versiering van het orgelfront zo goed mogelijk bij het uiter lijk van het kerk-innerlijk worden aange past, voor een zo harmonieus mogelijk sa menspel tussen de stijl van het kerkge bouw en dat van het orgelfront Bij nieuwe Kerkgebouwen is die vraag niet zo klem mend als bij de oudere, reeds bestaande bedehuizen waar een nieuw of vernieuwd orgelfront moet verrijzen. e oplettende kerkganger zal hebben op gemerkt, dat er jarenlang weinig aan dacht aan de totstandkoming van genoemd samenspel is besteed. In talrijke neo-go- tische kerken (meest kerken uit de vorige eeuw, waarin men de gotiek wenste te imiteren) werden bijvoorbeeld orgels ge plaatst, waarvan de fronten met allerlei barok-tierelantijnen waren versierd. Sa men met fondantzoete heiligenbeelden en nog veel meer kerkelijke kitsch die men vandaag in groten getale op de rommel markten pleegt aan te treffen gaf een dergelijke disharmonie aan veel interieurs van rooms-katholieke kerken een wat ker misachtig aanzien. Maar ook de wat rusti ger versieringen vah orgelfronten waren niet geheel eigentijds, tenzij men de daar op voorkimende, vaak oepersoonlijke hek ketjes en rastermotieven als karak- teristiek voor de wat fantasieloze zakelijk heid van de eigen tijd wenst te beschouwen. »e eigentijdse, lees: hedendaagse, ar tistieke vormgeving vraagt echter iets anders, namelijk een inbreng van de ver worvenheden der hedendaagse beeldende kunst in het interieur van het kerkgebouw. Niet alleen in wandreliëfs, ramen of even tueel beeldhouwwerk, maar ook in het zo opvallende en dus belangrijke orgelfront. Voor deze inbreng zorgt Harry Meek, in opdracht van de firma Leeflang. Juist doordat de figuratie van de orgelfrontver- siering modern is en toch past bij de neo gotische omgeving, is het op de voorpagi na van dit katern afgebeelde orgelfront in de St. Martinuskerk te Gent zo'n geslaagd voorbeeld van hun op dit doel gerichte sa menwerking. in Gent is het eerste van de combinatie Leeflang-Meek dat in het buitenland- te zien is. In Nederland kunt u er nog een twintigtal andere aan treffen. Zoals in Amsterdam (de Pelgrims- kerk en de in aanbouw zijnde Paaskerk) en op de Zeeuwse eilanden. Maar ook in de meer nabije omgeving: de Bethlehem- kerk in Arnhem en de Pniëlkerk in Apel doorn (Wenum). Deze voorbeelden getuigen ervan, dat er niet alleen weer muziek in dat kerkinterieur zit door de klank die uit het orgelfront komt, maar ook door de versiering die daarop is aangebracht. In harmonisch sa menspel kunnen het muzikale én het „pic turale" koloriet de kerkgangers het beste helpen bij hun gehoor (en geluid!) geven aan het oude, maar altijd weer actuele advies: „Zingt den Heer een nieuw lied!" J. v.d. K. Het orgelfront ri» rnmhinn groepen, is uiteraard erg verdrietig. Het is ook „weggegooid geld", zowel het geld van de ouders als de rijkssubsidie. Het gaat echter niet ten koste van de Neder landse danskunst. Dat geschiedt wel door het ter plaatse vasthouden van uitgespro ken talent. Want nu komen dit soort aan komende dansers niet zoals de bedoe ling was naar de centrale opleiding bij de Ballet-Academie, gevestigd bij het Ko ninklijk Conservatorium in Den Haag. ¥Xe opzet van die Ballet-Academie was om te dienen als centrale vakopleiding voor de vier balletgroepen, Het Nationaal Ballet, Nederlands Dans Theater, Scapino en Opera Forum. De opzet was tevens en dat is een uitermate belangrijk punt om de aankomende vakdansers niet alleen te leren dansen, maar óók een norma le schoolopleiding van minstens u.l.o. te geven. Als na jaren van opleiding in de periode van lichaamsgroei zou blijken dat hij of zij toch niet voor het vak geschikt is, zou de jonge danser althans een gees telijke ontwikkeling hebben die omme zwaai naar een ander vak mogelijk maakt. Ook als na de balletopleiding een verde re danscarrière mogelijk blijkt te zijn, zijn de balletgroep en de danskunst trou wens beide gediend met enigermate intel ligente dansers. Plaatselijke balletscholen kunnen uiter aard nimmer voorzien in het vrij kostba re en moeilijk te organiseren apparaat, dat de dagelijkse uren ballettraining voor op stelt en daaromheen, in vooral indivi dueel onderwijs, de kinderen klaarstoomt voor een normaal ULO-examen. Buiten een balletacademie moeten de kinderen dus kiezen: of te weinig uren danstraining voor vakwerk en naar school gaan, of de school laten lopen en voldoende dansuren maken. Alleen al in dit opzicht is het vasthou den van begaafde jongelui op plaatselijke opleidingen funest. Maar het belemmert tevens een goede aanwas voor de ballet groepen, niet name voor het Nederlands Dans Theater. Als er te weinig kinderen naar de centrale opleiding bij de Haagse Academie komen, zit het Dans Theater er het eerste naast. Het Nationaal Ballet, dat zo nauw met de Academie is verbonden, heeft namelijk in de praktijk de eerste keuze. Dit laatste probleem zou door een sim pele regeling kunnen worden opgeheven. Men zou dan moeten vaststellen, dat het Dans Theater recht heeft op een evenre dig percentage van de afstuderenden. Zo'n regeling blijft evenwel vrij zinloos zolang het aantal leerlingen op de academie te laag blijft omdat men de kinderen in plaatselijke scholen vasthoudt om niet de rijkserkenning en de subsidie van de eigen vakklas te verliezen. En om dit zeer be grijpelijke standpunt van de danspedago- gen te wijzigen, zou men dus andere nor men voor erkenning en subsidie moeten instellen, zodanig, dat er bij wijze van spreken juist een premie op komt te staan als een plaatselijk instituut leerlin gen levert, die slagen voor toelating op de centrale academie. Men zou ook de ouders kunnen beïn vloeden en daarbij wijzen op de gemeng de ULO- en balletlessen. Het blijft echter vruchteloos, zolang de plaatselijke leraar uit eerlijk eigenbelang tegendruk levert en niet alle leerlingen van de academie op een internaat terecht kunnen. Zij moeten dus op en neer reizen, dan wel duui zelfstandig op kamers gaan wonen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 12