Toetanchamon herleeft
op Parijse expositie
KLANK en KLEUR
ouwenpraa
t
„De mooiste droom van een generatie"
Begaafde jongelui zitten
vast op plaatselijke
balletscholen
Op de voet
Reis na de dood
Vervolg van pag. 1 O
D<
u
Haar gezicht kwam mij vaag bekend voor, maar ik herkende
haar eerst toen zij mij verrast aansprak. Hoeveel jaren was het
ook niet geleden dat ik haar voor het laatst had gezien. Als een
vriendelijk, ernstig schoolmeisje, één van de oudsten uit een groot gezin.
Die nu voor mij stond als een volwassen vrouw, op weg naar haar werk.
Het was een vreemde gewaarwording, dezelfde die ons overvalt als wij onver
wacht geconfronteerd worden met een of andere herinnering uit onze
jeugd. Want nooit zien wij scherper hoe de tijd, onmerkbaar maar
onverbiddelijk, voortgaat als bij de aanblik van zo'n ouder geworden
gezicht.
De ogen zijn nog dezelfdedonker, helder en schrander. Maar er zijn
kringen onder gekomen en grijze strepen in het volle donkere haar.
Daar staan wij verbaasd tegenover een totaal ander wezen, dat evenwel
langzaam gegroeid is uit het schoolmeisje dat wij gekend hebben. Gezelle
had gelijk "met „de tijd, die ons bij kleine tikskes maar" wordt toebedeeld.
Maar al die kleine tikjes, die zo gestadig en ongemerkt voorttellen, hebben
dan toch maar een wijde kloof van jaren uitgediept t,ussep toen en nu,
tussen die onbekommerde jeugd en de zorg om het bestaan van de
middelbare leeftijd.
Of is dat alles maar, voor een groot deel althans, illusie? Was die jonge
tijd werkelijk wel zo onbezorgd? Voor haar staat dit stellig niet zo vast,
opgegroeid in een staag uitbreidend gezin bij bescheiden inkomsten,
en geen sociale voorzieningen van welke aard ook.
Ik herinner mij tenminste nog hoe ik over dat grote kindertal met een
zekere meewarigheid hoorde praten. Hoeveel die kleinsten moesten te kort
komen en hoe hard die grootsten al jong moesten aanpakken. Hoe over
die allerjongste, een bleek, teer jongetje, door de grotere kinderen
met een zekere trots begroet en braaf verwend, al door de buitenwacht
het hoofd werd geschud toen hij nog in de wieg lag.
Dat kon nooit veel worden, zo'n schriel nakomertje. De anderen waren
al zo bleek en mager, met die grote donkere ogen die hun smalle
snoetjes nog smaller deden lijken. Maar deze was wel de minst bedeelde
van het hele stel: een wonder, als die tot iets flinks en levenskrachtigs zou
opgroeien.
Nu krijgt de buitenwacht met al haar goede bedoelingen in deze en
dergelijke gevallen ook wel eens vierkant ongelijk. Onder meer met de vaak
zo klakkeloos geuite bewering, dat bij zo'n groot kindertal de jongsten
steeds meer aan snuggerheid inboeten. Deze schriele bleekneusjes waren
niet alleen praktisch nooit ziek, maar bleken ook zeer behoorlijk
intelligent, meisjes zo goed als jongens, de groteren zo goed als de
kleinsten. Er was geen peil op dit aartsvaderlijk gezin te trekken.
Men moest het maar accepteren zoals het zich presenteerde: schriel en
witjes van uiterlijk, maar onverwoestbaar vrolijk, gezond, schrander en
eensgezind. Ik had trouwens geen gelegenheid om de voorspellingen der
ongeluksprofeten aan de praktijk te toetsen. Benjamin werd nog in de
kinderwagen gereden toen ik de kleine stad verliet.
En nu zit zij, een van de oudsten, kalm en zeer tevreden met haar bestaan,
naast mij in de trein en laat de gehele familie de revue passeren. Vader en
moeder beiden nog in leven, hoogbejaard maar gezond, nog zeer kras
voor hun leeftijd en eindelijk rustig in goeden doen. Alle kinderen op hun
bestemming: getrouwd of ongetrouwd slaan zij zich fiks door de wereld.
Een familie-reünie als de gouden bruiloft is een feestelijke aangelegenheid
van broers en zusters die allen minstens goed hun brood hebben. En
kijk, hier is een foto van de jongste, als ik hem mij nog herinner: een
stevig heerschap, geflankeerd door vrouw en kroost, die men het welvaren
duidelijk aanziet. Ik herinner mij het bleke, magere kopje in de schaduw
van de kinderwagenkap en glimlach. Het is alles wel iets anders uitgepakt
dan de profeten voorzagen.
Trouwens, hoe is het die profeten vergaan Ik heb in zo lang geen
berichten gehad uit de stad waar zij en ik zijn opgegroeid. Zij verstrekt
mij ijverig een heel doopceel van bekende namen, met uitvoerige
toelichting.
En dan blijkt weer voor de zoveelste keer de ironie van het leven
bomen van kerels, sterke vrouwen in de bloei van hun bestaan zijn al lang
ter ziele, plotseling geveld door een hartaanval of gesloopt door een
sluipende kwaal. Maar dit grote gezin van tengere bleekneusjes is nog
altijd voltallig en springlevend aanwezig, en houdt de beide broze
ouders met trots en genegenheid in ere.
Want deze mensen hebben, met hun beperkte middelen, dit grote kindertal
dan toch maar tot een stel redzame, praktische volwassenen opgevoed,
zoals deze capabele vrouw naast mij bewijst met haar kalme levensverhaal.
Ze heeft haar bestemming gevonden in sociaal werk en vertelt mij, droog
en met de nodige humor, staaltjes uit haar praktijk die iemand toch
wel even met de ogen doen knipperen. Maar zij wordt niet meer ontsteld
door verwaarlozing, liefdeloosheid, wreedheid zelfs van ouderlijke zijde.
Zij heeft altijd, dat besef ik nu, een veilige muur gehad om tegen
te schuilen: de zekerheid en onverwoestbaarheid van een goed, hecht,
liefdevol gezinsleven, waar vader en moeder altijd voor de kinderen klaar
stonden, en de broers en zusters voor elkaar opkwamen.
Nu is zij niet meer uit haar evenwicht te brengen. Al wat zij beleeft aan
narigheden zijn immers maar uitzonderingen. De goede regel is haar
vanzelfsprekend van kind af dag en nacht voorgeleefd.
V°or het Petit Palais te Parijs
staan de mensen gaarne een uur in
de rij om een bezoek te kunnen
brengen aan een hoogst belang
wekkende tentoonstelling, de ex
positie Toetanchamon en zijn
tijd", geheel gewijd aan de Egyp
tische koning die 1350 jaar voor
Christus heeft geleefd. Zijn graf
werd in 1923 door twee speurders
ontdekt het enige graf van een
farao dat ongeschonden bewaard
is gebleven. Nu kunnen dertig van
de mooiste en interessantste objec
ten, samen met andere archeologi
sche kostbaarheden, in de Franse
hoofdstad worden bewonderd.
Het fraaiste stuk is het gouden
masker van de jonge vorst. Het
neemt terecht een centrale plaats
op de expositie in.
De „mooiste droom van een generatie"
werd in 1923 werkelijkheid in Egypte. In
de Vallei der Koningen werd het graf
blootgelegd van de geheimzinnige farao
Toetanchamon in bijna ongeschonden
staat. Bij de ontdekking van een graf
wachtte de archeologen dikwijls een grote
teleurstelling. De meeste koningsgraven
bleken leeg te zijn, op de muurschildering
na. Plunderaars waren hen vóór geweest,
ook al grafschenners uit de tijd van het
rijk van de farao's, dat 3.000 jaar vóór
onze jaartelling begon. Grafschennerij was
trouwens de reden dat de farao's zich niet
meer in de opvallende piramides lieten
begraven, doch op verborgen plaatsen on
der de grond.
Desondanks werd ook de laatste rust
plaats van Toetanchamon korte tijd na
zijn dood geschonden. Maar de daders wa
ren haastig vertrokken, zonder veel scha
de aan te richten. De ingang van het graf
raakte bedolven onder een dikke laag aar
de. Niettemin werd dat graf met een
mummie en een fabelachtige schat ont
dekt.
Het ongelooflijke, waarvan niet alleen
de historici, de egyptologen en de archeo
logen, doch alle mensen droomden, werd
werkelijkheid dank zij twee Engelsen, lord
Carnarvon en Howard Carter, die reeds
sinds 1909 in Egypte opgravingen verricht
ten.
Merkwaardig is, dat de ontdekking
eigenlijk precies verliep zoals de mensen
zich dat hadden gedroomd. Onder vier me
ter aarde vonden de speurders een trap
van zestien treden, een deur, een gang
van 7,60 meter, nog een deur en door een
gat in die deur zag lord Carnarvon in het
licht van een kaars opeens het goud van
de schat die daar sinds meer dan driedui
zend jaar onaangetast had gelegen.
Uit de ongeveer 1.500 voorwerpen, waar
uit de schat bestond, verrees de gestalte
en de geschiedenis van een tot dan toe on
bekende jonge farao, Toetanchamon, ge
storven op negentienjarige leeftijd. Zijn
opvolgers hadden zijn naam van de aard
bodem gewist, doch het lot heeft anders
beschikt. Thans is Toetanchamon de be
kendste van alle farao's. Kranten en tijd
schriften stuurden in 1923 hun beste ver
slaggevers naar de plek van de opgraving
om er getuige van te zijn hoe de kostbaar
heden werden geborgen.
Dertig van de mooiste en belangrijkste
voorwerpen uit het graf zijn, tegelijk met
vijftien andere vondsten uit de tijd van de
dynastie waarvan de jonge prins de laat
ste vertegenwoordiger was, op de tentoon
stelling te bezichtigen.
Het is de vijfde grote tentoonstelling te
Parijs binnen de tijd van een jaar. Na de
schilderijencollectie Guillaume Walter en
de tentoonstellingen van Vermeer en Pi
casso, werd de grote expositie van Bon-
nard geopend. Het succes is geweldig. Pi
casso vestigde met 850.000 bezoekers een
record. Maar Bonnard is nog niet afgelo
pen. En nu trekt de tentoonstelling van
Toetanchamon alle aandacht.
Aan de inrichting is bijzonder veel zorg
besteed. Bij het binnenkomen wordt de
bezoeker door middel van foto's meteen
een indruk gegeven van het verloop van
de opgravingen in 1922 en 1923. Daarna
volgt hij als het ware lord Carnarvon en
Carter op de voet bij het doordringen in
de grafkelder. Tegelijkertijd, van zaal tot
zaal gaande, maakt hij kennis met het
tijdperk van Toetanchamon, zijn jeugd,
zijn korte leven, zijn dood en zijn leven in
het hiernamaals, dat eindigt met zijn over
gang in de god Osiris, heer van de eeuwig
heid.
Naast deze chronologische opbouw heb
ben de organisatoren getracht de werke
lijkheid zoveel mogelijk te benaderen. Een
zaal heeft de afmetingen van de grafka
mer, waar de mummie lag. De oorspron
kelijke voorstellingen op de muur zijn hier
door middel van kleurenfoto's in ware
grootte weergegeven. De Zaal van het Ko
ninkrijk, die de periode beslaat van de
jeugd tot en met de dood van Toetancha
mon, is geheel blauw, de kleur van de
nacht, die de dode binnengaat.
De stukken die verband houden met het
mummificeren en de grafpaal zijn te be
zichtigen in een zaal, die rood is gemaakt.
Niets is verzuimd om de bezoekers het on
derling verband te tonen tussen de uitge
stalde voorwerpen, die het geestelijk leven
van die tijd en het leven van Toetancha
mon vóór en na de dood moeten verbeelden.
Onder Toetmosis III had het oude Egyp
te het hoogtepunt in zijn ontwikkeling be
reikt. Van die periode is aanwezig het
standbeeld van een dienaar aan het hof.
Op een stuk pilaar staat een afbeelding
van Toetmosis IV, de ketter die het ge
loof in één god wilde opleggen. In deze
tijd van godsdiensttwisten bracht Toetan
chamon zijn jeugd door in het paleis van
Malgatta, waarvan een stuk muurdecora
tie te zien is. Uit die periode stamt ook
een beeldje met een kop, die een opval
lend grote schedel heeft. Het beeldje ver
tegenwoordigt de realistische stijl in de
kunst, die als gevolg van het monotheïs
me ontstond en een reactie was op het
eeuwenoude grondpatroon van de bekende
bevallige, elegante kunst.
Op negenjarige leeftijd erfde Toetancha
mon de troon en werd hij de speelbal van
de contra-reformatie. In de Zaal van het
Koninkrijk staan voorwerpen, die gevon
den werden in de antichambre van de
grafkelder, onder meer een stoel zonder
leuning, die diende als zitbank voor het
koningskind, scepters en halssnoeren, te
kens van zijn koninklijke waardigheid, een
reiskoffer en zijn doodsbed met op de zij
kanten het houten, beschilderde beeld van
de hemelse koe.
In de volgende zaal staat een houten
beeld van Toetanchamon op ware grootte,
zwart geverfd. Want hij is het niet zelf.
Het is zijn dubbelganger, die hem op zijn
reis door het hiernamaals moest vergezel
len en hem tenslotte bij Osiris zou bren
gen om de eeuwigheid in te gaan. Die ont
moeting is te zien op een kleurenfoto in
dè volgende zaal, de grafkamer genoemd.
Men verklaart de aanwezigheid van zo
veel persoonlijke gebruiksvoorwerpen in
het graf als een uiting van het geloof, dat
de dode op zijn reis naar de eeuwigheid
eerst zijn aardse bestaan opnieuw moest
beleven. Voor de reis zelf kreeg hij in zijn
graf wapens, zoals een boemerang, mee.
De grafpraal van de verdere uitrusting
van Toetanchamon omvat voorts de dek
sel, in de vorm van zijn portret, van de
vaas waarin de ingewanden werden be
waard en standbeeldjes van hem, sommi
ge in goud. Aan het einde van het „dub
bele leven" kwam de wedergeboorte met
als symbool een bootje, een Nijlboot. Die
boot moest de vorst brengen naar de moe
rassen langs de rivier, waar de wederge
boorte in de eeuwigheid plaats vond.
Voor de wedergeboorte moest het li
chaam in de beste staat bewaard blijven.
Daarom werd het stoffelijk overschot eerst
gedroogd en vervolgens gebalsemd. De
mummie van Toetanchamon werd gevon
den in de grafkamer. In een gouden dood
kist, die de vorm van de mummie had en
1.100 kilogram woog. Er omheen zaten
nog twee doodkisten.
Het masker van de jonge farao vormt
het hart van de tentoonstelling, in alle op
zichten. Het is kostbaar en prachtig, doch
vooral is het masker het portrèt van Toe
tanchamon, het koningskind.
Natuurlijk maakt het gedeelte van de
tentoonstelling dat gaat over het leven na
de dood, de grootste indruk op de bezoe
ker. Maar het deel waar de grootste ont
roering van uitgaat is dat van zijn jeugd.
Dat staat dichter bij de mens. De ontroe-
Het gouden masker van de
jonge jarao is het hart van de
expositie te Parijs, gewijd aan Toet
anchamon, de Egyptische vorst die
op negetienjarige leeftijd stierf en
wiens opvolgers vergeefs hebben
getracht alle herinneringen aan zijn
leven uit te wissen.
ring is des te sterker omdat wij weten,
dat de prins als kind nog de troon moest
bestijgen. Door de priesters van de con
tra-reformatie werd hij gedwongen zijn le
ven te wijden aan de ceremoniën en het
uitroeien van de ketterij van zijn half
broer Toetmosis IV. En hij stierf op jon
ge leeftijd, nog geen twintig jaar oud.
Over de omstandigheden van zijn dood
zijn de geleerden het niet eens. Op zijn
wang werden sporen gevonden van een in-
sektenbeet. Men beweert ook, dat hij een
gewelddadige dood zou zijn gestorven.
Zijn jonge weduwe wilde met niemand
uit de omgeving van het hof trouwen, doch
tenslotte moest zij toch huwen met haar
oom, Ay. Deze en Horemheb, een gene
raal die Toetanchamon als farao opvolgde,
deden al het mogelijke om de sporen van
Toetanchamon te doen verdwijnen.
Zij maakten zich meester van zijn stand
beelden, zij wisten zijn naam uit. In do
cumenten uit die tijd wordt zijn naam dan
ook niet teruggevonden. Toetanchamon
leek voor eeuwig te zijn verdwenen in de
vergetelheid van de historie.
Dank zij het taaie volhouden van de bei
de Engelse schatgravers, die zijn naam op
een beker waren tegengekomen, heeft de
jonge Toetanchamon zijn plaats in de ge
schiedenis van de mensheid toch ingeno
men. Zo is hij inderdaad opnieuw geboren.
Want hij leeft in de verbeelding en de
harten van de mensen. Jong en mooi
(Van onze medewerker C. Nicolaï)
Jarenlang hebben de danscritici gepleit
voor sanering van de opleiding voor
het ballet. Ze wensten rijkserkenning op
basis van een rijksexamen, zij wensten
een centrale academie. Nu is het er alle
maal, doch het blijkt niet te voldoen om
dat, zoals vaker met rijksregelingen het
geval is, de zaak nu zó fraai is georgani
seerd, dat slimmerds er „misbruik" van
kunnen maken ten gerieve van zichzelf
en ten koste van het geheel.
Het woord „misbruik" is eigenlijk on
juist. Hét „misbruik" bestaat namelijk
hierin, dat plaatselijke balletscholen, die
rijkserkenning verkrijgen, terwille van de
subsidie naast de klassen voor amateurs
ook een vakklas stichten. Om de subsidie
te behouden, moet zo'n vakklas een om
schreven minimum aantal leerlingen heb
ben. Dat brengt de betrokken balletleraar
ertoe, enerzijds in die vakklas kinderen te
lokken, die er eigenlijk niet thuis horen,
anderzijds aanwezig talent tot elke prijs
in de eigen vakklas te houden.
Dat er, overal op plaatselijke ballet
scholen, kinderen in een beroepsopleiding
komen ,die hen niet tot vakartiesten zal
maken omdat zij uiteindelijk toch onvol
doende talent hebben voor de grote ballet-
f Tarry Meek de Veluwse tekenleraar
en beeldende kunstenaar, die het orgel
front op de „orgelfrontpagina" van deze
zaterdag-bijlage versierde werkt al on
geveer twee jaar samen met de firma
Ernst Leeflang, een van de beste orgel
bouwers in Nederland.
Enerzijds valt het de heer Meek gemak
kelijk, in opdracht van een orgelbouwer te
werken: als beeldende kunstenaar heeft hij
zich meermalen op het monumentale vlak
(dus dat van de wandversieringen, etc)
bewogen en bc indien is hij in zijn vrije
tijd een bekwaam kerkorganist, die zich
met veel enthousiasme pleegt te begeven
in de discussies over de functie van het
pijporgel In de erediensten anno 1967.
Anderzijds is het ontwerpen van orgel
fronten voor hem geen sinecure, juist om
dat hij zo goed weet, hoe een kerkruimte
voor het oog en voor het oor moet worden
opgeluisterd. Serieuze aanpak van wat er
vandaag de dag voor een harmonisch kerk
interieur komt kijken, vraagt veel bezin
ning. Een van de vragen die de firma
Leeflang en zijn ontwerper zichzelf daarbij
stellen is: hoe kan de versiering van het
orgelfront zo goed mogelijk bij het uiter
lijk van het kerk-innerlijk worden aange
past, voor een zo harmonieus mogelijk sa
menspel tussen de stijl van het kerkge
bouw en dat van het orgelfront Bij nieuwe
Kerkgebouwen is die vraag niet zo klem
mend als bij de oudere, reeds bestaande
bedehuizen waar een nieuw of vernieuwd
orgelfront moet verrijzen.
e oplettende kerkganger zal hebben op
gemerkt, dat er jarenlang weinig aan
dacht aan de totstandkoming van genoemd
samenspel is besteed. In talrijke neo-go-
tische kerken (meest kerken uit de vorige
eeuw, waarin men de gotiek wenste te
imiteren) werden bijvoorbeeld orgels ge
plaatst, waarvan de fronten met allerlei
barok-tierelantijnen waren versierd. Sa
men met fondantzoete heiligenbeelden en
nog veel meer kerkelijke kitsch die men
vandaag in groten getale op de rommel
markten pleegt aan te treffen gaf een
dergelijke disharmonie aan veel interieurs
van rooms-katholieke kerken een wat ker
misachtig aanzien. Maar ook de wat rusti
ger versieringen vah orgelfronten waren
niet geheel eigentijds, tenzij men de daar
op voorkimende, vaak oepersoonlijke hek
ketjes en rastermotieven als karak-
teristiek voor de wat fantasieloze zakelijk
heid van de eigen tijd wenst te beschouwen.
»e eigentijdse, lees: hedendaagse, ar
tistieke vormgeving vraagt echter iets
anders, namelijk een inbreng van de ver
worvenheden der hedendaagse beeldende
kunst in het interieur van het kerkgebouw.
Niet alleen in wandreliëfs, ramen of even
tueel beeldhouwwerk, maar ook in het zo
opvallende en dus belangrijke orgelfront.
Voor deze inbreng zorgt Harry Meek,
in opdracht van de firma Leeflang. Juist
doordat de figuratie van de orgelfrontver-
siering modern is en toch past bij de neo
gotische omgeving, is het op de voorpagi
na van dit katern afgebeelde orgelfront in
de St. Martinuskerk te Gent zo'n geslaagd
voorbeeld van hun op dit doel gerichte sa
menwerking.
in Gent is het eerste van
de combinatie Leeflang-Meek dat in
het buitenland- te zien is. In Nederland
kunt u er nog een twintigtal andere aan
treffen. Zoals in Amsterdam (de Pelgrims-
kerk en de in aanbouw zijnde Paaskerk)
en op de Zeeuwse eilanden. Maar ook in
de meer nabije omgeving: de Bethlehem-
kerk in Arnhem en de Pniëlkerk in Apel
doorn (Wenum).
Deze voorbeelden getuigen ervan, dat er
niet alleen weer muziek in dat kerkinterieur
zit door de klank die uit het orgelfront
komt, maar ook door de versiering die
daarop is aangebracht. In harmonisch sa
menspel kunnen het muzikale én het „pic
turale" koloriet de kerkgangers het beste
helpen bij hun gehoor (en geluid!) geven
aan het oude, maar altijd weer actuele
advies: „Zingt den Heer een nieuw lied!"
J. v.d. K.
Het orgelfront
ri» rnmhinn
groepen, is uiteraard erg verdrietig. Het
is ook „weggegooid geld", zowel het geld
van de ouders als de rijkssubsidie. Het
gaat echter niet ten koste van de Neder
landse danskunst. Dat geschiedt wel door
het ter plaatse vasthouden van uitgespro
ken talent. Want nu komen dit soort aan
komende dansers niet zoals de bedoe
ling was naar de centrale opleiding bij
de Ballet-Academie, gevestigd bij het Ko
ninklijk Conservatorium in Den Haag.
¥Xe opzet van die Ballet-Academie was
om te dienen als centrale vakopleiding
voor de vier balletgroepen, Het Nationaal
Ballet, Nederlands Dans Theater, Scapino
en Opera Forum. De opzet was tevens
en dat is een uitermate belangrijk punt
om de aankomende vakdansers niet alleen
te leren dansen, maar óók een norma
le schoolopleiding van minstens u.l.o. te
geven. Als na jaren van opleiding in de
periode van lichaamsgroei zou blijken dat
hij of zij toch niet voor het vak geschikt
is, zou de jonge danser althans een gees
telijke ontwikkeling hebben die omme
zwaai naar een ander vak mogelijk
maakt.
Ook als na de balletopleiding een verde
re danscarrière mogelijk blijkt te zijn,
zijn de balletgroep en de danskunst trou
wens beide gediend met enigermate intel
ligente dansers.
Plaatselijke balletscholen kunnen uiter
aard nimmer voorzien in het vrij kostba
re en moeilijk te organiseren apparaat,
dat de dagelijkse uren ballettraining voor
op stelt en daaromheen, in vooral indivi
dueel onderwijs, de kinderen klaarstoomt
voor een normaal ULO-examen. Buiten
een balletacademie moeten de kinderen
dus kiezen: of te weinig uren danstraining
voor vakwerk en naar school gaan, of de
school laten lopen en voldoende dansuren
maken.
Alleen al in dit opzicht is het vasthou
den van begaafde jongelui op plaatselijke
opleidingen funest. Maar het belemmert
tevens een goede aanwas voor de ballet
groepen, niet name voor het Nederlands
Dans Theater. Als er te weinig kinderen
naar de centrale opleiding bij de Haagse
Academie komen, zit het Dans Theater er
het eerste naast. Het Nationaal Ballet, dat
zo nauw met de Academie is verbonden,
heeft namelijk in de praktijk de eerste
keuze.
Dit laatste probleem zou door een sim
pele regeling kunnen worden opgeheven.
Men zou dan moeten vaststellen, dat het
Dans Theater recht heeft op een evenre
dig percentage van de afstuderenden. Zo'n
regeling blijft evenwel vrij zinloos zolang
het aantal leerlingen op de academie te
laag blijft omdat men de kinderen in
plaatselijke scholen vasthoudt om niet de
rijkserkenning en de subsidie van de eigen
vakklas te verliezen. En om dit zeer be
grijpelijke standpunt van de danspedago-
gen te wijzigen, zou men dus andere nor
men voor erkenning en subsidie moeten
instellen, zodanig, dat er bij wijze van
spreken juist een premie op komt te
staan als een plaatselijk instituut leerlin
gen levert, die slagen voor toelating op
de centrale academie.
Men zou ook de ouders kunnen beïn
vloeden en daarbij wijzen op de gemeng
de ULO- en balletlessen. Het blijft echter
vruchteloos, zolang de plaatselijke leraar
uit eerlijk eigenbelang tegendruk levert en
niet alle leerlingen van de academie op
een internaat terecht kunnen. Zij moeten
dus op en neer reizen, dan wel duui
zelfstandig op kamers gaan wonen.