Gastvrije plattelanders stellen bedrijf
Bleekneuzen"
open voor....
Speurneus
voor
verdovende
middelen
TWEE UTOPISTEN
IN ARCHITECTUUR
li
ék
Dictatuur van lichte muziek op Hilversumse zenders
Boeddhisten
in Berlijn
GOEDE VOORLICHTING GEEN
OVERBODIGE LUXE
GA NAAR BUITEN
EN LAAT DE
AUTO THUIS STAAN
Democratische
federatie in
Frankrijk
Tentoonstellingen in
Amsterdam en Eindhoven
BEELD
DINGETJES
TURF
LESSEN
VRESELIJK
ERUIT
ONDER WATER
30 SErONDEN
UITERSTEN
VERWERKING
STADHUIS
VERZUURD
DONDERDAG 6 APRIL 1967
STADSMENS
Er lopen in Nederland jongetjes rond die
niet weten dat melk van een koe komt. Naar
buiten, naar buiten dus, gij jongelingen. Naar
buiten, maar niet zo kneuterig in uwe man
tel gekropen, jongens, de voorjaarslucht zal
u niet bijten, laat de wind maar frisch door
uw lokken spelen. Buiten, buiten, daar is de
vreugd waarvan de stad geen denkbeeld zelfs
heeft. Ziet eeas die boerenbruiloft, hoe
juichen en jubelen allen het jeugdige paar
tegen dat zoo even de kerk verliet. Dat is
onbeschaafde, zelfs ruwe vreugde, maar het
is welgemeende deelneming in het geluk van
de medemensch. Acht toch dien stand kin
deren, hij is de zenuw van het volk, zijn arbeid is waarlijk nuttig en vruchten
aanbrengend.
Eilieve, breng die broeikas-
kinderen eens in een fiksche
Maartsche bui geknakt eer ge
er om denkt.
Ga liever naar buiten, waar on
der menig eenvoudig boer en
kleed dat deugdzame hart
kloptDat is voorlichting van
honderd jaar geleden, waarover
de heer F. Wilbers nu roept:
„Vreselijk".
Nee, dankuwel, behalve de eerste
zin is alles van meneer Claudius,
die in 1850 zijn „Omnibus, Neder-
landsoh prentenboek voor jongens en
meisjes" liet uitgeven. Maar dat van
het jongetje dat geen idee heeft wie
de producente van zijn melk is, is
waar. Even echt als de jonge boer
die dit schreef in het Zeeuws Land
bouwblad: „Wat doet de stadsjeugd
met zijn vrije tijd? Joyriding, dief
stallen, ongure beatkelders, verslaafd
heid aan verdovende middelen, hap
penings, demonstraties, optochten, ge
bouwen met hakenkruisen bekladden,
belediging en valse beschuldiging van
de medemens, mt name het Konink
lijk Huis. De stadsjeugd weet zich
geen raad met de vrije tijd, iedereen
in een stad is ongeïnteresseerd".
Allemaal waar, anno 1967, al weet
het jongetje van de melk ondertussen
dat het witte spul van een koe komt.
Al is de jonge boer die zijn mening
over de stadsjeugd gaf, daar zeer fel
over aangevallen.
BERLIJN De dunne rook van
sandelhoutwierook kringelt omhoog
langs het onbewogen gelaat van een
bronzen boeddha. Een kaalgeschoren
Ceylonese monnik leest voor uit de
werken van Boeddha, terwijl zijn
schaduw „tot leven" wordt gebracht
door flikkerend kaarslicht. De atmos
feer is oosters en geheimzinnig. Maar
de plaats is West-Berlijn. Het Berlijn-
se boeddhistenhuis rust op een kleine
heuvel in de Franse sector van de
stad. Het herbergt twee Ceylonese
monniken, die zeggen dat het de eni
ge boeddhistische tempel in geheel
continentaal Europa is.
Het huls staat in Frohnau, een rus
tige voorstad in het uiterste noorden
van de stad, op ongeveer 250 meter
afstand van de muur, het prikkel
draad en een wachttoren, die de
grens van communistisch Oost-Duits-
land aangeven.
De monniken zeggen, dat Berlijn
verscheidene honderden boeddhisten
telt, hoofdzakelijk Duitsers, maar dat
op zijn hoogst misschien 35 van hen
naar de dagelijkse avonddiensten ko
men.
Anoeroeddha, een der monniken is
45 jaar en met enige verbeeldings
kracht zou men hem voor Yul Bryn-
ner kunnen houden. Hij is vroeger
aannemer geweest, is thans acht jaar
boeddhistisch monnik en heeft de
laatste 2y2 jaar in Berlijn gewoond.
De andere monnik is de Sri Gnana-
wimala Thero, die het gewaad van
onthouding en vroomheid gedurende
42 van zijn 55 jaren heeft gedragen.
Hij verblijft pas enkele maanden te
Berlijn.
Beiden zijn naar de gesplitste stad
gezonden door het Dharmadoeta-ge-
nootschap, een Ceylonese boeddhisten
orde, die het huis in 1958 heeft ge
kocht.
Zij staan elke morgen om vijf uur
op, gebruiken hun ontbijt en later
hun lunch en vasten vervolgens tot de
volgende dag. Vele uren worden door
gebracht met mediteren en het lezen
uit de geschriften van het boeddhis
me. Het kloosterleven wordt onder
broken door bezoeken van schoolkin
deren, soms twee of drie groepen op
een dag.
Anoeroeddha, die goed Duits
spreekt, legt de leer van het boeddhis
me aan de bezoekers uit.
Het huis, een mengsel van Japan
se, Ceylonese en Duitse architectuur,
verheft zich aan de top van een hoge,
stenen trap. Beneden is een poort,
die wordt overwelft door een steen
met het opschrift: het boeddhistische
huis."
Ht gebouw is in 1924 neergezet
door dr. Paul Dahlke, een Duitse
dokter ,die gedurende zijn reizen in
Azië boeddhist was geworden. Hij
leerde het Pali, de taal van een tak
van de boeddhisten en vertaalde vele
werken in het Duits. Voor hij in 1928
overleed haalde hij monniken naar
Berlijn om te trachten de boeddhis
tische leerstukken in het Westen in
gang te doen vinden.
En daarom zit in Den Haag de heer
Frans Wilbers als directeur van de
Stichting public relations land- en
tuinbouw. Een drie jaar jonge Stich
ting. In het maandblad van deze or
ganisatie drukte hij het verhaal af
dat meneer Claudius meer dan hon
derd jaar geleden schreef over de
boerenstand, ter voorlichting van de
jeugd. Meteen daarnaast wordt een
plan ontvouwen om de Nederlandse
jongens en meisjes, via hun leerkrach
ten, beter op de hoogte te brengen
van wat nu precies een boer is, wat
landbouw en wat de EEG. Om maar
een paar voorbeelden te noemen.
Denken we, als het woord „boer"
valt, dan nog steeds aan „een
grijze vader die onder het verkwik
kend lover, door hemzelve geplant,
aan zijn jongske van de magt des
Scheppers vertelt?" En, zoals Clau
dius het voorstelt: „Aan het eenvou
dig kleed van menig boerenkind,
waaronder dat deugdzame hart klopt
dat een ieder zich ten voorbeeld kan
nemen?"
„Nee, praat me er niet van", roept
de heer Wilbers. „Die meneer Clau
dius is vreselijk. Maar een voorbeeld.
Ik heb pas een brief geschreven aan
Pipo de clown. Toevallig, omdat ik
samen met de kinderen naar zo'n
uitzending keek. Pipo voerde een boer
ten tonele. Tot mijn stomme verba
zing weer iemand met een wat open
hangende mond, het bekende zijden
petje en een jakje. Niet bepaald het
toppunt van het Nederlands intellect.
Ik heb geschreven: Geachte Pipo, als
je in je veelbekeken programma nu
een boer laat zien, laat dan een boer
van deze tijd zien. Dat is niet meer
de man met het zijden petje en de
openhangende mond".
Het is maar een minimaal deeltje
van zijn werk, dat de heer Wilbers
betitelt als „de toevallige dingetjes,
die je net even kunt meepikken". Er
wordt meer gepikt meegepikt dan.
Zoals het verhaaltje van meneer
Claudius van de vorige eeuw:
„Wij volgen den herder in zijne hut.
Wat armoe spreekt er uit al wat wij
zien: een enkele stoel met een plank
je, een armoedige tafel, een spinne
wiel, waaraan zijne vrouw (gij had
hare schrik moeten zien toen ze ver
leden jaar daar op de heide een lucht
ballon zag nederkomen: daar had ze
nog nooit van gehoord) van 's mor
gens vroeg tot in den laten avond het
zelfverbouwd vlas spint, om voor
haar linnen te zorgen. Haar vingers
zijn verstijfd van kou, dat ze de
draad schier niet vasthouden kan,
haar kinderen zijn hongerig naar bed
gegaan, de rook doet hen haast stik
ken..." Enzoverder met meneer Clau
dius, terwijl de wind door de reten
en scheuren giert en geen bloem
bloeit op hun levenspad...
0 Maar de heer Wilbers weet dat er
schoolkinderen zijn die nog steeds
denken dat Drente alleen turf bete
kent. Turf? Als hun ouders een tuin
hebben weten ze dat turf kan dienen
om planten goed te laten overwinte
ren. En als ze een kat hebben, weten
ze dat in de kattebak turfmolm gaat,
bijvoorbeeld.
Het zijn uitzonderingsgevallen, zo
als het jongetje van de melk en de
boer met zijn ongure beatkelders.
„En toch is goede voorlichting geen
overbodige luxe", zegt de heer Wil
bers.
Daarom gaat de Stichting public re
lations land- en tuinbouw onder meer
een serie „lessen" uitgeven voor de
leerkrachten van alle lagere en mid
delbare scholen, als een soort aanvul-
'trg op alle aardrijkskundige leei
boekjes.
„Waarmee we niet willen zeggen
dat die leerboekjes onvolledig of niat
goed zijn", vertelt de heer Wilbers.
„We krijgen alleen constant vreselijk
DE BOER OP"
De heer Frans Wilbers, directeur van de Stichting public relations land- en
tuinbouw: „Laat de stadsmensen maar eens op een maaimachine klimmen en
horen dat zo'n apparaat duizenden guldens kost".
veel aanvragen om informaties van
onderwijzers en schoolkinderen. Daar
om die serie lessen. Randinforma-
ties, zoals het onderwijs dat noemt".
„Kijk", zegt hij, „weer een uit
zonderingsgeval, maar wel een
beetje typerend voor de situatie van
nu. Er was een kind, dat ons vroeg,
waarom is kleigrond groen op een
landkaart. Klei is helemaal niet groen
en wat verbouwen ze er eigenlijk op?
Of deze vraag: waarom staat er op
de kaart een stippellijn bij Bunnik.
Ik ben er geweest en ik zag er hele
maal geen stippellijn. Kinderen den
ken rechtlijnig. Bovendien zijn ze
meer geïnteresseerd in landbouw en
veeteelt en boeren dan hun ouders.
Die denken soms nog aan de man
die hun in de oorlog aardappels gaf
voor de laatste linnen lakens uit de
linnenkast".
De interesse in wat zich buiten de
steden afspeelt wordt groter. Naar
buiten, naar buiten, laat de wind
maar fris door uw lokken spelen.
Wel, we gaan naar buiten. Desge
wenst via het uitwisselingsprogram
ma van de Stichting public relations
land- en tuinbouw.
dan van de dingen die zich vlak on
der hun neus afspelen".
„We raden de stedeling aan: ga
naar buiten en laat liefst de auto
thuis", vertelt de heer Wilbers. „We
hebben adressen beschikbaar van
boeren en landbouwbedrijven die de
stedelingen een dagje op bezoek kun
nen hebben, die hun alles vertellen en
laten zien wat ze maar weten wil
len. Laat de stadsmensen maar eens
op een maaimachine klimmen en laat
ze maar horen dat zo'n apparaat dui
zenden guldens kost".
In omgekeerde richting wordt er
ook een programma voorbereid.
De boer moet naar de stad komen,
meemaken dat een huisvrouw daar
misschien nog wel meer uren maakt
dan hijzelf en bekijken wat er in de
stad met zijn produkten wordt ge
daan.
,,We hebben ook een adoptiesysteem
ontwikkeld", vertelt de dirècteur van
de Stichting. „Zo is er bijvoorbeeld
een groep Amsterdammertjes twee
weken in Drente geweest. Wij krijgen
soms de indruk dat kinderen veel
meer afweten van de raketten die op
Kaap Kennedy worden gelanceerd
Maar zijn voorlichting strekt zich
naar twee kanten uit, zoals het uit
wisselingsprogramma boer-stedeling.
Mag je trouwens nog steeds „boer"
zeggen, moet dat nu niet „landbou
wer" zijn?
9 De heer Wilbers: „Nee Waarom?
Agrariër zeggen ze ook wel. Dat
is helemaal vreselijk".
Maar over die voorlichting naar
twee kanten: „Het moet ook van de
boeren zelf komen. De landbouwjon-
geren met name", zegt de heer Wil
bers. „Waarom nog altijd die trekker-
behendigheidswedstrijden? Het is niet
meer voldoende om alleen maar goed
te zijn in je eigen straatje. Ik raad
die plattelandsjongeren altijd aan:
trekkerwedstrijden, goed, maar orga
niseer ook eens een cursus spreken
in het openbaar".
PARIJS De Franse socialistische
leider Guy Mollet heeft onthuld, dat er
een geheime overeenkomst bestaat, om
Franse niet-communistische partijen
aan het eind van dit jaar tot een enke
le sociaal-democratische partij samen
te smelten.
In een in het weekblad Nouvel Obser-
vateur gepubliceerd vraaggesprek, zegt
Mollet, dat plannen zijn opgesteld in
september 1965 voor de fusie op 1 ja
nuari 1968 van de partijen, die thans
los verenigd zijn in de linkse democra
tische en socialistische federatie.
Mollet, secretaris-generaal van de so
cialistische partij, zegt dat hij in 1965
een overeenkomst heeft getekend met
Mitterrand, voorzitter van de federa
tie, en Billérès, voorzitter van de radi
cale partij.
Mollet hoopt, dat de fusie vervroegd
kan worden en dat ook de partij van
Mendès-France zal toetreden.
Sherlock Bones van Scotland Yard
Is een hondse speurder naar verdo
vende middelen. Hij heet eigenlijk
Pytch en is onder die naam in het
stamboek ingeschreven. Hij is een
Labrador retriever, begaafd met een
overgevoelig reukorgaan en dank zij
deze scherpe neus een van de be
trouwbaarste speurders van Scotland
Yard geworden in de strijd van deze
organisatie tegen het toenemend ge
bruik van verdovende middelen in en
om Londen.
Met zijn grote, zwarte, zachte snoet
ruikt hij marihuana, hasjisj en ande
re verdovende middelen in bergplaat
sen, die de handelaars en gebruikers
als volstrekt veilig beschouwen.
„Hij is een wonderhond", zei hoofd
inspecteur James Morphy. „Hij haalt
een aspirientje uit een hoop hondeta
bletjes van dezelfde kleur en grootte
die voor de neus van een mens even
reukloos zijn als aspirine".
Inspecteur Morphy is chef-instruc
teur aan het hondenafrichtingsinsti-
tuut te Keston in Kent.
Degenen, die met hem werken, be
weren dat Pytch zo deskundig is, dat
hij een verdovend middel kan ont
dekken, dat in een luchtdichte hou
der is geborgen, spul, dat onder wa
ter is verborgen en in muurscheuren
is weggestopt.
Hij is erop afgericht, niets anders
te vinden dan verdovende middelen.
De mannen, die met hem werken,
zeggen dat hij heeft geleerd geen
aandacht te schenken aan mensen-
lucht. de geur van hondebrood of
zelfs van rauw vlees.
„Labradors hebben de scherpste
reukzin ter wereld", zei een van zijn
bazen. „Ze zijn verschrikkelijk vol
hardend en Pytch of Sherlock Bones
is de hardnekkigste. Hij wil eenvou
dig niet opgeven en speurt uren aan
een stuk".
Maar hij heeft, evenals vele men
selijke speurders, „platvoeten". Zo
scherp zijn reukzin is, zo lomp is
Pytch met zijn grote poten Als hij
dicht achter verdovende middelen
aanzit, loopt hij tegen tafels, bonkt
tegen stoelen en struikelt zelfs over
mensenvoeten Zo lomp kunnen La
bradors zijn.
De geliefde truc van agent Jock
Davidson met Sherlock Bones is. ma
rihuana te verbergen In een lucht
dichte filmdoos en de hond op te dra
gen, het spul op te sporen. Gewoon
lijk heeft hij daar 30 seconden voor
nodig.
Een hond op het opsporen van ver
dovende middelen af te richten is een
langdurig en vervelend werk. Scot
land Yard wil zijn africhtfngsmetho-
den niet bekend maken, maar ze zijn
gebaseerd op hersenspoeling van de
hond in dier voege, dat de hond geen
andere neiging meer heeft dan een
vurig verlangen om verdovende mid
delen te ruiken.
De instructeurs besteden anderhalf
uur per dag aan africhting, waarbij
zij werken in perloden van tien minu
ten. „Langer zou het gevaar doen
ontstaan, dat men de reukzenuwen
van de hond zou uitputten. Bovendien
zou hij zich gaan vervelen", legde in
specteur Morphy uit.
Er wordt nooit geweld gebruikt,
wel overreding en aanmoediging. Het
dier wordt voortdurend geprezen door
klopjes op zijn kop en andere dingen,
die de Yard niet wil bekend maken,
tot hij, zonder zich door geuren, men
selijke stemmen en luide muziek te
laten afleiden achter het spul aan
gaat.
Als Sherlock Bones tenslotte heeft
gevonden wat hij zoekt, geeft hij een
bepaald sein, dat alleen aan zijn baas
bekend is.
H. TH. WIJDEVELD: Stadhuisplan Amsterdam (1964)
R. VAN 'T HOF F: Betonvilla te Huis ter Heide (1916)
AMSTERDAM/EINDHOVEN
De architect Nic. H. Tummers,
ijveraar voor een Nederlands ar
chitectuurmuseum - documentatie-
tiecentrum, heeft in Amsterdam
(Metz en Co.) en Eindhoven (Van
Abbemuseum) tentoonstellingen
ingericht, gewijd aan twee van on
ze oudste, nog levende architecten.
In Amsterdam zijn voornamelijk
tekeningen van H. Th. Wijdeveld
(81), in Eindhoven is een kleine
maar uitvoerig gedocumenteerde
expositie te zien van het werk van
Robert van 't Hoff (80).
Generatiegenoten dus, maar naar
hun aard totaal verschillend, hoe
wel beiden sterk de invloed hebben
ondergaan van de grote Ameri
kaanse architect Frank Lioyd
Wright. Zij hebben die ieder op
eigen wijze verwerkt. Wat Wijde
veld en Van 't Hoff voor het overi
ge gemeen hebben is dat zij allebei
utopisten zijn en weinig hebben ge
bouwd.
Wijdeveld, grondlegger van het
tijdschrift Wendingen, heeft tot de
Amsterdamse school behoord, Van
1 Hoff tot de Stijlgroep, uitersten
dus. Tegenover het expressionisme,
de oosters beïnvloede romantiek, de
architectonische plastiek van de
Amsterdammers, het functionalis
me, de estetiek van de nieuwe
techniek van de Stijlgroep.
Het uropisme van Wijdeveld is al
door zijn lijfspreuk „Plan the im
possible" gekarakteriseerd. Het
komt tot uitdrukking in zijn veelal
fantastische, gigantische ontwerpen,
die echter him uitgangspunt in de
werkelijkheid hebben en gevolg
zijn van problemen doordenken tot
aan hun uiterste consequenties.
Tegenover deze veelheid van pro
jecten van de altijd rusteloze, nog
steeds vitale Wijdeveld, de voorna
melijk in één bouwwerk gekristal
liseerde, korte architectonische car
rière van Robert van 't Hoff. Diens
eerste ontwerp de ouderlijke vil
la in Huis ter Heide dateert uit
1911. En in 1927 trekt hij de onver
biddelijke consequentie uit het door
hem aangehangen utopisch socia
lisme en beschouwt zichzelf als
„ex-architect".
Helemaal stilgezeten heeft Van 't
Hoff daarna op dit terrein ook
weer niet; in 1939 ontwerpt hij een
wooncommune volgens een streng
modulensysteem en een jaar of tien
geleden verbouwde hij zijn huis in
Engeland. Maar de architect Van 't
Hoff heeft zich voor eens en voor
altijd uitgedrukt in de „betonvilla"
in Huis ter Heide (1916)..
Dit bouwwerk, verwerking van
de grote invloed van Frank Lloyd
Wright die hij in 1914 in Amerika
opzocht, ontbreekt in geen enkel
handboek der internationale archi
tectuur. Giedion spreekt in zijn
„Ruimte, tijd en bouwkunst" zelfs
van twee betonhuizen van Van 't
Hoff. „de enige die hij ooit heeft
gebouwd". In werkelijkheid heeft
Van 't Hoff in Huis ter Heide ook
nog een zomerhuis gebouwd (1914)
dat wel Wrightiaans is maar de ka
rakteristieken van de latere beton
villa mist.
Is de vormgeving zowel uiterlijk
als naar de opbouw van de platte
grond ruimten, geramkschikt rond
om een kern helemaal Wright,
de uitvoering ervan heeft niets van
het ambachtelijke maar maakt vol
ledig gebruik van de allernieuwste
bouwtechnieken: de betonskelet-
bouw. En met die strikt functionele
aanpak loopt Van 't Hoff vooruit
op de Stijlgroep die zich een jaar
later formeert.
Voorbeelden daarvan zijn ontwer
pen voor het Grote Volkstheater, op
genomen in een groter project voor
een gewijzigd Vondelpark (1918),
zijn tekeningen van hoge woonge
bouwen temidden van het groen
(1918-1919) en, zeer recent, zijn op
eigen initiatief ingediende ontwerp
voor een nieuw Amsterdams Stad
huis (1964).
Wie geneigd is meewarig zijn
schouders op te halen of vertederd
te glimlachen doet Wijdeveld uitein
delijk toch onrecht. Het Vondelpark
project mag nu sterk gedateerd
zijn met zijn romantisch-expressio-
nistische volkstheater, de gedachte
die eraan ten grondslag ligt het
toneel opgenomen in de algemene
menselijke activiteiten is actue
ler dan ooit.
Vandaag de dag nog is deze villa
een juweeltje van architectuur. Het
is jammer dat Van 't Hoff sinds
dien eigenlijk niets meer heeft ge
bouwd en er de voorkeur aan gaf
zich in Engeland aan te sluiten bij
anarchisten en ijveraars voor werk
en wooncommunes. Of, zoals wijlen
Gerrit Rietveld het wat scherper
formuleerde: „Hij is naar Enge
land gegaan en daar is hij ver
zuurd."
De expositie van Wijdevelds werk
is bij Metz en Co. te zien tot en
met 15 april, de overzichtstentoon
stelling van Vant 't Hoff blijft tot
en met 23 april in Eindhoven en
verhuist dan naar de afdeling bouw
kunde van de Delftse T.H. (van 6
mei tot en met 22 juni).
(Van een onzer redacteuren).
In het paasweekeinde heeft het weer
er voor gezorgd dat de televisie meer
dan was verwacht in de belangstel
ling heeft gestaan. Er was vooral des
avonds door gebruik te maken van de
twee netten een redelijke mogelijk
heid tot kiezch.
Overdag zal de radio veel gebruikt
zijn. Wie de radio aanzette moet ont
dekt hebben hoe schrikbarend weinig
keus men daar had, hoewel er toch
tussen 9 en 18 uur drie Nederlandse
zenders in de lucht waren. We zijn
eens aan het rekenen geslagen om uit
te vinden hoe het er voor stait met
de keuze voor de luisteraars in de
week van zaterdag 25 tot en met vrij
dag 31 maart.
De conclusie is: een dictatuur van
de lichte muziek en in een groot deel
van de radiozendtijd weinig keus.
Bij onze rekenarij hebben wij alleen
de zendtijd tussen 9 en 18 uur betrok
ken omdat dan drie Hilversums een
maximale mogelijkheid tot selecteren
zouden moeten bieden. De paasweek
leek vanwege het speciale karakter
gunstig voor de mensen, die wat an
ders dan lichte muziek willen horen.
Een verklaring voor de vreemde
schommelingen is nauwelijks te be
denken. Men mag niet aannemen dat
de behoefte aan lichte muziek (behal
ve op zondag) van dag tot dag ver
andert. Een oorzaak is wel te vinden
in de omroepverenigingen, die op de
verschillende dagen uitzenden. Bepaal
de combinaties leiden tot een sterke
vermindering van de mogelijkheid tot
kiezen. Bijvoorbeeld op dinsdag, toen
op Hilversum I de Avro op Hilversum
II de KRO en op Hilversum III de
Vara aan het werk waren.
Over de hele week genomen komen
wij op 58 procent van de uren tussen
9 en 18 uur, waarin op twee zenders
tegelijkertijd lichte muziek werd uit
gezonden en op 20 procent voor drie
zenders.
Ofwel van de 63 uur in één week
vond men gedurende 36 uur en 45 mi
nuten op twee zenders tegelijkertijd
lichte muziekprogramma's en gedu
rende 12 uur en 45 minuten op drie
zenders tegelijk.
Nu kan men natuurlijk zeggen
kijk eens hoeveel keus we de liefheb
bers van lichte muziek bieden. Vinden
ze het ene niet prettig, dan is er wat
ander» te vinden.
Als men dat als positief waardeert
gaat het er echter voor de liefhebbers
van „serieuze" muziek, waar smaak
en keus veel belangrijker zijn, nog
slechter uitzien.
Want als we hetzelfde rekensom
metje voor die „serieuze" muziek
gaan maken, blijkt:
Van de 63 uren zendtijd tussen 9 en
18 uur in de afgelopen week waren er
12 gewijd aan „serieuze" muziek op
Hilversum I en 7 uur en 50 minuten
op Hilversum n weinig of geen op
Hilversum HL
Gedurende 2 uur en 25 minuten in
deze week kon men echter slechts uit
twee verschillende „serieuze" muziek
programma's kiezen (3 procent van
de zendtijd).
Zo blijkt, dat de enorme behoefte
aan lichte muziek die er bestaat een
allesoverheersende leidraad voor het
programmabeleid is. Men mikt op het
pretentieloze, licht verteerbare en
blijkbaar wil het grootste deel van
het publiek het zo. Zelfs heeft men op
Hilversum III lichte programma's met
een kritische noot laten vallen of zal
men ze laten vallen: Hullekie Dulle-
kie, Adam '66, Loco en Kwink.
Ook blijkt, dat drie zenders de om
roep nog niet in staat stellen een
keus mogelijk te maken. De onder
linge concurrentie, het vasthouden
aan bekende patronen staan coördina
tie in de weg. Het gevolg is, dat de
meerderheid van het publiek de om
roep afhoudt van het bieden van keus
aan de minderheid.
Bovenal wordt duidelijk gezien de
schommelingen in de hoeveelheid tijd
waarin men wel keus biedt, dat er
geen sprake is van streven naar even
wicht. Toevallige combinaties van om
roepverenigingen op de drie zenders
zijn bepalend. Daardoor wordt op
sommige dagen de dictatuur van de
lichte muziek verstevigd, op andere
dagen weer teruggedrongen.
Meer zenders in bedrijf stellen zal
gezien deze conclusie geen soelaas bie
den. Waar Engeland met drie zenders
het wel rooit om de minderheden te
gemoet te komen is het een trieste
zaak, dat in Nederland met drie zen
ders de keus geleidelijk aan vermin
dert
Want hoewel omroepen als Vara en
Avro nog een redelijke portie muziek
van ander gehalte uitzenden zien zij
geen kans daarmee iets substantieels
tot de mogelijkheid van kiezen op dit
gebied bij te dragen.