Gastvrije plattelanders stellen bedrijf Bleekneuzen" open voor.... Speurneus voor verdovende middelen TWEE UTOPISTEN IN ARCHITECTUUR li ék Dictatuur van lichte muziek op Hilversumse zenders Boeddhisten in Berlijn GOEDE VOORLICHTING GEEN OVERBODIGE LUXE GA NAAR BUITEN EN LAAT DE AUTO THUIS STAAN Democratische federatie in Frankrijk Tentoonstellingen in Amsterdam en Eindhoven BEELD DINGETJES TURF LESSEN VRESELIJK ERUIT ONDER WATER 30 SErONDEN UITERSTEN VERWERKING STADHUIS VERZUURD DONDERDAG 6 APRIL 1967 STADSMENS Er lopen in Nederland jongetjes rond die niet weten dat melk van een koe komt. Naar buiten, naar buiten dus, gij jongelingen. Naar buiten, maar niet zo kneuterig in uwe man tel gekropen, jongens, de voorjaarslucht zal u niet bijten, laat de wind maar frisch door uw lokken spelen. Buiten, buiten, daar is de vreugd waarvan de stad geen denkbeeld zelfs heeft. Ziet eeas die boerenbruiloft, hoe juichen en jubelen allen het jeugdige paar tegen dat zoo even de kerk verliet. Dat is onbeschaafde, zelfs ruwe vreugde, maar het is welgemeende deelneming in het geluk van de medemensch. Acht toch dien stand kin deren, hij is de zenuw van het volk, zijn arbeid is waarlijk nuttig en vruchten aanbrengend. Eilieve, breng die broeikas- kinderen eens in een fiksche Maartsche bui geknakt eer ge er om denkt. Ga liever naar buiten, waar on der menig eenvoudig boer en kleed dat deugdzame hart kloptDat is voorlichting van honderd jaar geleden, waarover de heer F. Wilbers nu roept: „Vreselijk". Nee, dankuwel, behalve de eerste zin is alles van meneer Claudius, die in 1850 zijn „Omnibus, Neder- landsoh prentenboek voor jongens en meisjes" liet uitgeven. Maar dat van het jongetje dat geen idee heeft wie de producente van zijn melk is, is waar. Even echt als de jonge boer die dit schreef in het Zeeuws Land bouwblad: „Wat doet de stadsjeugd met zijn vrije tijd? Joyriding, dief stallen, ongure beatkelders, verslaafd heid aan verdovende middelen, hap penings, demonstraties, optochten, ge bouwen met hakenkruisen bekladden, belediging en valse beschuldiging van de medemens, mt name het Konink lijk Huis. De stadsjeugd weet zich geen raad met de vrije tijd, iedereen in een stad is ongeïnteresseerd". Allemaal waar, anno 1967, al weet het jongetje van de melk ondertussen dat het witte spul van een koe komt. Al is de jonge boer die zijn mening over de stadsjeugd gaf, daar zeer fel over aangevallen. BERLIJN De dunne rook van sandelhoutwierook kringelt omhoog langs het onbewogen gelaat van een bronzen boeddha. Een kaalgeschoren Ceylonese monnik leest voor uit de werken van Boeddha, terwijl zijn schaduw „tot leven" wordt gebracht door flikkerend kaarslicht. De atmos feer is oosters en geheimzinnig. Maar de plaats is West-Berlijn. Het Berlijn- se boeddhistenhuis rust op een kleine heuvel in de Franse sector van de stad. Het herbergt twee Ceylonese monniken, die zeggen dat het de eni ge boeddhistische tempel in geheel continentaal Europa is. Het huls staat in Frohnau, een rus tige voorstad in het uiterste noorden van de stad, op ongeveer 250 meter afstand van de muur, het prikkel draad en een wachttoren, die de grens van communistisch Oost-Duits- land aangeven. De monniken zeggen, dat Berlijn verscheidene honderden boeddhisten telt, hoofdzakelijk Duitsers, maar dat op zijn hoogst misschien 35 van hen naar de dagelijkse avonddiensten ko men. Anoeroeddha, een der monniken is 45 jaar en met enige verbeeldings kracht zou men hem voor Yul Bryn- ner kunnen houden. Hij is vroeger aannemer geweest, is thans acht jaar boeddhistisch monnik en heeft de laatste 2y2 jaar in Berlijn gewoond. De andere monnik is de Sri Gnana- wimala Thero, die het gewaad van onthouding en vroomheid gedurende 42 van zijn 55 jaren heeft gedragen. Hij verblijft pas enkele maanden te Berlijn. Beiden zijn naar de gesplitste stad gezonden door het Dharmadoeta-ge- nootschap, een Ceylonese boeddhisten orde, die het huis in 1958 heeft ge kocht. Zij staan elke morgen om vijf uur op, gebruiken hun ontbijt en later hun lunch en vasten vervolgens tot de volgende dag. Vele uren worden door gebracht met mediteren en het lezen uit de geschriften van het boeddhis me. Het kloosterleven wordt onder broken door bezoeken van schoolkin deren, soms twee of drie groepen op een dag. Anoeroeddha, die goed Duits spreekt, legt de leer van het boeddhis me aan de bezoekers uit. Het huis, een mengsel van Japan se, Ceylonese en Duitse architectuur, verheft zich aan de top van een hoge, stenen trap. Beneden is een poort, die wordt overwelft door een steen met het opschrift: het boeddhistische huis." Ht gebouw is in 1924 neergezet door dr. Paul Dahlke, een Duitse dokter ,die gedurende zijn reizen in Azië boeddhist was geworden. Hij leerde het Pali, de taal van een tak van de boeddhisten en vertaalde vele werken in het Duits. Voor hij in 1928 overleed haalde hij monniken naar Berlijn om te trachten de boeddhis tische leerstukken in het Westen in gang te doen vinden. En daarom zit in Den Haag de heer Frans Wilbers als directeur van de Stichting public relations land- en tuinbouw. Een drie jaar jonge Stich ting. In het maandblad van deze or ganisatie drukte hij het verhaal af dat meneer Claudius meer dan hon derd jaar geleden schreef over de boerenstand, ter voorlichting van de jeugd. Meteen daarnaast wordt een plan ontvouwen om de Nederlandse jongens en meisjes, via hun leerkrach ten, beter op de hoogte te brengen van wat nu precies een boer is, wat landbouw en wat de EEG. Om maar een paar voorbeelden te noemen. Denken we, als het woord „boer" valt, dan nog steeds aan „een grijze vader die onder het verkwik kend lover, door hemzelve geplant, aan zijn jongske van de magt des Scheppers vertelt?" En, zoals Clau dius het voorstelt: „Aan het eenvou dig kleed van menig boerenkind, waaronder dat deugdzame hart klopt dat een ieder zich ten voorbeeld kan nemen?" „Nee, praat me er niet van", roept de heer Wilbers. „Die meneer Clau dius is vreselijk. Maar een voorbeeld. Ik heb pas een brief geschreven aan Pipo de clown. Toevallig, omdat ik samen met de kinderen naar zo'n uitzending keek. Pipo voerde een boer ten tonele. Tot mijn stomme verba zing weer iemand met een wat open hangende mond, het bekende zijden petje en een jakje. Niet bepaald het toppunt van het Nederlands intellect. Ik heb geschreven: Geachte Pipo, als je in je veelbekeken programma nu een boer laat zien, laat dan een boer van deze tijd zien. Dat is niet meer de man met het zijden petje en de openhangende mond". Het is maar een minimaal deeltje van zijn werk, dat de heer Wilbers betitelt als „de toevallige dingetjes, die je net even kunt meepikken". Er wordt meer gepikt meegepikt dan. Zoals het verhaaltje van meneer Claudius van de vorige eeuw: „Wij volgen den herder in zijne hut. Wat armoe spreekt er uit al wat wij zien: een enkele stoel met een plank je, een armoedige tafel, een spinne wiel, waaraan zijne vrouw (gij had hare schrik moeten zien toen ze ver leden jaar daar op de heide een lucht ballon zag nederkomen: daar had ze nog nooit van gehoord) van 's mor gens vroeg tot in den laten avond het zelfverbouwd vlas spint, om voor haar linnen te zorgen. Haar vingers zijn verstijfd van kou, dat ze de draad schier niet vasthouden kan, haar kinderen zijn hongerig naar bed gegaan, de rook doet hen haast stik ken..." Enzoverder met meneer Clau dius, terwijl de wind door de reten en scheuren giert en geen bloem bloeit op hun levenspad... 0 Maar de heer Wilbers weet dat er schoolkinderen zijn die nog steeds denken dat Drente alleen turf bete kent. Turf? Als hun ouders een tuin hebben weten ze dat turf kan dienen om planten goed te laten overwinte ren. En als ze een kat hebben, weten ze dat in de kattebak turfmolm gaat, bijvoorbeeld. Het zijn uitzonderingsgevallen, zo als het jongetje van de melk en de boer met zijn ongure beatkelders. „En toch is goede voorlichting geen overbodige luxe", zegt de heer Wil bers. Daarom gaat de Stichting public re lations land- en tuinbouw onder meer een serie „lessen" uitgeven voor de leerkrachten van alle lagere en mid delbare scholen, als een soort aanvul- 'trg op alle aardrijkskundige leei boekjes. „Waarmee we niet willen zeggen dat die leerboekjes onvolledig of niat goed zijn", vertelt de heer Wilbers. „We krijgen alleen constant vreselijk DE BOER OP" De heer Frans Wilbers, directeur van de Stichting public relations land- en tuinbouw: „Laat de stadsmensen maar eens op een maaimachine klimmen en horen dat zo'n apparaat duizenden guldens kost". veel aanvragen om informaties van onderwijzers en schoolkinderen. Daar om die serie lessen. Randinforma- ties, zoals het onderwijs dat noemt". „Kijk", zegt hij, „weer een uit zonderingsgeval, maar wel een beetje typerend voor de situatie van nu. Er was een kind, dat ons vroeg, waarom is kleigrond groen op een landkaart. Klei is helemaal niet groen en wat verbouwen ze er eigenlijk op? Of deze vraag: waarom staat er op de kaart een stippellijn bij Bunnik. Ik ben er geweest en ik zag er hele maal geen stippellijn. Kinderen den ken rechtlijnig. Bovendien zijn ze meer geïnteresseerd in landbouw en veeteelt en boeren dan hun ouders. Die denken soms nog aan de man die hun in de oorlog aardappels gaf voor de laatste linnen lakens uit de linnenkast". De interesse in wat zich buiten de steden afspeelt wordt groter. Naar buiten, naar buiten, laat de wind maar fris door uw lokken spelen. Wel, we gaan naar buiten. Desge wenst via het uitwisselingsprogram ma van de Stichting public relations land- en tuinbouw. dan van de dingen die zich vlak on der hun neus afspelen". „We raden de stedeling aan: ga naar buiten en laat liefst de auto thuis", vertelt de heer Wilbers. „We hebben adressen beschikbaar van boeren en landbouwbedrijven die de stedelingen een dagje op bezoek kun nen hebben, die hun alles vertellen en laten zien wat ze maar weten wil len. Laat de stadsmensen maar eens op een maaimachine klimmen en laat ze maar horen dat zo'n apparaat dui zenden guldens kost". In omgekeerde richting wordt er ook een programma voorbereid. De boer moet naar de stad komen, meemaken dat een huisvrouw daar misschien nog wel meer uren maakt dan hijzelf en bekijken wat er in de stad met zijn produkten wordt ge daan. ,,We hebben ook een adoptiesysteem ontwikkeld", vertelt de dirècteur van de Stichting. „Zo is er bijvoorbeeld een groep Amsterdammertjes twee weken in Drente geweest. Wij krijgen soms de indruk dat kinderen veel meer afweten van de raketten die op Kaap Kennedy worden gelanceerd Maar zijn voorlichting strekt zich naar twee kanten uit, zoals het uit wisselingsprogramma boer-stedeling. Mag je trouwens nog steeds „boer" zeggen, moet dat nu niet „landbou wer" zijn? 9 De heer Wilbers: „Nee Waarom? Agrariër zeggen ze ook wel. Dat is helemaal vreselijk". Maar over die voorlichting naar twee kanten: „Het moet ook van de boeren zelf komen. De landbouwjon- geren met name", zegt de heer Wil bers. „Waarom nog altijd die trekker- behendigheidswedstrijden? Het is niet meer voldoende om alleen maar goed te zijn in je eigen straatje. Ik raad die plattelandsjongeren altijd aan: trekkerwedstrijden, goed, maar orga niseer ook eens een cursus spreken in het openbaar". PARIJS De Franse socialistische leider Guy Mollet heeft onthuld, dat er een geheime overeenkomst bestaat, om Franse niet-communistische partijen aan het eind van dit jaar tot een enke le sociaal-democratische partij samen te smelten. In een in het weekblad Nouvel Obser- vateur gepubliceerd vraaggesprek, zegt Mollet, dat plannen zijn opgesteld in september 1965 voor de fusie op 1 ja nuari 1968 van de partijen, die thans los verenigd zijn in de linkse democra tische en socialistische federatie. Mollet, secretaris-generaal van de so cialistische partij, zegt dat hij in 1965 een overeenkomst heeft getekend met Mitterrand, voorzitter van de federa tie, en Billérès, voorzitter van de radi cale partij. Mollet hoopt, dat de fusie vervroegd kan worden en dat ook de partij van Mendès-France zal toetreden. Sherlock Bones van Scotland Yard Is een hondse speurder naar verdo vende middelen. Hij heet eigenlijk Pytch en is onder die naam in het stamboek ingeschreven. Hij is een Labrador retriever, begaafd met een overgevoelig reukorgaan en dank zij deze scherpe neus een van de be trouwbaarste speurders van Scotland Yard geworden in de strijd van deze organisatie tegen het toenemend ge bruik van verdovende middelen in en om Londen. Met zijn grote, zwarte, zachte snoet ruikt hij marihuana, hasjisj en ande re verdovende middelen in bergplaat sen, die de handelaars en gebruikers als volstrekt veilig beschouwen. „Hij is een wonderhond", zei hoofd inspecteur James Morphy. „Hij haalt een aspirientje uit een hoop hondeta bletjes van dezelfde kleur en grootte die voor de neus van een mens even reukloos zijn als aspirine". Inspecteur Morphy is chef-instruc teur aan het hondenafrichtingsinsti- tuut te Keston in Kent. Degenen, die met hem werken, be weren dat Pytch zo deskundig is, dat hij een verdovend middel kan ont dekken, dat in een luchtdichte hou der is geborgen, spul, dat onder wa ter is verborgen en in muurscheuren is weggestopt. Hij is erop afgericht, niets anders te vinden dan verdovende middelen. De mannen, die met hem werken, zeggen dat hij heeft geleerd geen aandacht te schenken aan mensen- lucht. de geur van hondebrood of zelfs van rauw vlees. „Labradors hebben de scherpste reukzin ter wereld", zei een van zijn bazen. „Ze zijn verschrikkelijk vol hardend en Pytch of Sherlock Bones is de hardnekkigste. Hij wil eenvou dig niet opgeven en speurt uren aan een stuk". Maar hij heeft, evenals vele men selijke speurders, „platvoeten". Zo scherp zijn reukzin is, zo lomp is Pytch met zijn grote poten Als hij dicht achter verdovende middelen aanzit, loopt hij tegen tafels, bonkt tegen stoelen en struikelt zelfs over mensenvoeten Zo lomp kunnen La bradors zijn. De geliefde truc van agent Jock Davidson met Sherlock Bones is. ma rihuana te verbergen In een lucht dichte filmdoos en de hond op te dra gen, het spul op te sporen. Gewoon lijk heeft hij daar 30 seconden voor nodig. Een hond op het opsporen van ver dovende middelen af te richten is een langdurig en vervelend werk. Scot land Yard wil zijn africhtfngsmetho- den niet bekend maken, maar ze zijn gebaseerd op hersenspoeling van de hond in dier voege, dat de hond geen andere neiging meer heeft dan een vurig verlangen om verdovende mid delen te ruiken. De instructeurs besteden anderhalf uur per dag aan africhting, waarbij zij werken in perloden van tien minu ten. „Langer zou het gevaar doen ontstaan, dat men de reukzenuwen van de hond zou uitputten. Bovendien zou hij zich gaan vervelen", legde in specteur Morphy uit. Er wordt nooit geweld gebruikt, wel overreding en aanmoediging. Het dier wordt voortdurend geprezen door klopjes op zijn kop en andere dingen, die de Yard niet wil bekend maken, tot hij, zonder zich door geuren, men selijke stemmen en luide muziek te laten afleiden achter het spul aan gaat. Als Sherlock Bones tenslotte heeft gevonden wat hij zoekt, geeft hij een bepaald sein, dat alleen aan zijn baas bekend is. H. TH. WIJDEVELD: Stadhuisplan Amsterdam (1964) R. VAN 'T HOF F: Betonvilla te Huis ter Heide (1916) AMSTERDAM/EINDHOVEN De architect Nic. H. Tummers, ijveraar voor een Nederlands ar chitectuurmuseum - documentatie- tiecentrum, heeft in Amsterdam (Metz en Co.) en Eindhoven (Van Abbemuseum) tentoonstellingen ingericht, gewijd aan twee van on ze oudste, nog levende architecten. In Amsterdam zijn voornamelijk tekeningen van H. Th. Wijdeveld (81), in Eindhoven is een kleine maar uitvoerig gedocumenteerde expositie te zien van het werk van Robert van 't Hoff (80). Generatiegenoten dus, maar naar hun aard totaal verschillend, hoe wel beiden sterk de invloed hebben ondergaan van de grote Ameri kaanse architect Frank Lioyd Wright. Zij hebben die ieder op eigen wijze verwerkt. Wat Wijde veld en Van 't Hoff voor het overi ge gemeen hebben is dat zij allebei utopisten zijn en weinig hebben ge bouwd. Wijdeveld, grondlegger van het tijdschrift Wendingen, heeft tot de Amsterdamse school behoord, Van 1 Hoff tot de Stijlgroep, uitersten dus. Tegenover het expressionisme, de oosters beïnvloede romantiek, de architectonische plastiek van de Amsterdammers, het functionalis me, de estetiek van de nieuwe techniek van de Stijlgroep. Het uropisme van Wijdeveld is al door zijn lijfspreuk „Plan the im possible" gekarakteriseerd. Het komt tot uitdrukking in zijn veelal fantastische, gigantische ontwerpen, die echter him uitgangspunt in de werkelijkheid hebben en gevolg zijn van problemen doordenken tot aan hun uiterste consequenties. Tegenover deze veelheid van pro jecten van de altijd rusteloze, nog steeds vitale Wijdeveld, de voorna melijk in één bouwwerk gekristal liseerde, korte architectonische car rière van Robert van 't Hoff. Diens eerste ontwerp de ouderlijke vil la in Huis ter Heide dateert uit 1911. En in 1927 trekt hij de onver biddelijke consequentie uit het door hem aangehangen utopisch socia lisme en beschouwt zichzelf als „ex-architect". Helemaal stilgezeten heeft Van 't Hoff daarna op dit terrein ook weer niet; in 1939 ontwerpt hij een wooncommune volgens een streng modulensysteem en een jaar of tien geleden verbouwde hij zijn huis in Engeland. Maar de architect Van 't Hoff heeft zich voor eens en voor altijd uitgedrukt in de „betonvilla" in Huis ter Heide (1916).. Dit bouwwerk, verwerking van de grote invloed van Frank Lloyd Wright die hij in 1914 in Amerika opzocht, ontbreekt in geen enkel handboek der internationale archi tectuur. Giedion spreekt in zijn „Ruimte, tijd en bouwkunst" zelfs van twee betonhuizen van Van 't Hoff. „de enige die hij ooit heeft gebouwd". In werkelijkheid heeft Van 't Hoff in Huis ter Heide ook nog een zomerhuis gebouwd (1914) dat wel Wrightiaans is maar de ka rakteristieken van de latere beton villa mist. Is de vormgeving zowel uiterlijk als naar de opbouw van de platte grond ruimten, geramkschikt rond om een kern helemaal Wright, de uitvoering ervan heeft niets van het ambachtelijke maar maakt vol ledig gebruik van de allernieuwste bouwtechnieken: de betonskelet- bouw. En met die strikt functionele aanpak loopt Van 't Hoff vooruit op de Stijlgroep die zich een jaar later formeert. Voorbeelden daarvan zijn ontwer pen voor het Grote Volkstheater, op genomen in een groter project voor een gewijzigd Vondelpark (1918), zijn tekeningen van hoge woonge bouwen temidden van het groen (1918-1919) en, zeer recent, zijn op eigen initiatief ingediende ontwerp voor een nieuw Amsterdams Stad huis (1964). Wie geneigd is meewarig zijn schouders op te halen of vertederd te glimlachen doet Wijdeveld uitein delijk toch onrecht. Het Vondelpark project mag nu sterk gedateerd zijn met zijn romantisch-expressio- nistische volkstheater, de gedachte die eraan ten grondslag ligt het toneel opgenomen in de algemene menselijke activiteiten is actue ler dan ooit. Vandaag de dag nog is deze villa een juweeltje van architectuur. Het is jammer dat Van 't Hoff sinds dien eigenlijk niets meer heeft ge bouwd en er de voorkeur aan gaf zich in Engeland aan te sluiten bij anarchisten en ijveraars voor werk en wooncommunes. Of, zoals wijlen Gerrit Rietveld het wat scherper formuleerde: „Hij is naar Enge land gegaan en daar is hij ver zuurd." De expositie van Wijdevelds werk is bij Metz en Co. te zien tot en met 15 april, de overzichtstentoon stelling van Vant 't Hoff blijft tot en met 23 april in Eindhoven en verhuist dan naar de afdeling bouw kunde van de Delftse T.H. (van 6 mei tot en met 22 juni). (Van een onzer redacteuren). In het paasweekeinde heeft het weer er voor gezorgd dat de televisie meer dan was verwacht in de belangstel ling heeft gestaan. Er was vooral des avonds door gebruik te maken van de twee netten een redelijke mogelijk heid tot kiezch. Overdag zal de radio veel gebruikt zijn. Wie de radio aanzette moet ont dekt hebben hoe schrikbarend weinig keus men daar had, hoewel er toch tussen 9 en 18 uur drie Nederlandse zenders in de lucht waren. We zijn eens aan het rekenen geslagen om uit te vinden hoe het er voor stait met de keuze voor de luisteraars in de week van zaterdag 25 tot en met vrij dag 31 maart. De conclusie is: een dictatuur van de lichte muziek en in een groot deel van de radiozendtijd weinig keus. Bij onze rekenarij hebben wij alleen de zendtijd tussen 9 en 18 uur betrok ken omdat dan drie Hilversums een maximale mogelijkheid tot selecteren zouden moeten bieden. De paasweek leek vanwege het speciale karakter gunstig voor de mensen, die wat an ders dan lichte muziek willen horen. Een verklaring voor de vreemde schommelingen is nauwelijks te be denken. Men mag niet aannemen dat de behoefte aan lichte muziek (behal ve op zondag) van dag tot dag ver andert. Een oorzaak is wel te vinden in de omroepverenigingen, die op de verschillende dagen uitzenden. Bepaal de combinaties leiden tot een sterke vermindering van de mogelijkheid tot kiezen. Bijvoorbeeld op dinsdag, toen op Hilversum I de Avro op Hilversum II de KRO en op Hilversum III de Vara aan het werk waren. Over de hele week genomen komen wij op 58 procent van de uren tussen 9 en 18 uur, waarin op twee zenders tegelijkertijd lichte muziek werd uit gezonden en op 20 procent voor drie zenders. Ofwel van de 63 uur in één week vond men gedurende 36 uur en 45 mi nuten op twee zenders tegelijkertijd lichte muziekprogramma's en gedu rende 12 uur en 45 minuten op drie zenders tegelijk. Nu kan men natuurlijk zeggen kijk eens hoeveel keus we de liefheb bers van lichte muziek bieden. Vinden ze het ene niet prettig, dan is er wat ander» te vinden. Als men dat als positief waardeert gaat het er echter voor de liefhebbers van „serieuze" muziek, waar smaak en keus veel belangrijker zijn, nog slechter uitzien. Want als we hetzelfde rekensom metje voor die „serieuze" muziek gaan maken, blijkt: Van de 63 uren zendtijd tussen 9 en 18 uur in de afgelopen week waren er 12 gewijd aan „serieuze" muziek op Hilversum I en 7 uur en 50 minuten op Hilversum n weinig of geen op Hilversum HL Gedurende 2 uur en 25 minuten in deze week kon men echter slechts uit twee verschillende „serieuze" muziek programma's kiezen (3 procent van de zendtijd). Zo blijkt, dat de enorme behoefte aan lichte muziek die er bestaat een allesoverheersende leidraad voor het programmabeleid is. Men mikt op het pretentieloze, licht verteerbare en blijkbaar wil het grootste deel van het publiek het zo. Zelfs heeft men op Hilversum III lichte programma's met een kritische noot laten vallen of zal men ze laten vallen: Hullekie Dulle- kie, Adam '66, Loco en Kwink. Ook blijkt, dat drie zenders de om roep nog niet in staat stellen een keus mogelijk te maken. De onder linge concurrentie, het vasthouden aan bekende patronen staan coördina tie in de weg. Het gevolg is, dat de meerderheid van het publiek de om roep afhoudt van het bieden van keus aan de minderheid. Bovenal wordt duidelijk gezien de schommelingen in de hoeveelheid tijd waarin men wel keus biedt, dat er geen sprake is van streven naar even wicht. Toevallige combinaties van om roepverenigingen op de drie zenders zijn bepalend. Daardoor wordt op sommige dagen de dictatuur van de lichte muziek verstevigd, op andere dagen weer teruggedrongen. Meer zenders in bedrijf stellen zal gezien deze conclusie geen soelaas bie den. Waar Engeland met drie zenders het wel rooit om de minderheden te gemoet te komen is het een trieste zaak, dat in Nederland met drie zen ders de keus geleidelijk aan vermin dert Want hoewel omroepen als Vara en Avro nog een redelijke portie muziek van ander gehalte uitzenden zien zij geen kans daarmee iets substantieels tot de mogelijkheid van kiezen op dit gebied bij te dragen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9