Goedkope invoer uit Oost-Europa
en Hongkong moet worden geremd
Naar deskundigen
nog veel vraag
Jeugd heeft er al
minder zin in
Door
bestrijding van dwang-zelfbeklag
zou homofilie te genezen zijn
Werkgelegenheid in Twente en Brabant wordt bedreigd door
sluitingenfusiesreorganisaties en massa-ontslagen
VOOR DE TWEEDE KEER ZONDER WERK
tussen Delft
en Rotterdam'
Nederlander in
Australië
veroordeeld
Niet in te halen
tekort aan
stafpersoneel
„In mijn vak
niet meer
aan bod
Proefschrift van psycholoog bij gevangeniswezen
Herkenning
Psychoanalyse
In Twente en Noord-Brabant vallen zware klappen. De
traditionele werkgelegenheid in deze streken wordt onder
mijnd door sluitingen, fusies en reorganisaties. Massa-ont
slagen volgen elkaar in een snel tempo op. De textielindus
trie blijkt niet zo solide te zijn als het leek. De uittocht uit
de textielindustrie is een al jaren bestaand proces. Van
118.000 werknemers in 1955 liep de personeelsbezetting
terug tot 98.000 man nu. Die ontwikkeling gaat door en
rond 1970 zullen waarschijnlijk nog maar 71.000 mannen
en vrouwen hun brood in de textiel verdienen.
PREMIES
GROTE PLAATS
ZWAKTE
GELIJKE KANSEN
VOORWAARDEN
MEER GEWILD
TEVREDEN
JONG TWENTE LOOPT NIET HARD
MEER NAAR TEXTIELFABRIEK
K.
„SAMENVALLEN"
TEXTIELINDUSTRIE BEHOEFT MAATREGELEN
De grootste moeilijkheden doen rich
voor in de wollenstoffenindustrie. voor
namelijk in Midden-Brabant geconcen
treerd en de katoen-, rayon- en lin
nen industrie in Twente en de Achter
hoek.
De oorzaken rijn velerlei:
Van oudsher is de textielindustrie
een familiebedrijf, gesticht in de vori
ge eeuw, vaak met steun van de
overheid, die met name aan de Twent
se industrie een afzetgebied in het
oude Indië garandeerde. De bedrijven
groeiden, de familie hield de teugels
vaak met kracht en inzicht in handen.
De band tussen familie en bedrijf
verslapte evenwel in de loop der jaren.
De belangstelling taande. Zoons zoch
ten zich elders een beroep en trokken
hun geld uit de zaak terug, daarmee
financiële moeilijkheden veroorzakend
die vanwege het besloten karakter van
de bedrijven vaak niet door een beroep
op de open kapitaalmarkt konden wor
den opgeheven.
Na de oorlog werden traditionele
afzetgebieden afgesloten. Indonesië viel
in 1958 weg. Andere Aziatische en
Afrikaanse markten werden onbereik
baar. De jonge landen begonnen zelf
aan de opbouw van een textielindustrie
en sloten de grenzen voor de Europese
fabrikanten.
Deze maatregelen troffen niet alleen
Nederland. Ook de andere landen gin
gen fcieronder gebukt en zochten zich
nieuwe afzetgebieden, waar zij elkaar
voor de voeten liepen. Een forse
prijsconcurrentie was het onherroepe
lijk gevolg.
De jonge landen zochten voor hun
snel groeiende produktie afzetgebieden
in het Westen. De staat toonde zich
daarbij een krachtig stimulator. Be
kend is dat de Indiase regering de
binnenlandse textielindustrie steunt
met exportpremies, met een deel van
de deviezenopbrengst die dan weer op
de zwarte deviezenmarkt aan de man
wordt gebracht. Daartegenover staat
dat de Indiase fabrikanten worden
beboet als zij niet voldoende exporte
ren, wanneer zij op de veilig afgesloten
binnenlandse markten hoge prijzen
kunnen maken.
De communistische landen nestelen
zich steeds sterker op de Europese
markt.
De prijzen die zij berekenen zijn
politieke prijzen, die in geen enkele
verhouding tot de kostprijzen behoe
ven te staan. Nederland is daarbij een
belangrijk bruggehoofd, dank zij de
traditionele vrijhandelspolitiek. Gevolg
is dat Nederland koploper is bij de
invoer van Oosteuropese textiel zoals
blijkt: Per hoofd van de bevolking (in
dollars uitgedrukt) is de invoer van
garens, weefsels en kleding per jaar:
Uit O.-Europa Totaal
Nederland 23 1.18
België/Luxemburg 13 0,82
West-Duitsland 8 0,51
Engeland 6 0,30
Frankrijk 2,5 0,135
Ver. Staten 2 0,045
Italië 1,5 0,125
De totale invoer uit Oost-Europa is
praktisch even groot als de invoer uit
het Verre Oosten, namelijk vijf pro
cent van het totale verbruik. Het is
evenwel voldoende om de prijzen op
de binnenlandse markt onder zware
druk te zetten. De industrie is boven
dien niet eensgezind genoeg om zich
gezamenlijk teweer te stellen tegen
deze prijsafbraak, terwijl de regering
tot nu toe schouderophalend verklaar
de dat men omwille van die vijf
procent niet de grenzen kan sluiten.
Zo worden de grenzen opengehou
den, waarbij het opvalt dat in prak
tisch alle handelsverdragen die Bene
lux met Oosteuropese landen sluit, zo'n
grote plaats voor de textiel wordt
ingenomen. De Commissie van de
E.E.G. heeft al eens gevraagd de
invoer te beperken, maar vrijmaking
van de handel verdient in Benelux de
voorkeur. De prijzen van het ruwe
katoen zijn nu vaak hoger dan de
garens zelf.
MELBOURNE (Reuter) De zeven
tienjarige Nederlander H. S. M. is in
de Australische stad Melbourne we
gens moord tot gevangenisstraf ver
oordeeld. Hij moet in de gevangenis
blijven tot de gouverneur van de staat
Victoria anders beslist.
De jongen zou in november het
zestienjarige Engelse meisje Veronica
Ann Underwood hebben vermoord. Het
ontklede lijk van het meisje was korte
gevonden.
M. heeft al die tijd ontkend de
moord te hebben gepleegd. Volgens
hem was zijn 24-jarige oom J. S. de
dader.
Voor de textielindustrie bestaat er
nog geen Europese Economische Ge
meenschap, zei onlangs dr. W. T.
Kroese, president-directeur van Nij-
verdal-Ten Cate. Met het wegvallen
van de invoerrechten in het handels
verkeer tussen Frankrijk, Duitsland,
Italië en Benelux verschijnen andere
hinderpalen: omzetbelastingen, admini
stratieve maatregelen e.d.
Het Italiaanse textielcentrum in Pra-
to levert wollenstoffen tegen prijzen
waartegen de meest moderne fabriek
in Tilburg niet op kan. Protesten van
Brussel uit helpen amper. De invoer
bracht het Nederlandse aandeel op de
eigen markt in enkele jaren tijds terug
van 88 tot 36 procent.
Tricot- en kousenfabrikant dr. C. N.
F. Swarttouw zegt: „Schrijf de E.E.G.
maar op je buik, zolang de landen een
politiek voeren gericht op bescherming
van de eigen industrie". Intussen groeit
wel de kloof met de landen die niet
zijn aangesloten bij de E.E.G.
In een tijd van hoogconjunctuur val
len die moeilijkheden niet zo op. De
terugslag in het economische leven legt
evenwel de zwakten open. De vraag
naar textiel en confectie neemt af. De
handel kan het zich niet permitteren
grote (en kostbare) voorraden aan te
houden, zéker niet van aan mode on
derhevige artikelen.
Eigenlijk overbodig personeel dat in
dienst werd gehouden voor het geval
grote orders plots zouden afkomen,
worden nu ontslagen. Andere bedrijven
verkorten de werktijd in afwachting
van nieuwe orders, die naar zij ver
trouwen, zeker zullen komen. Nevenbe-
drijven worden gekapt, de produktie
doelmatiger georganiseerd.
De banken draaien de kredietkraan
dicht. De zwakke broeders moeten slui
ten, of worden wel gedwongen de poor
ten te sluiten.
Is daarmee gezegd dat de textiel
ongezond is? Het zou een voorbarige
corjclusie zijn. De textielindustrie heeft
sinds de oorlog drie belangrijke fasen
doorlopen (eerst het inhalen van de
grote vraag, toen het wegvallen van de
Indonesische markt en het richten op
de wereldmarkt, vervolgens de concen
tratie op de E.E.G.). Terwijl bovendien
de kosten van levensonderhoud met 50
procent stegen, beperkte de textiel zich
tot 5 procent. Het zou heel wonderlijk
zijn indien de textielindustrie in deze
vierde fase (concentratie van bedrij
ven, verdere toepassing van moderne
produktiemethoden, zoeken naar nieu
we afzetgebieden) verstek zou laten
gaan.
Er is wel rust nodig en de mogelijk
heden tot aanpassing, bijvoorbeeld aan
het feit dat garens goedkoper zijn dan
het ruw katoen, grondstof voor spinne
rijen, aanpassing ook aan nieuwe, syn
thetische vezels. De consumptie blijft
stijgen, van 1412 miljoen gulden in 1965
naar waarschijnlijk 1740 miljoen gulden
in 1970. Het aandeel van de invoer ech
ter neemt toe van vijftig tot 59 procent.
De textielindustrie moet kansen krij
gen, eerlijke kansen op de binnenland
se markt, gelijke kansen op de Europe
se en wereldmarkt. Het steekt de
textielindustrie dat omwille van 750.000
mijnwerkwers in de E.E.G. vele maat
regelen worden getroffen, maar dat de
twee miljoen textielarbeiders in de zes
landen geen gemeenschappelijke zorg
kennen, maar bovenal dat ondanks
herhaalde klachten, vele rapporten, tal
loze gesprekken Den Haag aarzelt.
Eerst de massa-ontslagen hebben de
machine in beweging gebracht. Eerst
het sociale leed van duizenden werklo
zen dreef Kamerleden naar Twente.
Twente voelt zich nog steeds behan
deld als een uitboek van het land, een
streek dat in het hart van de Europese
gemeenschap ligt, maar in een gemeen
schap dat voor de textiel weinig ge-
Nu beseft men in Twente en ook in
Tilburg zeer wel dat de hand in eigen
boezem gestoken moet worden. Onder
linge argwaan, gebrek aan samenwer
king op het gebied van marktverken
ning en speurwerk verhinderen de vor
ming van één front. Te lang ook heeft
de textielindustrie de komst van ande
re bedrijven zo niet tegengehouden,
dan toch argwanend bekeken. De
werknemers zijn er nu het slachtoffer
van.
De textielindustrie heeft nu meer
dan ooit nodig:
1. Ii^esteringskredieten, die de uit-
breicmig, en de aanschaf van de mo
dernste machines moeten vergemakke
lijken
2. Afremming van de invoer tegen
dumpingsprijzen uit Oosteuropese lan
den
3. Toepassing van artikel 226 van het
verdrag van de E.E.G., die de wollen-
stoffenindustrie in Brabant moet be
schermen tegen de invoer uit Italië,
zolang de regering in Rome doorgaat
met bovenmatige steun aan de textiel
industrie rond Prato
4. Een grotere bundeling van krachten,
in de bedrijfstakken in de streek.
5. Een genadeloze doorlichting van de
gehele bedrijfstak in navolging van
het rapport-Keyzer over de scheeps
bouw op basis waarvan men met
hulp van de overheid de textielindus
trie kan aanpassen aan een nieuwe
markt, aan de grote technische moge
lijkheden.
ENSCHEDE De vraag naar perso
neel mag de afgelopen jaren zijn ge
slonken, de behoefte aan deskundigen
voor de textielindustrie zeker niet. Drs.
Pieter Berkouwer (41), directeur van
de Hogere Textielschool in Enschede,
heeft er dagelijks mee te maken. De
vraag naar zijn leerlingen is groot.
Zelfs uit Duitsland komen de onderne
mers stafmensen werven. Het tekort
aan deskundigen is niet bij te spijke
ren.
Drs. Berkouwer Stolwijker van ge
boorte, studeerde economie in Rotter
dam meldt wel een verminderde be
langstelling van de leerlingen voor de
zuiver technische textielopleiding, voor
al spinnen en weven. Ook voor de chemi
sche textielopleiding (verven .bleken
enz.) bestaat wat minder enthousiasme.
Als tegenhanger noemt hij de afde
lingen breien en confectie, die meer ge
wild zijn, afdelingen die ook in de prak
tijk naar verhouding steviger in het za
del zitten.
De Hogere Textielschool van de
heer Berkouwer mag het komende stu
diejaar nauwelijks deze naam meer
dragen. Het werkterrein van de school
in de loop der jaren toch al groter
geworden zal belangrijk worden uit
gebreid. Met de vlucht van de kunstve
zels en de automatic in de textiel zijn
steeds meer raakvlakken met andere
industrieën ontstaan.
De ondernemende directeur heeft
hierop voortdurend nieuwe „produk-
ten" ontwikkeld. Het komende jaar voor
ziet zijn school in de opleidinge: pro
cestechniek, chemische textieltechniek,
kunststoffenbereiding (inclusief rub
ber), verven en lakken, mechanische
textieltechniek. kunststoffenverwer-
king (incl. rubber) en papier. De (vier
jarige) opleidingen worden gevoed uit
een gemeenschappelijk basisjaar.
Vooral in de procesindustrie (olie
maatschappijen, chemische, voedings-
en genotmiddelenindustrie) is men bij
zonder tevreden met deze opleiding.
Enkele jaren geleden in 1964 luid
de de Vereniging de Nederlandse chemi
sche industrie al de noodklok over het
nijpende tekort aan kadermensen.
De positie van de stafmedewerker in
de textielindustrie is de laatste jaren
heel wat steviger geworden. Hoewel
het totale aantal werknemers in de
Nederlandse textielnijverheid van 1955
tot 1965 met tien procent terugliep, tot
ongeveer 110.000, steeg het percentage
niet-handarbeiders van 12,6 tot nege-
tien procent. Omdat de automatisering
(computers) ook in de administratie
veel mensen heeft vervangen, mag de
ze toeneming vooral op rekening van de
stafmensen worden geschreven.
DRS. P. BERKHOUWER:
GETOUWBAAS Klaas van Wij
fie (53) in Enschede, voor de tweede
tceer in ruim een jaar op straat om
dat een textielfabriek de poorten
sluit: ,Jn mijn vak kom ik niet
meer aan het werk. Jk betwijfel of
ik ooit weer in de textiel kom te
werken, want het wordt nog veel er
ger".
Opstandig is hij niet: ,J)at helpt
niet. Rustig de zaak bekijken, dan
zal het wel loslopen".
Achtendertig jaar werkte de heer
Van Wijhe bij de vorig jaar geslo
ten textielfabriek ,JIolland". Toen is
hij geen dag werkloos geweest: ,Jk
stapte zo over naar Ter Kuile Crom-
hoff, onlangs ook gesloten. Het loon
was wel iets minder, maar ik heb er
graag gewerkt. Nu kom ik niet meer
zo gauw aan het werk, want overal
is al werktijdverkorting en als ze
nog mensen aannemen dan zeker
niet iemand van 53. Ik voél me niet
oud, maar ja, de jaren tellen. Ik
denk wel eens: Wat beroerd voor die
ouderen, maar dan besef je ineens
dat je er ze,f bij hoort".
Het ergste lijkt het de heer Van
Wijhe dat hij straks „de hele dag
loopt te doellozen. Je kunt wel een
dag gaan vissen, maar de vólgende
dag weer vissen f Nou nee. Ik weet
niet wat het is, dat gedwongen niets
doen, want in de grote crisis ben ik
nooit werkloos geweest. De Holland
is de enige fabriek hier i« Enschede
geweest die helemaal heeft doorge
draaid".
Over de toekomst maakt hij zich
niet al te veel zorgen: „Ach, ik pak
van alles aan. Ik geloof wel dat ik
op de een of andere manier mijn
brood kan verdienen. Desnoods ga
ik stratenmaken of zoiets".
Wat zei zijn vrouw toen hij 's mid
dags thuis-kwam. „Ze wist het al,
want het was 's middags om twaalf
uur al over de radio geweeest. Wij
arbeiders wisten toen nog van
niets".
HENGELO De stormachtige ontwik
keling in de Twentse textielindustrie
heeft de belangstelling voor het wer
ken in deze bedrijfstak flink getem
perd. Vooral de jeugd toont minder ani
mo.
Onbegrijpelijk is dit niet, want behalve
de tegenwind van de laatste tijd, heeft
mechanisering en automatisering een
flinke bres geslagen in het legertje
mensen, dat zijn brood verdient in de
textiel. In Twente en de Achterhoek
werken nu nog zo'n 33.000 mannen en
vrouwen in deze nijverheid, een terug
gang van ongeveer vijftien procent
met een jaar of tien geleden.
Mensen die het weten kunnen, voor
zien een verdere inkrimping. Niet
zozeer omdat zij de toekomst zo som
ber beoordelen, maar omdat de techni
sche ontwikkeling in een stroomver
snelling is terechtgekomen: Machines
vervangen steeds meer mensen, zodat
met minder, maar deskundiger per
soneel een hogere produktie tot stand
kan komen.
Vandaar dat een Stichting Textielvak
gevestigd in Hengelo zich aller
minst uit de markt voelt geprijsd.
Opgericht na de oorlog om onder meer
de trek van de werknemers naar de
textielindustrie te bevorderen, heeft zij
sinds enige jaren de klemtoon verlegd
naar de kwaliteit van de arbeid.
Haar rijzige directeur, dr. Arnoud
Lode wijk van Schelven 53 zegt:
„Juist nu is er reden voor ons om door
te gaan. Steeds meer komt het aan op
de kwaliteit van de opleiding, van het
speurwerk, marktonderzoek, leidingge
ven en organiseren". De Stichting
bestuurd door werkgevers en werkne-
dient als katalysator.
AMSTERDAM Homofielen kunnen
worden genezen door hun zelfbeklag te
bestrijden. Zij lijden aan een, door
gaans uit de kinderjaren stammende
neurose, een storing van het zenuw
stelsel, die hen dwingt zichzelf te be
klagen. Aan het bestaan van zoge
naamde normale homofielen, die niet
aan een neurose lijden, moet worden
getwijfeld.
Dat zijn de conclusies van dr. G. J.
M. van den Aardweg, behandelend psy
choloog bij het Selectie-instituut van
het gevangeniswezen in Scheveningen,
die dezer dagen
aan de Universi
teit van Amster
dam promoveerde
op het proefschrift
Homofilie, neurose
en dwangzelfbe-
klag. In dit proef
schrift Polak
Uitgeversmaat
schappij brengt
het over twee we
ken als paperback
in de handel voor
12,50 gulden
rekent dr. Van
den Aardweg af
met allerlei onjuiste verouderde en
moderne opvattingen omtrent de homo
seksualiteit. Hij beperkt zich tot de
mannelijke homoseksualiteit. Zijn psy
chologische theorie over de homofilie
licht hij in de tweede helft van het
boek toe met een analyse van leven en
werk van de Franse auteur André
Gide.
Dr. G. J. M. van
den Aardweg
Een van de veel verbreide misvat
tingen is dat homofilie meestal samen
valt met verwijfdheid. Dr. Van den
Aardweg schrijft dat de opvallend ver
wijfden, onder wie zij die in hun kle
ding voor vrouwen willen doorgaan,
slechts een minderheid vormen.
De meeste homofielen blijken geen
gevaar op te leveren voor kinderen of
jonge jongens. Zij hebben doorgaans
voorkeur voor een vaste leeftijdsgroep.
Alleen een bepaalde groep onder hen
de homoseksuele pedofielen zoekt
contacten met jongens.
Homofielen zijn ook voor de weten
schapsman niet altijd makkelijk te
herkennen. Een verband tussen
lichaamsbouw en homoseksualiteit is
niet te vinden. Ook met psychologische
tests is het onderscheid niet eenvoudig
te maken, legt dr. Van den Aajrdweg
uit. Een van de methoden die ook
met homofielen die hun gerichtheid
wilden verbergen succes opleveren
is het meten van de verandering in
grootte van de pupillen van de proef
personen op het moment dat zij series
plaatjes van mannen, vrouwen en neu
trale voorstellingen bekijken.
Drs. Van den Aardweg waarschuwt
tegen de veronderstelling dat homofi
lie en misdadigheid veel zouden sa
mengaan. Hij heeft nagegaan welk
percentage homofielen zich in Neder
land onder de bevolking van de ge
vangenissen en andere gestichten be
vond. Daarbij kwam hij tot vijf pro
cent, een uitkomst die hij zag beves
tigd bij een onderzoek van een groep
recidivisten. Deze cijfers geven vol
gens hem geen steun aan de veronder
stelling dat onder delinquenten verhou
dingsgewijs veel homofielen zouden
voorkomen.
Het proefschrift roert ook de even
tuele erfelijkheid van homofilie aan.
Als die erfelijkheid zou bestaan zou in
families van homofielen meer homo
filie moeten voorkomen dan in andere
families. Moderne onderzoeken op dat
gebied hebben dat verband echter niet
kunnen vinden.
Wel blijken veel homofielen vaak
een dominerende overdreven tedere
of overdreven strenge moeder te
hebben gehad, die hen sterk aan zich
bond. De vader stond daarbij afzijdig
of vijandig. Het kind dat later homo
fiel zou worden was vaak een van de
jongste kinderen en moeders liefste.
De hoofdklacht van de homofiel ls
dat hij als kind „niet mee mocht
doen", omdat hij te dik, te dom, te
lelijk of iets anders was. „Hij hunkert
naar geaccepteerd worden door die
anderen of door één van hen. In deze
situatie kan zich nu een homoseksueel
verlangen ontwikkelen", schrijft dr.
Van den Aardweg.
„Het verlangen naar homoseksueel
contact is dus een smeken om waar
dering (aanvaarding) door degene(n)
die is zoals het verdrietige kind denkt
zelf niet te zijn". Seksuele jongens
spelletjes kunnen daarbij van beslis
sende invloed zijn.
Het bezien van de homofiel als neu
roselijder betekent dat hij kan probe
ren een heteroseseksueel mens te wor
den door zich te laten behandelen als
lijder aan een neurose. Lichamelijke
behandelingen hormoneninjecties en
zelfs castratie blijken immers wei
nig effect te sorteren.
Sommige onderzoekers boekten meer
dan vijftig procent succes met behan
deling door psychoanalyse. Uitvoerig
beschrijft daarnaast dr. Van den Aard
weg het hyperdramatiseren, een ge
neeswijze die het gevangeniswezen
met succes toepast op verschillende
soorten neurotici. De patiënt moet le
ren het zelfbeklag dat bij hem opkomt
zo te overdrijven dat hij het belache
lijke ervan gaat inzien. Op den duur
komen de klachten dan „niet meer
boven". Op homofielen toegepast richt
deze geneeswijze zich dus niet zozeer
op de homoseksuele impuls, maar op
alle mogelijke uitingen van zelfbeklag
omdat de homoseksuele impuls wordt
beschouwd als een uitvloeisel van dit
zelfbeklag.
Dr. Van den Aardweg heeft hiermee
verschillende gevallen van homofilie
zien genezen, een genezing die in twee
gevallen die hij beschrijft uitmondde,
in een gelukkig huwelijk.
Dr. Van Schelven, de Amsterdamse
historicus die een proefschrift schreef
over admiraal Philips van Almonde,
voelt zich na zeventien jaar Hengelo
een volbloed textielman. Behalve aan
de kwaliteiten van de werknemer sleu
telt hij ook graag aan de omstandighe
den, waaronder die man zijn plicht in
de fabriek doet. Want volgens hem is
ook daar verbetering mogelijk.
Zijn diagnose in menig bedrijf („maar
dat geldt echt niet alleen voor Twente
of de textielindustrie"): „Hoe hoger
een man in de organisatie komt, hoe
meer hij moet en mag meedenken.
Maar des te lager hij staatdes te
minder wordt van zijn denkvermogens
gebruik gemaakt".
Conclusie: „Hier liggen enorme terrei
nen braak. Terreinen die moeten wor
den opengelegd. Want de samenleving
van nu geeft de mensen, met meer
kennis bemand, vrijwel overal grotere
mogelijkheden tot kiezen. Alleen in de
bedrijven waar zij werken ontbreken
die, wat leidt tot onlustgevoelens, tot
een te geringe bereidheid om zich
volkomen aan de taak te geven".
„In een krappe arbeidsmarkt heeft dit
tot gevolg dat de mensen van baan
veranderen. In een ruime arbeidsmarkt
dat zij blijven zitten, maar toch niet
gestimuleerd worden om het maximum
te geven."
Voor dr. Van Schelven is het doel van
een onderneming ook niet winst ma
ken. „Winst is alleen een meter dat je
het goed hebt gedaan". In zijn visie zal
een ondernemer moeten zorgen dat de
verwachtingen van allensdie aan het
bedrijf verbonden zijn (werknemer,
aandeelhouder, de afnemer en hijzelf)
zoveel mogelijk sarqenvallen en wor
den verwezenlijkt.
Deze vorm van denken probeert hij in
de textiel wereld over te planten. Want
ook dat zal helpen de bedrijfstak
sterker te maken. „Een grotere verant
woordelijkheid bij de werknemer prik
kelt tot grotere prestaties en zal de
wendbaarheid van (modegevoelige) be
drijven vergroten.
DEN HAAG Midden-Delfland
ruim genomen het gebied tussen Delft,
Maassluis en Rotterdam zal in de
komende twintig jaar geschikt worden
gemaakt voor de openluchtrecreatie.
Een „Stichting onderzoek Midden-Delf
land", waarin de provincie en een aan
tal gemeenten zijn vertegenwoordigd,
heeft een plan opgesteld dat ook de in
stemming van de rijksoverheid heeft
gekregen. Het gehele project zal een
bedrag vergen van 275 miljoen gulden.
Daarvan zullen 175 miljoen gulden ten
laste van de gemeenschap komen.
Met de uitvoering van de eerste fase
zal in afwachting van een gemeen
schappelijke regeling nog dit jaar
worden begonnen.
Het bestuur van de stichting heeft
berekend dat in 1985 van de open
ruimte tussen Delft en de steden aan
de Nieuwe Waterweg duizend tot vijf
tienhonderd hectaren een bos of
parkachtige aanblik zullen hebben.
Volgens de Provinciale Planologische
Dienst zou een dergelijk ontspannings-
gebied aan zestig tot honderddui
zend mensen verpozing kunnen bieden.
De beplanting zal aansluiten aan de
buitenwijken van de steden. Er blijft
dan nog voldoende open landschap
over voor de boer en de „wijde blik".
De streek zal met name worden rijp
gemaakt voor de dag- en weekeindre-
creatie, er zal gelegenheid moeten zijn
voor de meest uiteenlopende vrije
sportbeoefening.