Goedkope invoer uit Oost-Europa en Hongkong moet worden geremd Naar deskundigen nog veel vraag Jeugd heeft er al minder zin in Door bestrijding van dwang-zelfbeklag zou homofilie te genezen zijn Werkgelegenheid in Twente en Brabant wordt bedreigd door sluitingenfusiesreorganisaties en massa-ontslagen VOOR DE TWEEDE KEER ZONDER WERK tussen Delft en Rotterdam' Nederlander in Australië veroordeeld Niet in te halen tekort aan stafpersoneel „In mijn vak niet meer aan bod Proefschrift van psycholoog bij gevangeniswezen Herkenning Psychoanalyse In Twente en Noord-Brabant vallen zware klappen. De traditionele werkgelegenheid in deze streken wordt onder mijnd door sluitingen, fusies en reorganisaties. Massa-ont slagen volgen elkaar in een snel tempo op. De textielindus trie blijkt niet zo solide te zijn als het leek. De uittocht uit de textielindustrie is een al jaren bestaand proces. Van 118.000 werknemers in 1955 liep de personeelsbezetting terug tot 98.000 man nu. Die ontwikkeling gaat door en rond 1970 zullen waarschijnlijk nog maar 71.000 mannen en vrouwen hun brood in de textiel verdienen. PREMIES GROTE PLAATS ZWAKTE GELIJKE KANSEN VOORWAARDEN MEER GEWILD TEVREDEN JONG TWENTE LOOPT NIET HARD MEER NAAR TEXTIELFABRIEK K. „SAMENVALLEN" TEXTIELINDUSTRIE BEHOEFT MAATREGELEN De grootste moeilijkheden doen rich voor in de wollenstoffenindustrie. voor namelijk in Midden-Brabant geconcen treerd en de katoen-, rayon- en lin nen industrie in Twente en de Achter hoek. De oorzaken rijn velerlei: Van oudsher is de textielindustrie een familiebedrijf, gesticht in de vori ge eeuw, vaak met steun van de overheid, die met name aan de Twent se industrie een afzetgebied in het oude Indië garandeerde. De bedrijven groeiden, de familie hield de teugels vaak met kracht en inzicht in handen. De band tussen familie en bedrijf verslapte evenwel in de loop der jaren. De belangstelling taande. Zoons zoch ten zich elders een beroep en trokken hun geld uit de zaak terug, daarmee financiële moeilijkheden veroorzakend die vanwege het besloten karakter van de bedrijven vaak niet door een beroep op de open kapitaalmarkt konden wor den opgeheven. Na de oorlog werden traditionele afzetgebieden afgesloten. Indonesië viel in 1958 weg. Andere Aziatische en Afrikaanse markten werden onbereik baar. De jonge landen begonnen zelf aan de opbouw van een textielindustrie en sloten de grenzen voor de Europese fabrikanten. Deze maatregelen troffen niet alleen Nederland. Ook de andere landen gin gen fcieronder gebukt en zochten zich nieuwe afzetgebieden, waar zij elkaar voor de voeten liepen. Een forse prijsconcurrentie was het onherroepe lijk gevolg. De jonge landen zochten voor hun snel groeiende produktie afzetgebieden in het Westen. De staat toonde zich daarbij een krachtig stimulator. Be kend is dat de Indiase regering de binnenlandse textielindustrie steunt met exportpremies, met een deel van de deviezenopbrengst die dan weer op de zwarte deviezenmarkt aan de man wordt gebracht. Daartegenover staat dat de Indiase fabrikanten worden beboet als zij niet voldoende exporte ren, wanneer zij op de veilig afgesloten binnenlandse markten hoge prijzen kunnen maken. De communistische landen nestelen zich steeds sterker op de Europese markt. De prijzen die zij berekenen zijn politieke prijzen, die in geen enkele verhouding tot de kostprijzen behoe ven te staan. Nederland is daarbij een belangrijk bruggehoofd, dank zij de traditionele vrijhandelspolitiek. Gevolg is dat Nederland koploper is bij de invoer van Oosteuropese textiel zoals blijkt: Per hoofd van de bevolking (in dollars uitgedrukt) is de invoer van garens, weefsels en kleding per jaar: Uit O.-Europa Totaal Nederland 23 1.18 België/Luxemburg 13 0,82 West-Duitsland 8 0,51 Engeland 6 0,30 Frankrijk 2,5 0,135 Ver. Staten 2 0,045 Italië 1,5 0,125 De totale invoer uit Oost-Europa is praktisch even groot als de invoer uit het Verre Oosten, namelijk vijf pro cent van het totale verbruik. Het is evenwel voldoende om de prijzen op de binnenlandse markt onder zware druk te zetten. De industrie is boven dien niet eensgezind genoeg om zich gezamenlijk teweer te stellen tegen deze prijsafbraak, terwijl de regering tot nu toe schouderophalend verklaar de dat men omwille van die vijf procent niet de grenzen kan sluiten. Zo worden de grenzen opengehou den, waarbij het opvalt dat in prak tisch alle handelsverdragen die Bene lux met Oosteuropese landen sluit, zo'n grote plaats voor de textiel wordt ingenomen. De Commissie van de E.E.G. heeft al eens gevraagd de invoer te beperken, maar vrijmaking van de handel verdient in Benelux de voorkeur. De prijzen van het ruwe katoen zijn nu vaak hoger dan de garens zelf. MELBOURNE (Reuter) De zeven tienjarige Nederlander H. S. M. is in de Australische stad Melbourne we gens moord tot gevangenisstraf ver oordeeld. Hij moet in de gevangenis blijven tot de gouverneur van de staat Victoria anders beslist. De jongen zou in november het zestienjarige Engelse meisje Veronica Ann Underwood hebben vermoord. Het ontklede lijk van het meisje was korte gevonden. M. heeft al die tijd ontkend de moord te hebben gepleegd. Volgens hem was zijn 24-jarige oom J. S. de dader. Voor de textielindustrie bestaat er nog geen Europese Economische Ge meenschap, zei onlangs dr. W. T. Kroese, president-directeur van Nij- verdal-Ten Cate. Met het wegvallen van de invoerrechten in het handels verkeer tussen Frankrijk, Duitsland, Italië en Benelux verschijnen andere hinderpalen: omzetbelastingen, admini stratieve maatregelen e.d. Het Italiaanse textielcentrum in Pra- to levert wollenstoffen tegen prijzen waartegen de meest moderne fabriek in Tilburg niet op kan. Protesten van Brussel uit helpen amper. De invoer bracht het Nederlandse aandeel op de eigen markt in enkele jaren tijds terug van 88 tot 36 procent. Tricot- en kousenfabrikant dr. C. N. F. Swarttouw zegt: „Schrijf de E.E.G. maar op je buik, zolang de landen een politiek voeren gericht op bescherming van de eigen industrie". Intussen groeit wel de kloof met de landen die niet zijn aangesloten bij de E.E.G. In een tijd van hoogconjunctuur val len die moeilijkheden niet zo op. De terugslag in het economische leven legt evenwel de zwakten open. De vraag naar textiel en confectie neemt af. De handel kan het zich niet permitteren grote (en kostbare) voorraden aan te houden, zéker niet van aan mode on derhevige artikelen. Eigenlijk overbodig personeel dat in dienst werd gehouden voor het geval grote orders plots zouden afkomen, worden nu ontslagen. Andere bedrijven verkorten de werktijd in afwachting van nieuwe orders, die naar zij ver trouwen, zeker zullen komen. Nevenbe- drijven worden gekapt, de produktie doelmatiger georganiseerd. De banken draaien de kredietkraan dicht. De zwakke broeders moeten slui ten, of worden wel gedwongen de poor ten te sluiten. Is daarmee gezegd dat de textiel ongezond is? Het zou een voorbarige corjclusie zijn. De textielindustrie heeft sinds de oorlog drie belangrijke fasen doorlopen (eerst het inhalen van de grote vraag, toen het wegvallen van de Indonesische markt en het richten op de wereldmarkt, vervolgens de concen tratie op de E.E.G.). Terwijl bovendien de kosten van levensonderhoud met 50 procent stegen, beperkte de textiel zich tot 5 procent. Het zou heel wonderlijk zijn indien de textielindustrie in deze vierde fase (concentratie van bedrij ven, verdere toepassing van moderne produktiemethoden, zoeken naar nieu we afzetgebieden) verstek zou laten gaan. Er is wel rust nodig en de mogelijk heden tot aanpassing, bijvoorbeeld aan het feit dat garens goedkoper zijn dan het ruw katoen, grondstof voor spinne rijen, aanpassing ook aan nieuwe, syn thetische vezels. De consumptie blijft stijgen, van 1412 miljoen gulden in 1965 naar waarschijnlijk 1740 miljoen gulden in 1970. Het aandeel van de invoer ech ter neemt toe van vijftig tot 59 procent. De textielindustrie moet kansen krij gen, eerlijke kansen op de binnenland se markt, gelijke kansen op de Europe se en wereldmarkt. Het steekt de textielindustrie dat omwille van 750.000 mijnwerkwers in de E.E.G. vele maat regelen worden getroffen, maar dat de twee miljoen textielarbeiders in de zes landen geen gemeenschappelijke zorg kennen, maar bovenal dat ondanks herhaalde klachten, vele rapporten, tal loze gesprekken Den Haag aarzelt. Eerst de massa-ontslagen hebben de machine in beweging gebracht. Eerst het sociale leed van duizenden werklo zen dreef Kamerleden naar Twente. Twente voelt zich nog steeds behan deld als een uitboek van het land, een streek dat in het hart van de Europese gemeenschap ligt, maar in een gemeen schap dat voor de textiel weinig ge- Nu beseft men in Twente en ook in Tilburg zeer wel dat de hand in eigen boezem gestoken moet worden. Onder linge argwaan, gebrek aan samenwer king op het gebied van marktverken ning en speurwerk verhinderen de vor ming van één front. Te lang ook heeft de textielindustrie de komst van ande re bedrijven zo niet tegengehouden, dan toch argwanend bekeken. De werknemers zijn er nu het slachtoffer van. De textielindustrie heeft nu meer dan ooit nodig: 1. Ii^esteringskredieten, die de uit- breicmig, en de aanschaf van de mo dernste machines moeten vergemakke lijken 2. Afremming van de invoer tegen dumpingsprijzen uit Oosteuropese lan den 3. Toepassing van artikel 226 van het verdrag van de E.E.G., die de wollen- stoffenindustrie in Brabant moet be schermen tegen de invoer uit Italië, zolang de regering in Rome doorgaat met bovenmatige steun aan de textiel industrie rond Prato 4. Een grotere bundeling van krachten, in de bedrijfstakken in de streek. 5. Een genadeloze doorlichting van de gehele bedrijfstak in navolging van het rapport-Keyzer over de scheeps bouw op basis waarvan men met hulp van de overheid de textielindus trie kan aanpassen aan een nieuwe markt, aan de grote technische moge lijkheden. ENSCHEDE De vraag naar perso neel mag de afgelopen jaren zijn ge slonken, de behoefte aan deskundigen voor de textielindustrie zeker niet. Drs. Pieter Berkouwer (41), directeur van de Hogere Textielschool in Enschede, heeft er dagelijks mee te maken. De vraag naar zijn leerlingen is groot. Zelfs uit Duitsland komen de onderne mers stafmensen werven. Het tekort aan deskundigen is niet bij te spijke ren. Drs. Berkouwer Stolwijker van ge boorte, studeerde economie in Rotter dam meldt wel een verminderde be langstelling van de leerlingen voor de zuiver technische textielopleiding, voor al spinnen en weven. Ook voor de chemi sche textielopleiding (verven .bleken enz.) bestaat wat minder enthousiasme. Als tegenhanger noemt hij de afde lingen breien en confectie, die meer ge wild zijn, afdelingen die ook in de prak tijk naar verhouding steviger in het za del zitten. De Hogere Textielschool van de heer Berkouwer mag het komende stu diejaar nauwelijks deze naam meer dragen. Het werkterrein van de school in de loop der jaren toch al groter geworden zal belangrijk worden uit gebreid. Met de vlucht van de kunstve zels en de automatic in de textiel zijn steeds meer raakvlakken met andere industrieën ontstaan. De ondernemende directeur heeft hierop voortdurend nieuwe „produk- ten" ontwikkeld. Het komende jaar voor ziet zijn school in de opleidinge: pro cestechniek, chemische textieltechniek, kunststoffenbereiding (inclusief rub ber), verven en lakken, mechanische textieltechniek. kunststoffenverwer- king (incl. rubber) en papier. De (vier jarige) opleidingen worden gevoed uit een gemeenschappelijk basisjaar. Vooral in de procesindustrie (olie maatschappijen, chemische, voedings- en genotmiddelenindustrie) is men bij zonder tevreden met deze opleiding. Enkele jaren geleden in 1964 luid de de Vereniging de Nederlandse chemi sche industrie al de noodklok over het nijpende tekort aan kadermensen. De positie van de stafmedewerker in de textielindustrie is de laatste jaren heel wat steviger geworden. Hoewel het totale aantal werknemers in de Nederlandse textielnijverheid van 1955 tot 1965 met tien procent terugliep, tot ongeveer 110.000, steeg het percentage niet-handarbeiders van 12,6 tot nege- tien procent. Omdat de automatisering (computers) ook in de administratie veel mensen heeft vervangen, mag de ze toeneming vooral op rekening van de stafmensen worden geschreven. DRS. P. BERKHOUWER: GETOUWBAAS Klaas van Wij fie (53) in Enschede, voor de tweede tceer in ruim een jaar op straat om dat een textielfabriek de poorten sluit: ,Jn mijn vak kom ik niet meer aan het werk. Jk betwijfel of ik ooit weer in de textiel kom te werken, want het wordt nog veel er ger". Opstandig is hij niet: ,J)at helpt niet. Rustig de zaak bekijken, dan zal het wel loslopen". Achtendertig jaar werkte de heer Van Wijhe bij de vorig jaar geslo ten textielfabriek ,JIolland". Toen is hij geen dag werkloos geweest: ,Jk stapte zo over naar Ter Kuile Crom- hoff, onlangs ook gesloten. Het loon was wel iets minder, maar ik heb er graag gewerkt. Nu kom ik niet meer zo gauw aan het werk, want overal is al werktijdverkorting en als ze nog mensen aannemen dan zeker niet iemand van 53. Ik voél me niet oud, maar ja, de jaren tellen. Ik denk wel eens: Wat beroerd voor die ouderen, maar dan besef je ineens dat je er ze,f bij hoort". Het ergste lijkt het de heer Van Wijhe dat hij straks „de hele dag loopt te doellozen. Je kunt wel een dag gaan vissen, maar de vólgende dag weer vissen f Nou nee. Ik weet niet wat het is, dat gedwongen niets doen, want in de grote crisis ben ik nooit werkloos geweest. De Holland is de enige fabriek hier i« Enschede geweest die helemaal heeft doorge draaid". Over de toekomst maakt hij zich niet al te veel zorgen: „Ach, ik pak van alles aan. Ik geloof wel dat ik op de een of andere manier mijn brood kan verdienen. Desnoods ga ik stratenmaken of zoiets". Wat zei zijn vrouw toen hij 's mid dags thuis-kwam. „Ze wist het al, want het was 's middags om twaalf uur al over de radio geweeest. Wij arbeiders wisten toen nog van niets". HENGELO De stormachtige ontwik keling in de Twentse textielindustrie heeft de belangstelling voor het wer ken in deze bedrijfstak flink getem perd. Vooral de jeugd toont minder ani mo. Onbegrijpelijk is dit niet, want behalve de tegenwind van de laatste tijd, heeft mechanisering en automatisering een flinke bres geslagen in het legertje mensen, dat zijn brood verdient in de textiel. In Twente en de Achterhoek werken nu nog zo'n 33.000 mannen en vrouwen in deze nijverheid, een terug gang van ongeveer vijftien procent met een jaar of tien geleden. Mensen die het weten kunnen, voor zien een verdere inkrimping. Niet zozeer omdat zij de toekomst zo som ber beoordelen, maar omdat de techni sche ontwikkeling in een stroomver snelling is terechtgekomen: Machines vervangen steeds meer mensen, zodat met minder, maar deskundiger per soneel een hogere produktie tot stand kan komen. Vandaar dat een Stichting Textielvak gevestigd in Hengelo zich aller minst uit de markt voelt geprijsd. Opgericht na de oorlog om onder meer de trek van de werknemers naar de textielindustrie te bevorderen, heeft zij sinds enige jaren de klemtoon verlegd naar de kwaliteit van de arbeid. Haar rijzige directeur, dr. Arnoud Lode wijk van Schelven 53 zegt: „Juist nu is er reden voor ons om door te gaan. Steeds meer komt het aan op de kwaliteit van de opleiding, van het speurwerk, marktonderzoek, leidingge ven en organiseren". De Stichting bestuurd door werkgevers en werkne- dient als katalysator. AMSTERDAM Homofielen kunnen worden genezen door hun zelfbeklag te bestrijden. Zij lijden aan een, door gaans uit de kinderjaren stammende neurose, een storing van het zenuw stelsel, die hen dwingt zichzelf te be klagen. Aan het bestaan van zoge naamde normale homofielen, die niet aan een neurose lijden, moet worden getwijfeld. Dat zijn de conclusies van dr. G. J. M. van den Aardweg, behandelend psy choloog bij het Selectie-instituut van het gevangeniswezen in Scheveningen, die dezer dagen aan de Universi teit van Amster dam promoveerde op het proefschrift Homofilie, neurose en dwangzelfbe- klag. In dit proef schrift Polak Uitgeversmaat schappij brengt het over twee we ken als paperback in de handel voor 12,50 gulden rekent dr. Van den Aardweg af met allerlei onjuiste verouderde en moderne opvattingen omtrent de homo seksualiteit. Hij beperkt zich tot de mannelijke homoseksualiteit. Zijn psy chologische theorie over de homofilie licht hij in de tweede helft van het boek toe met een analyse van leven en werk van de Franse auteur André Gide. Dr. G. J. M. van den Aardweg Een van de veel verbreide misvat tingen is dat homofilie meestal samen valt met verwijfdheid. Dr. Van den Aardweg schrijft dat de opvallend ver wijfden, onder wie zij die in hun kle ding voor vrouwen willen doorgaan, slechts een minderheid vormen. De meeste homofielen blijken geen gevaar op te leveren voor kinderen of jonge jongens. Zij hebben doorgaans voorkeur voor een vaste leeftijdsgroep. Alleen een bepaalde groep onder hen de homoseksuele pedofielen zoekt contacten met jongens. Homofielen zijn ook voor de weten schapsman niet altijd makkelijk te herkennen. Een verband tussen lichaamsbouw en homoseksualiteit is niet te vinden. Ook met psychologische tests is het onderscheid niet eenvoudig te maken, legt dr. Van den Aajrdweg uit. Een van de methoden die ook met homofielen die hun gerichtheid wilden verbergen succes opleveren is het meten van de verandering in grootte van de pupillen van de proef personen op het moment dat zij series plaatjes van mannen, vrouwen en neu trale voorstellingen bekijken. Drs. Van den Aardweg waarschuwt tegen de veronderstelling dat homofi lie en misdadigheid veel zouden sa mengaan. Hij heeft nagegaan welk percentage homofielen zich in Neder land onder de bevolking van de ge vangenissen en andere gestichten be vond. Daarbij kwam hij tot vijf pro cent, een uitkomst die hij zag beves tigd bij een onderzoek van een groep recidivisten. Deze cijfers geven vol gens hem geen steun aan de veronder stelling dat onder delinquenten verhou dingsgewijs veel homofielen zouden voorkomen. Het proefschrift roert ook de even tuele erfelijkheid van homofilie aan. Als die erfelijkheid zou bestaan zou in families van homofielen meer homo filie moeten voorkomen dan in andere families. Moderne onderzoeken op dat gebied hebben dat verband echter niet kunnen vinden. Wel blijken veel homofielen vaak een dominerende overdreven tedere of overdreven strenge moeder te hebben gehad, die hen sterk aan zich bond. De vader stond daarbij afzijdig of vijandig. Het kind dat later homo fiel zou worden was vaak een van de jongste kinderen en moeders liefste. De hoofdklacht van de homofiel ls dat hij als kind „niet mee mocht doen", omdat hij te dik, te dom, te lelijk of iets anders was. „Hij hunkert naar geaccepteerd worden door die anderen of door één van hen. In deze situatie kan zich nu een homoseksueel verlangen ontwikkelen", schrijft dr. Van den Aardweg. „Het verlangen naar homoseksueel contact is dus een smeken om waar dering (aanvaarding) door degene(n) die is zoals het verdrietige kind denkt zelf niet te zijn". Seksuele jongens spelletjes kunnen daarbij van beslis sende invloed zijn. Het bezien van de homofiel als neu roselijder betekent dat hij kan probe ren een heteroseseksueel mens te wor den door zich te laten behandelen als lijder aan een neurose. Lichamelijke behandelingen hormoneninjecties en zelfs castratie blijken immers wei nig effect te sorteren. Sommige onderzoekers boekten meer dan vijftig procent succes met behan deling door psychoanalyse. Uitvoerig beschrijft daarnaast dr. Van den Aard weg het hyperdramatiseren, een ge neeswijze die het gevangeniswezen met succes toepast op verschillende soorten neurotici. De patiënt moet le ren het zelfbeklag dat bij hem opkomt zo te overdrijven dat hij het belache lijke ervan gaat inzien. Op den duur komen de klachten dan „niet meer boven". Op homofielen toegepast richt deze geneeswijze zich dus niet zozeer op de homoseksuele impuls, maar op alle mogelijke uitingen van zelfbeklag omdat de homoseksuele impuls wordt beschouwd als een uitvloeisel van dit zelfbeklag. Dr. Van den Aardweg heeft hiermee verschillende gevallen van homofilie zien genezen, een genezing die in twee gevallen die hij beschrijft uitmondde, in een gelukkig huwelijk. Dr. Van Schelven, de Amsterdamse historicus die een proefschrift schreef over admiraal Philips van Almonde, voelt zich na zeventien jaar Hengelo een volbloed textielman. Behalve aan de kwaliteiten van de werknemer sleu telt hij ook graag aan de omstandighe den, waaronder die man zijn plicht in de fabriek doet. Want volgens hem is ook daar verbetering mogelijk. Zijn diagnose in menig bedrijf („maar dat geldt echt niet alleen voor Twente of de textielindustrie"): „Hoe hoger een man in de organisatie komt, hoe meer hij moet en mag meedenken. Maar des te lager hij staatdes te minder wordt van zijn denkvermogens gebruik gemaakt". Conclusie: „Hier liggen enorme terrei nen braak. Terreinen die moeten wor den opengelegd. Want de samenleving van nu geeft de mensen, met meer kennis bemand, vrijwel overal grotere mogelijkheden tot kiezen. Alleen in de bedrijven waar zij werken ontbreken die, wat leidt tot onlustgevoelens, tot een te geringe bereidheid om zich volkomen aan de taak te geven". „In een krappe arbeidsmarkt heeft dit tot gevolg dat de mensen van baan veranderen. In een ruime arbeidsmarkt dat zij blijven zitten, maar toch niet gestimuleerd worden om het maximum te geven." Voor dr. Van Schelven is het doel van een onderneming ook niet winst ma ken. „Winst is alleen een meter dat je het goed hebt gedaan". In zijn visie zal een ondernemer moeten zorgen dat de verwachtingen van allensdie aan het bedrijf verbonden zijn (werknemer, aandeelhouder, de afnemer en hijzelf) zoveel mogelijk sarqenvallen en wor den verwezenlijkt. Deze vorm van denken probeert hij in de textiel wereld over te planten. Want ook dat zal helpen de bedrijfstak sterker te maken. „Een grotere verant woordelijkheid bij de werknemer prik kelt tot grotere prestaties en zal de wendbaarheid van (modegevoelige) be drijven vergroten. DEN HAAG Midden-Delfland ruim genomen het gebied tussen Delft, Maassluis en Rotterdam zal in de komende twintig jaar geschikt worden gemaakt voor de openluchtrecreatie. Een „Stichting onderzoek Midden-Delf land", waarin de provincie en een aan tal gemeenten zijn vertegenwoordigd, heeft een plan opgesteld dat ook de in stemming van de rijksoverheid heeft gekregen. Het gehele project zal een bedrag vergen van 275 miljoen gulden. Daarvan zullen 175 miljoen gulden ten laste van de gemeenschap komen. Met de uitvoering van de eerste fase zal in afwachting van een gemeen schappelijke regeling nog dit jaar worden begonnen. Het bestuur van de stichting heeft berekend dat in 1985 van de open ruimte tussen Delft en de steden aan de Nieuwe Waterweg duizend tot vijf tienhonderd hectaren een bos of parkachtige aanblik zullen hebben. Volgens de Provinciale Planologische Dienst zou een dergelijk ontspannings- gebied aan zestig tot honderddui zend mensen verpozing kunnen bieden. De beplanting zal aansluiten aan de buitenwijken van de steden. Er blijft dan nog voldoende open landschap over voor de boer en de „wijde blik". De streek zal met name worden rijp gemaakt voor de dag- en weekeindre- creatie, er zal gelegenheid moeten zijn voor de meest uiteenlopende vrije sportbeoefening.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9