Liefhebbers in boerenland van Veluwezoom
Jeugdj
T wickel
aren
°P
Apeldoomse notaris schreef boek over Achterhoek
H* boek bevat meer over vergeten lief
hebberij, ambacht en beroep, bijv.
het houtskoolbranden en eekschillen, de
oude wagenmakerij, plattelandsvermaken,
watermolens, het losse hoes en familie
geesten sommige reeds door de meedo
genloze tred van de tijd vermorzeld, an
dere misschien nog ergens in een vergeten
uithoek voortdommelend, doch altoos de
moeite waard ze in toegenegenheid tot een
vorig geslacht te gedenken. Daartoe
draagt Michel thans het zijne in dit rus
tige, maar smaakvol uitgegeven boek bij;
het bezit geen pretenties en eigendunk
zoekt ge er tevergeefs in. Hij draagt op
zijn manier, zonder zelfgenoegzaamheid,
een steentje bij tot de landelijke historie
van een der mooiste gebieden van Neder
land en het is veel waard, dat hij alles
uit eigen beleving kon meedelen. Daarom
mag het tot op zekere hoogte als een waar
document humain worden beschouwd; ho
ger aspiraties zal de samensteller van de
ze dertig vlot geschreven hoofdstukken,
trouwens niet hebben gekoesterd.
0
„Wie doet alles met de peerde...!"
Wie doet alles met de peerde..."
In het brede, wijde welvarende boeren
land langs de IJssel onder Brummen,
doet zo'n opmerking in deze tijd wat
vreemd aan. Vore na vore trekt de boe
renknecht Johan Aalders daar met zijn
driespan door de llcht-zavelige akkers. Op
het einde van het kaarsrechte lijnenspel
hebben we even op de ploeger met zijn
paarden staan wachten. Ja, hij zegt 't met
trots: „Wie doet alles met de peerde...!"
Daarom is hij de eerste, want overal el
ders in het nog natte land kunnen de trac
tors nog niets beginnen. Ze zouden met
hun brede banden de grond, die zo nodig
wat los moet, dicht stampen.
Lichtvoetig gaan Deraldine, Annet en
Kwiebus, aan de hand van een meester-
ploeger, over het land. Eerder ploegen be
tekent ook meer zaai-mogelijkheden en
niet zelden eerder een groen waas over
het land.
Johan Aalders stuurt zijn driespan on
berispelijk en met veel plezier. Als men
hem vraagt wat hij van deze paardentrac-
tie denkt, krijgt men een heel verhaal.
Maar zó is het natuurlijk niet helemaal.
Johan is de laatste der ploegers achter het
paardenspan, of hij wil of niet. Als de
weersomstandigheden straks wat beter
worden, brommen de mechanische paar-
dekrachten weer volop. Het is buiten kijf
dat de stand tussen de twee verschillende
soorten pk's beslist is. Over de noodzaak
van mechanisatie behoeft niet meer gedis
cussieerd te worden. Het pleit is wel be
slecht en als iemand, zoals Johan Aalders,
nog een beetje van vroeger probeert vast
te houden en de technische middelen wat
naar de achtergrond probeert te praten,
laat hij alleen maar zijn hart spreken.
lohan Aalders is de laatste der Mohika-
nen. Zijn baas, de landbouwer G. W. H.
Gerritsen, die ons op zijn grote boerderij
op de Cortenoever ontving, ziet het paar
denleven uiteraard wat genuanceerder.
„Natuurlijk, ik zou het ook met trekkers
kunnen laten doen, maar dan was ik geen
boer meer dat staat vast! Ik kan mijn
paarden niet missen. Economisch gerede
neerd is dat natuurlijk niet helemaal Juist,
maar ja, ik vind, dat je nu eenmaal niet
alles in het leven economisch kan berede
neren."
De heer Gerritsen heeft twaalf paarden
op de boerderij. Drie liepen er voor de
ploeg toen wij even in Cortenoever aan
wipten, twee dolden uit in de vroege voor
jaarswind over de weide, zeven stonden er
op stal waarvan één in een knusse,
warme stal.
Die laatste is Geraldine, geboren in de
oorlogsjaren van 1942. Niet minder dan 19
nakomelingen kreeg deze mooie kernmer
rie en nu kin ze niet meer. Op haar vroe
ger fluweelzachte bovenlip krult een har
de, stugge snor. Geraldine heeft afge
daan; ze werd bedankt voor haar diensten
maar mocht blijven leven. Langs haar
stal vliegen de jaarlingen en tweejarigen
als wilden door de wei.
De hele situatie op en rondom de boerde
rij van de heer Gerritsen typeert de
paardenfamilie op deze hoeve, waar na
tuurlijk rationeel moet worden gedacht,
maar waar niettemin een plaatsje is over
gebleven voor iets anders voor een lief
hebberij waarin tijd en geld èndere waar
den hebben.
De heer Gerritsen heeft zijn liefhebberij
ln paarden een aparte wending gegeven.
Er wordt met zijn dieren gefokt en het
moet gezegd worden dat de halfbloedfok
kerij in Nederland bij verschillende fok
kers niet alleen een aardige hobby is,
maar bovendien een zoals de heer Ger
ritsen het zegt: „Een goed lonende zaak."
Twee vliegen dus in één klap daar, onder
de gemeente Brummen.
„Ik heb het geluk", zegt de heer Gerrit
sen, „dat ik een van die zeldzame men
sen heb, die met paarden in het boerenbe
drijf kunnen omgaan. We zijn nu volop aan
het ploegen, maar eigenlijk kon het nog
niet. Als ik uitsluitend tractoren had, bleef
ik wel van het land af. Daarom is het wel
mooi dat ik nu met de paarden al
vast kan beginnen. Er zou niets aan de
hand zijn als we elk jaar verzekerd wa
ren van een dikke vijftig centimeter vorst
in de grond, maar dat is nu eenmaal niet
zo en omdat de grond tamelijk gauw vast
zit, kun Je niet elk ogenblik aan de gang
gaan."
In de omgeving van de boerderij bouwt
de heer Gerritsen rogge, aardappelen en
haver. Op andere plaatsen kan men hier
ook tarwe, luzerne en bieten zien op de
zwaardere grond. In de volksmond heet
dat land van de heer Gerritsen ,,'t Zand".
Waarschijnlijk heeft de IJssel hier vroe
ger een heel andere loop gehad en komt
lichte zavel, zand en klei hier nogal afwis
selend voor.
/>ortenoever is in dit Over- LJsselse Gel-
derland overigens wel 'n begrip in de
wereld van de horse-minded mensen.
Vroeger al, toen op de akkers rondom de
„Reuversweerd" al het boerenwerk met
de paarden gedaan werd, was deze streek
door zijn paarden van de stoeterij van ba
ron Van Sytzema heel bekend. Zeker der
tig merries en veulens liepen daar kleur
bij kleur de vosjes, de schimmels, de
bruinen en zwarten voor de landbouw
werktuigen. De stoeterij is verdwenen en
het spijt de heer Gerritsen zeer, dat men
ook verschillende bloedlijnen is kwijtge
raakt.
De kleine stoeterij van de heer Gerritsen
heeft overigens een heel andere intentie.
„In ons fokgebied was de basis het land-
bouw-tuigpaard", zegt de heer Gerritsen.
„Maar de fokkerij tendeert allang naar
een smaller dier, de halfbloed die vaak
ook betere gangen heeft en waarvoor in
de ruitersport al vele Jaren 'n goed afzetge
bied is. Het is nu eigenlijk net andersom:
vroeger fokte men een landbouwtuigpaard
ten plattelande en men bedreef er ruiter
sport mee; nu fok ik een rijpaard en ik
doe er het boerenwerk mee."
De aanpassing van het tuigpaard naar
het zadelpaard is natuurlijk niet een kwes
tie van gisteren op vandaag geweest. Vol
gens de heer Gerritsen speelt traditie een
grote rol en dat is goed. Maar er zal,
volgens deze landbouwer-paardenfokker,
toch een aanpassing moeten komen. Hij
verheelt niet dat daarin ook een gevaar
schuilt. „Onze grote zorg is, dat we in on
ze nieuw-gerichte fokkerij het formaat zul
len moeten behouden!"
TAe heer Gerritsen fokt met V.L.N.-mer-
ries en onder meer de Engelse vol
bloeds Xebec, Cobblers Thread en Fadin-
ger, alsmede met het Franse bloedpaard
Apalatin.
De paarden op bijgaande foto's voor de
ploeg zijn (rechts) Deraldine, een jonge
Xebec en Kwiebus, eveneens een jonge
Xebec. In het midden loopt Annet, doch
ter van de bekende Ritmeester, die weer
een afstammeling is van de hengst l'Inva-
sion uit Zoelen, die al jaren geleden zijn
stempel heeft gedrukt op de fokkerij van
het wat lichtere zadelpaard, ondanks het
feit dat niet iedereen content was met zijn
voorbenen.
Op de beide andere foto's zien we de he
ren Gerritsen senior en junior de eer
ste met de tweejarige Goldy, waarvan de
vader de Engelse halfbloed Cobblers
Thread was en de moeder een Stamboek
Gelders type. Het andere paard, eveneens
tweejarig, is Ganette, dochter van de En
gelse volbloed Fadinger en het paard dat
midden voor de ploeg loopt.
Gerritsen junior „nam" onze fotograaf
tussen de jaarlingen Heraldine (vader
Apalatin en moeder Deraldine de jonge
Xebec) en Hekto (vader Apalatin en moe
der een Stamboek Gelders type).
Liet was een lust voor het oog deze die-
ren in wilde galop uit de schouders in
het weiland te zien voorbijgaan run na
run, levenslustig en onvermoeibaar. Deze
jonge paarden ingeschreven in het
sportregister van de V.L.N. streelden
het oog van de paardenliefhebber Gerrit
sen. Wie by hem eens naar de paarden
komt kijken, begrijpt, waarom wij de na
druk niet zozeer leggen op de fokker,
maar op de liefhebber. Als 12-jarige knaap
zat hij al op het zadel en kwam er nadien
voorlopig ook niet weer af, want in dienst
kwam de jonge Gerritsen bij het Eerste
Eskadron van het Eerste Regiment Huza
ren. Lange dagen bracht hij door in de
Rijschool.
Nederlandse toppaarden en topruiters
hadden lange tijd hun basis in de bereden
wapens. „Ja, dat was een paardentijd",
zegt de heer Gerritsen. Men moet op de
tijd letten als men daarover met hem aan
de praat raakt. Wèt een herinneringen aan
ruiters, als de ritmeester Hasselman, de
kolonel Sirtema van Grovestins... en dan
Pahud.... Pahud de Mortanges, De Kruyff,
Schummelketel en de luitenant Greter! De
heer Gerritsen heeft intens meegeleefd
met de triomfen die Nederland toen be
haalde!
Zijn verdiensten voor de paardesport lig
gen voor een goed deel in organisatorisch
verband. Hij haalde het (hoog aangeschre
ven) instructeursdiploma van de Stichting
Nederlandse Rijschool, was vanaf 1936 lid
van de „LJsselruiters", een van de oudste
landelijke rij verenigingen van Nederland
en is nog steeds behalve instructeur, se
cretaris van deze prachtige vereniging,
die zomer en winter kan trainen, dank zij
een overdekte manege. Verder doet hij
daarbij het werk van het manusje-van-
alles, de man op wie men altijd rekenen
kan.
In de paardenwereld mag men terecht
blij zijn met zo'n liefhebber, die
hoewel hij toch wel van een lange paar-
dentraditie mag spreken niet weg
droomt in zaken die nu eenmaal in deze
tijd heel moeilijk te verwezenlijken zijn.
Hij vond de aanpassing van het paard aan
de mens in de fokkerij van het lichte
paard en de aanpassing van het lichte
paard aan het boerenbedrijf. Dat boeren
bedrijf zegt hij zelf kan natuurlijk,
als het eenmaal helemaal gemechaniseerd
is, rationeler draaien dan alleen met paar
den. Maar de heer Gerritsen is ook weer
zo'n man die zeggen kan: „Je kunt in het
leven niet alles economisch beredeneren!"
In het boek, dat notaris H. W. Michel te
Apeldoorn schreef „Herinnering aan
Twente", vernemen we in tekst en illus
traties de naklank van een tijd, die niet
eens zo ver achter ons ligt; laten we zeg
gen omtrent de eerste helft dezer eeuw.
Het zyn eenvoudige souvenirs, deze re
miniscenties, te vergelijken met portretten
in een familie-album of versjes in een
vergeeld schoolschrift, maar de stof is ter
dege verantwoord, wortelt stevig In de
plaatselijke petite histoire en wordt vol
doende door jaartallen ondersteund, om
haar betrouwbaar te maken. Zodoende
schenken deze memoires een onverdachte
indruk van veel eigen belevenis op het
prachtige landgoed Twickel een klein
stukje van een boeiende wereld. Het is
een ongekunsteld, bescheiden boek, dat de
schrijver evenveel genoegen zal hebben
gedaan toen hij het uit gedachtenis en no
tities samenstelde, als de vriend der na
tuur van het schone Twentse land, die er
door wordt teruggevoerd naar een aange
naam verleden.
De Duitsers noemen zulke lectuur „Hei-
matklange", een woord, dat ik nauwelijks
kan vertalen, doch dat ginds achter Delden
zeer goed zal worden verstaan, want Michel
zit met zyn boek vry dicht aan de oosteiyke
grenzen.
Aan zo'n titel biyft alle deftigheid vreemd;
we denken erdoor aan het oer-eigene van
bodem, mens en dier, aan geurende ris-
hei, het goud van de brem, stoere eiken
rond een Saksisch „los hoes", golvend
graan op de es, een klepperend watermo
lenrad en rustig landvolk bij het akker
werk.
Op de achtergrond het statige kasteel,
middenin kleurige tuinen en welige bos
sen, met alles wat daar van nature bij-
hoort, het blinken van de jagershoorn als
de jachtwagen met twee trappelende
paarden voor de stoep voorrijdt Op de
bok de koetsier in groot tenue, een prach
tig zwart livrei met paarse kraag en
glimmende knopen, hoge hoed met kokar
de. De grote deur wordt door een huisbe
diende in livrei geopend en het jachtgezel
schap wordt door de baron naar de wagen
geleid. Nadat ieder is ingestapt, neemt de
jagermeester in zijn mooie groene uniform
plaats naast de koetsier en in snelle draf
rijdt de wagen het voorplein af, zodat de
houten ophaalbrug onder de hoefslag van
de paarden dreunt..."
yuïke romantiek behoort in Nederland
vrywel geheel tot een nimmer terug
kerend verleden en de auteur mag zich
gelukkig prijzen dat hij over de laatste
glorie van het onherroepelijk voorbije nog
bewust en in volle glans kan nadenken.
Michel verhaalt uit een vol hart over de
blijmoedige dagen van zijn jeugd in het
meest beroemde jagershuis van ons land,
waar vele draden van het stramien, dat
hij kleurig handwerkt, op uitlopen, want
déAr ligt zijn kindsheid verankerd. Het
zwerven door bos en hei begint echter al
spoedig en dit kan voor een ontvankeiyke
geest in zulke landschappen ook niet an
ders. Bomen, bloemen, wild, vogels, vrien
delijke hoeven en tal van mensen uit deze
gemeenschap van gelijkgezinden, slaan zo
een snuffelaar naar velerlei schepsel in
hun ban. De auteur is steeds een weide-
ïyk, jachtmatig jagersman gebleven en da
grondslag daartoe werd op Twickel, waar
deze zaken op de eerste plaats kwamen,
zonder dwang of druk gelegd. Hy kwam
vanzelf wel en het verwondert my niet dat
ons na een algemene inleiding al spoedig
de jacht, zoals hij toen op een grote, zeer
voorname buitenbezitting vol statie bedre
ven werd, beschreven wordt. Zij vormde
er in het doen en laten een belangrijke
schakel en daarom is dit boek in cultureel-
venatorisch en historisch opzicht zinrijk.
Want wij beschikken nagenoeg niet over
geschiedkundige aantekeningen van de ja-
gerij omtrent de vorige eeuw; hier vinden
we duidelijk de grote rol, die zij op een
vermaard Twents kasteel haast heel het
jaar in al haar facetten speelde; in 1911
bestond het jaartableau uit 3020 stuks wild
en 977 stuks schadelijk gedierte... Steeds
werd weidelijk gejaagd en stelde men het
afschot in op het behoud van een goede
wildstand, dus geenszins van het aantal.
Naar heinde en ver stuurde de royale
gastheer franco wild, waarby de eigen
timmerwinkel voor het maken van ver-
zendkistjes zorgde; in één seizoen bijv.
221 hazen en 495 konijnen, alle keurig ge
boekt! Daar Twickel, Weldam, Middach-
ten. Lage, Kernhem eigenlijk steeds door
een grote familie bewoond werden, namen
de adellijke heren over en weer aan el
kaar's jachten deel; zij beschikten over
vele duizenden hectaren. De schrijver ver
telt veel over dit voor elke buitenman in
teressante onderwerp, zodat een lijst van
jachtuitdrukklngen aan het slot van zijn
geschrift niet overbodig is. Onder de be
drijven leren we welke schatten een met
zorg en liefde beheerd landgoed opbrengt
aan levende have. Men gedroeg zich niet
krenterig, wilde leven en laten leven, hield
zwang en zede in ere, bewoog zich vredig
met pachters en personeel, feodaal tot en
met, maar in de goede zin van getrouwe
rentmeester tot het goed, waarover zge
zich gesteld wisten.
TAat zulks een bewind voor het welzijn
van heel het wereldje, dat ze besturen,
bevorderlijk is, bewijst nog altoos de se
dert 1953 vigerende Stichting, waarin 4000
ha werden veilig gesteld door de douai
rière Van Heeckeren van Wassenaar, geb.
gravin van Aldenburg Bentinck, die- de
traditie van haar voorgangers op zulk een
lofwaardige wijze voortzette en geen ver
vlakking duldde. De zoon van wijlen haar
jagermeester getuigt in zijn boek zeer te
recht dat men nog steeds de industrie bui
ten deze oase heeft weten te houden
daar ontbreekt elders vaak nogal wat aan
en toch kwam er onbegrijpelijk kritiek
van buitenstaanders. De werkers in de in
dustrie, aldus vervolgt Michel, waardoor
Twente groot is geworden, profiteren ech
ter steeds meer van de nationale park.
Het zal blijven fungeren als een long tus
sen de rokende schoorstenen der fabrie
ken. Nooit zullen wij het voldoende kunnen
waarderen dat er steeds grondeigenaars
waren, die geheel vrijwillig en doorgaans
zonder baten van betekenis, reservaten in
stand hielden en er voor op de bres ston
den. Het boek van notaris Michel ademt
deze geest, als hij liefdevol schrijft over
de vroegere fauna en flora, waarvan ge
lukkig zoveel bewaard bleef. Vossen, das
sen, otters, reigerkolonie, korhoenders,
een fazanteree, reeën (ja zelfs hert en
everzwijn), roofvogels, een oehoe, stro
persgilde, bezoek uit binnen- en buitenland
aan vader's natuurhistorische collectie, ko
men in de meditaties van de auteur geest
driftig naar voren. Hij put waarlijk uit
rijke bron en zijn honderden aantekenin
gen zijn voor de lokale geschiedenis stellig
van belang. Twee jaar geleden, toen hij
me het manuscript schoorvoetend ter in
zage gaf, zei ik al dat hij zijn licht niet
onder de korenmaat moest stellen, al was
het slechts om de objecten vast te leggen,
die verloren dreigen te gaan, zoals het re
laas over de zogenaamde hutjacht met de
oehoe, hoogst zelden in ons vaderland uit
geoefend.
A. B. Wigman
Uitgave N.V. De Tijdstroom te Lochem.
Een speciale watertoren op de Deldener
Es daterend van 1893(1); hij voorzag het
kasteel Twickel en Stad-Delden van wa
ter. Deze leiding kwam door persoonlijk
initiatief van Baron van Heeckeren tot
stand.
De idyllische ligging van de Noordmolen
of Olyschlager, reeds in 1347 bestaande
en gelegen te Azelo. Hij diende als olie
molen en werd gedreven door de Oeler-
beek. Het verdwenen rad zal vermoede
lijk door Monumentenzorg weer worden
aangebracht