Bericht aan
de levenden
Orthodoxe Jodendom in verzet
tegen het gesprek
GRAAG WAS IK
PRIESTER GEBLEVEN...
Hemelvaart
een
feest
HIJ BLEEF
IN HET AMBT
55
DEZE WEEK
Tien uitgetreden priesters
vertellen hun ervaringen
in nieuw verschenen boekje
Tn oeroude tijden toen er nog geen
schrift bestond werd het in symbolen
gegrifd in rotswanden. Later werd het
overlevering van generaties, een sage of
heldendicht en bezongen in fel-levende ge
tuigenissen. Een boodschap, die we terug
kunnen vinden bij vele volken. Bij volken
in de schemering van de vroege historie,
worstelend in de onmetelijke vlakten tus
sen Eufraat en Tigris, de bakermat van
tal van volken die naar het westen trok
ken, om zich te vestigen aan de boorden
van de oude wereldzee en op de eilanden
van het latere Griekenland waar meer dan
drieduizend jaar geleden een beschaving
werd geboren, die méér dan we ons elke
dag kunnen realiseren ons toch elke dag
raakt.
Het is een boodschap met als kern de
woorden: „Vreemdeling, bericht het de le
venden. Het is de boodschap van be
toonde moed en trouw, van opoffering en
vaderlandsliefde, van de standvastigheid
van weinigen tegenover de onverschillig
heid of de ontrouw van velen. Het is ook
altijd een boodschap, over de grenzen van
het aardse leven heen naar het heden, 'n
bemoediging of een waarschuwing voor de
levenden.
Misschien heeft geen tijd als juist de
onze hardhandig geleerd om behoedzaam
te zijn met deze boodschap uit het verle
den, hoe nobel ook bedoeld, hoe fraai van
formulering ook en hoe menselijk van
hoogheid en waardigheid. Heroïsme en
grandeur in de kunst juist in de kunst
verhullen dikwijls de wrede realiteiten
datgenen wat aan dit heroïsme ten grond
slag ligt heeft te veel gekost aan mensen
levens en bitter leed om te dienen als on
derwerp voor een epos. Geen tijd als de
onze heeft zo veel verwarring gebracht en
wij weten nauwelijks meer waar we heen
moeten met onze gevoelens, hoe diep de
ze ook zijn opgeweld, hoe eerlijk ook, om
dat het woord vaderlandsliefde belast is
met de doem van een pathos dat we te
recht hebben leren wantrouwen.
De scheidslijn tussen „die van ons" en
„de anderen", eens zo makkelijk getrok
ken naar het scheen, loopt sinds lang niet
meer door zwart en wit, door volken en
nationaliteiten, door godsdienst of politie
ke overtuiging. Misschien is ons nog maar
één werkelijk houvast gebleven: de stem
van ons diepste, ons zuiverste mens-zijn
en deze stem is waarlijk niet altijd mak
kelijk te verstaan.
IJet is niet zonder zin, dat er zo veel
jaren voorbij moesten gaan eer er
kunst werd geschapen, die een zuivere
boodschap bevat in boven aangeduide be
tekenis. Dit wil zeggen: een boodschap
waarvan de essentie een waarachtig men
selijke is, maar zonder nog een zweem
van het pathos dat onze tijd niet meer
als zuiver erkennen wil. Men kan opmer
ken, dat grote kunst altijd afstand ver
langt en daardoor zuiverend werkt. Niet
altijd is dit echter ir. overeenstemming
met de feiten. Vroeger heeft een oorlog
wel degelijk kunst gegeven, die ontstaan
was vrijwel onder de onmiddellijke indruk
van dit gebeuren, toen ook tragisch en
aangrijpend. Zijn wij anders geworden,
zijn we doordat we onloochenbaar ons
meer mensen van dezelfde aarde voe
len ruimer geworden en voelen we ster
ker de betrekkelijkheid van vaak wille
keurig getrokken grenzen? Zijn wij daar
om kritischer en sneller geneigd om in
een kunstwerk de afspiegeling te zien van
een mentaliteit, die menselijk te begrensd
is en daarom verwerpelijk? Eerst de kun
stenaar, die slechts appelleert aan gevoe
lens en gedachten, die de mensen verbin
den en niet eenzijdig het accent legt op
nationale sentimenten welke zo dikwijls
een nieuwe scheiding veroorzaken, zal in
staat zijn te komen tot een kunst die bo
ven de beperkende intenties uitstijgt. Toen
de mensen in benarde omstandigheden be
hoefte hadden aan de bezinning op het ei
gene, door middel van kunst, 'varen ge
dichten en muzikale verklankingen welke
de nationaal-vaderlandse gevoelens ver
tolkten inderdaad van bevrijdende en
vaak onschatbare waarde. Maar deze
kunst bleef in bijna alle gevallen gelegen
heidskunst. De sterk Russisch-patriottische
Leningrad-symfonie, om van tal van Sov
jet-Russische werken één voorbeeld te
noemen, heeft in het bitterste oorlogsge
weld miljoenen mensen die deze muziek
heimelijk en onvolkomen door een verbor
gen radio opvingen moed gegeven. Kri
tisch getoetst, nu alleen de muzikaal-ar-
tistieke waarden in het geding zijn, stelt
deze muziek teleur, zoals zo veel muziek
en gedichten, nobel van bedoeling, maar
gebonden aan een tijd en een begrijpelij
ke mentaliteit. Want gróte kunst is veel
méér dan edele bedoelingen en hoog-men-
selijke eigenschappen, zij bezit haar eigen
wetten. Het is een opvallend verschijnsel,
dat grote kunst die geïnspireerd is op een
zo diep ingrijpend en de kunstenaar he
vig aangrijpend gebeuren als de tweede
wereldoorlog was, de tijd nodig had eer
er kunst kon ontstaan, gebonden en niet
temin vrij, appellerend aan menselijke
waarden als vrijheid en verzet en toch
groot-menselijk en daarom verstaanbaar
over klein-menselijke grenzen heen.
J"|p de avond voorafgaande aan de be-
vrijdingsdag wordt evenals het vorig
jaar een bijzondere herdenking gehouden
in het Amsterdamse Concertgebouw. On
der auspiciën van de oud-illegale bladen
Het Parool, Trouw en Vrij Nederland
wordt „Bericht aan de levenden" voor de
clamatie, gemengd koor en orkest van
Hans Henkemans uitgevoerd. Het is een
manifestatie, die vorig jaar diepe indruk
heeft gemaakt en nu wordt voortgezet
De officiële herdenking van de gevallenen
is dit jaar verplaatst naar de avond van
de derde mei, maar de organisatoren heb
ben zich gehouden aan de vooravond van
de vijfde mei, want.„de slachtoffers van
de nazi's vielen ook op feestdagen en ve
len is de vierde mei dierbaar geworden".
Wie Henkemans' compositie gehoord
heeft, zij is ook door de radio uitgezon
den, zal ontroerd zijn geweest door de
kracht van deze nobele muziek. Twintig
jaar na de bevrijding is in ons land een
compositie ontstaan, die zowel door haar
uiterlijke vorm als door de kracht van de
inspiratie en compositietechniek een kunst
werk genoemd kan worden van allure. In
deze zin, zoals we hierboven hebben trach
ten te formuleren, is het inderdaad een
„bericht aan de levenden", een muziek
werk dat een volstrekt eigen taal spreekt
en door deze taal van de muziek de diep
ste intenties van mens en kunstenaar
weergeeft.
Hans Henkemans kreeg van de Stich
ting Nederlands Kunstenaarsverzet twee
jaar geleden de opdracht een groot werk
te componeren voor de Dodenherdenking
1965, twintig jaar na de bevrijding dus.
Aanvankelijk meende de componist de op
dracht niet tijdig klaar te kunen krijgen,
maar zoals Hans Henkemans zelf heeft
verklaard greep het gegeven hem na eni
ge tijd dermate, dat hij zich bijna drie
maanden lang op dit werk concentreerde
en zoals hij uitdrukte het gevoel
had zelden met zulk een spontane drang
gecomponeerd te hebben als met deze mu
ziek het geval was.
„T^oek niet de doden, zoek de levenden.
Zoek daar waar dit volk woont en
werkt. Zie hoe wijd zijn land is, hoe hoog
zijn hemel, hoe dichtbij het ruisen van de
geweldige zee. In deze gewesten zijn vrede
en vrijheid groot geworden. Zij zijn de
vruchten van geestelijke zuiverheid, eer
lijk denken, naastenliefde en geloof. Be
denk, dat hetgeen gisteren bedreigd werd,
heden en morgen opnieuw in gevaar kan
verkeren. Bescherm het en wees waak
zaam. Zolang mogen de paden, die naar
de stilte van onze doden leiden, begaan
baar blijven voor de voeten van allen die
zich willen bezinnen op de waardij van
vrijheid en gerechtigheid. Daartoe helpe
ons God.
H. M. van Randwijk, te vroeg gestor
ven journalist en idealist, schreef de
tekst die gebeiteld is in het nationale ge
denkteken op de erebegraafplaats in de
duinen bij Bloemendaal. In sterke taal
worden in een aantal volzinnen verleden,
heden en toekomst bondig samengevat:
de oorlogshandelingen in de mei-dagen
van 1940, de bezetting met de beroving
van vrijheid, de deportatie van de Joden,
het ontwaken van het verzet en de bete
kenis en daadkracht daarvan, waarna uit
de herdenking van de doden de tekst
voortvloeit die wijst naar de toekomst.
Hans Henkemans hee't niet slechts de
tekst van H. M. van Randwijk verklankt,
maar de diepe zin en de ruime visie die
de woorden een boven-reële betekenis ge
ven weten op te roepen. Ook door de mu
ziek zonder de steun van de tekst. Want
voor deze tekst begint heeft de componist
deze feitelijke tekst al uitvoerig voorbe
reid, in een sterk geladen, soms bijna
realistische muziek die alle elementen uit
de tekst heeft gepuurd en zuiver ver
klankt. Er klinken ook fragmenten die
wonderschoon verbonden zijn met een zui
vere natuurbeleven en zinrijk in het geheel
geplaatst zijn. Hans Henkemans is com
ponist en heeft dus gewerkt met contras
ten en tegenover de macht van zijn mu
ziek. wanneer deze stormachtig of snij
dend het brute, het beklemmende of het
smartelijke oproept, klinkt ook het be
schouwende, het pastorale en ook het diep
gelovige. Diep getroffen werden we toen
we dit „Bericht aan de levenden" hoor
den door het slot, het indringende zachte:
„Daartoe helpe ons God", in klanken niet
minder diep gegrifd dan de simpele woor
den die onze zo verre voorouders als laat
ste boodschap beitelden in de grimmige
rotswanden.
HENRI TH. TIMMERMAN.
Wij wantrouwen
ons hart te veel
en ons hoofd
niet genoeg.
Joseph Roux.
CRISIS
VAN HET AMBT"
De problematiek van het pries
terschap, de ontmythologise
ring daarvan, de vragen van
het celibaat, van het priester
schap in een nieuwe kerk in
een nieuwe tyd, komen heel
scherp naar voren in het boekje
„Crisis van het ambt", waar
in tien uitgetreden priesters
hun visie en verwachtingen
hebben geformuleerd. Het
boekje verscheen in de reeks
„Samen mens zyn" van Paul
Brand in Hilversum.
Het is hier en daar een wat
wrang boekje. Wrang, omdat
de uitgetreden priesters, die
thans in verschillende functies
werkzaam zyn, in het vor
mingswerk byvoorbeeid, als
ambtenaar by het ministerie
van Justitie, in het uitgevers
bedrijf, openiyk en oprecht
schrijven over hetgeen hen
bezighoudt en bezighield. Ze
nemen dus geen blad voor hun
mond waar het betreft het
aanwyzen van de feilen van
hun kerk (of éx-kerkgenoot-
schap, maar dat is een zeer
zeldzaam voorkomend geval).
Feilen, zoals zy ze zien en for
muleren. Het is een diep men-
seiyk boekje geworden met
stof voor een openhartige dis
cussie. Het zyn allen mensen
die een drempel zyn over
gegaan. De drempel van de
vraag: „Kan ik nog m(jn kerk
op deze wyze biyven dienen als
priester, als ik my niet volledig
meer kan geven en kan vinden
in dat priesterschap?" Terecht
worden de uitgetreden pries
ters genoemd: „exponenten
van de generatie van „drem-
pelgangers", die de onze is".
De drempel gangers namely k
van een crisis rond kerk en
ambt. De crisis rond het kerk-
zyn, de taak van de kerk in
deze wereld, is er niet alleen in
de kerk van Rome, maar daar
in wordt die crisis wel het dui-
deiykst manifest.
Het is logisch, dat het celibaat
een rol speelt in het uittreden.
maar by verscheldenen Is het
celibaat niet het hoofdmotief
geweest. Veelal zelfs niet. Het
is vooral het zich niet meer
thuisvoelen als priester in een
kerk, die dan wel enigszins in
beweging is, maar toch naar
hun gevoelen de aansluiting
met de wereld mist. Een kerk,
die, zoals een van de schrij
vers in „Crisis van het ambt"
opmerkt, misschien wel als
allerbelangrykste opgave op
dit moment heeft: waarachtig
heid. Dat priesters uittreden
heeft zeer veel, zo niet alles,
te maken mét die waarachtig
heid.
55
55
In 1951 werd hij tot priester gewijd.
Veertien jaar later, in 1965, trad hij uit
het ambt, na zeven jaar kapelaan in en
kele Brabantse plaatsen en zeven jaar
legeraalmoezenier te zijn geweest op de
Veluwe. („De zeven magere en de zeven
vette jaren", zegt hij gekscherend). De
stap om uit zijn ambt te treden werd
niet zonder veel overleg en moeite geno
men: hij bleef nog anderhalf jaar leger
aalmoezenier, nadat hij wist, dat er toch
een eind aan moest komen. Nadat hij
uit het ambt was getreden was hij ander
half jaar werkloos, daarna kon hij een
baan krijgen in Zeeland, in het sociaal-
cultureel werk. Daar zit hij nu al ruim
een jaar. In de tussenliggende maanden
trouwde hij. Ze moesten een jaar wach
ten, voordat er dispensatie kwam uit Ro
me. Met hem hadden we een gesprek
zijn naam zullen we onvermeld laten.
„Men moet ons niet ex-priesters noe
men". zegt hij. „Liever uit het ambt ge
treden priesters". Hij is begin veertig.
„Ik zou graag priester gebleven zijn,
toch is het voor mijn eigen bevrijding be
ter dat ik een tijdje vakantie heb".
In de loop van mijn priesterschap waren
er drie stappen, waardoor ik vrijer ging
denken en die tot mijn uittreding leidden.
Eerst begon ik te ontdekken, dat sommi
ge wetten van het instituut van de kerk,
niet wenselijk waren. Ik begon mensen te
beoordelen los van het instituut. Je zat als
biechtvader in een hokje, je hoorde de
mensen aan en ging een eigen privé-oor-
deel vormen. Dan zei je: deze man is pri
ma, maar hij somt dingen op waarvan de
kerk zegt: dat kan niet. Door de mens
wetenschappen voelde je dat er iets fout
zat: dat de mens door het instituut als het
ware mishandeld werd. De tweede stap
was dat ik vrije beslissingen ging nemen,
bijvoorbeeld over gemengde verkering.
De derde stap was dat ik vond dat er bin
nen de kerk ruimte moest zijn voor bij
voorbeeld mensen die in concubinaat leef
den. Met behulp van mgr. Bekkers heb ik
op een gegeven moment die vrijheid ge
vonden om te zeggen: de kerk moet een
vrije ruimte zijn, waarin iedereen kan le
ven, ook wie niet gelooft in de verrijzenis,
in de huwelijkswetgeving en zovele ande
re zaken. Toen lag het huwelijk bij wijze
van spreken voor mij voor het oprapen".
Hij had een rooms-katholieke secretares
se.leren kennen. Kende haar al enige tijd
tot er een dag kwam waarop beiden duide
lijk werd, dat zij allang verliefd waren.
Hij: „Mijn overtuiging werd: als een
priester van iemand houdt, dan is het celi
baat opgeheven. Het is ook gezegd bij ons
kerkelijk huwelijk, dat professor Grossouw
heeft gesloten. In zijn preek zei hij: „Wat
God door liefde verbonden heeft, scheide
geen mens".
Zij: „Mijn eerste reactie op het ver
liefd zijn was: dat kan niet, het is voor
ons allebei een onmogelijke zaak om ver
liefd te worden. Door te praten kwamen
we op een gegeven moment tot ons besluit.
Maar psychisch vergt het veel. Ik had
eerst wel een schuldgevoel. Je bent na
tuurlijk bang, dat de mensen zeggen: „Zij
heeft een priester „verleid". Het was ech
ter geen kwestie van: Ik doe hem iets
aan, maar het was het feit, wij houden
van elkaar.
Hij: „Het was: wij zijn samen priester.
Juist omdat ik priester wilde blijven zijn
wij getrouwd. Ik werd er een beter pries
ter door. Zij leeft mee, beïnvloedt mij
soms bij bepaalde gedachten". Zij: „Som
mige dingen kun je beter met z'n tweeën
dan alleen. Voor mij en ook voor veel
van zijn collega's blijft hij priester". Hij:
„Ik sta achter de kostelijke kenmerken
van onze kerk. Ik heb wel eens gedacht
mijn diensten aan een andere kerk te ge
ven, maar dat kan ik niet".
Het duurde nog anderhalf jaar voordat
ze hun stap bekend maakten. Die stap
werd door de vroegere collega's heel goed
geaccepteerd. Ook in de familie. Hij komt
uit een Brabants boerengezin, twee zusters
van hem zijn non. De eerste keer dat hij
met zijn aanstaande op bezoek ging bij
zijn ouders zei hij: „Als het goed is, staat
binnen het half uur de vlaai op tafel". De
vlaai stond er. In het Italiaans en in het
Latijn gingen brieven naar de paus om
sneller dispensatie te krijgen voor het hu
welijk. Er kwam geen antwoord. Tenzij
men de toestemming die er kwam als een
„antwoord" beschouwt. Hij: „Het komt
tegenwoordig soms zelfs binnen de twaalf
weken, dus al een hele verbetering".
„Voor ons eigen geweten hadden we de
dispensatie niet nodig, maar toen het brief
je uit Rome kwam hebben we toch hoog
gesprongen. Er zit in zo'n briefje toch een
stuk medemenselijke erkenning: je leeft
namelijk niet alleen ,je zit in een gemeen
schap".
Toen kwam het zoeken naar een baan.
Het viel niet mee. „Dominees zowel als
priesters hebben de naam bij de mensen,
de oplossingen simplistisch te bieden (zij:
„Voor te stellen"). Velen hebben die
kwaal. Dat zit er wel achter waarom men
wat schuw is. Bovendien: je bent je
aureool kwijt, zelfs bij niet-katholieken".
Zij: „Men weet de ervaring en de oplei
ding van een geestelijke niet naar waarde
te schatten. Toen men een aureool had kon
je alle mogelijke problemen te behandelen
krijgen en de oplossingen werden van jou
(Van onze medewerker M. Kopuit)
De Israëlische opperrabijn Jitschak Nissim, daarbij ge
steund door 23 andere vooraanstaande rabbijnen in het
land, heeft bezwaar gemaakt tegen het voornemen van
Europese rabbijnen een conferentie in Rome te beleggen.
Zijn grootste bezwaar was dat in Rome het Vaticaan is
gevestigd en dat de aanwezigheid van zoveel rabbijnen aan
gegrepen zou kunnen worden om een dialoog te beginnen.
„Wij Joden", zo betoogde de opperrabijn, „hebben van een
gesprek met kerken niets te verwachten. Het brengt Joden
niet dichter bij het jodendom, maar wel bij het christen
dom".
Jteeds sterker worden de laatste tijd de stemmen uit
kringen van het orthodoxe jodendom, die zich tegen „het
gesprek" keren. De heer B. Pels, die vele jaren als rabbijn
in Amsterdam heeft gefungeerd en thans in Luzern een
rabbinale post bekleedt, heeft dezer dagen van de kansel
„het gesprek" als een gevaar bestempeld. En de opperrab
bijn van Engeland, dr. Imanuel Jakobowitz, heeft onlangs
verklaard dat de weigering van het orthodoxe jodendom
dee! te nemen aan „het gesprek" weieens tot gevolg zou
kunnen hebben „dat de vriendschappelijke verhoudingen
tussen de godsdiensten en de verdraagzaamheid op dit ter
rein, waarnaar wij zolang hebben gestreefd, ons zal over
weldigen, zo niet vernietigen". Deze opperrabbijn acht de
oecumenische gedachte tegengesteld aan het joodse be-
lar.g. „Voor het grootste deel van de volken was het joden
dom in wezen onbekend. Men sloeg er mede nauwelijks
aandacht op, omdat ten opzichte van het rooms-katholicis-
me en van sommige protestantse groeperingen heel het jo
dendom liberaal leek. Maar nu katholieken en protestanten
de teugels laten vieren en meer oecumenisch gericht zijn,
iets waarvan het orthodoxe jodendom toch al geen deel kan
en wil hebben, zullen vele joodse opvattingen meer en
meer tegengesteld gaan lijken aan principes van ver
draagzaamheid en liberalisme", zo stelde hij.
Om tweeëerlei verwante redenen is het orthodoxe joden
dom niet geporteerd voor een gesprek. De eeuwen door is
in de christelijke samenleving veel feller, heviger en
frequenter dan in de islamitische het joodse volk ver
volgd. Van oude tijden af hebben de rabbijnen als behoe
ders van volk en godsdienst ernaar gestreefd uit zelfbe
houd een scheidslijn te trekken. Zij hebben de joodse
wet voorzien van een omheining, opdat aanrakingspunten
op het gebied van de religie zouden worden vermeden. Het
had ten doel de afval van het jodendom tegen te gaan en
zo min mogelijk aanleiding tot aanstoot te geven waaruit
pogroms zouden kunnen volgen. Immer is men bevreesd
geweest en dat geldt ook nu nog, dat opvattingen en ge
bruiken van het jodendom verkeerd worden uitgelegd waar
door het tegengestelde wordt bereikt van wat met „het ge
sprek" wordt beoogd. De in de historie veelvuldig gehou
den godsdienstdisputen, waartoe joden werden gedwongen
en die voor hen bijna altijd eindigden met de brandstapel,
zijn daaraan niet vreemd.
Maar de belangrijkste reden tot weigering om deel te
nemen aan „het gesprek" vormt de zending. Ook hierbij
staat de historie op de achtergrond. In de loop der eeuwen
zijn miljoenen joden .gedwongen of via evangelisatiege-
sprekken tot het christendom overgegaan. Of dit laatste
nog steeds plaatsvindt is minder belangrijk dan wel dat een
groot deel van het joodse volk van mening is dat de chris
telijke kerken hun zendingsactiviteiten onder de joden nog
steeds niet hebben gestaakt. Men is bevreesd dat „het ge
sprek" toch uiteindelijk ook dergelijke zendingsbedoelingen
heeft. Het orthodoxe jodendom kan zich moeilijk voorstel
len dat de christelijke opdracht „het christendom te predi
ker. aan alle creaturen" thans tot stilstand is gekomen wat
de joden aangaat. Dit temeer niet, daar het jodendom aan
„het gesprek" geen behoefte heeft. En er nog niet rijp
voor is. Het joodse volk dat door de catastrofe in de jaren
1933-1945 en door de stichting van een eigen joodse staat,
geconfronteerd wordt (in één generatie) met niet te be
vatten interne problemen, is nog niet in staat een gesprek
te voeren. En al waren deze moeilijkheden er niet, dan nog
zou de weigering niet te verwonderen zijn, er van uitgaan
de dat eens dezelfde joodse gedachten werden verguisd en
dezelfde joodse boeken werden verbrand, waarvan men
thans met graagte wil kennisnemen.
Het orthodoxe jodendom doet overigens ook geen moei-
De heilige arke, waarin de wetsrollen met het oude
testament ter synagoge worden bewaard.
te zich voor „het gesprek" gereed te maken. Het was im
mer in zichzelf gekeerd. Met het christendom heeft het
joodse volk trouwens evenveel gemeen als met de islam.'
Zo goed als voor de islamieten de Koran zonder -het Oude
Testament niet is weg te denken, is voor het christendom
het Nieuwe Testament zonder het Oude ondenkbaar. Maar
vcor het jodendom verandert er zonder deze geschriften
niets. Het jodendom heeft het christendom niet van node
en ziet aan een gesprek vooralsnog negatieve zijden. Een
te grote toenadering zou zelfs gemengde huwelijken kun
nen bevorderen. Het afwijzen van en de weigering deel te
nemen aan „het gesprek" wil overigens niet zeggen dat
het orthodoxe jodendom niet voor verdraagzaamheid is ge
porteerd. Om humanitaire redenen heeft het daarnaar al
tijd gestreefd uit het begin van de jaartelling dateert
trouwens al deze uitspraak van een joodse wijze, aan wie
gevraagd werd in één zin uit te leggen wat nu eigenlijk
jodendom is. Zijn antwoord: „Jodendom is naastenliefde,
de rest is verklaring.-"
verwacht. Nu kun je het niet meer". Hij:
„Als priester kon je zo door een bisschop
worden aangesteld als godsdienstleraar.
Nu moet je de studie gedeeltelijk over
doen. Wat andere banen betreft: de men
sen beseffen niet wat je als priester hebt
gedaan: jeugdwerk, huisbezoek, mensen
in dagelijkse moeilijkheden begrijpen en
verstaan, uitwegen zoeken, contacten met
maatschappelijke werkers, veel praten
met psychiaters".
Zij voegt eraan toe: „Welke leek wordt
met zoveel problemen benaderd als een
kapelaan in een parochie en een aalmoeze
nier in dienst?" Ik mis wel de gewone
waardering voor hem, die had men ervoor
wel, maar erna is die minder geworden".
Haar man: „Bij de priesters hier in de
omgeving ligt de waardering hetzelfde,
voor hen ben ik een collega". „Heel veel
geestelijken, ook gewezen geestelijken,
hebben weinig goede woorden voor de
priesteropleiding. Dit zijn mijn goede
woorden: wij hebben een kritische denk
wijze leren ontwikkelen en historisch in
zicht gekregen. Door dat kritisch inzicht
kunnen we een ander gunnen kritisch te
denken en te leven. Maar om onze dogma
tiek kan ik alleen maar huilen. Om de
bijbel: prachtig, ik ben blij panorama's te
hebben leren ontdekken in de bijbel. Ik
heb wel gemist de praktische handgre
pen: gespreksleiding bijvoorbeeld, kort
om: veel praktijk. Ik heb dit allemaal zelf
moeten leren.
Is hij tevreden met zijn huidige werk
kring? „Mijn taak bevalt mij goed, maar
toch zou ik weer graag liturg zijn, spre
ken, op huisbezoek gaan, een spreekkamer
hebben. In het leger was het mooi wer
ken: jongens helpen te aanvaarden hoe ze
zijn. In militaire dienst zou men mij best
nu weer aalmoezenier kunnen maken: ge
sprekken houden kan een leek ook. Wel
zal hij een priesterlijke mentaliteit moe
ten hebben, het is, evenals bedrijfsaposto-
laat, zielzorgelijk maatschappelijk werk.
Ik ben helemaal geen eminent man maar
ik vind het jammer dat de kerk een man
als mij feitelijk weggooit".
„En het geschiedde, terwijl Hij
hen zegende, dat Hij van hen
scheidde."
Lu kas 24:51
De Hemelvaartsdag is een christelij
ke feestdag met een eigenaardig ka
rakter. Bij alle hoogtijdagen spreken
we van feesten. Maar wie spreekt er
nu van hemelvaartsfeest? Zijn wij
op de Hemelvaartsdag wel rijker ge
worden? Eigenlijk niet armer? Want
we gedenken dat onze Here Jezus
Christus is heengegaan van de aarde.
Dat betekent dus dat Hij de Zijnen
achterliet in een wereld vol dreiging.
En als we nu overwegen dat we op He
melvaartsdag toch feestvieren, dan
kan dit alleen door voorlopig onszelf
buiten het middelpunt te houden.
„De dag der kroning is gekomen.
O, al gij vorsten, kust den Zoon".
Zo heet het in één der Hemelvaarts
liederen.
Het is wel erg, wanneer het feest
voor ons is, als God aan ons geeft: het
kind in de kribbe, de voldoening van
onze schuld, de overwinning over dood
en graf. Maar dat wij er zonder meer
een vrije dag van maken, wanneer God
aan Hem geeft, aan Zijn Zoon, aan
onze verlosser, de kroon, de gloriedag,
de jubelende ingang in Zijn hemelwo
ning. Als dan de engelen Hem bezon
gen hebben, moet het voor ons juist
Juni 1966 vroeg kapelaan J. A. M.
Meijeren in Sas van Gent zijn bisschop
mgr. De Vet toestemming om, voor
enige tijd de uitoefening van de func
tie. die met het ambt gepaard ging, te
mogen neerleggen. De toestemming
kwam. De heer Meijeren vertrok naar
Amsterdam. Begin februari keerde hij
terug. Zijn besluit: ik blijf priester,
maar wil niet in een parochie. Hij is
nu godsdienstleraar op enkele scholen
in de omgeving van Breda. Hij woont
in de bisschopsstad op kamers. Daar
spreken we met hem.
De heer Meijeren is nu 33 jaar. Hij
had eerst een administratieve baan
en begon pas op 21-jarige leeftijd zijn
studie theologie. Nadat hij klaar was,
werd hij kapelaan in Kwadendamme,
vervolgens in Sas van Gent.
Vooral in Sas van Gent kwam hij
kritischer te staan tegenover geloof en
kerk. „Je nam eerst ongemerkt deel
aan een plaatselijke parochie, maar in
Sas van Gent kwam ik in een veel ope
ner gebied terecht, met veel anders
denkenden, je duikt in de studie van de
andere kerken. Dan ontdek je dat de
R.-K. kerk breder is dan de paus in Ro
me, dat had je wél qua theologische
vorming opgestoken in het seminarie,
maar nog niet in de praktijk van de
parochie. Daarom is het zo goed als
een geestelijke na een paar jaar in een
niet-specifieke r.-k. omgeving wordt te
werk gesteld".
Waarom wilde hij enige tijd weg uit
de parochie?
„Het was een heel persoonlijk mo
tief. Ik ging mij afvragen: geloof ik
nog in veel van die dogma's: de eucha
ristieviering bijvoorbeeld, de Maria-
dogma's, de pauselijke onfeilbaarheid.
We hadden veel gespreksgroepen in
Sas van Gent. En als je met die vra
gen zit, hoe kan je dit dan nog alle
maal overbrengen op de anderen. Ik
wilde eerst alles voor mezelf weer
eens doordenken. Maar daarvoor hoef
je nog niet je ambt neer te leggen."
In Amsterdam ontdekte hij dat hij
als ex-priester gemakkelijk andere ba
nen kon krijgen als assistent-perso
neelschef bij een brouwerij bijvoor
beeld, diverse administratieve banen.
Door de contacten daar. met studenten
en met geestelijken, ontdekte hij ook:
„Je bent eigenlijk nog priester. Het
kerkgebouw speelt geen rol meer. Het
gaat om de betekenis van het christen-
zijn in de wereld. Het gaat niet om het
boordje. Ik ontdekte ook, dat ik niet
meer parochieel kon denken, daarom
wilde ik een andere baan, maar ik wil
de wel priester blijven. Ik ga daarom
ook wel eens in eucharistie-vieringen
voor, in Middelburg soms. Je voelt je
toch eigenlijk het meest priester in het
sacramentele leven. Ik sta toch in de
verkondiging. Je merkt het als je in de
kerk zit: dan sta je er eigenlijk het
liefst vóór. De „retraite" in Amster
dam had voor mij heel veel waarde,
het heeft mij meer gedaan daar als
priester te zijn, zonder dat ik herken
baar was, dan een echte retraite."
een stukje beleving zijn van onze ge
meenschap met de triumferende kerk,
wanneer we mee mogen doen en het
zo ook voor ons feest mag zijn, omdat
onze Heer is ingegaan in Zijn glorie.
En als we hiervan goed doordrongen
zijn, en blij kunnen zijn met wat God
Hem heeft gedaan: „de naam boven
alle naam geschonken, opdat in de
naam van Jezus zich alle knie zou
buigen(Philipp. 2 9 v.v.), dan
blijkt hemelvaart voor ons toch ook
nog meer te zijn dan alleen de godde
lijke promotie van onze Heiland. Dan
zijn we er maar niet blij mee zoals je
blij kunt zijn met het geluk van een
ander. Dan, al zingende de lof van
onze Koning, merken we dat wij er
zelf alles mee te maken hebben! Dan
herinneren wij ons Zijn woord over het
plaatsbereiden (Joh. 14:2) en weten
we dat die actieve liefde, die drieën
dertig jaar op aarde voor ons bezig
was, al die eeuwen in de hemel is door
gegaan. Dan blijkt de prediking van
deze dag, die we maar amper als feest
dag in de kerken vieren, een stuk wer
kelijke troost te zijn. Want als een
mens op aarde alles wordt ontnomen
en de levensdraad afbreekt, mag hij
weten dat zijn sterven een hemelvaart
wordt en aan het eind der baan de
verloste zondaar zijn Koning mag ont
moeten.
VEENENDAAL
ds. J. Ytsma