Bericht aan de levenden Orthodoxe Jodendom in verzet tegen het gesprek GRAAG WAS IK PRIESTER GEBLEVEN... Hemelvaart een feest HIJ BLEEF IN HET AMBT 55 DEZE WEEK Tien uitgetreden priesters vertellen hun ervaringen in nieuw verschenen boekje Tn oeroude tijden toen er nog geen schrift bestond werd het in symbolen gegrifd in rotswanden. Later werd het overlevering van generaties, een sage of heldendicht en bezongen in fel-levende ge tuigenissen. Een boodschap, die we terug kunnen vinden bij vele volken. Bij volken in de schemering van de vroege historie, worstelend in de onmetelijke vlakten tus sen Eufraat en Tigris, de bakermat van tal van volken die naar het westen trok ken, om zich te vestigen aan de boorden van de oude wereldzee en op de eilanden van het latere Griekenland waar meer dan drieduizend jaar geleden een beschaving werd geboren, die méér dan we ons elke dag kunnen realiseren ons toch elke dag raakt. Het is een boodschap met als kern de woorden: „Vreemdeling, bericht het de le venden. Het is de boodschap van be toonde moed en trouw, van opoffering en vaderlandsliefde, van de standvastigheid van weinigen tegenover de onverschillig heid of de ontrouw van velen. Het is ook altijd een boodschap, over de grenzen van het aardse leven heen naar het heden, 'n bemoediging of een waarschuwing voor de levenden. Misschien heeft geen tijd als juist de onze hardhandig geleerd om behoedzaam te zijn met deze boodschap uit het verle den, hoe nobel ook bedoeld, hoe fraai van formulering ook en hoe menselijk van hoogheid en waardigheid. Heroïsme en grandeur in de kunst juist in de kunst verhullen dikwijls de wrede realiteiten datgenen wat aan dit heroïsme ten grond slag ligt heeft te veel gekost aan mensen levens en bitter leed om te dienen als on derwerp voor een epos. Geen tijd als de onze heeft zo veel verwarring gebracht en wij weten nauwelijks meer waar we heen moeten met onze gevoelens, hoe diep de ze ook zijn opgeweld, hoe eerlijk ook, om dat het woord vaderlandsliefde belast is met de doem van een pathos dat we te recht hebben leren wantrouwen. De scheidslijn tussen „die van ons" en „de anderen", eens zo makkelijk getrok ken naar het scheen, loopt sinds lang niet meer door zwart en wit, door volken en nationaliteiten, door godsdienst of politie ke overtuiging. Misschien is ons nog maar één werkelijk houvast gebleven: de stem van ons diepste, ons zuiverste mens-zijn en deze stem is waarlijk niet altijd mak kelijk te verstaan. IJet is niet zonder zin, dat er zo veel jaren voorbij moesten gaan eer er kunst werd geschapen, die een zuivere boodschap bevat in boven aangeduide be tekenis. Dit wil zeggen: een boodschap waarvan de essentie een waarachtig men selijke is, maar zonder nog een zweem van het pathos dat onze tijd niet meer als zuiver erkennen wil. Men kan opmer ken, dat grote kunst altijd afstand ver langt en daardoor zuiverend werkt. Niet altijd is dit echter ir. overeenstemming met de feiten. Vroeger heeft een oorlog wel degelijk kunst gegeven, die ontstaan was vrijwel onder de onmiddellijke indruk van dit gebeuren, toen ook tragisch en aangrijpend. Zijn wij anders geworden, zijn we doordat we onloochenbaar ons meer mensen van dezelfde aarde voe len ruimer geworden en voelen we ster ker de betrekkelijkheid van vaak wille keurig getrokken grenzen? Zijn wij daar om kritischer en sneller geneigd om in een kunstwerk de afspiegeling te zien van een mentaliteit, die menselijk te begrensd is en daarom verwerpelijk? Eerst de kun stenaar, die slechts appelleert aan gevoe lens en gedachten, die de mensen verbin den en niet eenzijdig het accent legt op nationale sentimenten welke zo dikwijls een nieuwe scheiding veroorzaken, zal in staat zijn te komen tot een kunst die bo ven de beperkende intenties uitstijgt. Toen de mensen in benarde omstandigheden be hoefte hadden aan de bezinning op het ei gene, door middel van kunst, 'varen ge dichten en muzikale verklankingen welke de nationaal-vaderlandse gevoelens ver tolkten inderdaad van bevrijdende en vaak onschatbare waarde. Maar deze kunst bleef in bijna alle gevallen gelegen heidskunst. De sterk Russisch-patriottische Leningrad-symfonie, om van tal van Sov jet-Russische werken één voorbeeld te noemen, heeft in het bitterste oorlogsge weld miljoenen mensen die deze muziek heimelijk en onvolkomen door een verbor gen radio opvingen moed gegeven. Kri tisch getoetst, nu alleen de muzikaal-ar- tistieke waarden in het geding zijn, stelt deze muziek teleur, zoals zo veel muziek en gedichten, nobel van bedoeling, maar gebonden aan een tijd en een begrijpelij ke mentaliteit. Want gróte kunst is veel méér dan edele bedoelingen en hoog-men- selijke eigenschappen, zij bezit haar eigen wetten. Het is een opvallend verschijnsel, dat grote kunst die geïnspireerd is op een zo diep ingrijpend en de kunstenaar he vig aangrijpend gebeuren als de tweede wereldoorlog was, de tijd nodig had eer er kunst kon ontstaan, gebonden en niet temin vrij, appellerend aan menselijke waarden als vrijheid en verzet en toch groot-menselijk en daarom verstaanbaar over klein-menselijke grenzen heen. J"|p de avond voorafgaande aan de be- vrijdingsdag wordt evenals het vorig jaar een bijzondere herdenking gehouden in het Amsterdamse Concertgebouw. On der auspiciën van de oud-illegale bladen Het Parool, Trouw en Vrij Nederland wordt „Bericht aan de levenden" voor de clamatie, gemengd koor en orkest van Hans Henkemans uitgevoerd. Het is een manifestatie, die vorig jaar diepe indruk heeft gemaakt en nu wordt voortgezet De officiële herdenking van de gevallenen is dit jaar verplaatst naar de avond van de derde mei, maar de organisatoren heb ben zich gehouden aan de vooravond van de vijfde mei, want.„de slachtoffers van de nazi's vielen ook op feestdagen en ve len is de vierde mei dierbaar geworden". Wie Henkemans' compositie gehoord heeft, zij is ook door de radio uitgezon den, zal ontroerd zijn geweest door de kracht van deze nobele muziek. Twintig jaar na de bevrijding is in ons land een compositie ontstaan, die zowel door haar uiterlijke vorm als door de kracht van de inspiratie en compositietechniek een kunst werk genoemd kan worden van allure. In deze zin, zoals we hierboven hebben trach ten te formuleren, is het inderdaad een „bericht aan de levenden", een muziek werk dat een volstrekt eigen taal spreekt en door deze taal van de muziek de diep ste intenties van mens en kunstenaar weergeeft. Hans Henkemans kreeg van de Stich ting Nederlands Kunstenaarsverzet twee jaar geleden de opdracht een groot werk te componeren voor de Dodenherdenking 1965, twintig jaar na de bevrijding dus. Aanvankelijk meende de componist de op dracht niet tijdig klaar te kunen krijgen, maar zoals Hans Henkemans zelf heeft verklaard greep het gegeven hem na eni ge tijd dermate, dat hij zich bijna drie maanden lang op dit werk concentreerde en zoals hij uitdrukte het gevoel had zelden met zulk een spontane drang gecomponeerd te hebben als met deze mu ziek het geval was. „T^oek niet de doden, zoek de levenden. Zoek daar waar dit volk woont en werkt. Zie hoe wijd zijn land is, hoe hoog zijn hemel, hoe dichtbij het ruisen van de geweldige zee. In deze gewesten zijn vrede en vrijheid groot geworden. Zij zijn de vruchten van geestelijke zuiverheid, eer lijk denken, naastenliefde en geloof. Be denk, dat hetgeen gisteren bedreigd werd, heden en morgen opnieuw in gevaar kan verkeren. Bescherm het en wees waak zaam. Zolang mogen de paden, die naar de stilte van onze doden leiden, begaan baar blijven voor de voeten van allen die zich willen bezinnen op de waardij van vrijheid en gerechtigheid. Daartoe helpe ons God. H. M. van Randwijk, te vroeg gestor ven journalist en idealist, schreef de tekst die gebeiteld is in het nationale ge denkteken op de erebegraafplaats in de duinen bij Bloemendaal. In sterke taal worden in een aantal volzinnen verleden, heden en toekomst bondig samengevat: de oorlogshandelingen in de mei-dagen van 1940, de bezetting met de beroving van vrijheid, de deportatie van de Joden, het ontwaken van het verzet en de bete kenis en daadkracht daarvan, waarna uit de herdenking van de doden de tekst voortvloeit die wijst naar de toekomst. Hans Henkemans hee't niet slechts de tekst van H. M. van Randwijk verklankt, maar de diepe zin en de ruime visie die de woorden een boven-reële betekenis ge ven weten op te roepen. Ook door de mu ziek zonder de steun van de tekst. Want voor deze tekst begint heeft de componist deze feitelijke tekst al uitvoerig voorbe reid, in een sterk geladen, soms bijna realistische muziek die alle elementen uit de tekst heeft gepuurd en zuiver ver klankt. Er klinken ook fragmenten die wonderschoon verbonden zijn met een zui vere natuurbeleven en zinrijk in het geheel geplaatst zijn. Hans Henkemans is com ponist en heeft dus gewerkt met contras ten en tegenover de macht van zijn mu ziek. wanneer deze stormachtig of snij dend het brute, het beklemmende of het smartelijke oproept, klinkt ook het be schouwende, het pastorale en ook het diep gelovige. Diep getroffen werden we toen we dit „Bericht aan de levenden" hoor den door het slot, het indringende zachte: „Daartoe helpe ons God", in klanken niet minder diep gegrifd dan de simpele woor den die onze zo verre voorouders als laat ste boodschap beitelden in de grimmige rotswanden. HENRI TH. TIMMERMAN. Wij wantrouwen ons hart te veel en ons hoofd niet genoeg. Joseph Roux. CRISIS VAN HET AMBT" De problematiek van het pries terschap, de ontmythologise ring daarvan, de vragen van het celibaat, van het priester schap in een nieuwe kerk in een nieuwe tyd, komen heel scherp naar voren in het boekje „Crisis van het ambt", waar in tien uitgetreden priesters hun visie en verwachtingen hebben geformuleerd. Het boekje verscheen in de reeks „Samen mens zyn" van Paul Brand in Hilversum. Het is hier en daar een wat wrang boekje. Wrang, omdat de uitgetreden priesters, die thans in verschillende functies werkzaam zyn, in het vor mingswerk byvoorbeeid, als ambtenaar by het ministerie van Justitie, in het uitgevers bedrijf, openiyk en oprecht schrijven over hetgeen hen bezighoudt en bezighield. Ze nemen dus geen blad voor hun mond waar het betreft het aanwyzen van de feilen van hun kerk (of éx-kerkgenoot- schap, maar dat is een zeer zeldzaam voorkomend geval). Feilen, zoals zy ze zien en for muleren. Het is een diep men- seiyk boekje geworden met stof voor een openhartige dis cussie. Het zyn allen mensen die een drempel zyn over gegaan. De drempel van de vraag: „Kan ik nog m(jn kerk op deze wyze biyven dienen als priester, als ik my niet volledig meer kan geven en kan vinden in dat priesterschap?" Terecht worden de uitgetreden pries ters genoemd: „exponenten van de generatie van „drem- pelgangers", die de onze is". De drempel gangers namely k van een crisis rond kerk en ambt. De crisis rond het kerk- zyn, de taak van de kerk in deze wereld, is er niet alleen in de kerk van Rome, maar daar in wordt die crisis wel het dui- deiykst manifest. Het is logisch, dat het celibaat een rol speelt in het uittreden. maar by verscheldenen Is het celibaat niet het hoofdmotief geweest. Veelal zelfs niet. Het is vooral het zich niet meer thuisvoelen als priester in een kerk, die dan wel enigszins in beweging is, maar toch naar hun gevoelen de aansluiting met de wereld mist. Een kerk, die, zoals een van de schrij vers in „Crisis van het ambt" opmerkt, misschien wel als allerbelangrykste opgave op dit moment heeft: waarachtig heid. Dat priesters uittreden heeft zeer veel, zo niet alles, te maken mét die waarachtig heid. 55 55 In 1951 werd hij tot priester gewijd. Veertien jaar later, in 1965, trad hij uit het ambt, na zeven jaar kapelaan in en kele Brabantse plaatsen en zeven jaar legeraalmoezenier te zijn geweest op de Veluwe. („De zeven magere en de zeven vette jaren", zegt hij gekscherend). De stap om uit zijn ambt te treden werd niet zonder veel overleg en moeite geno men: hij bleef nog anderhalf jaar leger aalmoezenier, nadat hij wist, dat er toch een eind aan moest komen. Nadat hij uit het ambt was getreden was hij ander half jaar werkloos, daarna kon hij een baan krijgen in Zeeland, in het sociaal- cultureel werk. Daar zit hij nu al ruim een jaar. In de tussenliggende maanden trouwde hij. Ze moesten een jaar wach ten, voordat er dispensatie kwam uit Ro me. Met hem hadden we een gesprek zijn naam zullen we onvermeld laten. „Men moet ons niet ex-priesters noe men". zegt hij. „Liever uit het ambt ge treden priesters". Hij is begin veertig. „Ik zou graag priester gebleven zijn, toch is het voor mijn eigen bevrijding be ter dat ik een tijdje vakantie heb". In de loop van mijn priesterschap waren er drie stappen, waardoor ik vrijer ging denken en die tot mijn uittreding leidden. Eerst begon ik te ontdekken, dat sommi ge wetten van het instituut van de kerk, niet wenselijk waren. Ik begon mensen te beoordelen los van het instituut. Je zat als biechtvader in een hokje, je hoorde de mensen aan en ging een eigen privé-oor- deel vormen. Dan zei je: deze man is pri ma, maar hij somt dingen op waarvan de kerk zegt: dat kan niet. Door de mens wetenschappen voelde je dat er iets fout zat: dat de mens door het instituut als het ware mishandeld werd. De tweede stap was dat ik vrije beslissingen ging nemen, bijvoorbeeld over gemengde verkering. De derde stap was dat ik vond dat er bin nen de kerk ruimte moest zijn voor bij voorbeeld mensen die in concubinaat leef den. Met behulp van mgr. Bekkers heb ik op een gegeven moment die vrijheid ge vonden om te zeggen: de kerk moet een vrije ruimte zijn, waarin iedereen kan le ven, ook wie niet gelooft in de verrijzenis, in de huwelijkswetgeving en zovele ande re zaken. Toen lag het huwelijk bij wijze van spreken voor mij voor het oprapen". Hij had een rooms-katholieke secretares se.leren kennen. Kende haar al enige tijd tot er een dag kwam waarop beiden duide lijk werd, dat zij allang verliefd waren. Hij: „Mijn overtuiging werd: als een priester van iemand houdt, dan is het celi baat opgeheven. Het is ook gezegd bij ons kerkelijk huwelijk, dat professor Grossouw heeft gesloten. In zijn preek zei hij: „Wat God door liefde verbonden heeft, scheide geen mens". Zij: „Mijn eerste reactie op het ver liefd zijn was: dat kan niet, het is voor ons allebei een onmogelijke zaak om ver liefd te worden. Door te praten kwamen we op een gegeven moment tot ons besluit. Maar psychisch vergt het veel. Ik had eerst wel een schuldgevoel. Je bent na tuurlijk bang, dat de mensen zeggen: „Zij heeft een priester „verleid". Het was ech ter geen kwestie van: Ik doe hem iets aan, maar het was het feit, wij houden van elkaar. Hij: „Het was: wij zijn samen priester. Juist omdat ik priester wilde blijven zijn wij getrouwd. Ik werd er een beter pries ter door. Zij leeft mee, beïnvloedt mij soms bij bepaalde gedachten". Zij: „Som mige dingen kun je beter met z'n tweeën dan alleen. Voor mij en ook voor veel van zijn collega's blijft hij priester". Hij: „Ik sta achter de kostelijke kenmerken van onze kerk. Ik heb wel eens gedacht mijn diensten aan een andere kerk te ge ven, maar dat kan ik niet". Het duurde nog anderhalf jaar voordat ze hun stap bekend maakten. Die stap werd door de vroegere collega's heel goed geaccepteerd. Ook in de familie. Hij komt uit een Brabants boerengezin, twee zusters van hem zijn non. De eerste keer dat hij met zijn aanstaande op bezoek ging bij zijn ouders zei hij: „Als het goed is, staat binnen het half uur de vlaai op tafel". De vlaai stond er. In het Italiaans en in het Latijn gingen brieven naar de paus om sneller dispensatie te krijgen voor het hu welijk. Er kwam geen antwoord. Tenzij men de toestemming die er kwam als een „antwoord" beschouwt. Hij: „Het komt tegenwoordig soms zelfs binnen de twaalf weken, dus al een hele verbetering". „Voor ons eigen geweten hadden we de dispensatie niet nodig, maar toen het brief je uit Rome kwam hebben we toch hoog gesprongen. Er zit in zo'n briefje toch een stuk medemenselijke erkenning: je leeft namelijk niet alleen ,je zit in een gemeen schap". Toen kwam het zoeken naar een baan. Het viel niet mee. „Dominees zowel als priesters hebben de naam bij de mensen, de oplossingen simplistisch te bieden (zij: „Voor te stellen"). Velen hebben die kwaal. Dat zit er wel achter waarom men wat schuw is. Bovendien: je bent je aureool kwijt, zelfs bij niet-katholieken". Zij: „Men weet de ervaring en de oplei ding van een geestelijke niet naar waarde te schatten. Toen men een aureool had kon je alle mogelijke problemen te behandelen krijgen en de oplossingen werden van jou (Van onze medewerker M. Kopuit) De Israëlische opperrabijn Jitschak Nissim, daarbij ge steund door 23 andere vooraanstaande rabbijnen in het land, heeft bezwaar gemaakt tegen het voornemen van Europese rabbijnen een conferentie in Rome te beleggen. Zijn grootste bezwaar was dat in Rome het Vaticaan is gevestigd en dat de aanwezigheid van zoveel rabbijnen aan gegrepen zou kunnen worden om een dialoog te beginnen. „Wij Joden", zo betoogde de opperrabijn, „hebben van een gesprek met kerken niets te verwachten. Het brengt Joden niet dichter bij het jodendom, maar wel bij het christen dom". Jteeds sterker worden de laatste tijd de stemmen uit kringen van het orthodoxe jodendom, die zich tegen „het gesprek" keren. De heer B. Pels, die vele jaren als rabbijn in Amsterdam heeft gefungeerd en thans in Luzern een rabbinale post bekleedt, heeft dezer dagen van de kansel „het gesprek" als een gevaar bestempeld. En de opperrab bijn van Engeland, dr. Imanuel Jakobowitz, heeft onlangs verklaard dat de weigering van het orthodoxe jodendom dee! te nemen aan „het gesprek" weieens tot gevolg zou kunnen hebben „dat de vriendschappelijke verhoudingen tussen de godsdiensten en de verdraagzaamheid op dit ter rein, waarnaar wij zolang hebben gestreefd, ons zal over weldigen, zo niet vernietigen". Deze opperrabbijn acht de oecumenische gedachte tegengesteld aan het joodse be- lar.g. „Voor het grootste deel van de volken was het joden dom in wezen onbekend. Men sloeg er mede nauwelijks aandacht op, omdat ten opzichte van het rooms-katholicis- me en van sommige protestantse groeperingen heel het jo dendom liberaal leek. Maar nu katholieken en protestanten de teugels laten vieren en meer oecumenisch gericht zijn, iets waarvan het orthodoxe jodendom toch al geen deel kan en wil hebben, zullen vele joodse opvattingen meer en meer tegengesteld gaan lijken aan principes van ver draagzaamheid en liberalisme", zo stelde hij. Om tweeëerlei verwante redenen is het orthodoxe joden dom niet geporteerd voor een gesprek. De eeuwen door is in de christelijke samenleving veel feller, heviger en frequenter dan in de islamitische het joodse volk ver volgd. Van oude tijden af hebben de rabbijnen als behoe ders van volk en godsdienst ernaar gestreefd uit zelfbe houd een scheidslijn te trekken. Zij hebben de joodse wet voorzien van een omheining, opdat aanrakingspunten op het gebied van de religie zouden worden vermeden. Het had ten doel de afval van het jodendom tegen te gaan en zo min mogelijk aanleiding tot aanstoot te geven waaruit pogroms zouden kunnen volgen. Immer is men bevreesd geweest en dat geldt ook nu nog, dat opvattingen en ge bruiken van het jodendom verkeerd worden uitgelegd waar door het tegengestelde wordt bereikt van wat met „het ge sprek" wordt beoogd. De in de historie veelvuldig gehou den godsdienstdisputen, waartoe joden werden gedwongen en die voor hen bijna altijd eindigden met de brandstapel, zijn daaraan niet vreemd. Maar de belangrijkste reden tot weigering om deel te nemen aan „het gesprek" vormt de zending. Ook hierbij staat de historie op de achtergrond. In de loop der eeuwen zijn miljoenen joden .gedwongen of via evangelisatiege- sprekken tot het christendom overgegaan. Of dit laatste nog steeds plaatsvindt is minder belangrijk dan wel dat een groot deel van het joodse volk van mening is dat de chris telijke kerken hun zendingsactiviteiten onder de joden nog steeds niet hebben gestaakt. Men is bevreesd dat „het ge sprek" toch uiteindelijk ook dergelijke zendingsbedoelingen heeft. Het orthodoxe jodendom kan zich moeilijk voorstel len dat de christelijke opdracht „het christendom te predi ker. aan alle creaturen" thans tot stilstand is gekomen wat de joden aangaat. Dit temeer niet, daar het jodendom aan „het gesprek" geen behoefte heeft. En er nog niet rijp voor is. Het joodse volk dat door de catastrofe in de jaren 1933-1945 en door de stichting van een eigen joodse staat, geconfronteerd wordt (in één generatie) met niet te be vatten interne problemen, is nog niet in staat een gesprek te voeren. En al waren deze moeilijkheden er niet, dan nog zou de weigering niet te verwonderen zijn, er van uitgaan de dat eens dezelfde joodse gedachten werden verguisd en dezelfde joodse boeken werden verbrand, waarvan men thans met graagte wil kennisnemen. Het orthodoxe jodendom doet overigens ook geen moei- De heilige arke, waarin de wetsrollen met het oude testament ter synagoge worden bewaard. te zich voor „het gesprek" gereed te maken. Het was im mer in zichzelf gekeerd. Met het christendom heeft het joodse volk trouwens evenveel gemeen als met de islam.' Zo goed als voor de islamieten de Koran zonder -het Oude Testament niet is weg te denken, is voor het christendom het Nieuwe Testament zonder het Oude ondenkbaar. Maar vcor het jodendom verandert er zonder deze geschriften niets. Het jodendom heeft het christendom niet van node en ziet aan een gesprek vooralsnog negatieve zijden. Een te grote toenadering zou zelfs gemengde huwelijken kun nen bevorderen. Het afwijzen van en de weigering deel te nemen aan „het gesprek" wil overigens niet zeggen dat het orthodoxe jodendom niet voor verdraagzaamheid is ge porteerd. Om humanitaire redenen heeft het daarnaar al tijd gestreefd uit het begin van de jaartelling dateert trouwens al deze uitspraak van een joodse wijze, aan wie gevraagd werd in één zin uit te leggen wat nu eigenlijk jodendom is. Zijn antwoord: „Jodendom is naastenliefde, de rest is verklaring.-" verwacht. Nu kun je het niet meer". Hij: „Als priester kon je zo door een bisschop worden aangesteld als godsdienstleraar. Nu moet je de studie gedeeltelijk over doen. Wat andere banen betreft: de men sen beseffen niet wat je als priester hebt gedaan: jeugdwerk, huisbezoek, mensen in dagelijkse moeilijkheden begrijpen en verstaan, uitwegen zoeken, contacten met maatschappelijke werkers, veel praten met psychiaters". Zij voegt eraan toe: „Welke leek wordt met zoveel problemen benaderd als een kapelaan in een parochie en een aalmoeze nier in dienst?" Ik mis wel de gewone waardering voor hem, die had men ervoor wel, maar erna is die minder geworden". Haar man: „Bij de priesters hier in de omgeving ligt de waardering hetzelfde, voor hen ben ik een collega". „Heel veel geestelijken, ook gewezen geestelijken, hebben weinig goede woorden voor de priesteropleiding. Dit zijn mijn goede woorden: wij hebben een kritische denk wijze leren ontwikkelen en historisch in zicht gekregen. Door dat kritisch inzicht kunnen we een ander gunnen kritisch te denken en te leven. Maar om onze dogma tiek kan ik alleen maar huilen. Om de bijbel: prachtig, ik ben blij panorama's te hebben leren ontdekken in de bijbel. Ik heb wel gemist de praktische handgre pen: gespreksleiding bijvoorbeeld, kort om: veel praktijk. Ik heb dit allemaal zelf moeten leren. Is hij tevreden met zijn huidige werk kring? „Mijn taak bevalt mij goed, maar toch zou ik weer graag liturg zijn, spre ken, op huisbezoek gaan, een spreekkamer hebben. In het leger was het mooi wer ken: jongens helpen te aanvaarden hoe ze zijn. In militaire dienst zou men mij best nu weer aalmoezenier kunnen maken: ge sprekken houden kan een leek ook. Wel zal hij een priesterlijke mentaliteit moe ten hebben, het is, evenals bedrijfsaposto- laat, zielzorgelijk maatschappelijk werk. Ik ben helemaal geen eminent man maar ik vind het jammer dat de kerk een man als mij feitelijk weggooit". „En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde." Lu kas 24:51 De Hemelvaartsdag is een christelij ke feestdag met een eigenaardig ka rakter. Bij alle hoogtijdagen spreken we van feesten. Maar wie spreekt er nu van hemelvaartsfeest? Zijn wij op de Hemelvaartsdag wel rijker ge worden? Eigenlijk niet armer? Want we gedenken dat onze Here Jezus Christus is heengegaan van de aarde. Dat betekent dus dat Hij de Zijnen achterliet in een wereld vol dreiging. En als we nu overwegen dat we op He melvaartsdag toch feestvieren, dan kan dit alleen door voorlopig onszelf buiten het middelpunt te houden. „De dag der kroning is gekomen. O, al gij vorsten, kust den Zoon". Zo heet het in één der Hemelvaarts liederen. Het is wel erg, wanneer het feest voor ons is, als God aan ons geeft: het kind in de kribbe, de voldoening van onze schuld, de overwinning over dood en graf. Maar dat wij er zonder meer een vrije dag van maken, wanneer God aan Hem geeft, aan Zijn Zoon, aan onze verlosser, de kroon, de gloriedag, de jubelende ingang in Zijn hemelwo ning. Als dan de engelen Hem bezon gen hebben, moet het voor ons juist Juni 1966 vroeg kapelaan J. A. M. Meijeren in Sas van Gent zijn bisschop mgr. De Vet toestemming om, voor enige tijd de uitoefening van de func tie. die met het ambt gepaard ging, te mogen neerleggen. De toestemming kwam. De heer Meijeren vertrok naar Amsterdam. Begin februari keerde hij terug. Zijn besluit: ik blijf priester, maar wil niet in een parochie. Hij is nu godsdienstleraar op enkele scholen in de omgeving van Breda. Hij woont in de bisschopsstad op kamers. Daar spreken we met hem. De heer Meijeren is nu 33 jaar. Hij had eerst een administratieve baan en begon pas op 21-jarige leeftijd zijn studie theologie. Nadat hij klaar was, werd hij kapelaan in Kwadendamme, vervolgens in Sas van Gent. Vooral in Sas van Gent kwam hij kritischer te staan tegenover geloof en kerk. „Je nam eerst ongemerkt deel aan een plaatselijke parochie, maar in Sas van Gent kwam ik in een veel ope ner gebied terecht, met veel anders denkenden, je duikt in de studie van de andere kerken. Dan ontdek je dat de R.-K. kerk breder is dan de paus in Ro me, dat had je wél qua theologische vorming opgestoken in het seminarie, maar nog niet in de praktijk van de parochie. Daarom is het zo goed als een geestelijke na een paar jaar in een niet-specifieke r.-k. omgeving wordt te werk gesteld". Waarom wilde hij enige tijd weg uit de parochie? „Het was een heel persoonlijk mo tief. Ik ging mij afvragen: geloof ik nog in veel van die dogma's: de eucha ristieviering bijvoorbeeld, de Maria- dogma's, de pauselijke onfeilbaarheid. We hadden veel gespreksgroepen in Sas van Gent. En als je met die vra gen zit, hoe kan je dit dan nog alle maal overbrengen op de anderen. Ik wilde eerst alles voor mezelf weer eens doordenken. Maar daarvoor hoef je nog niet je ambt neer te leggen." In Amsterdam ontdekte hij dat hij als ex-priester gemakkelijk andere ba nen kon krijgen als assistent-perso neelschef bij een brouwerij bijvoor beeld, diverse administratieve banen. Door de contacten daar. met studenten en met geestelijken, ontdekte hij ook: „Je bent eigenlijk nog priester. Het kerkgebouw speelt geen rol meer. Het gaat om de betekenis van het christen- zijn in de wereld. Het gaat niet om het boordje. Ik ontdekte ook, dat ik niet meer parochieel kon denken, daarom wilde ik een andere baan, maar ik wil de wel priester blijven. Ik ga daarom ook wel eens in eucharistie-vieringen voor, in Middelburg soms. Je voelt je toch eigenlijk het meest priester in het sacramentele leven. Ik sta toch in de verkondiging. Je merkt het als je in de kerk zit: dan sta je er eigenlijk het liefst vóór. De „retraite" in Amster dam had voor mij heel veel waarde, het heeft mij meer gedaan daar als priester te zijn, zonder dat ik herken baar was, dan een echte retraite." een stukje beleving zijn van onze ge meenschap met de triumferende kerk, wanneer we mee mogen doen en het zo ook voor ons feest mag zijn, omdat onze Heer is ingegaan in Zijn glorie. En als we hiervan goed doordrongen zijn, en blij kunnen zijn met wat God Hem heeft gedaan: „de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen(Philipp. 2 9 v.v.), dan blijkt hemelvaart voor ons toch ook nog meer te zijn dan alleen de godde lijke promotie van onze Heiland. Dan zijn we er maar niet blij mee zoals je blij kunt zijn met het geluk van een ander. Dan, al zingende de lof van onze Koning, merken we dat wij er zelf alles mee te maken hebben! Dan herinneren wij ons Zijn woord over het plaatsbereiden (Joh. 14:2) en weten we dat die actieve liefde, die drieën dertig jaar op aarde voor ons bezig was, al die eeuwen in de hemel is door gegaan. Dan blijkt de prediking van deze dag, die we maar amper als feest dag in de kerken vieren, een stuk wer kelijke troost te zijn. Want als een mens op aarde alles wordt ontnomen en de levensdraad afbreekt, mag hij weten dat zijn sterven een hemelvaart wordt en aan het eind der baan de verloste zondaar zijn Koning mag ont moeten. VEENENDAAL ds. J. Ytsma

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 13