Voorjaar in het oude kasteelbos
De natuur zit vol geheimen en die
moet men zeil leren ontdekken
Kasteelheer van Renswoude
had eigen stroomloze ijskast
steek eens een North State op en ontdek hoe goed een sigaret kan smaken
140
Adverteren
doet
verkopen
Schutkleur
Raadsel
KOUSENHUIS lempo
o
„Cunera" herbouwt
Een vrouw
is een vrouw is een vrouw
Ze wil kousen die passen
goed passen mooi passen.
En wat zint haar dan
vraagt ze dus draagt ze dus?
De wondere wondere nylons van
ZIE DE TV-SPOT VAN HEDENAVOND
DINSDAG 2 MEI 1967
We zwierven die zonnige middag
in april van het ene plekje naar het
ander en op 't laatst kwamen wij
in het kasteelbos van Renswoude.
Dat bos staat hoog, maar je loopt
overal in de luwte. Een straffe wind
lijkt hier een zacht briesje. Je ziet
in de oude stammen geen beweging,
maar kijk je omhoog, nou, dan ru
moert het daar wel. En dat hoor je
ook. Het is wel fijn zo in een bos
met een klein stormpje. Een enke
le keer komt de aanbulderendè wind
wel door een dwarslaantje aanstor
men, maar je zet de kraag maar
wat op en dan loop je zo weer in
de beschutting van hoog opgaand
hakhout. Zo'n oud loofbos is het
fijnste wat ik ken.
't Was die middag bij de vijver
een heel geloop. Wat had die vader-
zwaan het druk. 't Dier had geen
leven. Telkens moest hij tegen de
wal optornen om de nieuwsgierige
mensen weg te jagen. Dit was zijn
broederf en schiet nou maar op,
wilde hij ons met dat agressieve
gedoe duidelijk maken.
Een jong moedertje kwam met
een kinderwagen zijn kant op. Dat
gekke, ding was helemaal niet wat
hij duldde. Met zijn grote flappoten
kwam hij klets-klets aanzetten. De
vrouw ging er vandoor en dat maak
te het vaderbeest nog driester. Met
één ferme vleugelslag mepte de
woesteling vrouw en kinderwagen
ondersteboven en ging toen voldaan
over de betoonde moed en trouw te
water. Zo kwam hij ook op ons af.
„Staan blijven", riep iemand en wij
stonden stokstijf. Niet van schrik.
Onze vriend Vermeer kwam eens
poolshoogte nemen en greep het
kwaaie beest resoluut bij de nek en
duwde hem zo het water in. Dat
hielp! Als een schooljongen, die wat
durft, droop hij af. Zo moet je dus
tegen die mijnheer optreden. Dat
besloten wij te onthouden.
Waar boven het pas getopte hak
hout een jonge aanplant van beuken
uitstak, vonden wij prachtig ver
scholen tussen oud bruingeworden
blad dat heb je wel bij jonge beu
ken wel zes nesten van merels
en zanglijsters. Op zichzelf al iets
bijzonders. Een merelman of dito
lijster (of wat voor andere zangvo
gel dan ook) duldt in de directe om
geving van het nest geen soortge
noot. Dat weet zo'n mannetje wel
duidelijk te maken. Geen merelman
waagt het binnen de broedzone van
mijnheer te komen. Ze zeggen met
hun gezang niets anders dan „durf
het niet te wagen in mijn hof te
komen".
nieuwsgierige kinderen opdagen.
De één wist een nest van dit en de
ander van dat vogeltje. Een meis
je zei „jullie laten ze toch wel rus
ten". Als flinke kerels beaamden we
dat. Vroeger waren zulke pottekij^
kers gevaarlijk. Je had je nog niet
gewend of de eieren waren er al
uit.
In de uiterste hoek van het bos
vonden wij een zeldzaam mooie bo-
Tot de traditionele duiventorens be
hoort die van de ridderhofstad Rens
woude tot de meest typische op het
gebied van de adellijke attributen.
Het duifrecht behoorde geheel aan de
adel. De gewone man mocht geen
duiven houden.
dembedekking met kussenmos. Die
kinderen legden hun hoofd er op en
ik reciteerde dat oude schoolversje
waarin voorkomt „een kussentje
van mollig mos". Maar de dichter
was er ook een van de koude grond.
„Wat is dat koud", riepen ze in
koor. Wel, wel, dat hadden ze niet
gedacht! 'k Liet ze er een vinger in-
prikken die ze haastig terugtrokken.
Wat steen- en stéénkoud is het bin
nen in zo'n bult kussenmos.
Onze vriend Vermeer,, grootge
bracht op het landgoed, vertelde
ons een en ander over het gebruik
van juist dét mos bij het aanleggen
van dë raadselachtige „ijskelder"
die altijd bij ridderhofsteden en def
tige buitenhuizen te vinden was.
Wij waren al eens langs het heu
veltje dicht bij het kasteel geko
men maar je kwam er gewoon niet
op dat daar ieder jaar -opnieuw
zo'n merkwaardig „kasteelattri
buut" aangelegd werd. 't Is nu niet
meer nodig met die ijskasten.
Er moest uiteraard een winter
met ijs geweest zijn. Maar als dan
op de grachten en de vijver dik ijs
lag liet de oude baron een paar ar
beiders direct grote schollen hakken.
Die werden dan naar de ijskelder
gebracht. Daar lag reeds een berg
kussenmos gereed. Zo'n ij sbewaar
plaats was achthoekig en bestond uit
rechtop en tegenelkaar in de grond
geslagen geschild dennerondhout
met aan de noordzijde een ingang.
Daarin tastte men laag voor laag
de ijsschotsen en het kussenmos.
Over de gevulde ruimte kwam een
rietgedekte spitse kap; iets in de
geest van een hooibergkap, waarna
alles afgedekt werd met aarde. En
of men het gelooft of niet, maar de
hele zomer door had men echt ijs
om dranken te koelen en om te ge
bruiken in geval van ziekte. IJs en
kussenmos vormden onder dat heu
veltje een koude eenheid.
Wanneer in bepaalde gevallen de
dorpsdokter het nodig achtte dat een
patiënt ijscompressen gebruikte,
dan schreef hij een briefje dat een
huisgenoot op het kasteel afgaf.
Dan ging de tuinman mee en open
de de ijskelder. Dat moest dan écht
nodig zijn. De baronnes wist dan
meteen waar een ernstig zieke
was. Een paar dagen later bracht
een dienstmeisje „de complementen
van mevrouw en, da's voor de zie
ke"; een heerlijke soep en fruit. Ja,
toen was er een écht vertrouwelijke
sfeer in zo'n plattelandsdorp. Het
boterde best tussen 't kasteel en 't
dorp.
Wij vonden in het Renswoudese
bos vrij dicht bij elkaar drie wel
gevulde merelnesten. De uitzonder
lijk gunstige nestgelegenheid zal ze
er toe verleid hebben elkaar te dul
den. Maar begrepen, neen, dat heb
ben wij het nooit. En we hebben ook
nooit nog eens zo iets teruggevon
den. Een volgend jaar zat er hele
maal niets. Mij een raadsel.
Wanneer je rondloopt te schar
relen met kijkers en fotografische
apparatuur komen er altijd wel
Al wandelende je mag daar
niet anders kwamen wij door de
lange-lange lindelaan. Je zou nog
beter kunnen zeggen „hoge, hoge
lindelaan", want hebt u ooit hoger
linden gezien? Deze laan komt uit
bij een weiland dat vroeger bestond
uit een boomgaard en een moestuin.
Er gaat een sloot langs en daar
heb ik béter dan ooit elders gezien
wat de schutkleur voor vogels be
tekent. Er rarest daar een eenden
nest zitten. De woerd zwom zenuw
achtig tussen de struiken heen en
weer en ging op 't laatst toch nog
op de wieken.
Prachtige vogels toch, die wilde
eenden, nu eens glanzend groen en
dan weer staalblauw al naar gelang
het zonlicht er op valt. 't Eendje
bleef zitten en het hele gedoe speel
de zich pakweg vijf meter van de
plek waar ze zat te broeden af.
We moesten met de ogen de hele
slootkant aftasten eer wij de voor
treffelijk gecamoufleerde vogel za
gen. Op de snavelpunt zat een drup
pel water en die flonkerde als een
diamant.
Uit een liespol vloog onopvallend
een klein geelgroen vogeltje. Een
fitisje, wisten wij al gauw, want
vlak bij begon er een te fluiten met
dat eigenaardige wegebbende aan
het eind van zijn vogellatijn. Nou,
en dat overhuifde nestje, dat de
boerenjongens „bakoventje" noe
men, dat- kon van geen ander zijn.
'k Had ze al eens eerder gevonden,
maar hoewel die uit fijner mate
riaal gemaakt waren was de struc
tuur hier toch hetzelfde. Wonderlijk
is dat. Of je nu twee of duizend
lijsternesten ziet, of ze nu in Rens
woude of ergens in Moskou zitten,
ze zijn allemaal gelijk, allemaal
van 't zelfde materiaal gemaajct en
een met modder bestreken mest-
kom. Niemand leert ze dat.
In de hoek bij de oude tuinmuur
staat aan de buitengracht een wat
vreemdsoortige wilg met oranje-ge
le takken, een soort bindwilg, vroe
ger daar neergezet om tenen te snij
den voor het aanbinden van vrucht
bomen op het latwerk van de nu
verdwenen schutting, 'k Heb vriend
Vermeer gevraagd of de jongens in
Renswoude vroeger net als in Vee-
nendaal van wilgetakken in april
of mei fluitjes maakten.
In Renswoude deden ze dat van
lijsterbessehout. Om de bast los
te krijgen klopten ze met het hecht
van een zakmes of oud broodmes
nét zo lang op zo'n stokje tot ze
het huisje er af konden wringen.
Dat gebeurde op de maat van het
volgende versje:
„Siepe sappe houtje,
Ik sla je op je boutje,
Ik sla je met mijn messehecht,
Alle vogels leggen,
Krupen in de heggen.
Zeg knorrepot!
Wil je» nog niet uit de dop!"
Of in 't Veen zo'n soort versje op
gezegd werd weet ik niet meer,
maar wél dat ik al eens suf ge
weest ben van het nat maken met
spuug. De jongens van 't Beneden
eind waren er zeer bedreven in. Je
hoort of ziet er niets meer van,
maar snerpend schel ervoer Vee-
nendaal vroeger dat het fluitjestijd
was. Wat veranderde de tijd toch.
We stonden bij een oude perelaar
en in de kom waaruit de takken
van de kroon ontspringen zat het
nest van een grote of treklij ster.
Ook al een vogel die de laatste tijd
méér en méér bij ons is komen
broeden. Net als de Turkse tortels.
In het bos van Renswoude hadden
die telkens een dichte conifeer op
het oog. Maar zodra ze het eenvou
dige takjesnest in gereedheid aan
het brengen waren, kwamen de
kauwtjes het in beslag nemen en
bouwden het af. Wat hebben die to
renkraaien toch een rare gewoonten.
Er zijn er tientallen rond de koe
pelkerk, maar zé gunnen een ande
re vogel niets. Ze zijn zo jaloers
als ze groot zijn.
Die Turkse tortels zag je een paar
jaar geleden nog niet in onze omge
ving. Nu is het een héél gewone
broedvogel aan het worden. Maar
net als in de landen rond de Mid
dellandse Zee leggen ze bij ons ook
een voorliefde voor dichte coniferen
en -in ieder geval voor bomen met
een dicht bladerdek aan de dag.
Hoorde u al eens wat het doffertje
voor een naargeestig geluidje maakt
als dié overvliegt? Nou, dat is hem
dan.
We zijn het gehele vijvercomplex
rond gewandeld en vonden iets
zéér bijzonders. Overal staan daar
van die scherpe grassen. Zeggen
zijn dat of carex met een vreemd
woord. Als men nu weet dat gras
sen en zeggen échte windbloeiers
zijn, dus planten waarvan het stuif
meel nooit door insekten op de stem
pels van soortgelijke bloemen ge
bracht wordt maar door de wind.
Er zijn mensen die van dat in de
lucht zwevende stuifmeel van gras
de beruchte hooikoorts krijgen. Maar
met die paar zeggen aan de vijver
van 't kasteel zit dat wel goed. Dit
waren twee /soorten bij elkaar. En
nu vonden wij er een rare tussen.
Die leek.... nou ja, op allebei. Een
héél zeldzame natuurlijke kruising.
Sinds ik bij Lienden dat geweldige
kruisingswonder tussen grote en
kleine lisdodde ontdekt heb, kijk ik
naar méér van dit soort natuurspe-
lingen uit. En met succes.
Wij vonden de éérste bloeiende
Rivinusviooltjes. Een mevrouw had
al een handvol geplukt. Moet dat
nou? Heeft onze grote natuurbe
schermer dr. Jac. P. Thijsse niet
eens gezegd: „Laat uw liefhebben
nooit ontaarden in liever hebben",
'k Heb met een vermanende vinger
geprotesteerd. Die bloemen behoren
bij en in het bos. Dat moet u niet
doen. Hebt u in het bos van Rens
woude wel eens écht bloeiende lelie-
Onder de poort van de vermaarde
duiventoren van Renswoude door heeft
men dit magnifieke kijkje op het
kasteel dat er aan de achterzijde
vriendelijk en licht uitziet geheel in
tegenstelling met de stoere deftigheid
van het front.
O
tjes van dalen aangetroffen. Alle
maal worden ze jaar in jaar uit
weggeplukt. Ze gunnen elkaar er
niet één en plukken de steeltjes
met groene knopjes nog weg. Al
weer was het Thijsse die zei: „Laat
wie na u komt ook meegenieten van
al het schoons dat u ziet; laat ze
staan". U bemerkt wel dat als ik
aanmerkingen op het wegroven van
onze wilde flora maak, ik in heel
goed gezelschap ben. Wil men naar
mijn bemoeiallerigheid niet luiste
ren, doe het dan naar de grote
man die ons aller achting had en
die na zijn dood ons nog meer aan
moet spreken.
Wij zijn al wéér verder in de tijd
en onze flora is al wéér armer ge
worden. De regering overweegt be
paalde zeldzame planten te gaan
beschermen. Gek dat er dan een
controleur van de natuurbescher
mingswet op u af kan komen en u
voor het plukken van bloemen op de
bon kan slingeren. Gek? Eigenlijk
helemaal niet.
RHENEN Het gedeelte van druk
kerij „Cunera", gelegen langs de Ser
vetstraat, dat half december tot aan
de grond toe afbrandde, wordt her
bouwd. Er komt een zeer modern inge
richte drukkerij met een plat dak en
een speciaal voor het bedrijf ontwor
pen vloer. De oppervlakte bedraagt on
geveer 300 m2.
't is weer tijd voor
Verkrijgbaar bij:
Zandstraat 84 - VEENENDAAL
Telefoon 3102
Met en zonder naad
1.45 - 1.75 - 1.95 - 2.50 - 2.95