Geloof in een geloof Unie van Baptisten bezon zich op en doop correctiedoop Doopsgezinden houden in Amsterdam wereldcongres Uw adres is bekend De dood bij het Woord LITERAIRE KRONIEK Waarom Keuze De doop Autonoom door \iaXIsu* DEZE WEEK n zijn essays „On poetry and poets" zegt T. S. Eliot ergens: „Ik kan geen Noors lezen, maar als iemand mij kwam vertellen dat er in de Noorse taal geen gedichten meer geschreven werden, zou ik, méér dan een algemeen gevoel van meeleven te ondergaan, gealarmeerd zijn. Ik zou het als een ziekte beschouwen, met het gevaar van verspreiding over het hele continent: het begin van een ondergang, die betekent dat de mens nergens meer in staat was de emoties van een beschaafd wezen uit te drukken, mdat hij innerlijk verkild was, zonder liefde of geloof." Eliot wijst er verder op dat zoiets niet eens denkbeeldig zou zijn. Onze tijd is er een van vermindering van het Godsgeloof en kerkelijke afval. Maar dat vormt nog niet het grootste gevaar. Wat ons aller eerst zorgen moet baren is het gebrek aan geloof in het geloof-zelf. Het algemeen- religieus gevoelen, het geloof in wat ook, wordt in twijfel getrokken of verdwijnt zelfs geheel. Eliot vindt deze menselijke conditie de dood voor de poëzie, waarvan de stimu lans en diepere grond altoos in enig reli gieus gevoelen schuilt, waarbij men dan nog niet aan een bepaald geloofs-systeem of godsdienst behoeft te denken. ^an deze uitspraak werd ik herinnerd bij het lezen van de twee slotregels van een gedicht: „Tekenen van de tijd", dat in een nieuwverschenen bundel van Inge Tielman voorkomt, „Deelbaar licht", verschenen bij de U. M. Holland, Haar lem. Daar staat namelijk: „Zalig zijn zij die geloven/het geeft niet in wat". Het is een wellicht onbedoeld antwoord op Eliots klacht, een antwoord dat men overi gens niet alleen uit dit verzenboekje kan puren, maar ook uit een zestal andere die tegelijkertijd in dezelfde poëzie-reeks ver schenen zijn, de zogenaamde Windroos reeks, onder redactie van Ad den Besten. Het betreft hier werk van dichters, die weinig algemeen bekend zijn; men ont moet ze niet op de televisie of bij poetry- readings, en „nachten der muze". Ze heb ben echter nog iets anders gemeen: een religieuze ondertoon in hun werk, een soms meer, soms minder uitgesproken ge loof, wel eens wat mystiek van aanleg. Hoewel in vorm meest aansluitend bij wat men tegenwoordig het traditionalis me noemt, is hun verskunst toch niet on modern, zowel naar de gevoelswereld en themata als wat betreft een eigentijds en oorspronkelijk taalgebruik. De lezing van deze bundels biedt verras sende ontmoetingen; er is veel poëzie by die van een zeer zuiver dichterschap ge tuigt, ambachtelijk en tegelijkertijd echt geïnspireerd uit ziel en geest. Tjten dichter als Dick Steenkamp is in -*-i zijn bundel „Het koninkrijk raakt uit de tijd" weliswaar nog onder de invloed van Guillaume van der Graft, hij bezit toch voldoende talent om vaak een eigen toon te kunnen vinden. Met het konink rijk" wordt hier dat der hemeler bedoeld. In het symbolische titelgedicht geeft hij ons de voorstelling van een paleis, dat in de nacht door de laatste ruiter verlaten wordt. De mensen kunnen zich niet inden ken dat zich zoiets heeft afgespeeld, het verhaal wordt betwijfeld, maar: „Wel vond ik hedenmorgen vroeg/In het gras het grootkruis dat hij droeg". Is de ko ning werkelijk niet meer onder ons, slechts een kruis achterlatend? Elders spreekt de dichter van een koning, „die slaapt tussen de huizen". Zal hij ooit ont waken? „Weinig valt aangaande toekomst te zeggen/Elkander lief te hebben/Blijft een gebiedende eis" De verzen van de in 1924 te Batavia geboren Steenkamp heb ben ons getroffen door klaarte van taal en zinvolle inhoud. TVt is ook het geval met de poëzie van de in 1933 geboren dichter Jan Ver hoef, in zijn bundel „Ierrandsland", waar in vaak het motief van onze menselijke eenzaamheid doorklinkt, en de absurditeit van het bloedvergieten, waarbij de dichter aan Viëtnam denkt. Het leven is iets raad selachtigs, God zwijgt en luistert, maar als hij tenslotte spreekt is het alleen een roep tot de mens om zichzelf aan te zien, in een spiegel die liefde heet. Verhoef schrijft een vrij vers, met een suggestie ve ritmiek, die zijn gedichten met hun klemmende vragen over het mens-zijn een evocerend karakter geven. Het is overtuigende poëzie. Een ander Windroos-bundeltje, van H. v. Teylingen geb. 1938 getiteld De NICO VERHOEVEN baron fietst rond", bevat grotendeels kor tere verzen, waaronder een hele reeks drie regelige gedichtjes, tripletten, waarvan er vele uitmunten door humor, andere preg nant of wrang zijn. Het is vooral anekdo tische poëzie, in de goede zin van het woord, momentopnamen uit het moder ne leven, maar altijd met een dubbele bo dem, nooit geheel zinloos, en dikwijls bij zonder raak gezien en gezegd. Trefzeker is ee.. triplet (de dichter noemt die reeks „jazzminiaturen") als bijvoorbeeld over Louis Armstrong: „Maar 1 die zo hoest:/ zulke ijzeren longen,/zo'n strot vol roest". "l^an de dichteres Maria de Groot, in '37 geboren, onder de naam „Rabboeni" uitgekomen, langere verzen die deels ge- inspireerd zijn op de Beatrijs-legende, of ook wel op bezoeken aan Romaanse basi lieken en kapellen in Frankrijk. Haar verskunst blijkt sterk van religieus gevoel doortrokken. In de grotere gedichten stoort ons soms de dreun van een al te lang volgehouden eenvormigheid in rijm en metrum, hoewel zij soms mooie beel den vindt. J^an is er, alweer in diezelfde serie, een poëziewerkje van Nico Verhoeven, die al meer dichtbundels op zijn naam heeft staan. Deze uitgave heet „De eendere din gen". Nico Verhoeven is wat zijn vormge ving betreft een dichter, die geheel en al bij de traditie aansluit, al gebruikt hij ook wel eens de vrije versvorm. Zijn verzen zijn zeer melodieus van klank, helder van taal, en van een grote innerlijke bewo genheid. Zulk werk overtuigt ons er nog weer eens van dat een in déze tijd leven de dichter zich met de oudere vormen ook wel kan uitdrukken, met een grote mate van oorspronkelijkheid, in voor de mens van vandaag geldende taal, voorzover men niet erkennen moet dat echte, authen tieke dichtertaal voor alle tijden geldt. Verhoeven doet geen moeite om met de mode mee te schrijven. Ergens zegt hij dan ook het rijm niet te willen schuwen „waar het tot zingen dwingt". Zijn nieu we bundel wekt de indruk van een echt en eerlijk dichterschap, van een vaak heel bijzondere verfijning. Ook deze poëzie heeft een religieuze ondertoon en beweegt zich rond de moeilijke relatie van de zwakke mens in zijn strijd om harmonie in God. Het boekje bevat ook enkele na tuurgedichten. Hoe prachtig van dichter lijke visie zijn bijv. niet deze beginregels van een gedicht dat „Het Eiland" heet (het gaat over Terschelling): Het eiland is zich als een ei te moede, de ruimte staat er als een schaal omheen. rpenslotte is er in de Windroos-reeks nog de al eerder genoemde bundel van Inge Tielman (geb. '31) „Deelbaar licht". Deze dichteres staat althans wat de op bouw van haar verzen betreft, vergeleken bij de andere in deze Kroniek genoemde, het verst van de traditie. Religieuze ge voelens en vreugde om aardse liefde vor men de voornaamste bron van haar poëzie, die een heel spontane en authen tieke indruk maakt, soms als haastig ge noteerd. Alles bijeen geven deze Windroos-deel tjes ieder, die wel eens mocht twijfelen, weer wat geloof in de poëzie, daar er blijkbaar nog dichters zijn die om met Eliot te spreken hun geloof ir. hun ge loof nog niet geheel kwijt zijn geraakt. De Unie is in Nederland geen groot, wel een groeiend kerkgenootschap. Een paar na-oorlogse cijfers: in 1951 telde de statistiek 46 gemeenten met 6.387 leden; in 1962 was het aantal gemeenten ge groeid tot 66 en het ledental tot 8.694. Per 1 januari van dit jaar telde de Unie 67 gemeenten met 9.184 leden 29 min der dan het jaar daarvoor en dat vinden vele Baptisten een ernstige zaak, want niet alleen zijn ze aan de groei van de laatste jaren gewend, maar ook voelen ze zich getroffen in een van de sterkste pun ten van het Baptist-zijn namelijk de evan- gelisatiedrang. Ontegenzeggelijk hebben de Baptisten gemeenten aantrekkingskracht en die is voor een deel te verklaren door een een voudig deelsommet je: rekent men uit hoe veel leden iedere gemeente ongeveer telt dan komt men op een aantal tussen de 120 en 130. En dat is nu citeren we ds. J. van Dam uit Sneek die voor de Unie de perscontacten verzorgt dit is „de mogelijkheid die de kleine baptisten gemeenten nog hebben om de gemeen schap werkelijk te beleven. Vooral tegen woordig, nu ondanks het wonen in flats en de drukte overal de individuele een zaamheid groot is, voelen velen zich in grote kerken temidden van een grote ge meente verlaten. De baptistengemeenten met hun beperkt ledental bezitten de warmte, het intieme van de kleine kring. Bovendien moeten zij wel elk lid inscha kelen bij het werk. Het gevoel „erbij be trokken te zijn" ontstaat dus automatisch". En verder: „De Baptisten weten maar al te goed hoeveel waardevols er in de kleinheid ligt. Onze gemeenten zullen al tijd klein blijven want we houden ze met opzet klein. Als een gemeente uitgroeit tot laten we zeggen zevenhonderd leden, gaan we haar splitsen. Om te beginnen beleef je de gemeenschap der heiligen niet in het groot en verder is het moge lijk praktische kerkgebouwen te hebben, om van de grotere mobiliteit maar niet te spreken". Intussen tobt ds. Van Dam wel over 't verlies. Vorig jaar verlieten 152 mensen de gemeenten. Dat aantal was het jaar daarvoor groter, namelijk 177, maar het is dit keer ruim zeventig procent van het aantal dopelingen, tegen zestig procent in 1966. „De vraag of er misschien te „gemakkelijk", te „lichtvaardig" werd gedoopt, is hier misschien wel aan de or de, maar pas dan wanneer bekend is waar zij, die zich onttrokken hebben of uitgesloten zijn, bleven. Zijn er andere geloofsgemeenschappen, waar zij een geestelijk onderdak hebben gevonden? In dat geval is het alleen maar jammer, dat onze gemeenten niet in staat bleken hen vast te houden. Of hebben zij de „tegen woordige wereld lief gekregen", zodat van afval moet worden gesproken? Ook dan is er een schuldvraagEn wie zijn het die zich onttrokken hebben, of uitge sloten zijn? Zijn het de „geëxalteerden", die vonden dat er te weinig „gebeurde" in onze gemeenten? Of is het merendeel van hen alleen maar wegens een al te menselijk conflict een eigen weg gegaan? Zijn het jongeren? Zijn het de meer ont wikkelden?". Ds Van Dam pleic, zoals hij al eerder heeft gedaan, voor een ook op dit punt uitsluitsel gevende statistiek. |Ten van de belangrijkste internationale congressen op kerkelijk gebied, die de laatste jaren in Nederland zijn ge houden, wordt het Achtste Doopsgezinde Wereldcongres (Engels Mennonite Worldcongress, DuitsMennonitische Weltkonferenz) dat van 23 juli tot en met 30 juli in het congres-centrum en enige zalen van het nieuwe RAI-gebouw te Amsterdam zal plaats vinden. Voor dit congres hebben zich reeds 3000 deel nemers aangemeld, die de zittingen ge durende de gehele week zullen bijwo nen. Bovendien komen er nog enkele duizenden voor één of meer dagen naar Amsterdam. De congresgangers komen uit 32 ver schillende landen, gelegen in vier we relddelen, alleen Australië is niet ver tegenwoordigd. Behalve uit Nederland komt het grootste aantal deelnemers uit Amerika en Canada (ongeveer 1200). Verder komen er vertegenwoordigers van Doopsgezinde gemeenschappen uit o.a. Zuidamerikaanse landen, de meeste landen van Europa, waaronder de U.S.S.R., de DDR, verder uit tal van Afrikaanse landen, uit Indonesië, Japan, India, Thailand en Viëtnam. Het algemene thema van het congres is „Het getuigenis van de Heilige Geest". Dit thema zal niet alleen theologisch be naderd worden, maar ook aan de hand van lezingen en discussies, die op de praktijk van het leven betrekking heb ben, besproken worden. Van de onder werpen, die aan de orde komen noemen wij: godsdienstige opvoeding, de univer siteit, zending, de beleving in cultuur en samenleving, internationaal hulpwerk, overbevolking en honger, christelijke ethiek in zaken- en beroepsleven, maat schappelijk werk, moderne evangelisatie, de vredesbeweging, moderne revolutio naire stromingen. Verwacht worden ver der rapporten over de toestand van de gemeenten en over de politieke situatie in Berlijn, Viëtnam, de rampgebieden van India, de Gran Chaco (Indianen in Paraguay), etc. Met de voorbereiding van dit congres is reeds in het najaar van 1963 begon nen. Sindsdien heeft een tiental com missies, bijgestaan door een groot aantal vrijwilligers, alle werkzaamheden voor het congres gratis verricht. Uit de onge veer 40.000 volwassen doopsgezinden, die er in Nederland zijn, heeft men deskun digen aangetrokken, die onafgebroken hebben gewerkt om het congres tot in alle details te doen slagen. Gedurende het congres zullen er ongeveer 250 vrijwilligers zijn, om de congresgangers alle mogelijke hulp te verlenen. De on geveer 80 lezingen, die zullen worden gehouden, worden alle tevoren vertaald in Nederlands, Frans, Engels en Duits, zodat zij, die de taal van een bepaalde spreker niet verstaan, zijn toespraak in de eigen taal kunnen volgen. Aan die vertalingen werken thans een 80-tal be voegde vertalers. Gedurende de congres- week zullen een miljoen gestencilde bladzijden worden gebruikt. De vertegenwoordigers van de onge veer 500.000 Doopsgezinden, die er in de wereld zijn, zullen niet alleen veel ver gaderen, discussiëren en zingen er komen talrijke zangkoren maar zij gaan ook een dagje op excursie. De woensdag is aan die uitstapjes gewijd. Een groot deel zal gaan naar Witmar- sum, de geboorteplaats van Menno Si mons, die daar pastoor is geweest en vandaar is overgegaan naar de doperse beweging. In Witmarsum staat een ge denkteken voó'r Menno Simons, dat de meeste buitenlanders gezien willen heb ben; Witmarsum is eigenlijk het enige pelgrimsoord voor de Doopsgezinden. De tocht wordt gemaakt via de afsluitdijk (dr. ir. C. Lely was doopsgezind) en on derweg zal men enige „Vermaningen" (doopsgezinde kerkgebouwen) bezoeken. Men kan ook naar Texel gaan, waar zich het conferentieoord van de Vredesgroep bevindt, of naar eigen verkiezing uit stapjes maken. Gedurende het congres zal er ook veel te zien zijn in het RAI-gebouw. Behalve een grote tentoonstelling, die afzonder lijk toegankelijk is, komen er een boek winkel, een verkoopstand met typisch doopsgezinde unica, o.a. een gereprodu ceerde brief van Menno Simons, tegels, schilderijen, manuscripten, boeken, pen ningen e.d. De gehele dag zullen er dia's worden vertoond. Voor de officiële opening op zondag avond 23 juli zullen vertegenwoordigers van alle kerkgenootschappen en van de burgerlijke overheden worden uitgeno digd. Op de laatste zondag van het con gres, op 30 juli, zal er in de Zuidhal een godsdienstoefening worden gehou den, die door IKOR radio en televisie wordt uitgezonden. Op die zondagmor gen zullen de doopsgezinde kerken in Amsterdam en omgeving gesloten zijn; bovendien komen er per auto, trein en bus doopsgezinden uit b.v. Barsinger- horn, Bolsward, Harlingen en andere plaatsen naar de hoofdstad om daar de ze internationale godsdienstoefening bij te wonen. voorzichtig, het verlies wel enigszins te ontleden. De ledenwinst werd vorig jaar gehaald in de provincie Friesland en in het Zuiden (Treebeek). Het ledenverlies moet vooral in de Randstad zijn geleden. Zou dit niet wijzen op aanpassingsmoei- Sinds 1881 bestaat in Nederland de Unie van Baptistengemeenten zo'n 86 jaar dus. Jaarlijks houdt de unie haar al gemene vergadering, waar tal van zaken, die de gemeenten raken, aan de orde ko men. Vorige week, tijdens de vergadering in Drachten, was dat ook het geval maar het bijzondere van die vergadering in Drachten was dat er één punt op de agenda was gezet dat nooit eerder de ton gen tijdens het Unieberaad had beroerd: een theologische kwestie. Gaat men de geschiedenis na sinds 1881 en ziet men hoeveel kerksplitsingen en kerkscheurin gen er in die jaren in allerlei kerken zijn ontstaan door theologische kwesties, dan is er alle reden die Unie van Baptistenge meenten eens wat nader te beschouwen, want daar moet voor menig kerklid (en misschien meer nog voor menige theo loog) lering uit te trekken zijn. Een kerk genootschap zonder „theologische kwes ties" is immers een unicum! Zonder zo'n statistiek durft hij, zij het lijkheden van mensen, die uit de andere delen van het land naar het Westen trok ken? Uit eigen ervaring weet ds. Van Dam, die ook in Haarlem stond, dat sommige gezinnen eenmaal in de grote stad, plotseling „aan de wereld gelijkvor mig" kunnen worden. Zij eten dan gretig van de appel die zij voordien als een soort verboden vrucht beschouwden, alsof zij een achterstand menen te moeten in halen. De belangstelling voor kerk en ge meente verdwijnt in zo'n geval als sneeuw voor de zon de dominee blijft beteu terd voor de deur staan. de baptisten „lekenprekers", broeders, die door de kerkeraden worden voorgedragen om diensten te leiden. De lekenprekers, elke gemeente kan één voordragen, ko men voor op een lijst, waaruit de ge meenten, die een voorganger nodig heb ben, kunnen kiezen. Er zijn al enkele goe de combinaties van gemeenten. Noodlij dende gemeenten hebben, zoals gezegd, geen eigen predikant, doch lijden daar niet onder, 's Zondags is elke kansel be zet. Uit deze overpeinzingen van ds. Van Dam krijgt men enigszins een idee van wat de dominee van zijn gemeentelid, wat de baptisten van elkaar verwachten. Twee ei genschappen zijn het: activiteit en offer vaardigheid. Naast natuurlijk een duide lijke keuze. Eigenlijk houdt een duidelij ke keuze de beide eerstgenoemde eigen schappen al in. Een baptist weet name lijk, dat hij niet alleen met de mond, maar ook met de daad zijn geloof moet belijden. Evangelisatie hoort tot die da den. „Wij roepen de mensen op tot beke ring", zegt ds. Van Dam. Daar ligt de klemtoon. „Er komt nooit meer iemand tot bekering", klaagde eens een bejaarde vrouw. Zij zag bekering nog in het oude patroon, namelijk zoals dat bijvoorbeeld nog ligt bij het Leger des Heils: een spon taan, openlijk getuigenis dat men naar aanleiding van een preek of toespraak, „vanuit de duisternis naar het licht" ge komen was en voor God wenste te knie len. In het verleden was de bekering in deze vorm de normale bekering. Het ele ment. van kiezen en nu kiezen vindt men nog steeds in de prediking. Het gaat om een persoonlijke beslissing. Het „moment" van gegrepen worden (door God) en grij pen is er ook nu, doch degenen die tot de gemeente willen toetreden, maken dit op een voor de buitenwacht minder spec taculaire manier bekend, bijvoorbeeld bij de predikant thuis. Blijft het feit dat een baptist in wezen een individualist is (hij kiest voor zichzelf) en agressieve trekken vertoont. Dat laatste lijkt het gevolg van de omstandigheid, dat de baptisten altijd een minderheid hebben gevormd, in som mige delen van het land, zelfs voor sek tariërs worden aangezien, en zich dus veelvuldig moesten verdedigen, zoals over de kwestie van de doop. Catechisatie ken nen de baptisten niet. Toch zijn ze bijbel vast. Ook kennis van de bijbel behoorde tot hun verdedigingswapens. Op het ogen blik kunnen de baptisten worden geken merkt, aldus ds. Van Dam, als „een ge lukkige vereniging van opwekkingschriste nen en solidariteitschristenen". Baptisten zijn dus individualisten. Dat spreekt, geloven we, ook uit hun gemeen- tevorm. Elke gemeente is verregaand zelfstandig. Inmenging van boven af ligt haar niet. Bij de doopsgezinden is dat ove rigens precies eender. Wel vonden de bap tistengemeenten elkaar landelijk in de Unie, doch die Unie roerde geen theolo gische zaken aan. Zij fungeerde alleen als hulp in praktische zaken. Het zou begrij pelijk zijn, wanneer de baptisten, evenals de doopsgezinden, zouden zitten met de aan een dergelijke structuur verbonden moeilijkheden, die het best opgelost zou den kunnen worden met het doorvoeren van maatregelen volgens een uitgekiend plan, doch die, door het ontbreken van 'n hogere instantie, die een vuist kan ma ken, min of meer naar een (vaak onvol komen) oplossing toe moeten „struikelen". Kennen de baptisten, die hun gemeenten zo klein houden, bijvoorbeeld geen predi kantentekort? Er zijn op het ogenblik on geveer tien vacante gemeenten, aldus ds. Van Dam, doch een deel daarvan zou ook gee., predikant kunnen beroepen. Van een groot tekort mag men dus niet spreken. Tot deze gelukkige omstandigheid draagt bij het feit, dat een baptistenpredikant niet per se „godgeleerd" hoef1 te zijn. Als hij maar „van God geleerd" is. Met andere woorden: iemand met een beperk te opleiding kan toch predikant worden voluit, met dezelfde rechten als zijn uni versitair geschoolde collega. Ook kennen Duidelijk zal nu zijn waarom tot dus verre theologische kwesties nooit de alge mene vergadering van de Unie haalden de zelfstandigheid der gemeenten ver hinderde dat als het ware. Daarop is Drachten nu een uitzondering geworden, want daar kwam het advies aan de orde, uitgebracht door de (jonge) commissie theologisch beraad, over de doop. In de Unie gaat het altijd om adviezen, adviezen die door de algemene vergade ring bekrachtigd kunnen worden, doch niettemin adviezen blijven. De gemeenten moeten zelf weten of zij ze willen opvol gen of niet. Het advies over de doop nu is een heel markant punt. De baptisten zien in de nieuwtestamentische doop meer dan alleen een symbolisch handelen van mensen. „Hij is", om ds. Van Dam te ci teren, „in de eerste plaats een handelen van 'God, die in Jezus Christus onze zon den vergeeft en afwast en ons leven ver lost en vernieuwt. Wie gedoopt wordt, wordt met Christus begraven en met Christus opgewekt. Wat op Golgotha en op de paasmorgen eens en vooral door God werd gedaan, dat wordt in onze doop op ons toegepast en tot uitdrukking ge bracht. Deze handeling is zinloos en leeg, wanneer zij niet aanvaard en ondergaan wordt in geloof. Daarom behoort de belij denis van geloof in Jezus Christus, de ge kruisigde en opgestane Heer, wezenlijk bij de doop". De nauwe verbinding tussen de doop en sterven en opstanding van Chris tus heeft betekenis voor de vorm van de doop. Hoewel de vorm niet het wezen is, moet de vorm wel zo nauw mogelijk met de zaak overeenstemmen. Dat is, volgens de baptisten, het geval bij de doop door onderdompeling. In hoeverre nu kan men een doop door besprenging erkennen? De ze erkenning is uitgesloten, zo staat in 't advies, wanneer de doop niet is bediend op belijdenis van het geloof in Jezus Christus. „Dan ontbreekt immers het meest wezenlijke van de doop: het per soonlijk deelhebben aan Jezus Christus, de gestorven en opgestane Heer". Dit geldt ook wanneer op de aan een kind bediende doop later wel een belijdenis van geloof is gevolgd, want deze belijde nis kan de doop niet meer goed maken. Anders ligt het wanneer de als bespren ging of overgieting bediende doop wél 'n doop op belijdenis is. Dan is immers ook het persoonlijk deelhebben aan Jezus Christus aanwezig en de dopeling wil dit ook in zijn doop tot uitdrukking brengen. De commissie theologisch beraad stelt in haar advies, dat men in het laatste ge val geen correctiedoop in de vorm van on derdompeling mag vragen, tenzij de be trokkene het zelf wenst. „Want de doop kan slechts eenmaal bediend worden, om dat een mens slechts eenmaal tot geloof komt en in Christus wordt ingelijfd". De commissie meent dat er geen doorslagge vende redtnen zijn om hen, die op belij denis, maar niet bij onderdompeling, zijn gedoopt, het volle lidmaatschap te ont houden indien zij daar uitdrukkelijk om verzoeken, mits zij de onderdompeling er kennen als de normale bijbelse vorm van de doop en er van harte mee instemmen dat de gemeente de doop slechts in deze vorm bedient. Als de gemeente uit hoofde van ernstige bezwaren, die in haar leven, meent het volle lidmaatschap niet te mo gen geven, dan beveelt de commissie aan de betrokkenen het gastlidmaatschap te verlenen, dat tenminste toegang tot het avondmaal moet geven. Het punt van de doop is bij de baptisten actueel, omdat er gemeenten zijn, die de correctiedoop al niet meer toepassen. Het was dus ook terwille van de eenheid, dat de commis sie zich over het probleem boog. Overi gens is de eenheid met het advies toch niet voor honderd procent gewaarborgd, want een advies blijft een advies. Steek geen vuur aan dat ge niet uit kunt doven. Chinees spreekwoord Lees: Openb. 2 12-17 In Pergamum lag het erg moeilijk voor de christelijke gemeente. Er wa ren vervolgingen geweest. En nu nóg leefde de gemeente onder grote druk. De duivel was er ook sterk. Je kon Pergamum zelfs gestempelen als een stad, waar hij zijn troon had staan. Dienstknechten had hij ook genoeg. De gevolgen bleven dan ook niet uit. Van buiten en vanuit de gemeente werden er allerlei mensen getrokken naar de dienst van Gods tegenstander. En voor de christenen werd de zuiging en verleiding om Christus' Naam ook maar niet meer te belijden groot, haast te groot! Te midden van die nood en druk krijgen echter de christenen opeens een blijde boodschap van de verhoogde Heiland. Christus zegt tot hen: „Vrien den, Ik weet, waar ge woont". Die verzekering van Christus zal ve len in Pergamum gesterkt en bemoe digd hebben. Hun adres was Hem be kend. Hun nood, hun druk en hun strijd om in gemeente en gezin de Hei land trouw te blijven. En de Heiland zou hun best weten te vinden met zijn hulp en kracht. En wat zij nodig hadden zou Hij hun af geven in huis! Ik geloof, dat wanneer wij in onze dagen de boodschap aan Pergamum ook opvangen, wij daaruit ook grote steun en hulp kunnen putten. Wat de christenen in Pergamum aanging, geldt óns ook. Christus weet ook, waar u woont. Uw adres is Hem ook bekend. Van wat u het geloof moeilijk maakt, is Hij ook volkomen op de hoogte. Mis schien staat er dichtbij u ook wel een troon van de duivel net zoals in Perga mum. En wordt u en/of uw kind(eren) daarheen gezogen. De Heiland wéét het. In uw huis moet u misschien wel vechten tegen zeer bepaalde karakter zonden. Misschien is er verdriet of twijfel, die u het geloven en dienen van God zo moeilijk maakt. Vergeet echter nooit: Christus kent uw adres. En een ieder, die tot Hem roept, weet Hij te vinden met zijn ge nade. Misschien bent u al uit de gemeente weggezogen, hebt u God al tijdenlang vergeten en trekt u het Evangelie hele maal niet meer en is uw leven voor God doods en kaal geworden. Weet ook dan: Uw adres blijft Christus bekend! Uw naam laat Chris tus niet schieten en Hij roept u ook nu nog toe: „Vriend, keer u om. Nu kan het nog!" Christus, van zover gekomen, wist hoe Hij u vinden zou. Geef u over aan Zijn trouw; klopt Hij nóg, verwin uw schromen. Schoon gij aarzelt. Hij houdt aan, Hij zoekt bij u in te gaan. Veenendaal. H. Nijeboer Protestantse en rooms-katholieke vertalers zijn sinds november 1966 samen bezig met een proefvertaling van enkele boeken uit het Oude Tes tament we hebben er op deze pa gina uitvoerig van verteld. Dit ge beurt in opdracht van het Neder- landsch Bijbelgenootschap en de Ka tholieke Bijbelstichting. De proef- tekst van het boek Jona is zojuist gereed gekomen. Wanneer de proef slaagt, vindt er nader overleg plaats om te komen tot één gemeenschap pelijke Bijbelvertaling voor allen! Het is één van de grote wensen van ds. J. H. Sillevis Smitt, die in juni zal aftreden als algemene voorzitter van het NBG, dat deze oecumenische vertaling tot stand komt zonder al te zware financiële lasten voor het NBG, dat zijn aan deel in de vertaalkosten van dit grootse project voorlopig op f 250.000 schat. Ter gelegenheid van het naderend afscheid van ds. Sillevis Smitt, die sinds 1957 het voorzitterschap van 't NBG bekleed heeft, is er een huldi gingscomité gevormd, waarvan prins Bernhard het ere-voorzitterschap op zich genomen heeft. Een werkcomité voert een financiële actie onder het motto: „De daad bij het Woord". Het resultaat zal gestort worden in een fonds, dat speciaal in het leven is ge roepen, om de wens van ds. Sillevis Smitt te verwezenlijken. Het zal op de dag van z(jn aftreden 21 juni a.s. tijdens de jaarvergadering van het NBG worden aangeboden. Giften voor deze belangrijke zaak kunnen thans gestort worden op postrekening 760.000 ten name van de Penningmeester Huldigingscomité ds. J. H. Sillevis Smitt te Amster dam. Ook is er by de Algemene Bank Nederland, Vijzelstraat 32 te Amster dam onder nr. 35880 een bankreke ning voor dit doel geopend. Het Ne- derlandsch Bijbelgenootschap wordt hierdoor in staat gesteld voor zijn deel bij te dragen tot de voltooiing van dit noodzakelijke oecumenische werk.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 10