Geloof in een geloof
Unie van Baptisten
bezon zich op
en
doop
correctiedoop
Doopsgezinden houden in
Amsterdam wereldcongres
Uw adres
is bekend
De dood bij
het Woord
LITERAIRE KRONIEK
Waarom
Keuze
De doop
Autonoom
door
\iaXIsu*
DEZE WEEK
n zijn essays „On poetry and poets"
zegt T. S. Eliot ergens: „Ik kan geen
Noors lezen, maar als iemand mij kwam
vertellen dat er in de Noorse taal geen
gedichten meer geschreven werden, zou
ik, méér dan een algemeen gevoel van
meeleven te ondergaan, gealarmeerd zijn.
Ik zou het als een ziekte beschouwen, met
het gevaar van verspreiding over het hele
continent: het begin van een ondergang,
die betekent dat de mens nergens meer in
staat was de emoties van een beschaafd
wezen uit te drukken, mdat hij innerlijk
verkild was, zonder liefde of geloof."
Eliot wijst er verder op dat zoiets niet
eens denkbeeldig zou zijn. Onze tijd is er
een van vermindering van het Godsgeloof
en kerkelijke afval. Maar dat vormt nog
niet het grootste gevaar. Wat ons aller
eerst zorgen moet baren is het gebrek aan
geloof in het geloof-zelf. Het algemeen-
religieus gevoelen, het geloof in wat ook,
wordt in twijfel getrokken of verdwijnt
zelfs geheel.
Eliot vindt deze menselijke conditie de
dood voor de poëzie, waarvan de stimu
lans en diepere grond altoos in enig reli
gieus gevoelen schuilt, waarbij men dan
nog niet aan een bepaald geloofs-systeem
of godsdienst behoeft te denken.
^an deze uitspraak werd ik herinnerd
bij het lezen van de twee slotregels
van een gedicht: „Tekenen van de tijd",
dat in een nieuwverschenen bundel van
Inge Tielman voorkomt, „Deelbaar licht",
verschenen bij de U. M. Holland, Haar
lem. Daar staat namelijk: „Zalig zijn zij
die geloven/het geeft niet in wat". Het is
een wellicht onbedoeld antwoord op Eliots
klacht, een antwoord dat men overi
gens niet alleen uit dit verzenboekje kan
puren, maar ook uit een zestal andere die
tegelijkertijd in dezelfde poëzie-reeks ver
schenen zijn, de zogenaamde Windroos
reeks, onder redactie van Ad den Besten.
Het betreft hier werk van dichters, die
weinig algemeen bekend zijn; men ont
moet ze niet op de televisie of bij poetry-
readings, en „nachten der muze". Ze heb
ben echter nog iets anders gemeen: een
religieuze ondertoon in hun werk, een
soms meer, soms minder uitgesproken ge
loof, wel eens wat mystiek van aanleg.
Hoewel in vorm meest aansluitend bij
wat men tegenwoordig het traditionalis
me noemt, is hun verskunst toch niet on
modern, zowel naar de gevoelswereld en
themata als wat betreft een eigentijds en
oorspronkelijk taalgebruik.
De lezing van deze bundels biedt verras
sende ontmoetingen; er is veel poëzie by
die van een zeer zuiver dichterschap ge
tuigt, ambachtelijk en tegelijkertijd echt
geïnspireerd uit ziel en geest.
Tjten dichter als Dick Steenkamp is in
-*-i zijn bundel „Het koninkrijk raakt uit
de tijd" weliswaar nog onder de invloed
van Guillaume van der Graft, hij bezit
toch voldoende talent om vaak een eigen
toon te kunnen vinden. Met het konink
rijk" wordt hier dat der hemeler bedoeld.
In het symbolische titelgedicht geeft hij
ons de voorstelling van een paleis, dat in
de nacht door de laatste ruiter verlaten
wordt. De mensen kunnen zich niet inden
ken dat zich zoiets heeft afgespeeld, het
verhaal wordt betwijfeld, maar: „Wel
vond ik hedenmorgen vroeg/In het gras
het grootkruis dat hij droeg". Is de ko
ning werkelijk niet meer onder ons,
slechts een kruis achterlatend? Elders
spreekt de dichter van een koning, „die
slaapt tussen de huizen". Zal hij ooit ont
waken? „Weinig valt aangaande toekomst
te zeggen/Elkander lief te hebben/Blijft
een gebiedende eis" De verzen van de in
1924 te Batavia geboren Steenkamp heb
ben ons getroffen door klaarte van taal
en zinvolle inhoud.
TVt is ook het geval met de poëzie van
de in 1933 geboren dichter Jan Ver
hoef, in zijn bundel „Ierrandsland", waar
in vaak het motief van onze menselijke
eenzaamheid doorklinkt, en de absurditeit
van het bloedvergieten, waarbij de dichter
aan Viëtnam denkt. Het leven is iets raad
selachtigs, God zwijgt en luistert, maar
als hij tenslotte spreekt is het alleen een
roep tot de mens om zichzelf aan te zien,
in een spiegel die liefde heet. Verhoef
schrijft een vrij vers, met een suggestie
ve ritmiek, die zijn gedichten met hun
klemmende vragen over het mens-zijn
een evocerend karakter geven. Het is
overtuigende poëzie.
Een ander Windroos-bundeltje, van H. v.
Teylingen geb. 1938 getiteld De
NICO VERHOEVEN
baron fietst rond", bevat grotendeels kor
tere verzen, waaronder een hele reeks drie
regelige gedichtjes, tripletten, waarvan er
vele uitmunten door humor, andere preg
nant of wrang zijn. Het is vooral anekdo
tische poëzie, in de goede zin van het
woord, momentopnamen uit het moder
ne leven, maar altijd met een dubbele bo
dem, nooit geheel zinloos, en dikwijls bij
zonder raak gezien en gezegd. Trefzeker
is ee.. triplet (de dichter noemt die reeks
„jazzminiaturen") als bijvoorbeeld over
Louis Armstrong: „Maar 1 die zo hoest:/
zulke ijzeren longen,/zo'n strot vol roest".
"l^an de dichteres Maria de Groot, in '37
geboren, onder de naam „Rabboeni"
uitgekomen, langere verzen die deels ge-
inspireerd zijn op de Beatrijs-legende, of
ook wel op bezoeken aan Romaanse basi
lieken en kapellen in Frankrijk. Haar
verskunst blijkt sterk van religieus gevoel
doortrokken. In de grotere gedichten
stoort ons soms de dreun van een al te
lang volgehouden eenvormigheid in rijm
en metrum, hoewel zij soms mooie beel
den vindt.
J^an is er, alweer in diezelfde serie, een
poëziewerkje van Nico Verhoeven, die
al meer dichtbundels op zijn naam heeft
staan. Deze uitgave heet „De eendere din
gen". Nico Verhoeven is wat zijn vormge
ving betreft een dichter, die geheel en al
bij de traditie aansluit, al gebruikt hij ook
wel eens de vrije versvorm. Zijn verzen
zijn zeer melodieus van klank, helder van
taal, en van een grote innerlijke bewo
genheid. Zulk werk overtuigt ons er nog
weer eens van dat een in déze tijd leven
de dichter zich met de oudere vormen ook
wel kan uitdrukken, met een grote mate
van oorspronkelijkheid, in voor de mens
van vandaag geldende taal, voorzover
men niet erkennen moet dat echte, authen
tieke dichtertaal voor alle tijden geldt.
Verhoeven doet geen moeite om met de
mode mee te schrijven. Ergens zegt hij
dan ook het rijm niet te willen schuwen
„waar het tot zingen dwingt". Zijn nieu
we bundel wekt de indruk van een echt
en eerlijk dichterschap, van een vaak heel
bijzondere verfijning. Ook deze poëzie
heeft een religieuze ondertoon en beweegt
zich rond de moeilijke relatie van de
zwakke mens in zijn strijd om harmonie
in God. Het boekje bevat ook enkele na
tuurgedichten. Hoe prachtig van dichter
lijke visie zijn bijv. niet deze beginregels
van een gedicht dat „Het Eiland" heet
(het gaat over Terschelling):
Het eiland is zich als een ei te moede,
de ruimte staat er als een schaal omheen.
rpenslotte is er in de Windroos-reeks nog
de al eerder genoemde bundel van
Inge Tielman (geb. '31) „Deelbaar licht".
Deze dichteres staat althans wat de op
bouw van haar verzen betreft, vergeleken
bij de andere in deze Kroniek genoemde,
het verst van de traditie. Religieuze ge
voelens en vreugde om aardse liefde vor
men de voornaamste bron van haar
poëzie, die een heel spontane en authen
tieke indruk maakt, soms als haastig ge
noteerd.
Alles bijeen geven deze Windroos-deel
tjes ieder, die wel eens mocht twijfelen,
weer wat geloof in de poëzie, daar er
blijkbaar nog dichters zijn die om met
Eliot te spreken hun geloof ir. hun ge
loof nog niet geheel kwijt zijn geraakt.
De Unie is in Nederland geen groot,
wel een groeiend kerkgenootschap. Een
paar na-oorlogse cijfers: in 1951 telde de
statistiek 46 gemeenten met 6.387 leden;
in 1962 was het aantal gemeenten ge
groeid tot 66 en het ledental tot 8.694.
Per 1 januari van dit jaar telde de Unie
67 gemeenten met 9.184 leden 29 min
der dan het jaar daarvoor en dat vinden
vele Baptisten een ernstige zaak, want
niet alleen zijn ze aan de groei van de
laatste jaren gewend, maar ook voelen ze
zich getroffen in een van de sterkste pun
ten van het Baptist-zijn namelijk de evan-
gelisatiedrang.
Ontegenzeggelijk hebben de Baptisten
gemeenten aantrekkingskracht en die is
voor een deel te verklaren door een een
voudig deelsommet je: rekent men uit hoe
veel leden iedere gemeente ongeveer telt
dan komt men op een aantal tussen de
120 en 130. En dat is nu citeren we
ds. J. van Dam uit Sneek die voor de
Unie de perscontacten verzorgt dit is
„de mogelijkheid die de kleine baptisten
gemeenten nog hebben om de gemeen
schap werkelijk te beleven. Vooral tegen
woordig, nu ondanks het wonen in flats
en de drukte overal de individuele een
zaamheid groot is, voelen velen zich in
grote kerken temidden van een grote ge
meente verlaten. De baptistengemeenten
met hun beperkt ledental bezitten de
warmte, het intieme van de kleine kring.
Bovendien moeten zij wel elk lid inscha
kelen bij het werk. Het gevoel „erbij be
trokken te zijn" ontstaat dus automatisch".
En verder: „De Baptisten weten maar al
te goed hoeveel waardevols er in de
kleinheid ligt. Onze gemeenten zullen al
tijd klein blijven want we houden ze met
opzet klein. Als een gemeente uitgroeit
tot laten we zeggen zevenhonderd leden,
gaan we haar splitsen. Om te beginnen
beleef je de gemeenschap der heiligen
niet in het groot en verder is het moge
lijk praktische kerkgebouwen te hebben,
om van de grotere mobiliteit maar niet
te spreken".
Intussen tobt ds. Van Dam wel over 't
verlies. Vorig jaar verlieten 152 mensen
de gemeenten. Dat aantal was het jaar
daarvoor groter, namelijk 177, maar het
is dit keer ruim zeventig procent van het
aantal dopelingen, tegen zestig procent
in 1966. „De vraag of er misschien te
„gemakkelijk", te „lichtvaardig" werd
gedoopt, is hier misschien wel aan de or
de, maar pas dan wanneer bekend is
waar zij, die zich onttrokken hebben of
uitgesloten zijn, bleven. Zijn er andere
geloofsgemeenschappen, waar zij een
geestelijk onderdak hebben gevonden? In
dat geval is het alleen maar jammer, dat
onze gemeenten niet in staat bleken hen
vast te houden. Of hebben zij de „tegen
woordige wereld lief gekregen", zodat
van afval moet worden gesproken? Ook
dan is er een schuldvraagEn wie zijn
het die zich onttrokken hebben, of uitge
sloten zijn? Zijn het de „geëxalteerden",
die vonden dat er te weinig „gebeurde"
in onze gemeenten? Of is het merendeel
van hen alleen maar wegens een al te
menselijk conflict een eigen weg gegaan?
Zijn het jongeren? Zijn het de meer ont
wikkelden?". Ds Van Dam pleic, zoals hij
al eerder heeft gedaan, voor een ook op
dit punt uitsluitsel gevende statistiek.
|Ten van de belangrijkste internationale
congressen op kerkelijk gebied, die
de laatste jaren in Nederland zijn ge
houden, wordt het Achtste Doopsgezinde
Wereldcongres (Engels Mennonite
Worldcongress, DuitsMennonitische
Weltkonferenz) dat van 23 juli tot en
met 30 juli in het congres-centrum en
enige zalen van het nieuwe RAI-gebouw
te Amsterdam zal plaats vinden. Voor
dit congres hebben zich reeds 3000 deel
nemers aangemeld, die de zittingen ge
durende de gehele week zullen bijwo
nen. Bovendien komen er nog enkele
duizenden voor één of meer dagen naar
Amsterdam.
De congresgangers komen uit 32 ver
schillende landen, gelegen in vier we
relddelen, alleen Australië is niet ver
tegenwoordigd. Behalve uit Nederland
komt het grootste aantal deelnemers uit
Amerika en Canada (ongeveer 1200).
Verder komen er vertegenwoordigers
van Doopsgezinde gemeenschappen uit
o.a. Zuidamerikaanse landen, de meeste
landen van Europa, waaronder de
U.S.S.R., de DDR, verder uit tal van
Afrikaanse landen, uit Indonesië, Japan,
India, Thailand en Viëtnam.
Het algemene thema van het congres
is „Het getuigenis van de Heilige Geest".
Dit thema zal niet alleen theologisch be
naderd worden, maar ook aan de hand
van lezingen en discussies, die op de
praktijk van het leven betrekking heb
ben, besproken worden. Van de onder
werpen, die aan de orde komen noemen
wij: godsdienstige opvoeding, de univer
siteit, zending, de beleving in cultuur en
samenleving, internationaal hulpwerk,
overbevolking en honger, christelijke
ethiek in zaken- en beroepsleven, maat
schappelijk werk, moderne evangelisatie,
de vredesbeweging, moderne revolutio
naire stromingen. Verwacht worden ver
der rapporten over de toestand van de
gemeenten en over de politieke situatie
in Berlijn, Viëtnam, de rampgebieden
van India, de Gran Chaco (Indianen in
Paraguay), etc.
Met de voorbereiding van dit congres
is reeds in het najaar van 1963 begon
nen. Sindsdien heeft een tiental com
missies, bijgestaan door een groot aantal
vrijwilligers, alle werkzaamheden voor
het congres gratis verricht. Uit de onge
veer 40.000 volwassen doopsgezinden, die
er in Nederland zijn, heeft men deskun
digen aangetrokken, die onafgebroken
hebben gewerkt om het congres tot in
alle details te doen slagen. Gedurende
het congres zullen er ongeveer 250
vrijwilligers zijn, om de congresgangers
alle mogelijke hulp te verlenen. De on
geveer 80 lezingen, die zullen worden
gehouden, worden alle tevoren vertaald
in Nederlands, Frans, Engels en Duits,
zodat zij, die de taal van een bepaalde
spreker niet verstaan, zijn toespraak in
de eigen taal kunnen volgen. Aan die
vertalingen werken thans een 80-tal be
voegde vertalers. Gedurende de congres-
week zullen een miljoen gestencilde
bladzijden worden gebruikt.
De vertegenwoordigers van de onge
veer 500.000 Doopsgezinden, die er in de
wereld zijn, zullen niet alleen veel ver
gaderen, discussiëren en zingen er
komen talrijke zangkoren maar zij
gaan ook een dagje op excursie. De
woensdag is aan die uitstapjes gewijd.
Een groot deel zal gaan naar Witmar-
sum, de geboorteplaats van Menno Si
mons, die daar pastoor is geweest en
vandaar is overgegaan naar de doperse
beweging. In Witmarsum staat een ge
denkteken voó'r Menno Simons, dat de
meeste buitenlanders gezien willen heb
ben; Witmarsum is eigenlijk het enige
pelgrimsoord voor de Doopsgezinden. De
tocht wordt gemaakt via de afsluitdijk
(dr. ir. C. Lely was doopsgezind) en on
derweg zal men enige „Vermaningen"
(doopsgezinde kerkgebouwen) bezoeken.
Men kan ook naar Texel gaan, waar zich
het conferentieoord van de Vredesgroep
bevindt, of naar eigen verkiezing uit
stapjes maken.
Gedurende het congres zal er ook veel
te zien zijn in het RAI-gebouw. Behalve
een grote tentoonstelling, die afzonder
lijk toegankelijk is, komen er een boek
winkel, een verkoopstand met typisch
doopsgezinde unica, o.a. een gereprodu
ceerde brief van Menno Simons, tegels,
schilderijen, manuscripten, boeken, pen
ningen e.d. De gehele dag zullen er dia's
worden vertoond.
Voor de officiële opening op zondag
avond 23 juli zullen vertegenwoordigers
van alle kerkgenootschappen en van de
burgerlijke overheden worden uitgeno
digd. Op de laatste zondag van het con
gres, op 30 juli, zal er in de Zuidhal
een godsdienstoefening worden gehou
den, die door IKOR radio en televisie
wordt uitgezonden. Op die zondagmor
gen zullen de doopsgezinde kerken in
Amsterdam en omgeving gesloten zijn;
bovendien komen er per auto, trein en
bus doopsgezinden uit b.v. Barsinger-
horn, Bolsward, Harlingen en andere
plaatsen naar de hoofdstad om daar de
ze internationale godsdienstoefening bij
te wonen.
voorzichtig, het verlies wel enigszins te
ontleden. De ledenwinst werd vorig jaar
gehaald in de provincie Friesland en in
het Zuiden (Treebeek). Het ledenverlies
moet vooral in de Randstad zijn geleden.
Zou dit niet wijzen op aanpassingsmoei-
Sinds 1881 bestaat in Nederland de
Unie van Baptistengemeenten zo'n 86
jaar dus. Jaarlijks houdt de unie haar al
gemene vergadering, waar tal van zaken,
die de gemeenten raken, aan de orde ko
men. Vorige week, tijdens de vergadering
in Drachten, was dat ook het geval
maar het bijzondere van die vergadering
in Drachten was dat er één punt op de
agenda was gezet dat nooit eerder de ton
gen tijdens het Unieberaad had beroerd:
een theologische kwestie. Gaat men de
geschiedenis na sinds 1881 en ziet men
hoeveel kerksplitsingen en kerkscheurin
gen er in die jaren in allerlei kerken zijn
ontstaan door theologische kwesties, dan
is er alle reden die Unie van Baptistenge
meenten eens wat nader te beschouwen,
want daar moet voor menig kerklid (en
misschien meer nog voor menige theo
loog) lering uit te trekken zijn. Een kerk
genootschap zonder „theologische kwes
ties" is immers een unicum!
Zonder zo'n statistiek durft hij, zij het
lijkheden van mensen, die uit de andere
delen van het land naar het Westen trok
ken? Uit eigen ervaring weet ds. Van
Dam, die ook in Haarlem stond, dat
sommige gezinnen eenmaal in de grote
stad, plotseling „aan de wereld gelijkvor
mig" kunnen worden. Zij eten dan gretig
van de appel die zij voordien als een
soort verboden vrucht beschouwden, alsof
zij een achterstand menen te moeten in
halen. De belangstelling voor kerk en ge
meente verdwijnt in zo'n geval als sneeuw
voor de zon de dominee blijft beteu
terd voor de deur staan.
de baptisten „lekenprekers", broeders, die
door de kerkeraden worden voorgedragen
om diensten te leiden. De lekenprekers,
elke gemeente kan één voordragen, ko
men voor op een lijst, waaruit de ge
meenten, die een voorganger nodig heb
ben, kunnen kiezen. Er zijn al enkele goe
de combinaties van gemeenten. Noodlij
dende gemeenten hebben, zoals gezegd,
geen eigen predikant, doch lijden daar
niet onder, 's Zondags is elke kansel be
zet.
Uit deze overpeinzingen van ds. Van
Dam krijgt men enigszins een idee van wat
de dominee van zijn gemeentelid, wat de
baptisten van elkaar verwachten. Twee ei
genschappen zijn het: activiteit en offer
vaardigheid. Naast natuurlijk een duide
lijke keuze. Eigenlijk houdt een duidelij
ke keuze de beide eerstgenoemde eigen
schappen al in. Een baptist weet name
lijk, dat hij niet alleen met de mond,
maar ook met de daad zijn geloof moet
belijden. Evangelisatie hoort tot die da
den. „Wij roepen de mensen op tot beke
ring", zegt ds. Van Dam. Daar ligt de
klemtoon. „Er komt nooit meer iemand
tot bekering", klaagde eens een bejaarde
vrouw. Zij zag bekering nog in het oude
patroon, namelijk zoals dat bijvoorbeeld
nog ligt bij het Leger des Heils: een spon
taan, openlijk getuigenis dat men naar
aanleiding van een preek of toespraak,
„vanuit de duisternis naar het licht" ge
komen was en voor God wenste te knie
len. In het verleden was de bekering in
deze vorm de normale bekering. Het ele
ment. van kiezen en nu kiezen vindt men
nog steeds in de prediking. Het gaat om
een persoonlijke beslissing. Het „moment"
van gegrepen worden (door God) en grij
pen is er ook nu, doch degenen die tot
de gemeente willen toetreden, maken dit
op een voor de buitenwacht minder spec
taculaire manier bekend, bijvoorbeeld bij
de predikant thuis. Blijft het feit dat een
baptist in wezen een individualist is (hij
kiest voor zichzelf) en agressieve trekken
vertoont. Dat laatste lijkt het gevolg van
de omstandigheid, dat de baptisten altijd
een minderheid hebben gevormd, in som
mige delen van het land, zelfs voor sek
tariërs worden aangezien, en zich dus
veelvuldig moesten verdedigen, zoals over
de kwestie van de doop. Catechisatie ken
nen de baptisten niet. Toch zijn ze bijbel
vast. Ook kennis van de bijbel behoorde
tot hun verdedigingswapens. Op het ogen
blik kunnen de baptisten worden geken
merkt, aldus ds. Van Dam, als „een ge
lukkige vereniging van opwekkingschriste
nen en solidariteitschristenen".
Baptisten zijn dus individualisten. Dat
spreekt, geloven we, ook uit hun gemeen-
tevorm. Elke gemeente is verregaand
zelfstandig. Inmenging van boven af ligt
haar niet. Bij de doopsgezinden is dat ove
rigens precies eender. Wel vonden de bap
tistengemeenten elkaar landelijk in de
Unie, doch die Unie roerde geen theolo
gische zaken aan. Zij fungeerde alleen als
hulp in praktische zaken. Het zou begrij
pelijk zijn, wanneer de baptisten, evenals
de doopsgezinden, zouden zitten met de
aan een dergelijke structuur verbonden
moeilijkheden, die het best opgelost zou
den kunnen worden met het doorvoeren
van maatregelen volgens een uitgekiend
plan, doch die, door het ontbreken van 'n
hogere instantie, die een vuist kan ma
ken, min of meer naar een (vaak onvol
komen) oplossing toe moeten „struikelen".
Kennen de baptisten, die hun gemeenten
zo klein houden, bijvoorbeeld geen predi
kantentekort? Er zijn op het ogenblik on
geveer tien vacante gemeenten, aldus ds.
Van Dam, doch een deel daarvan zou ook
gee., predikant kunnen beroepen. Van een
groot tekort mag men dus niet spreken.
Tot deze gelukkige omstandigheid draagt
bij het feit, dat een baptistenpredikant
niet per se „godgeleerd" hoef1 te zijn.
Als hij maar „van God geleerd" is. Met
andere woorden: iemand met een beperk
te opleiding kan toch predikant worden
voluit, met dezelfde rechten als zijn uni
versitair geschoolde collega. Ook kennen
Duidelijk zal nu zijn waarom tot dus
verre theologische kwesties nooit de alge
mene vergadering van de Unie haalden
de zelfstandigheid der gemeenten ver
hinderde dat als het ware. Daarop is
Drachten nu een uitzondering geworden,
want daar kwam het advies aan de orde,
uitgebracht door de (jonge) commissie
theologisch beraad, over de doop.
In de Unie gaat het altijd om adviezen,
adviezen die door de algemene vergade
ring bekrachtigd kunnen worden, doch
niettemin adviezen blijven. De gemeenten
moeten zelf weten of zij ze willen opvol
gen of niet. Het advies over de doop nu
is een heel markant punt. De baptisten
zien in de nieuwtestamentische doop meer
dan alleen een symbolisch handelen van
mensen. „Hij is", om ds. Van Dam te ci
teren, „in de eerste plaats een handelen
van 'God, die in Jezus Christus onze zon
den vergeeft en afwast en ons leven ver
lost en vernieuwt. Wie gedoopt wordt,
wordt met Christus begraven en met
Christus opgewekt. Wat op Golgotha en
op de paasmorgen eens en vooral door
God werd gedaan, dat wordt in onze doop
op ons toegepast en tot uitdrukking ge
bracht. Deze handeling is zinloos en leeg,
wanneer zij niet aanvaard en ondergaan
wordt in geloof. Daarom behoort de belij
denis van geloof in Jezus Christus, de ge
kruisigde en opgestane Heer, wezenlijk bij
de doop". De nauwe verbinding tussen de
doop en sterven en opstanding van Chris
tus heeft betekenis voor de vorm van de
doop. Hoewel de vorm niet het wezen is,
moet de vorm wel zo nauw mogelijk met
de zaak overeenstemmen. Dat is, volgens
de baptisten, het geval bij de doop door
onderdompeling. In hoeverre nu kan men
een doop door besprenging erkennen? De
ze erkenning is uitgesloten, zo staat in 't
advies, wanneer de doop niet is bediend
op belijdenis van het geloof in Jezus
Christus. „Dan ontbreekt immers het
meest wezenlijke van de doop: het per
soonlijk deelhebben aan Jezus Christus,
de gestorven en opgestane Heer". Dit
geldt ook wanneer op de aan een kind
bediende doop later wel een belijdenis
van geloof is gevolgd, want deze belijde
nis kan de doop niet meer goed maken.
Anders ligt het wanneer de als bespren
ging of overgieting bediende doop wél 'n
doop op belijdenis is. Dan is immers ook
het persoonlijk deelhebben aan Jezus
Christus aanwezig en de dopeling wil dit
ook in zijn doop tot uitdrukking brengen.
De commissie theologisch beraad stelt
in haar advies, dat men in het laatste ge
val geen correctiedoop in de vorm van on
derdompeling mag vragen, tenzij de be
trokkene het zelf wenst. „Want de doop
kan slechts eenmaal bediend worden, om
dat een mens slechts eenmaal tot geloof
komt en in Christus wordt ingelijfd". De
commissie meent dat er geen doorslagge
vende redtnen zijn om hen, die op belij
denis, maar niet bij onderdompeling, zijn
gedoopt, het volle lidmaatschap te ont
houden indien zij daar uitdrukkelijk om
verzoeken, mits zij de onderdompeling er
kennen als de normale bijbelse vorm van
de doop en er van harte mee instemmen
dat de gemeente de doop slechts in deze
vorm bedient. Als de gemeente uit hoofde
van ernstige bezwaren, die in haar leven,
meent het volle lidmaatschap niet te mo
gen geven, dan beveelt de commissie aan
de betrokkenen het gastlidmaatschap te
verlenen, dat tenminste toegang tot het
avondmaal moet geven. Het punt van de
doop is bij de baptisten actueel, omdat
er gemeenten zijn, die de correctiedoop
al niet meer toepassen. Het was dus ook
terwille van de eenheid, dat de commis
sie zich over het probleem boog. Overi
gens is de eenheid met het advies toch
niet voor honderd procent gewaarborgd,
want een advies blijft een advies.
Steek geen vuur
aan dat ge niet
uit kunt doven.
Chinees
spreekwoord
Lees: Openb. 2 12-17
In Pergamum lag het erg moeilijk
voor de christelijke gemeente. Er wa
ren vervolgingen geweest. En nu nóg
leefde de gemeente onder grote druk.
De duivel was er ook sterk. Je kon
Pergamum zelfs gestempelen als een
stad, waar hij zijn troon had staan.
Dienstknechten had hij ook genoeg.
De gevolgen bleven dan ook niet uit.
Van buiten en vanuit de gemeente
werden er allerlei mensen getrokken
naar de dienst van Gods tegenstander.
En voor de christenen werd de zuiging
en verleiding om Christus' Naam ook
maar niet meer te belijden groot, haast
te groot!
Te midden van die nood en druk
krijgen echter de christenen opeens een
blijde boodschap van de verhoogde
Heiland. Christus zegt tot hen: „Vrien
den, Ik weet, waar ge woont".
Die verzekering van Christus zal ve
len in Pergamum gesterkt en bemoe
digd hebben. Hun adres was Hem be
kend. Hun nood, hun druk en hun
strijd om in gemeente en gezin de Hei
land trouw te blijven.
En de Heiland zou hun best weten
te vinden met zijn hulp en kracht. En
wat zij nodig hadden zou Hij hun af
geven in huis!
Ik geloof, dat wanneer wij in onze
dagen de boodschap aan Pergamum
ook opvangen, wij daaruit ook grote
steun en hulp kunnen putten.
Wat de christenen in Pergamum
aanging, geldt óns ook.
Christus weet ook, waar u woont.
Uw adres is Hem ook bekend. Van
wat u het geloof moeilijk maakt, is
Hij ook volkomen op de hoogte. Mis
schien staat er dichtbij u ook wel een
troon van de duivel net zoals in Perga
mum. En wordt u en/of uw kind(eren)
daarheen gezogen. De Heiland wéét
het. In uw huis moet u misschien wel
vechten tegen zeer bepaalde karakter
zonden. Misschien is er verdriet of
twijfel, die u het geloven en dienen van
God zo moeilijk maakt.
Vergeet echter nooit: Christus kent
uw adres. En een ieder, die tot Hem
roept, weet Hij te vinden met zijn ge
nade.
Misschien bent u al uit de gemeente
weggezogen, hebt u God al tijdenlang
vergeten en trekt u het Evangelie hele
maal niet meer en is uw leven voor
God doods en kaal geworden.
Weet ook dan: Uw adres blijft
Christus bekend! Uw naam laat Chris
tus niet schieten en Hij roept u ook
nu nog toe: „Vriend, keer u om. Nu
kan het nog!"
Christus, van zover gekomen,
wist hoe Hij u vinden zou.
Geef u over aan Zijn trouw;
klopt Hij nóg, verwin uw
schromen.
Schoon gij aarzelt. Hij houdt aan,
Hij zoekt bij u in te gaan.
Veenendaal. H. Nijeboer
Protestantse en rooms-katholieke
vertalers zijn sinds november 1966
samen bezig met een proefvertaling
van enkele boeken uit het Oude Tes
tament we hebben er op deze pa
gina uitvoerig van verteld. Dit ge
beurt in opdracht van het Neder-
landsch Bijbelgenootschap en de Ka
tholieke Bijbelstichting. De proef-
tekst van het boek Jona is zojuist
gereed gekomen. Wanneer de proef
slaagt, vindt er nader overleg plaats
om te komen tot één gemeenschap
pelijke Bijbelvertaling voor allen!
Het is één van de grote
wensen van ds. J. H. Sillevis Smitt,
die in juni zal aftreden als algemene
voorzitter van het NBG, dat deze
oecumenische vertaling tot stand
komt zonder al te zware financiële
lasten voor het NBG, dat zijn aan
deel in de vertaalkosten van dit
grootse project voorlopig op f 250.000
schat.
Ter gelegenheid van het naderend
afscheid van ds. Sillevis Smitt, die
sinds 1957 het voorzitterschap van 't
NBG bekleed heeft, is er een huldi
gingscomité gevormd, waarvan prins
Bernhard het ere-voorzitterschap op
zich genomen heeft. Een werkcomité
voert een financiële actie onder het
motto: „De daad bij het Woord". Het
resultaat zal gestort worden in een
fonds, dat speciaal in het leven is ge
roepen, om de wens van ds. Sillevis
Smitt te verwezenlijken. Het zal op
de dag van z(jn aftreden 21 juni
a.s. tijdens de jaarvergadering van
het NBG worden aangeboden.
Giften voor deze belangrijke zaak
kunnen thans gestort worden op
postrekening 760.000 ten name van
de Penningmeester Huldigingscomité
ds. J. H. Sillevis Smitt te Amster
dam. Ook is er by de Algemene Bank
Nederland, Vijzelstraat 32 te Amster
dam onder nr. 35880 een bankreke
ning voor dit doel geopend. Het Ne-
derlandsch Bijbelgenootschap wordt
hierdoor in staat gesteld voor zijn
deel bij te dragen tot de voltooiing
van dit noodzakelijke oecumenische
werk.