In Apeldoorn
is politie voor
de beeldende
kunstenaars
een beste
kameraad
Vijfde toneeluitwisseling
Nederland-België
HEDENDAAGSE KUNST IN
OPLEIDINGSINSTITUUT
Belangrijke bijdrage
tot bevordering van
de leefbaarheid
Links de grote wandversiering die Lex Horn
aanbracht bij de hoofdingang van de nieuwe
„politieschool" in Apeldoorn. Twee van de
bewoners schijnen zich dank zij deze wand
reeds met de kunstwerken in hun midden
verwant te voelen.
"IVTet als hun directeur mogen de studenten
van „de politieschool" gelukkig zijn met
de kunstwerken in hun gebouw. Men is er,
mede dank zij allen die bij de bouw betrokken
waren, voortreffelijk in geslaagd, een eenheid
tot stand te brengen tussen het mooie, doel
matige en tegelijk sfeervolle gebouw, zijn na
tuurlijke omgeving (het Orderbos en de bin
nentuin, waarin in de toekomst ook nog een
beeld van Piet Siegers zal worden neergezet)
en de verschillende kunstwerken. Een eenheid,
waarbinnen geen enkel element overheerst en
die wordt gekenmerkt door rust, schoonheid
en inspiratie. De leefbaarheid binnen het ge
bouw is daardoor voor de bewoners onge
twijfeld gegarandeerd. Het kan niet anders
of iets daarvan zal in de toekomst via de (dan
oud-) bewoners de leefbaarheid ook elders in
onze samenleving handhaven of vergroten.
J. VAN DER KT.KIJ
T?r mogen dan in sommige steden de laatste jaren nogal eens conflicten hebben plaatsge
vonden tussen politie-agenten die het gezag moesten handhaven en groepen jonge men
sen, wier activiteiten voor 'n niet onbelangrijk gedeelte artistiek geïnspireerd zijn geweest, in
Apeldoorn kan men zich er over verheugen, dat met een variatie op de titel van Benny
Vredens bekende kinderliedje de politie, evenzeer een beste kameraad voor de kunste
naars is. Daar staat namelijk het gebouw van het Rijksinstituut tot opleiding van hogere
politieambtenaren, dat maandag officieel zal worden geopend. En in dat gebouw bevinden
zich een veertigtal werken van hedendaagse kunstenaars, die ongetwijfeld de reeds niet ge
ringe „leefbaarheid" van het complex zullen bevorderen.
Mr. P. Cleveringa, chef van de afdeling po
litie van het Ministerie van Binnenlandse Za
ken, heeft met assistentie van mevrouw E. J.
M. Schuurman-Henny, assistente van de direc
teur van de dienst esthetische vormgeving
van de PTT, er voor gezorgd, dat een fraaie
collectie werd gevormd uit werken, die deels
in bruikleen werden gegeven door de Dienst
van 's Rijks Verspreide Kunstvoorwerpen en
deels werden aangekocht met middelen uit
fondsen van het instituut.
„Ik ben er erg gelukkig mee," vertelde de
directeur van het instituut, mr. J. Brink, ons
dezer dagen. „De aantrekkelijkheid van het
gebouw wordt er door verhoogd. En vooral
zal het de vorming van degenen die hier stu
deren, ten goede komen. In een instituut
waarin je in deze tijd jonge mensen opleidt,
behoort de ontmoeting met kunst tot de op
voeding. Het is ook belangrijk, dat de politie
ambtenaar leert, buiten zijn vak te kijken en
in aanraking wordt gebracht met mooie din
gen in het leven als literatuur en beeldende
kunst, juist omdat hij zo vaak zijn vak moet
uitoefenen aan de zelfkant van het leven."
TTet gebouw van het. opleidingsinstituut is
modern; de daarin ondergebrachte kunst
is dus voor het overgrote deel ook heden
daags. Dat blijkt ook wel uit het rijtje na
men, dat ik nu voor u ga opnoemen. Van Rik
van Bentum is er een in plastic gevatte zeef
druk, die al de titel „Stroomland" heeft ge
kregen. Ray Staakman tekende voor een witte
mobiele plastiek, die een plaatsje in de hal
krijgt. Van Peter Struycken zijn er onder
meer enkele mooie kleine zeefdrukken. In de
bestuurskamer vallen met name drie composi
ties van L. Janzee en keramisch werk van
Henk Dil op. Verder treft men onder meer
in het gebouw aan: een lino van Arie Ver
meer, een sfeervolle litho van Belleke Dol-
ham („Kerkhof"), een Spaans landschap van
Ap Sok, een assemblage van Yvonne Kracht,
„hard edge"-composities in olieverf van Ni&
Blans, een suggestieve, half-abstracte olieverf
„Overvallen dorp" van Frank Lodeizen, fraaie
kleuretsen van A. Klement en Benno Randolfi,
en bijdragen van onder anderen Gerrit Bolhuis,
Johnny Rolf, Frans Gast, Ad van Dijk, Arie
Vermeer, Sees Vlag, Henk Zwerus, Rof Otto,
Roger Chailloux, Jaap v. d. Vaat, Bonies, A.
van Ravenzwaay, Roelof Klein en D. den Dik-
kenboer.
Twee staaltjes Op Art van Peter Struycken
in een trappenhuis van het maandag te
openen nieuwe gebouw van het Rijksinsti
tuut tot opleiding van hogere politieambte
naren te Apeldoorn. (Men zou dus eigenlijk
beter kunnen spreken van Trap-Op Art!)
TTet meest opvallende kunstwerk is wel de
wandversiering die Lex Hora maakte voor
de hal, ter hoogte van de hoofdingang. In
grote, strakke lijnen heeft de kunstenaar
daarin vooral de belangrijke functie gesymbo
liseerd van de politie als handhaafster van de
orde, opdat de burgers rustig kunnen leven.
Een boeiend, geïnspireerd werkstuk, dat ech
ter niet volledig tot zijn recht komt voor de
gene die het binnen het gebouw wil gadeslaan.
De afstand tussen de ingang en de wand is
tamelijk klein, zodat men opzij moet gaan
staan, om een redelijk overzicht van het ge
heel te krijgen. Degene die van buitenaf het
gebouw binnenkijkt, krijgt naar mijn me
ning eerder 'n indruk van wat met deze wand
wordt bedoeld, ook al ziet hij slechts een ge
deelte daarvan. En in ieder geval laat de wand
niet na, minstens alleen al door zijn aanwe
zigheid indruk te maken op degenen die er
binnen zomaar langs lopen. En dat is ten
slotte de belangrijkste functie van een heden
daags kunstwerk: het moet gewoon aanwezig
zijn, als het ware onbewust zijn invloed op de
omgeving uitoefenen. Aan deze voorwaarde
voldoet de wand van Lex Hora beslist. Ook
vrijwel alle andere bijdragen vervullen aldus
in de verschillende grote en kleine lokaliteiten
hun functie, al gebeurt dat in de ene ruimte
(het werk van Nik Blans in de kantine) ster
ker dan in de andere (de plastiek „Composi
tie" van G. den Breems, die op de plaats waar
zrj nu staat, niet geheel tot haar recht komt).
EN DAT LIGT daar maar en slaapt daar ln zijn welbewaakte
wieg, alsof hij van de prins geen kwaad wist. Dat weet hij
ook niet: hij heeft voorlopig geen kennis aan het doorluchtig kereltje
voor wie de vlaggen uithingen, de klokken beierden en de vuurmonden knalden.
Hij kent nog niemand, laat staan zichzelf, en verslaapt het grootste deel
van zijn prille dagen in een vooralsnog ongestoorde rust. Hoe jammer
dat hij hieraan later geen enkele heugenis zal hebben, zomin als wij allen
trouwens, die hem om die droomloze ontspannen slaap zo hartgrondig kunnen
benijden. Geen assortiment pilletjes of tabletjes kan bewerkstelligen
wat hem zo volkomen natuurlijk afgaat.
Hy slaapt, en bekreunt zich ook in de nabije toekomst bitter weinig om
de velerlei lasten verbonden aan dat kroontje op zijn lakentjes, symbolisch
gesproken. Hij knippert nog niet tegen blitzlicht, en behoeft zich nog niet slinks
aan de loerende lenzen te onttrekken. Hij is voorlopig vrijgesteld van
wuiven en buigen, van schepen die te water willen, linten die op de schaar
en stenen die op de troffel wachten. Van handen, die gedrukt en onderscheidingen
die opgespeld moeten worden.
rTIJN UITSLUITENDE taak is voorlopig drinken en slapen, zijn persoonlijk
*-i domein een wieg en een stille kamer en een kinderwagen op een zonnig
terras. Voor hem nog geen défilé behalve misschien van een paar argeloos
voorbij buitelende vlinders, en de enige zanghulde die zijn oortjes
bereikt is die van de vogels in het park.
Een prinsheerlijk bestaan, dat menigeen hem zou kunnen benijden,
zelfs de kleine voorgangers die hem de titel hebben overgedragen. Want
goedbeschouwd hebben de meesten van hen in het prille begin van hun vaak
veelbewogen leven niet bijster veel zonnige rust gekend. Een werd er in
ballingschap geboren, terwijl zijn vader in de vijandige vreemde zwierf, en
zijn moeder mokte tegen haar lot.
Drie hebben hun moeder slechts als weduwe gekend, en twee daarvan
zijn zelfs weken na hun vaders dood geboren, en in een wieg met rouwkap
omfloerst te slapen gelegd.
Kleine weerloze slapers, al vroeg veroordeeld tot een eenzaam bestaan
tussen louter volwassenen, die vaak in hen niet meer zagen dan een
handzame pion op het grote schaakbord. Kleine vroegwijze knaapjes met
pluimhoed en sjerp of steek en degen die al jong werden opgevoed door strenge
gouverneurs en schermmeesters en pikeurs en dansmeesters. Van wie de
buitenwacht weinig meer kende dan een ernstig, rond kindergezicht en
een wuivende kleine hand achter de spiegelende ruiten van een staatsiekaros.
Maar evenwel: die buitenwacht bleef staan en glimlachte en groette
vertederd bij het passeren van de trappelende paarden. Want daar ging
meer voorbij dan een eenzame kleine jongen van hoge geboorte. Hij was,
goedbeschouwd, niet zo alleen als hij misschien dacht.
yy/ANT HIJ REED langs een haag van onverwoestbaar getrouwen, die met
de muts in de hand en de glimlach op het gezicht in elk kindergezicht
achter de ruiten altijd weer dezelfde herkenden. De eerste prins van
het kleine vorstendom met de roemruchte naam, die geleefd had naar en
vermoord was om zijn onverschrokken beginhel: de soevereiniteit van het eigen
geweten.
Dat was groter erfgoed dan titels en vorstelijke luister, want ook wie
weinig geleerd heeft kan scherp onderscheiden. De naam zelf was een
ereteken, ook al was de drager nog nauwelijks in Btaat die uit te spreken.
Het wuiven en knikken en glimlachen legde het kind een verplichting op,
die woorden had gevonden in het deuntje dat al onder de ramen van
de kraamkamer was gefloten, bij het branden der pektonnen en het beieren
der klokken: Al is ons prinsje nog zo klein
Want wat klein is wordt met de dag groter, dat houdt het strengste
protocol niet tegen. En dan keert ook de strafste tegenwind en het ongunstigst
getij: Al buigt de stam en al kraakt het riet, alevel treurt Oranje niet.
Het tij is wel deugdelijk verlopen, en de bakens zijn steeds verder verzet.
Een karos schept meer afstand dan een auto, een prinselijke wieg staat
nu voor ieders ogen te kijk, al slaapt het kind er veliger in dan voorheen
nu zuigelingensterfte en kindepokjes het niet meer bedreigen.
TTIJ ZAL HET in alle opzichten comfortabeler hebben dan zijn voorgangers,
maar stellig niet gemakkelijker hier: de staatkundige woelingen
van weleer lieten hun kleine persoon nog ongemoeid ,maar de straatkundigen
van vandaag tonen weinig consideratie.
Hij is een onrustige wereld binnengetreden, waar bescheidenheid een schaarse
deugd is geworden. Het bliksemlicht zal hem niet lang met rust laten,
al is het bepaald slecht voor kleine ogen. En wie vuren straks die felle flitsen
op hem af
De fotografen van de wereldpers maar op aanstichten van alle
miljoenen vrouwen die over hun schouders gretig meegluren. Die in alle
talen niet te verzadigen zijn met suikerzoete reportages over alles wat
hij heeft en doet en straks zegt. Nieuwsgierig Aagje in duizendvoud ligt nu
voorgoed op de loer als is ons prinsje nog zo klein.
AMSTERDAM Het is nu vijf jaar
geleden dat tussen de Koninklijke
Vlaamse Schouwburg (KVS) in Brus
sel en de Amsterdamse toneelgroep
„Centrum" een akkoord werd gesloten,
waardoor een geregelde Nederlands-
Belgische toneeluitwisseling tot stand
kwam. Jaarlijks in mei treedt „Cen
trum" met enige best geslaagde stuk
ken in Brussel op en komt de KVS
(vaste bespeler van het Brusselse
theater) in ons land van een stuk tien
voorstellingen in evenzovele plaatsen
geven.
Ter gelegenheid van dit eerste lus
trum hebben enkele leiders van deze
gezelschappen dezer dagen tijdens een
ontvangst in het havengebouw te Am
sterdam, waarbij onder meer de Bel
gische consul-generaal, de heer H. R.
de Vleeschouwer, aanwezig was, enke
le facetten van de uitwisseling belicht.
De Centrum-directeur, de heer Eg-
bert van Paridon, noemde deze uit
wisseling niet slechts plezierig en nut
tig, maar ook cultureel belangrijk.
Men krijgt meer en beter begrip van
eikaars veelzijdige moeilijkheden,
leert van elkaar en steunt eikaars
pogingen tot oplossing van die moei
lijkheden.
De directeur van de KVS, de heer
Viktor de Ruyter, vindt het een nood
zaak, Nederlandse theatervoorstellin
gen aan het Vlaams-Belgische publiek
te tonen.
Een telkens terugkeren van
hetzelfde gezelschap vergemakkelijkt
het kennismaken, dus herkennen van
de spelers en leidt tot vergroting van
de belangstelling. Hij vindt ons land
te benijden om de hier bestaande to
neelspreiding, die een zo belangrijk
element is in de cultuurpolitiek. Het
accent legde de heer De Ruyter op
het streven van de Vlaamse Belgen
naar toenadering tot een eenwording
met de Nederlanders. De onderlinge
verschillen zijn nog groot. De kloof
tussen katholiek en protestants Neder
land is moeiljk te overbruggen. Onze
uitwisseling, aldus de heer De Ruyter,
draagt wezenlijk bij tot toenadering.
Op de ontvangst werd ook het ge
zamenlijk feestnummer van de orga
nen der beide gezelschappen ten doop
gehouden. Daarin krijgt vooral de
vijfde uitwisseling ruime aandacht.
De KVS voert tot 13 mei Hugo
Claus' „Een bruid in de morgen" in
de regie van Lode Henderiks op, ach
tereenvolgens in Nijmegen, Enschede,
Amsterdam, Arnhem, Groningen, Bre
da, Tilburg en Utrecht. De groep
„Centrum" speelt in Brussel vier wer
ken uit haar repertoire: „De thuis
komst" (12 en 13), „Alleen op vrij
dag" (6, 7, 14 en 15), „Man is man"
8 en „De draak" (11 mei). Dit laat
ste werk wordt (op 9 en 10 mei) ook
in Gent op planken gebracht.
Hieronder een doorkijkje in de hal van het
gebouw. Op de voorgrond een plastiek van
Henk Zwerus („Zuil"). Tegen de achter
wand het schilderij „Overvallen dorp" van
Frank Lodeizen. Dit doorkijkje geeft een
goed beeld van het fraaie lijnenspel, dat
door de kunstwerken en de omgeving waar
in zij zijn geplaatst tot stand is gekomen.
Zeer gedeeltelijk zichtbaar achter het beeld
van Zwerus enkele bladeren van planten,
die er mede toe bijdragen dat dit gedeelte
van het gebouw karakteristiek is voor het
geheel: een rustige eenheid van natuur
schoon, architectuur en beeldende kunst.
Op de onderste foto een keramisch werk
stuk van Henk Dul, dat een plaats heeft
gekregen op de tafel in de bestuurskamer.
-v*x m£W>
-
W