Edelman onder de vissen ook in onze wateren d, A Zaterdag 6 Mei 1967 r|e mensen die niets van hengelen we ten, lachen er natuurlijk om. Laat ze maar. Het onbegrip van de niet-hengelaars is door de eeuwen heen groot geweest. Daar maakt geen visser zich druk over. En het is bewezen, dat het Maagdenaas van Wil van Koolwijk bij de vissen in de smaak valt. Dus is het een serieuze zaak. Voorts staat het vast. dat ook zijn Zigeu neraas, waarvan hij het geheim na vele jaren geduldig speuren heeft bemachtigd, goede resultaten geeft. Het Maagdenaas, ook wel Maria-aas ge heten, behoort eigenlijk door maagden ge reed te worden gemaakt. Als die niet voor. handen zijn, kan men het natuurlijk zon der kuise vrouwelijke hulp proberen. Wel iswaar hebben vrouwen het in de vingers, maar het wil een man ook nog wel eens lukken. Het komt trouwens hoofdzakelijk op de dosering aan. Vandaar dat Wil van Koolwijk er best iets van wil zeggen. Men neme paneermeel, fijn gemalen gekookte aardappelen (ze moeten beslist fijn gekookt zijn, omdat anders de brok ken te groot zijn) en een scheut pure anijsolie. Daarmee is de basis al gelegd. Men kan er verder ook nog wat bloed bij doen en het aanpassen aan de eigen smaak. Maar gebruik beslist geen haver mout. Havermout veroorzaakt in het wa ter een witte wolk, waar de vis geen wijs uit wordt. T^n dan het Zigeuneraas. Men neme Ach nee, toch maar liever niet. De goede hengelaars hebben elkaar het re cept al lang doorgegeven en de buiten wacht heeft al genoeg gelachen. Laat ze maar lachen. Wil van Koolwijk grinnikt van harte met hen mee. Natuurlijk is het allemaal flauwekul, dat van die namen. Dat is al leen maar een aardigheidje en in de re clame doet zoiets het wel. Maar het voer- tje is best, daar staat hij voor in. Niet voor niets heeft Wil van Koolwijk in de Rijnstraat te Amsterdam één van de best gesorteerde zaken in hengelsportartikelen. Daar zwaait een vakman de scepter, dat is met een half oog te zien. Een man met een grote passie voor alles wat met vis sen te maken heeft. Ga ook maar na. Acht jaar geleden was hij acrobaat en vormde samen met zijn vrouw het „Duo Wilco". Hij trad uitsluitend op in waterrijke landen, bij voorkeur in Scandinavië, waar zulk uitste kend viswater is. Ook echter in Italië en in Rusland. En toen hij wegens reuma afscheid van de acrobatiek moest nemen (hij was toen trouwens al 47) begon hij natuurlijk een hengelsportzaak. „Hij is d'r mesjogge van", zegt zijn vrouw zuchtend, doch liefdevol. „Soms zit-ie urenlang voor het aquarium in de winkel en dan roept-ie: Schat, kom eens gauw kijken. Maar ik geloof het langza merhand wel, hoor". Hij: „Weet je, dat palingen een hele tijd met elkaar kunnen vrijen? Heel ont roerend hoor. Het lijken van die griezels. Ze vreten trouwens de andere vissen op. Maar die palingen heb ik niet kunnen eten. Je begint van die dieren te houden als je ze een tijd in de bak hebt gehad". ll/Taar goed, voor een verhaal over de avonturen van een verliefde paling reis je natuurlijk niet speciaal naar Am sterdam. En ook niet voor een advies over 'n goed voer. Dat is zelfs 'n hengelaar te dol. Wat wel een reis waard is, dat zijn de bemoeiingen van Wil van Koolwijk met de forel. Hij is directeur van „Ne derlandse Forel" en in die kwaliteit wil hij alom de aandacht in de hengelaars wereld trekken, hetgeen hem heel aar dig gelukt. Voor de vreemdelingen in 't Jeruzalem van de hengelsport: de forel hoort hier niet thuis. Vroeger werd hij aangetroffen in een paar snelstromende Limburgse be ken. maar die zijn langzamerhand zo vervuild, dat de forel zeldzaam wordt. In de vaarten en plassen van het vlak ke Nederlandse landschap huisde tot voor kort geen enkele forel. En ook nog dit: de forel is de edelman onder de vissen. stunt je in van een handelaar in hengel sportartikelen. T\e directeur van „Nederlandse Forel" liet zich niet ontmoedigen. Hij bracht een partijtje regenboogforellen naar de Vinkeveense plassen. En weer werd er één gevangen en het volgend jaar nog een. Die laatste forel bleek ondertussen stevig te zijn aangekomen, want hij woog al meer dan drie pond. Wil van Koolwijk juichte. Die laatste vangst zwemt als een levend bewijs, dat de forel het goed doet in stilstaand wa ter. nu al maanden in zijn aquarium in de winkel. De vis lag urenlang in de bui tenlucht en werd bovendien mishandeld („beschadigd" noemen ze dat eufemistisch in de hengelsport), maar toch bleef hij in leven. „Kun je nagaan hoe sterk die vissen zijn", zegt Wil van Koolwijk trots en hij werpt een handjevol spiering in de bak waar de forel zich meteen als 'n wildeman op werpt. In november vorig jaar haalde Wil van Koolwijk een order voor bijna 2.500 forel len binnen. De Weesper en Amsterdamse hengelaarsclubs wilden de proef nemen op de Vinkeveense plassen. De OVB (or ganisatie ter verbetering van de binnen visserij) gaf een subsidie. Het waren Deense regenboogforellen, ieder met een gewicht van ongeveer 250 gram. Maat- forellen en die konden meteen worden te- ruggevangen. Dat is dan ook gebeurd, op grote schaal zelfs, doch met de meldingsplicht namen de hengelaars het niet al te nauw, zodat maar weinig vangsten officieel zijn gere gistreerd. Wil van Koolwijk heeft ook forel gele verd aan visclubs in Ypenburg en Gilze- Rijen en langzamerhand krijgt hij een beetje gehoor. De OVB gaat het nu pro beren in het Veerse Meer. r|e visserijdeskundigen zijn overigens gereserveerd. Het staat wel vast, dat de regenboogforel zich in de Nederlandse binnenwateren niet zal vermeerderen. Daardoor zijn 'n harde, steenachtige bo dem en stromend water nodig. Zulke plaatsen zouden misschien wel hier en daar te maken zijn. Voorlopig zullen ze echter uit 't buitenland moeten komen en dat is uiteraard vrij kostbaar. Bovendien vinden de deskundigen, dat 't weinig zin heeft kleine forellen uit te zet ten. omdat het merendeel daarvan toch door de snoek en andere roofvissen zal worden opgevreten. Het moeten volwassen forellen zijn en dat maakt het natuurlijk nog duurder. Ze komen al gauw op een gulden per stuk. En nog lang niet iedereen is het met Wil van Koolwijk eens, dat de forel het goed zal doen. Niet alle water is in elk geval geschikt voor de forel. Het moet behalve schoon, diep zijn (tenminste anderhalf a twee me ter) en rijk aan zuurstof. Een weelderige plantengroei is funest voor de forel, omdat de planten zuurstof aan het water ont trekken. Een vrij grote diepte is nodig, omdat stilstaand en ondiep water in de zomer maanden een te hoge temperatuur krijgt. De forel kan daar niet tegen en moet zich dan in diep water terug kunnen trek ken. 's Winters zal de forel het best kun nen harden, mits het water niet dicht vriest. „Dichtvriezen", zegt Wil van Kool wijk, „is gemakkelijk te voorkomen met een fles zuurstof. Met één fles kun je we ken lang een wak open houden en dan is er niks aan de hand". YJH'ie niet meteen in Wil van Koolwijks forel gelooft, wordt meegevoerd naar de Wilgenhoek aan de Vinkeveense plas sen, waar de mensen voor een stukje oever vlot vijftig gulden per vierkante meter neertellen. Daar bewaart Wil van Koolwijk in een groot vierkant net 300 re genboogforellen. Dat is te zeggen, er zijn er 300 geweest, maar aangezien de forellen er hebben overwinterd eO er niet van uur tot uur toe zicht is, lijkt het niet onmogelijk, dat er af en toe een forel naar de braadpan is verhuisd. Het is een klein kunstje om er één te vangen. Als ze het aas zien komen, steigeren ze al het water uit. Maar dat doet er niet zoveel toe. Hoofd zaak is, dat de forellen sinds november vorig jaar in het net verblijven, iedere dag een emmer vol mest opvreten en er kerngezond bij zijn gebleven. Er is er niet één doodgegaan, terwijl de omstandighe den toch niet ideaal zijn: 300 vissen op een paar vierkante meter water, in een doodlopend gedeelte van een kleine jacht haven. De directeur van „Nederlandse Forel" beperkt zich niet tot de sportvisserij. Op de terugweg naar Amsterdam rijdt hij de polder binnen en wijst naar de dijken, waarachter het water tot aan de kruin staat, terwijl het weiland aan de andere kant zeker anderhalve meter lager ligt. ..Zie je dat? Zie je dat verval? En kijk dat water eens. Zuiver water, hemelwater en grondwater, het kan niet beter. En wat doen we er mee? Niks". Dan begint hij heftig gesticulerend uit te pakken over zijn dagdroom. Hij ziet klei ne vijvertjes achter de dijk, waarin lang zaam het water uit de hoger gelegen ring vaart vloeit, dat vervolgens aan de onder zijde afstroomt in de poldersloten. En in die kleine vijvers ziet hij duizenden koste lijke consumptievissen zwemmen, forel, snoek, paling, die dag in dag uit stevig gevoerd worden, zodat ze spoedig volwas sen zijn en klaar om te worden opgegeten. Een vismesterij. TTet idee is natuurlijk niet nieuw. De oude Romeinen kweekten al karpers; in Israël doen ze het nu nog en daar zien ze kans de karpers binnen drie maanden op ruim een pond te krijgen. In Jutland vangen de boeren het water van de beken op, voeren het door hun kweekvijvers en mesten de regenboogforellen in een jaar vet. Er bestaat in Jutland een boeren coöperatie, die jaarlijks tonnen forel af levert. Het is een zeer lucratieve kweek. „Er is veel meer mee te verdienen dan met melken", verzekert Wil van Koolwijk. „De Nederlandse polders zijn er ideaal voor. Met heel weinig kosten kunnen de vijvers worden ingericht Waarom begint niemand er mee?" In een pamflet heeft de directeur van „Nederlandse Forel" al eens geschreven: „De viskweek in Nederland een achter gebleven cultuur" Daar zijn nogal reac ties op gekomen, veelal niet erg positief. Wil van Koolwijk heeft er zich niet door laten ontmoedigen. De forel heeft hem langzamerhand wel veel geld gekost en vandaar, dat hij het voorlopig wat kalm aan doet. Maar wie hem kent, zal het niet verba zen als te zijner tijd de Nederlandse Vis- kwekerij. directeur Wil van Koolwijk, wordt opgericht. Wie zo vindingrijk is. dat hij 't Maagdenaas ontdekt, laat zich door tegenslagen niet van de wijs brengen. Sommige verdwaasde broeders in Pe trus reizen naar 't buitenland om er een tje te vangen. Want de forel is een prach tige vis, zeker tienmaal zo sterk als een karper, die bij ons als de grootste vech ter te boek staat. Wat verder aardig is meegenomen: forellen zijn lekker, het geen natuurlijk in de sport niet meer dan een bijkomstigheid is. Welaan, Wil van Koolwijk is van oor deel. dat de forel in de meeste Nederland se binnenwateren uitstekend gedijt en dat deze vissoort op grote schaal behoort te worden uitgezet. Hij heeft het niet bij woorden gelaten, maar 'n auto vol regen boogforel uit het Deense Jutland laten komen. Dat was eind vorig jaar. Voor die tijd had hij er al stiekum 'n stuk of wat in de Amsterdamse Bosbaan de vrij heid gegeven, waarvan er tot zijn vreugde spoedig één werd gevangen. Daarmee was 't bewijs geleverd, dat die forel zich in het toch niet brandschone water van de Bos baan thuis voelde. Want alleen een gezon de vis bijt. De operatie leverde Wil van Koolwijk overigens een boze brief van de georga niseerde hengelsport op, die de clandestie ne uitzet van vis uiteraard niet kon goed keuren. In die brief stond tevens, dat de vereniging niet van zins was in te gaan op het aanbod van de heer Van Koolwijk om gratis duizend forellen uit te zetten in de Bosbaan. Men zag er een reclame i—inr-y-n - - ...v J T

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9