Tien jaar lang ijverig
strijden voor A'dams
financiële belangen
Haags provotariaat
schrijft Kamers
Wethouders zeggen:
Klap in gezicht
koelkasten
Mr. Van Hall gestruikeld over wapenstok
die „zijn"politie zo onregelmatig hanteert
Carrière
de veelzijdige voeding
KRACHTIGE KOST VOOR HET KIND j
„Politie dwong jongen
over ons te klikken"
ONTSLAG MR. VAN HALL
Wie bevrijdde ons
Uitholling
ONGELUKKIG
Het ideaal van alle kinderen. Geef ze Liga
voor een gezonde, harmonieuze lichaams
ontwikkeling en levenskracht. Schenk hun de
rijkdom aan nutriënten die iedere Liga bevat.
Vertrouwde gezondheids-basis voor baby,
kleuter en schoolgaande jeugd.
VERDIENSTEN
GEEN OPLOSSING
VORIGE WEEK AL
REACTIES
„MISKEND"
lekkerrrr koud
WOENSDAG 10 MEI 1967
EEN PERSOONLIJKE TRAGEDIE
"17en persoonlijke tragedie van de
eerste orde kan men de al dan
niet uitgestelde val van Amsterdams
eerste burger zeker noemen. Tragisch
omdat mr. Van Hall een man is, die
tien jaar lang op vele fronten ijverig
heeft gevochten, vooral voor de finan
ciële en economische belangen van
zijn stad. Deze aspecten van zijn om
vangrijke taak heeft hij altijd als vele
malen belangrijker beschouwd dan bij
voorbeeld als hoofd van de gemeente
politie en in feite is hij hiervan het
slachtoffer geworden. Mr. Van Hall
is gestruikeld over de wapenstok, die
de politie zo onregelmatig hanteert.
Mr. Van Hall is nooit een begaafd
hoofd van de politie geweest en hij is
onvoldoende opgetreden om het ge
bruik van. die wapenstok te reguleren.
Hij stelde zich op het standpunt, dat
de leiding van de politie daarvoor des
kundig genoeg diende te zijn.
„Het zijn specialisten die daar uitge
breid voor zijn opgeleid. Het zijn de
deskundigen die mij moeten adviseren,
zoals B. en W. steeds worden geadvi
seerd door gespecialiseerde ambtena
ren. Als zo'n ambtenaar eens een fout
maakt, gaat het toch niet aan om als
hoogst verantwoordelijke dan maar af
te treden. Bovendien zou het probleem
daarmee niet worden opgelost. Als ik
om fouten van ambtenaren zou moeten
aftreden, had ik dit al vele jaren
eerder kunnen doen. Ten slotte is er
wel een gemakkelijker baantje te be
denken dan burgemeester in Amster
dam", is altijd zijn standpunt geweest.
Wellicht heeft mr. Van Hall onvol
doende aangevoeld dat in deze tijd het
contact tussen burger en overheid (in
dit geval de politie) door velen als een
zaak van de eerste orde wordt gezien.
Die contacten werden in Amsterdam
steeds veelvuldiger en steeds onaange
namer.
r*ijsbert van Hall werd 21 april 1904
geboren als een van de tien kin
deren in een welgestelde bankiersfa
milie in Amsterdam. Hij studeerde
rechten in Leiden en huwde met de
een jaar jongere Emmie Nijhoff, die
voor haar huwelijk veel journalistiek
werk heeft gedaan. Het echtpaar
kreeg twee dochters: Marleen en
Deanne.
Als bankier werkte hij vele jaren
in New York, waaraan hij dierbare
herinneringen bewaart. Terug in Am
sterdam, werd hij directeur van het
Trustee's kantoor en later van de
bankinstelling Labouchère.
Gedurende de oorlog steunde hij het
verzet krachtig door de Duitsers voor
tientallen miljoenen op te lichten. Mr.
Van Hall heeft zichzelf wel eens de
grootste oplichter van het land ge
noemd.
Op 2 januari 1957 werd hij benoemd
tot burgemeester van Amsterdam. Hij
nam de benoeming pas aan, nadat hij
met zijn vrouw uitvoerig advies had
ingewonnen over de aard van het werk
bij zijn Rotterdamse collega, mr. Van
Walsum.
Mr. Van Hall is voor de P.v.d.A. lid
van de Eerste Kamer. Daar heeft hij
jarenlang gevochten voor een betere
financiële positie van de grote ge
meenten. Vorig jaar werd hem ge
vraagd mr. Jonkman op te volgen als
voorzitter van de Eerste Kamer. Hij
bedankte omdat hij zijn werk voor
Amsterdam veel belangrijker vond.
Het gezivan de burgemeester
heeft nooit in de riante ambtswoning
aan de Herengracht gewoond, maar
in een flat aan de Beethovenstraat.
Op 21 april 1969 zou mr. Van Hall
met pensioen zijn gegaan.
Van Hall is toen niet de man
geweest die de zaak krachtig aanpakte
en de politieleiding stimuleerde het
over een vreedzamer en genuanceerder
boeg te gooien, zelfs hoewel hij erken
de dat er fouten zijn gemaakt door de
politie. Hij liet het werk over aan de
„specialisten", ook nadat hoodcommis-
saris Van der Molen was ontslagen. Al
vijf jaar eerder had mr. Van Hall om
vervanging gevraagd omdat de heer
Van der Molen naar zijn mening niet
over voldoende capaciteiten beschikte.
Aan de andere kant heeft mr. Van
Hall het niet alleen voor het zeggen
wat het politie-optreden betreft. Het
Openbaar Ministerie (de procureur-
generaal) kan mr. Van Hall als hoofd
van de politie instructies geven, die
moeten worden uitgevoerd. Dat is ook
wel gebeurd, zonder dat ooit bekend
werd dat het geen opdracht van mr.
Van Hall betrof.
Toen er ongeveer tweehonderd de
monstranten werden aangehouden om
dat ze „Johnson moordenaar" riepen,
was dat op bevel van de procureur-
generaal. Mr. Van Hall stelde zich op
het standpunt dat in Amerika zelfs wel
erger dingen over de president werden
geroepen. Zoals voor ieder politie
optreden werd de politie-actie op re
kening van Van Hall geschreven, ter
wijl hij er in feite tegen was geweest.
Mr. Van Hall heeft nooit gewild dat
dergelijke zaken bekend werden, hoe
wel het de publieke mening gunstig
had kunnen beivloeden. Hij wilde uit
de onderlinge geschillen van het gezag
geen voordeel putten en hij nam de
kritek op de koop toe. Het is typerend
voor de mens Van Hall die nooit wilde
profiteren van een handigheidje om
zijn image te verbeteren.
Daarbij komt dat hij vaak ongeluk
kige opmerkingen maakte, die een
handige bespeler van de publiciteit wel
uit zijn hoofd zou laten. Na de rellen
in het Centraal Station was mr. Van
Hall zo ongeveer de enige Nederlander
die de C.S.-jeugd geen schorriemorrie
had mogen noemen.
Het zou natuurlijk veel handiger en
tactischer zijn geweest als hij wat loze
kreten had geslaakt over het begrip
voor de jeugdmoeilijkheden en zo. In
zijn oprechtheid en met zijn ongeluk
kige woordkeus kwam hij tot een
ongenuanceerde uitspraak, die hem
geen goed deed.
Daar zijn meer voorbeelden van te
geven. Tijdens een raadsdebat over de
rellen, waarbij Van Hall het politie
beleid moest verdedigen riep hij plotse
ling woedend tegen een rumoerige
jongen op de tribune: „U moet uw bek
houden".
Wel een oprechte reactie, maar niet
handig en hij werd dan ook ogenblik
kelijk afgestraft door raadsleden die
nu zelfs het hoofd van de politie een
gebrek aan zelfbeheersing konden ver
wijten. Overigens stond diezelfde ge
meenteraad vrijwel unaniem achter
Van Hall na het debat over de oproer
van 14 juni, wat voor velen als een
verrassing kwam.
Bij andere gelegenheden, tot een
ander „publiek" wist hij vaak wel de
juiste toon te treffen. Befaamd is zijn
begroeting in het Concertgebouw ge
worden van Koningin en Prins bij hun
25-jarig huwelijk: „Lieve koningin,
beste prins", zei mr. Van Hall en
hoewel de zaal uitpuilde van de autori
teiten sloeg die ongewone begroeting
in.
ADVERTENTIE
LIGA
Ofschoon mr. Van Hall de politie
niet op de juiste wijze heeft weten te
inspireren, voelde hij de gevaren voor
de openbare orde in zijn stad soms wel
goed aan. Hij heeft prinses Beatrix
indertijd ervan overtuigd dat ze beter
niet in Amsterdam kon trouwen. De
Prinses was toen bereid een andere
plaats te kiezen, maar premier Cals
zette door.
Ook heeft hij jaren achtereen gewe
zen op de gevaarlijke onderbezetting
van het politiekorps, zonder dat dit in
Den Haag het juiste effect sorteerde.
Mr. Van Hall heeft zichzelf als
burgemeester nooit goed weten te
verkopen, wel echter zijn stad en daar
liggen de onmiskenbare verdiensten,
die in wezen zijn fatale onvoldoende
voor het politiebeleid ruimschoots com
penseren. Hoewel het hier meestal om
zaken gaat die voor het welzijn op den
langen duur van de Amsterdammers
aanzienlijk belangrijker zijn dan
inadequaat politie-optreden, sprak het
de burger nauwelijks aan. Een klap
met een wapenstok heeft in de herin
nering een langer leven dan een succes
van het gemeentebestuur bij de verbe
tering van de structuur van de econo
mie.
Mr. Van Hall heeft met kracht
gewerkt aan de subsidiëring door de
overheid van de Gemeente Universiteit,
wat Amsterdam jaarlijks miljoenen
scheelt Hij zette zich in voor Coen-
tunnel en IJtunnel en hij won. Om de
woningnood te kunnen oplossen vocht
hij hardnekkig voor de Bijlmermeer en
hij won.
Mede door zijn activiteiten werd de
verbreding van de havenmond in
IJmuiden aangepakt, de verbetering
van het Noordzeekanaal en de verbete
ring van het Amsterdam-Rijnkanaal.
Hetzelfde geldt voor de totstandkoming
van het nieuwe Schiphol en de vesti
ging van de raffinaderij van Mobil Oil.
De samenwerking die hij binnen het
college van B. en W. had was voor
treffelijk, ook met een liberaal en een
communist op de flanken, zo is giste
ren wederom gebleken.
Het is niet verwonderlijk dat mr.
Van Hall in bankkringen, bij het
bedrijfsleven en bij de havenautoritei
ten aanzienlijk populairder is dan in
de brede kringen van de bevolking.
Mr. Van Hall heeft nooit moeite ge
daan daar veel verandering in te
brengen: „Wie de economie van de
stad bevordert, bevordert het welzijn
van de bevolking", is en was zijn
standpunt.
Temidden van bankiers, directeuren
en autoriteiten voelt mr. Van Hall zich
als een vis in het water. Dat kwam
bijvoorbeeld duidelijk tot uiting toen
hij ongeveer drie jaar geleden een
missie van honderd zakenlieden naar
New York aanvoerde. Hoewel mr. Van
Hall bijna niet kon staan van de
gordelroos vond iedereen zijn optreden
een groot succes.
Het is op zichzelf wel begrijpelijk
dat een man met deze interessen en
taakstelling nauwelijks enig begrip kon
opbrengen voor de provo's en aanver
wante groeperingen, wier doelstellin
gen vaag en in ieder geval weinig
economisch zijn.
„De provo's zijn in hoge mate ver
antwoordelijk voor de atmosfeer en de
gespannenheid in de stad, waardoor
een rel als die op 14 juni kon ontstaan.
Stelselmatig en met methoden die even
schijnbaar onschuldig als onafwend
baar fataal zijn, hebben zij een voort
durend toespitsende conflictsituatie
tussen politie en burgerij gekweekt die
ten slotte tot ontlading is gekomen. De
provo's hebben nieuwe amnieren ge
vonden voor het ordinaire agentje
pesten", verklaarde mr. Van Hall in de
raad.
Toch stond hij niet alleen maar
negatief tegenover de provo's. „Er zijn
maar weinig echte provo's. Er zijn
jonge mensen onder die intelligent zijn
en vervuld van idealen. Ik maak me
echter ernstig zorgen over de groep
eromheen, die sterk nihilistisch is en
bovendien agressief. Ik constateer veel
lawaai, maar geen enkele positieve
bijdrage tot wat dan ook."
Achter de vele vakken die op het
rapport van mr. Van Hall voorkomen
staan wat ons betreft allemaal vol
doenden, behalve achter het vak: poli
tiebeleid. Mr. Van Hall heeft dit altijd
als een bijvak beschouwd, zodat de
totaalscore zijns inziens „geslaagd
dient aan te geven. Velen zijn vooral
de laatste anderhalve jaar het onvol
doende-vak van mr. Van Hall als het
hoofdvak gaan zien en dus was slagen
uitgesloten. Mr. Van Hall was niet in
staat of wilde niet op tijd deze onvol
doende wegwerken.
„Voor zo'n stelletje rotjongens ga ik
niet weg", is steeds zijn standpunt
geweest. Dat Den Haag daar anders
over denkt, zal hem met bitterheid
vervullen, maar uit het bovenstaande
Eén van de foto's, die een ontmoeting tussen Peter Walraven en de politie
man „Gerard" op 5 april in een Haags restaurant vastlegden. De
rechercheur heeft niet gemerkt, dat hij werd gefotografeerd.
(Van onze Haagse redactie)
DEN HAAG Het Haagse provotariaat heeft in een brief aan de leden van de
Eerste en Tweede Kamer om een onderzoek gevraagd naar „ontoelaatbare me
thoden" van de Haagse politie. In de brief wordt verteld, dat de Haagse provo
Peter Walraven een jaar lang werd gedwongen inlichtingen te geven aan de
Haagse politie over de activiteiten van de Haagse provo's en van de Pacifistisch -
Socialistische Jongerenwerkgroep en over het eventueel gebruiken van verdo
vende middelen door Haagse jongeren.
„Het is een heel prettig gesprek geweest", was mr. Van Halls reactie, toen hij
gistermiddag na het onderhoud met 3 ministers in Den Haag samen met pre
mier De Jong naar buiten kwam. Op het gezicht van de heer Van Hall was nog
duidelijk de emotie af te lezen. Hem was ontslag aangezegd. De regering wilde
niet wachten
moge blijken dat deze conclusie een
zijdig is. Als mr. Van Hall wat gemak-
zuchtiger was geweest en wel voorzit
ter van de Eerste Kamer was gewor
den, zou hij de geschiedenis in zijn ge
gaan als een „beste burgemeester",
die grote dingen voor zijn stad tot
stand heeft gebracht.
Amsterdam verwacht nu in ieder
geval dit jaar een andere heer. Wij
hebben bij voorbaat bewondering voor
zijn moed, want er moet voor de
verhouding politie-burgerij werkelijk
bevredigend wordt, veel veranderen en
dat zien we niet zo maar gebeuren. Er
is alle reden om niet alleen mr. Van
Hall maar vooral zijn opvolger veel
sterkte en wijsheid toe te wensen.
5?
Volgens de provo's is het doel van de
Haagse politie samen met de Binnen
landse Veiligheidsdienst en de Ameri
kaanse inlichtingendienst (C.I.A.) de
vernieuwingsdrang, die o.a. in de provo
beweging een exponent heeft, in de
kiem te smoren.
De politie ontkent niet dat van maart
1966 tot april van dit iaar een geregeld
contact heeft bestaan tussen een Haag
se politieambtenaar en de provo Peter
Walraven. „In die tijd heeft de heer
Walraven op ongezette tijden onze
contactman (die hij kende als Gerard)
opgebeld en hem tijdens persoonlijke
gesprekken in een lunchroom inlichtin
gen gegeven", zo vertelde de heer W.
M. van Andel, hoofdinspecteur van
politie in Den Haag.
Ook ontkent de politie niet dat de
heer Walraven voor zijn informaties
van tijd tot tijd geld heeft ontvangen,
in totaal ongeveer 85gulden, hetgeen
zo zegt de politie echter vrij
gebruikelijk is.
Dat de Haagse provo Walraven on
der druk is gezet nadat hij in maart
1966 was aangehouden wegens heling,
ontkent de politie ten sterkste. „Zijn
gesprekken met de zedenpolitie, waarin
hij inlichtingen gaf over het gebruik
van verdovende middelen door Haagse
jongeren waren geheel vrijwillig."
„In april van dit jaar hebben we het
contact met de heer Walraven verbro
ken omdat ons duidelijk bleek dat hij
ons weinig nieuws meer te melden had.
De verkregen inlichtingen waren al
leen voor Den Haag bedoeld."
„Van doorgeven van gegevens aan de
B.V.D. of Amerikaanse inlichtingen
dienst is geen sprake. Slechts één
arrestatie was het resultaat van de
inlichtingen van de heer Walraven".
Overigens kwam de politie bij toeval
achter het bestaan van de brief, die de
Haagse provo's naar de Kamers heb
ben gestuurd. Gisteren werd een jon
geman aangehouden omdat hij op een
gestolen bromfiets reed. Bij fouillering
bleek hij een afschrift van de brief in
zijn zak te hebben.
Vervolg van pagina I.
AMSTERDAM De wethouders van
Amsterdam hebben in hun gesprek
met minister Beernink uiteengezet dat
het het beste zou zijn tot een geheel
nieuwe aanpak van de problemen te
komen, waarbij medewerking op fi
nancieel gebied van de regering nodig
zou zijn.
„Wij hebben verklaard", aldus wet
houder Koets, „dat we er dan wel een
gat in zagen. Bij het introduceren van
die" nieuwe aanpak zou het de bedoe
ling zijn geweest dat mr. Van Hall
zou worden opgevolgd door een geheel
onbelaste figuur. Het was inmiddels
bekend bij de regering dat mr. Van
Hall bereid was tegen die tijd te ver
trekken".
„Wij hebben eenstemmig gezegd
dat een rauwelings terugtreden van
de burgemeester geen enkele oplossing
voor de moeilijkheden in Amsterdam
zou betekenen als er verder niets zou
gebeuren. We hebben de ministers uit
eengezet dat het ons standpunt is, dat
de toestand in Amsterdam objectief ge
zien neerkomt op een botsing tussen de
generaties die ook elders in Europa
voorkomt en zelfs ook in Haarlem,
Utrecht en Den Haag".
„We hebben eraan herinnerd dat
de drie grote gemeenten in oktobef
1965 al gezamenlijk hebben verklaard
dat de grote gemeenten onbestuurbaar
dreigden te worden omdat er onvol
doende financiële middelen zijn om
voorzieningen voor de jeugd te tref
fen. Ook zijn de al lang bekende pro
blemen over de onderbezette politie en
de verschillende inzichten van justitie
en politie in Amsterdam over de de
monstraties ter sprake gekomen. Dat
ging dus over objectieve problemen,
waar iedere Amsterdamse burgemees
ter mee te maken zou krijgen", aldus
dr. Koets, die het gesprek met de mi
nister leidde.
Dr. Koets vertelde dat hij aange
naam verrast was door het zeer ple
zierige gesprek met de minister, die
zijn hartelijke dank uitsprak voor de
voorlichting. „Ik heb hier veel van ge
leerd en ik zal dit alles bespreken in
het kabinet", aldus de reactie van mr.
Beernink.
„Nauwelijks was ik terug in Am
sterdam of mr. Van Hall belde mij uit
Den Haag op met de mededeling van
het ontslag. Ik wist niet wat ik hoorde.
Het kabinet had kennelijk vorige week
al besloten Van Hall te ontslaan".
Dr. Koets geloofde niet dat het in
het belang van de stad zou zijn als
nu ook de wethouders uit protest op
stappen, maar het ontslag van mr.
Van Hall op zo'n korte termijn zonder
verdere maatregelen noemde hij tegen
het belang van Amsterdam.
Volgens dr. Koets is het niet moge
lijk dat mr. Van Hall in beroep gaat
tegen zijn ontslag. Naar zijn mening
zal mr. Van Hall ook verder geen stap
pen doen. Zolang mr. Van Hall for
meel in functie is, zal hij formele za
ken blijven waarnemen.
Dr. Koets gelooft niet dat de hele
gang van zaken bevorderlijk is voor
de kans om een nieuwe burgemees
ter te vinden. „Als iemand staat te
springen om burgemeester van Am
sterdam te worden is hij daardoor alleen
al ongeschikt. Het is broodnodig dat er
een goede burgemeester komt, die het
vertrouwen van de burgerij heeft,
maar dat zal zeer moeilijk zijn.
Het zou van een voorzichtig beleid
getuigen als de regering bij het zoe
ken naar een kandidaat overleg pleegde
met het stadsbestuur", aldus dr. Koets,
namens het college.
Burgemeester mr. G. van Hall wei
gerde gisteravond na het beraad met
zijn wethouders op het stadhuis elk
commentaar. Hij verwees naar de ver
klaring, die hij heeft verstrekt. Mr.
Van Hall was zeer vermoeid en uiterst
gespannen, toen hij om half zeven het
stadhuis verliet.
De Commissaris van de Koningin in
Noordholland, mr. F. J. Kranenburg
gaf als commentaar: „Ik zit tussen de
minister en de burgemeester in. Ze
moeten nu en in de toekomst van mij
op aan blijven kunnen, dus kan ik geen
enkel commentaar geven.
Het provo-raadslid Luud Schimmel-
pennink: „Voor Provo is het ontslag
van Van Hall oud nieuws. We hebben
het twee maanden geleden gepubli
ceerd in onze krant en Van Hall heeft
dit nu bevestigd. Wij wisten dat hij
twee maanden geleden al had besloten
in het najaar te vertrekken. Dat hij
niet direct gaat bewijst weer dat hij
zijn eigen belangen voor de stads
belangen laat gaan. De touwtrekkerij
die er nu komt met de regering is
allemaal flauwekul. Het is gunstig dat
Van Hall weg gaat want hij had rare
ideeën, niet alleen over gezagshand-
having, maar ook over de functif van
de binnenstad, waar hij zelf niet eens
wilde wonen. Hij heeft altijd te weinig
contact met de stad en haar bewoners
gezocht. Belangrijker is wie we nu
krijgen. Een figuur als drs. J. Gruyters
is misschien wel aardig".
Hoofdcommissaris P. A. Jong zei
gisteravond: „Eigenlijk zou ik mij
liever van commentaar onthouden. Het
lijkt me niet goed als nu weer allerlei
discussies gaan oplaaien die de zaak
alleen maar weer zouden verhitten. Ik
betreur de beslissing bijzonder. Ik
geloof niet dat dit de oplossing is voor
Amsterdam".
Prof. mr. M. J. van der Hoeven, rec-
tor-magnificus van de Universiteit van
Amsterdam: „Ik meen dat de heer
Van Hall in veel opzichten is miskend.
In veel opzichten is hij voor Amster
dam een uitstekende burgemeester ge
weest. De loyaliteit gebiedt te stellen
dat hij voor de stad heel goede dingen
heeft gedaan. We mogen onderwijl ook
niet vergeten dat in de kwesties die
tenslotte tot zijn ontslag leidden, hij
ook maar één van de handelende figu
ren was. De wijze waarop de regering
nu heeft gehandeld lijkt me nauwelijks
verdedigbaar. Ik heb begrepen dat de
heer Van Hall eind van dit jaar wilde
terugtreden. In dat geval lijkt me een
vroeger onts lag alleen zinrijk als men
meteen maatregelen en oplossingen
achter de hand heeft die niet onder de
zittende burgemeester kunnen worden
uitgevoerd en die ook geen uitstel ge
dogen. Maar ik geloof niet dat dit zo
is".
Tn de ViëtnazndiscuBftle krijgt men
nogal eens te horen: „Ja, het kan
best zijn dat Amerika niet goed zit,
maar laten we voorzichtig zijn met
kritiek, want we mogen nooit verge
ten, dat zij het zijn geweest, die ons
bevrijd hebben van de nazi's. Bij tien
duizenden zijn ze gevallen voor onze
vrijheid".
Rubriekschrijver Flex in „Trouw"
(Prot. Chr.) maakt bezwaar tegen het
bezigen van dit argument, vooral om
dat het een onzuiver beroep doet op
sentiment. Want niet alleen aan Ame
rikanen danken wij onze vrijheid, maar
minstens zoveel, zo niet meer aan de
strijd van een communistisch land.
Rusland. In vergelijking tot de offers
van de Amerikanen in de tweede we
reldoorlog, hebben we zelfs nog veel
meer te danken aan Rusland.
„Die offers spreken ons minder
aan. De oorlogskerkhoven van de
Russen liggen hier niet. Het waren
geen Russische soldaten, die in onaf
zienbare rijen ons land binnenreden,
maar Amerikanen, Canadezen, Po
len en Britten. Toch is de conclusie
volstrekt onjuist, dat zij het dus al
leen geweest zijn, die ons bevrijd
den. Slechts blikverenging kan dat
doen concluderen. Het was een ge
zamenlijke militaire inspanning van
de geallieerde legers, inclusief, die
van het communistische Rusland, die
het mogelijk maakte dat op 5 mei
1945 de Nederlandse vlaggen weer
konden worden uitgestoken. Sovjet-
Rusland was onze bondgenoot. Konin
gin Wilhelmina heeft dat ronduit ver
klaard. Reden waarom de nazi-pro-
paganda op een foldertje een oran
je wapen met een V samenvoegde
met een rood wapen, waarop een
hamer en sikkel. En hierin hadden de
nazi-propagandisten gelijk: hel kon
den best eens de Russische soldaten
zijn, die ons land zouden binnenruk
ken.
Dat is hier niet gebeurd. De mili
taire ontwikkeling maakte dat niet
het Rode Leger ons kwam bevrijden,
maar Amerikaanse, Britse en Cana
dese troepen.
Ik wil niet beweren, dat we op
grond van de verliezen van het Roc^e
Leger, waaraan we ook onze vrij
heid te danken hebben, voorzichtig
moeten zijn in ons oordeel ovei de
communistische activiteit in Viët-
nam. Het een heeft met het ander
niets te maken, of het moest zijn,
dat de communisten daar opnieuw
vechten tegen een rechtse dictatuur
(Hitler-vereerder Ky). Maar wel zou
ik willen, dat men de onzuiverheid
van het argument, dat de Amerika
nen voor onze vrijheid streden, aan
voelde, Het is een idealisering van
de feiten, wanneer men stelt, dat de
Verenigde Staten tegen Hitier optrok
ken om ons te bevrijden. Evenmin
als Nederland uit idealisme in oorlog
raakte met Duitsland (we probeer
den net als Amerika zo lanc mogelijk
neutraal te zijn) was dit bij de VS
het geval. De na-oorlogse ontwikke
ling laat duidelijk zien, dat het idea
listische motief in de strijd tegen de
nazi's is overschat. Anders was de
vrede wel gewonnen".
"tiet ziet er naar uit dat de week, die
de laatste dagen van april en de
eerste dagen van mei omspant, nog
vele jaren een bewogen karakter zal-
houden. Daaraan draagt een zekere
uitholling van het karakter der gedenk
dagen by, meent „Het Vrye Volk".
„Om te beginnen voegt de geboor
tedag van prins Willem-A lexander 'n
bijzondere dag aan de reeks toe. De
ze verjaardag zal iets meer beteke
nen dan de verjaardag van andere
leden van het Koninklijk Huis omdat
de Prins na prinses Beatrix de eerst-
geroepene tot de troon is. Maar er
blijft een duidelijk onderscheid met
Koninginnedag. Die dag is immers
een soort nationale feestdag omdat
de verjaardag van de Koningin de
verjaardag van het staatshoofd is.
Daarin zit het nationale element van
deze dag.
Daarin zit ook de concurrentie tus
sen Koninginnedag en de bevrijdings
dag. De beide nationale feestdagen
liggen te dicht bij elkaar. In beide
zit een element van bezinning op de
vrijheid en de saamhorigheid. Deze
gelijke elementen niet de verschil
lende hebben de mogelijkheden om
de dagen een verschillend karakter
te geven, getorpedeerd.
Tussen beide dagen in liggen het
meifeest en een dodenherdenking.
Het meifeest, dat als dag van strijd
voor de achturendag is achterhaald
en als „feest van de arbeid" in ver
schillende landen tot een soort na
tionale feestdag of vrije dag is uit
gebreid. Hier is het zover niet ge
komen. Maar wel is er een grote on
zekerheid over de functie van de
meidag. De broodnodige bezinning
op de internationale taken kan door
de socialisten heel wel aan de vie
ring van de meidag worden vastge
knoopt. Maar vanzelfsprekend is dat
niet. Velen voelen het zelfs als iets
kunstmatigs.
Ook de dodenherdenking is tenslot
te niet onberoerd gebleven. Zij had
aanvankelijk het karakter van een
herdenking van allen die in de oor
log '40-'45 het slachtoffer van het ge
weld waren geworden. Dat waren in
ons land meer mensen die niet had
den gevochten dan die wel hadden
gevochten. Omdat zovelen van ons
zijn gegrepen en omgebracht Daar
om was onze dodenherdenking meer
een herdenking van gevallen en om
gebrachte burgers dan van gesneu
velde militairen. Langzamerhand is
het militaire element sterker gewor
den. En nu worden ook militairen
herdacht die na 1945 zijn gesneuveld.
Dat heeft de vierde mei als dag van
rouw over de oorlogsjaren aange
tast".
ADVERTENTIE
7112) D