WinJ
en uuur
WAT ZIJN EIGENLIJK
MONUMENTEN
Eliette
von
Karajan: vee
concertreizen
GOEDE EXPOSITIES IN ZWOLLE
„Hij, zij, hopsasa"
Veel en weinig
verandering bij
Van Kruiningen
Wim van Assen:
een talentvol
expressionist
Beweeglijk
Champagne
Mannequin
Interieurs
Het is wel een ondankbare opgave om zeven weken na Pasen alweer
een huiselijk feest te organiseren dat de kinderen ook aan
spreekt. Immers, de kerkelijke hoogtijdagen zijn langzamerhand nagenoeg
uitsluitend voor kinderen pasklaar gemaakt, en gretig met allerhande kin
dersymbolen opgefleurd.
Dat is overigens niet zo strijdig met het evangelie als het lijkt, want
de kinderen genieten daarin ook zeer nadrukkelijk de voorrang boven de
twijfelzieke of spottende volwassenen. Er klinkt zelfs een oudtestamenti
sche dreiging en de waarschuwing de kinderen niet tegen te houden en de
kleinen geen aanstoot te geven. Want zij hebben een beter begrip en
klaarder visie op de hemelse waarden dan de al te verstandelijke ouderen.
Dat zij Kerstmis vieren met een boom vol lichten en Pasen met gestileerde
palmtakken ligt geheel in hun lijn en past zich aan bij hun gedach-
tenwereld. Maar Pinksteren, waarbij geen kind een rol heeft gespeeld,
spreekt hun op geen enkele manier aan. Dan zijn zij hoogstens bedremmelde
kleine toeschouwers, die niet bij machte zijn het gebeuren in hun eigen
symbolen te verhalen.
pinksteren is een volkomen volwassen aangelegenheid, waarbij de hoofdper
soon van de voorafgaande feesten, ongrijpbaar en onstoffelijk ge
worden, niet langer in him kleine rijk valt in te lijven.
Wat zegt hun het feest van de Geest, die als een duif neerdaalt en in ge
spleten vuurtongen zichtbaar wordt? Wat begrijpen zij, die alleen maar
tastbare zaken kunnen bevatten, van geestverovering en massale bezieling,
die voor korte tijd een ideale gemeenschap in het leven roept?
Zij staan aan de kant zonder begrip en belangstelling, en enig huiselijk
feest is zonder die twee niet goed denkbaar. Wat moet een moeder aan
het hoofd van een versierde tafel daarvan nog maken? Pinksteren vliegt te
hoog, en is te wijd voor vier muren. Het is op zijn hoogst geworden tot
een voorzomerse aanleiding om een dag naar buiten te gaan en met tui
len pinksterbloemen thuis te komen.
]%Taar misschien dat de moeders van de opgroeiende generatie aan dit
evangelieverhaal eindelijk houvast hebben voor een gesprek met him
uiterst kritische, uiterst sceptische, maar in diepste wezen nog
onverwoestbaar idealistische zoons en dochters op de grens van de volwas
senheid.
Want Pinksteren moet voor hen, bij nadere en serieuze kennisname,
wel een zeer aansprekend gebeuren zijn. Als jongeren weten zij alles van be
zieling, van stormachtig élan voor een verheven zaak. Zij vragen een
leuze om op een spandoek te dragen, een barricade om te bestormen, een
boodschap om door te geven. En dan liefst niet op een afgetrokken, theore
tische manier maar levendig, vurig, concreet, met inzet van de ge
hele persoonlijkheid, met gevaar voor lijf en leven als het moet.
Kunnen zij zich geëigender historie wensen dan deze Pinkstergebeurtenis,
een happening in de nobelste zin van het misbruikte woord? Met al hun
onstuimige dwarsdrijverij en individualisme weten zij zich toch ook
als jongeren onder elkaar bij wijlen opgenomen in een verband waarin zij
eendrachtig bijeen zijn. En wat zij in het diepst van hun hart wel eens
gehoopt hebben, gebeurt hier: dat er eensklaps uit de hemel een geluid komt
van een geweldige windvlaag die het gehele huis vervult.
gindelijk een levensteken uit die andere ongeziene wereld, een storm
vlaag varend langs deze ingeslapen aarde. Wind en vuur, en een man
die opstaat en met kracht begint te spreken. Een kleine hechte gemeen
schap van idealisten, die consequent leeft in een waarlijk democratische,
opgewekte, onbaatzuchtige commune. En een groep van twaalf mannen
die de oude wereld in trekken met niets anders dan hun bedrevenheid in
een alledaags handwerk en een gedrevenheid om een volkomen
nieuwe leer onverschrokken te gaan verkondigen.
Mannen, tenauwernood de kunst van het lezen of schrijven machtig maar
ongewoon welsprekend uit een innerlijke goddelijke bezieling. Mannen, die het
in hun ongeletterde eenvoud moeten opnemen tegen de spitvondige, spotlustige
Griekse cultuurwereld, en in hun geestelijke onafhankelijkheid van
uitverkorenen tegen de hechte structuur van de Romeinse staat.
Mannen, die te voet en ongewapend op weg gaan om hun boodschap uit te
dragen en volgelingen te werven tot in de familia des keizers.
"Dinksteren: het verhaal van een stoutmoedige protestmars, dwars door
het machtigste rijk van de oude wereld, met aan het einde van de weg
het dreigend silhouet van een kruis op de flikkering van een beuls
zwaard.
Wie een verhaal zoekt om de opstandigste en radicaalste wereldverachter
van repliek te dienen en welke moderne moeder wordt van
daag of morgen niet in die hoek gedreven die kan niet beter
terecht dan in het tweede hoofdstuk van het boeiende en nog al
tijd hoogst actuele boek dat zich zo bescheiden aandient als de Handelingen
der Apostelen.
Eliette von Karajan
de vrouw van de grote
dirigent Herbert von
Karajan. Zij is moeder
van twee dochters. Zij
is ook huisvrouw in
drie huishoudingen en
brengt een groot deel
van haar leven in hotels
door. Maar zij acht zich
gelukkig.
Heeft het eigenlijk wel zin. allerlei panden als monument aan te Mijzen? Bevries jt dan
in feite niet het aanzien van een stad of een dorp? Maak je dan niet de verdere o
vikkeling van een bewoningskern onmogelijk? Wordt zo'n kern dan geen openluchtmu
seum? Dat zijn vragen, die herhaaldelijk rijzen. Die vragen komen met des te meer klem
naar voren, nu in verscheidene gemeenten een monumentenlijst ter bespreking aan de
raad is of wordt voorgelegd.
Monument dat is een herinnering aan het verleden. Zo'n monument heeft oott een
functie gehad in het geheel van een plaatselijke gemeenschap. Maar nu wordt het alleen
maar geconserveerdHet is de vraag, of het nog voldoet aan de eisen, die thans aan een
dergelijk bouwwerk zouden Morden gesteld. Heeft het dan nog wel een functieZou het
dan niet toch maar moeten worden gesloopt? En wat heeft het voor zin, complete statls-
en dorpsgezichten als monument aan te wijzen? Wordt dan de aanpassing aan de eisen
van de toekomst niet onmogelijk?
De vragen worden bij herhaling gesteld.
Een middenstander wil bijvoorbeeld een pand
verbouwen, doch stuit bij de autoriteiten op
allerlei weerstanden omdat zijn bezit cp de
monumentenlijst staat. Waarom? vraagt hij
zich af. Is de keuring van zijn bouwplan
door de „schoonheidscommissie" niet vol
doende? Is het al niet erg genoeg, dat het
verkrijgen van een bouwvergunning vaak al
veel meer tijd vergt dan voor de ontwikke
ling van het bedrijf in kwestie goed is?
Andere kwestie: in een krottenbuurt staan
een paar pandjes, die op de monumentenlijst
ziin geplaatst. Moeten die nu ten koste van
alles blijven bestaan ook als ze daardoor
doeltreffende sanering van die buurt in de
weg zouden staan? Moet men zulke huisjes
ook handhaven, wanneer sloop ervan voor
waarde is voor een noodzakelijke verbetering
van een verkeerssituatie?
Het zijn maar een paar vragen. De erva
ring leert, dat er doorgaans „wel wat aan
te doen is". Het gaat er alleen om te voor
komen, dat allerlei historisch waardevolle
zaken zomaar „zonder woord, zonder wijs"
verdwijnen. Plaatsing op de monumentenlijst
maakt het mogelijk een wakend oog te hou
den op de lotgevallen van zulk een pand.
Nieuwe vraag: wat is eigenlijk een monu
ment? Valt daar elk krot onder, dat een of
andere anonieme ambtenaar als zodanig aan
wijst? Met die vraag hecht men eigenlijk
wat te veel gewicht aan ambtelijke beslissin
gen. Want deze berusten toch alle op de
Monumentenwet, ofschoon deze een vrij rui-
GETROUWD MET EEN DIRIGENT
Hoe is het om de vrouw te zijn van een
van de beroemdste dirigenten ter we
reld? Eliette von Karajan kan daar van
meepraten. Leven met Herbert von Kara
jan betekent een voortdurende afwisseling
tussen vier vaste woningen en een tiental
grote hotels. Eliette is echter een geboren
Fran^aise en dat houdt in, dat zij overal een
echt tehuis weet te scheppen voor haar bij
zonder energieke echtgenoot.
TTerbert von Karajan was de afgelopen
maanden sterk gebonden aan Salzburg,
waar hij zijn Paasfestival leidde. Eliette, ten
ger en blond, vertegenwoordigde daarbij haar
man op officiële recepties na belangrijke
concerten. De dirigent zelf heeft daar nooit
meer dan tien minuten voor over. Hij heeft
een afkeer van grote gezelschappen omdat
hij zich dan op niemand echt kan concentre
ren. Zijn vrouw neemt charmant de honneurs
waar en verontschuldigt haar man, die al
lang met wat anders bezig is.
Eliette Mouret spreekt vloeiend Duits. In
het begin van het huwelijk, toen haar man
nog dirigent van de Weense staatsopera
was, nam ze elke ochtend les. „Ik was boos
omdat ik maar de helft van de gesprekken
verstond zegt zij. Zij wil zoveel mogelijk
bij haar man zijn, ook op de repetities. De
enorm project. Daarbij komen dan de voor
bereidingen van de Salzburger Festspiele, de
Berlijnse Philharmonic en de Scala van Mi
laan.
De televisiefilms zullen in de gehele wereld
worden vertoond. Eerste film: het Requiem
van Verdi in kleur in de Scala van Milaan.
luipaardmantel die zij tegenwoordig draagt,
kocht zij te Berlijn, doch zij liet hem in
New York op maat maken en in Parijs nog
enigszins veranderen, gewoon omdat haar
man nu eens in Duitsland, dan weer in Ame
rika, dan weer in Frankrijk moet zijn. Zij
is bijzonder gesteld op de repetities. „Ik kan
mij niets heerlijkers voorstellen dan een
ochtendrepetitie in de Scala van Milaan",
zegt zij. „Dan is iedereen nog fris en opge
wekt en men heeft de muziek helemaal voor
zichzelf alleen, zonder die met andere men
sen te moeten delen". In opera en concert
zaal zit zij altijd zo, dat haar man haar met
een ziet als hij het podium betreedt.
In het Hopmanshuis aan het Rodetoren-
plein te Zwolle kunt u tot en met 21
mei enkele tientallen etsen van Harry v.
Kruiningen zien. Enige jaren geleden or
ganiseerde het Arnhems Gemeentemu
seum een tentoonstelling, gewijd aan deze
bekende Amsterdamse graficus, die als
docent verbonden is aan „Kunstoefening"
in de Gelderse hoofdstad.
Er is sedertdien in Van Kruiningens werk
veel veranderd, zowel qua onderwerp als
vormgeving. Kwam destijds vooral de
Oosterse mens naar voren en bezaten de
bladen daardoor een grote mythische en
mystieke geladenheid, nu is die mens er
merendeels voornamelijk nog maar in
naam, omsponnen door het vertechniseer-
de denken van deze tijd. Slechts in enke
le gevallen heeft de oude inhoud het ge
wonnen van de nieuwe zakken, waarin zij
verpakt is. Ik denk hier vooral aan het
prachtige „Ur bij avond", donker en
boordevol ornamentiek, als het ware een
herschepping van oude vormen. Ik denk
ook aan „Witte moskee", waarin even
eens nog iets van de oude sfeer merkbaar
is.
Vele andere etsen zijn echter „techno-
cratischer" van aard. Er zit in deze in
zendingen opvallend veel industrie, zoals
in „Asfalttanks Deltawerken" en „Machi
nekerkhof". Ook op de vormgeving heeft
deze inhoud kennelijk invloed gehad. Daar
zit in het te Zwolle tentoongestelde veel
variatie in. Zo is er bijvoorbeeld een nei
ging tot abstract monumentalisme G.Vor-
men"), maar ook tot zeer grote versobe
ring, tot een spel van enkele essentiële
schijven, rechthoeken of driehoeken
(„Zeilboten Italië"). „Compositie" is een
van de voorbeelden, waaruit een groeiende
aandacht voor de functie van het wit
spreekt. „Bijna contact" verraadt invloe
den van de hard-edge-stijl, „Bedoeïnen
schapen" suggereert een hang naar het
primitieve en „Zwevende vormen" en
„Opgraving met Romeins beeld" bezitten
de sensualiteit van sommige nieuw-figura-
tieve kunstwerken. De romantiek komt in
..Zinkstukwerkers" aan bod, in „Spinak-
kers" is er sprake van een licht expressi
onisme.
„Toe maar", zullen velen die Van Krui
ningen nog niet kennen bij het lezen van
deze omschrijvingen zeggen, „kan die man
zijn draai niet vinden"? Laat ik hier on
middellijk op antwoorden, dat Van Krui-
nigen, ondanks alle veranderingen, altijd
Van Kruiningen blijft, in welke stijl hij
ook werkt. Er is op de expositie onder de
Peperbus geen sprake van een onzeker
van-de-hak-op-de-tak-springen, maar van
een voortdurend openstaan voor alle sti
listische mogelijkheden die de etstechniek
biedt en eveneens van een voortdurend ex
perimenteren op basis van zuivere inspira
tie en een bewonderingswaardig vakman
schap. Vrijwel elke inzending getuigt van
deze eigenschappen. Dat maakt het be
zoek aan deze tentoonstelling tot zo'n
groot genoegen. Men weet niet, welke
Van Kruiningen men wel de beste zal
vinden: die van de grote rijkdom aan
structuur en schrift binnen één vlak (het
brede „Oude Babylonische begrafenis" en
„Israel") of die van het brede, rake ge
baar en de grote allure („Uitvarend zeil
schip"). Het is allemaal even boeiend, of
men nu om de inhoud of om de vormge
ving, dan wel om beide elementen komt
kijken. Warm aanbevolen!
t1 veneens in Zwolle kan men tot en
met 20 mei getuige zijn van een an
der experiment: een tentoonstelling in een
muziekhandel. In de zaak van de N.V.
Ansingh Co, Diezerstraat 113, exposeert
de Hattemse kunstenaar Wim van Assen.
Een experiment dat waardering ver
dient, want de gastheer directeur R.
Beima wordt er zo te zeggen geen cent
rijker van de kunstenaar kan gratis ex
poseren en afwachten, wie van de in mu
ziekinstrumenten en grammofoonplaten ge-
interesseerde klanten zijn werken wil be
kijken en eventueel kopen. Het enige
voordeel dat de heer Beima er van over
houdt is, dat een lange kale wand in zijn
zaak wordt opgesierd. Dit is voorlopig
voor de kijker echter tevens een nadeel,
want die wand is niet wit, maar geelach
tig. En grote gedeelten van Van As
sens doeken zijn ook nogal eens aan de
gele kant. Hetgeen een juiste waarde
ring van dit werk nogal bemoeilijkt: het
wordt door de samenhang met zijn om
geving gauw vlak, het springt er niet tel
kens uit. Daarbij komt, dat er te veel in
zendingen naast elkaar hangen en ook
niet zelden door de visuele werking van
de muziekinstrumenten worden beconcur
reerd, zodat maar weinig doeken de kans
krijgen, maximaal „uit te stralen". Dat
is vooral jammer, omdat Wim van Assen
een schilder is die veel zwier in rijn werk
doet. Doeken als „IJssellandschap" (1959)
„Maannacht" (1963) en „Wolkenlucht bo
ven IJssel" (1963) zijn van een wervelen
de factuur, maar doen juist door de een
heid van het beperkte palet en de kleuren
van de omgeving statischer aan dan zij in
werkelijkheid zijn. Een andere keer ligt
het aan de inzendingen zelf: het IJssel
landschap uit 1965 en „IJsselluchten" (ook
uit 1965) zijn ook wel zwierig geschilderd,
maar missen bezieling, ontroeren niet,
maken een wat artificiële indruk. Samen
met het uit 1960 daterende IJsselland
schap, dat wat aan de bleke kant is, zijn
rij volgens mij de enige minder geslaag
de inzendingen. Voor het overige gaat het
hier om sfeervol werk van een kunstenaar
die in het pittoreske Noodgelderse stad
je aan de boorden van de IJssel woont
hetgeen hij daar aan natuur- en steden
schoon ziet, als het ware heeft ingedron
ken en in zijn vrij expressionistische werk
heeft uitgegoten. Nu eens heel voorzich
tig in veelkleurige rechthoekjes (zoals in
zijn doeken van een jaar of tien, elf gele
den), dan weer dromerig en vol sfeer en
innerlijke diepte (het uit 1956 stammende
„Giethoorn"), een derde keer vol allure,
zoals het imposante „Wolken boven IJs
sel" (1965) en het frisse IJssellandschap
uit 1957.
In een vitrine zijn een vijftal lino's
van Wim van Assen te zien. Traditioneel
van vormgeving, maar heel mooi, met
name het vorig jaar gemaakte „Giet
hoorn".
Vooral onze lezers van de Noordelijke
Veluwe doen er goed aan, in de muziek
winkel aan de Diezerstraat het werk te
gaan zien van een in hun omgeving wo
nend en werkend kunstenaar als Wim van
Assen die zich in zijn eentje als autodi
dact tot een talentvol schilder en grafi
cus heeft opgewerkt en verdient dat de
vergetelheid, die hij zo graag rond zich
zelf wil handhaven, eens wordt opgeheven
niet alleen door deze expositie (een initi
atief dat navolging in vele zaken in vele
andere plaatsen verdient), maar ook door
een bezoek daaraan. Men hoeft heus niet
met een elektronisch orgel naar huis terug
te keren.
J. VAN DER KLEIJ.
In de pauze zit Eliette in de dirigentenka
mer en drinkt dan met haar echtgenoot
champagne. Tijdens het laatste applaus ver
dwijnt zij geruisloos. Nog voor de eerste
handtekeningjagers opduiken, weet zij haar
man via een zijdeur naar de wachtende auto
te loodsen en lang voordat de zaal leeg is,
is zij al met hem in het hotel.
Een waardevolle hulp hierbij is Von Kara-
jans assistent en secretaris, André von Mat-
toni. Aan hem was het ook te danken, dat
het huwelijk van Eliette met de beroemde
dirigent in oktober 1958 in de Franse winter
sportplaats Mégève geheim kon blijven. Daar
staat ook de bescheiden woning waar het
echtpaar het eerste huwelijksjaar doorbracht,
een huis dat nog altijd in zijn bezit is.
Eliette heeft snel geleerd drie huishoudin
gen te leiden, te Wenen, Salzburg en St.-Tro-
pez, en zich bovendien in te stellen op een
onrustig bestaan in hotels. „Mijn man is
zeer efficiënt", zegt zij. „Hij kan in vijf mi
nuten in- en uitpakken. Hij vergeet nimmer
iets, hij neemt ook nooit iets overbodigs
mee". Eliette verstaat bij dit alles de kunst
om gelukkig te zijn. „Dat betekent, dat ik
van zoveel mogelijk dingen houd waar Her-
bert ook van houdt", constateert zij. „Na
tuurlijk moeten wij ook hetzelfde tempo vol
gen. Een van de dingen die ik heb geleerd,
is in twintig minuten tijd klaar te zijn met
kleden en make-up.
„Snel" is een lievelingswoord van Eliette
von Karajan. Langzame mensen maken haar
nerveus. Zij heeft trouwens altijd een beweeg
lijk mens naast zich. Herbert von Karajan
houdt zich fit door yoga. Hij staat elke och
tend om zes uur op en begint de dag met
anderhalf uur oefenen. „Ik heb bewondering
voor zoveel energie", zegt zijn vrouw, „ik
kan die niet opbrengen."
Zij is blij, dat haar dochter Isabella hele
maal naar haar vader aardt. Karajan ver
langt veel van zijn dochters. Ze worden twee
talig opgevoed en doen aan sport en muziek.
„Zoveel mogelijk indrukken en ideeën in die
hoofdjes brengen", vindt Eliette. „Ze kunnen
later zelf sorteren wat ze willen vasthouden.
Eerst moeten alle deuren en ramen wijd
worden geopend!"
Eliette houdt van tegenstellingen 's win
ters sport in St. Moritz, in het voorjaar naar
St. Tropez, als er nog weinig mensen zijn.
Zij komt oorspronkelijk uit Nice. In de
zomer vindt zij Salzburg ideaal. Daar maakt
zij lange wandelingen met haar man en 't kost
haar moeite diens lange passen bij te
houden.
Het ligt voor de hand, dat ook Eliette von
Karajan een paar onvervulde wensen koestert.
Graag zou zij eens een reis met haar man
maken die geen muziekreis is, om mooie ste
den rustig, bekijken, zonder het idee de
volgende dag weer te moeten vertrekken.
Zij zou ook meer mensen willen leren ken
nen. Nu komt het zelden verder dan een op
pervlakkig contact. „Interessante mensen",
zegt Eliette von Karajan, „hebben het altijd
druk; zij hebben geen tijd voor elkaar!"
Eens per jaar bezoekt zij de beroemde
kapper Alexandre te Parijs, niet vanwege
haar eigen haren, want die wast en knipt rij
zelf, maar vanwege de kunstmatige vlech
ten. Zij koopt haar jurken bij Courrèges en
bij Ungaro, doch haar avondjaponnen bij
Dior, waar zij als negentienjarig meisje
mannequin was.
Als eenentwintigjarige werkte zij als foto
model te Londen, zij bezocht er geregeld de
Royal Festival Hall en door een vriendin
leerde zij de gastdirigent Herbert von Kara
jan kennen. Reeds toen verafgoodde zij de
beroemde kunstenaar. Eliette is dol op klas
sieke muziek. Haar grote favoriet is Vivaldi,
van wie zij alle platen bezit. Zij leest geen
lichte lectuur, doch bijvoorbeeld wel studies
over de sagen der Walkuren.
De familie Von Karajan heeft te St. Mo
ritz een privé-skileraar. De driejarige Ara-
bel staat al op- de latten. De zesjarige Isa
bel volgt haar skileraar op moeilijke hellin
gen. Ook de dirigent houdt van snel skiën,
van snelle auto's en van snelle vliegtuigen.
Hij heeft een eigen vliegtuig; rijn vrouw
neemt momenteel ook vlieglessen. „Ik was
altijd bang als mijn man vloog", vertelde rij.
„Toen gaf hij mij de r„ad ook te leren vlie
gen. Sedertdien gaat het beter".
Herbert von Karajan bezit een tweemotori-
ge turboprop voor zes personen. Het is bij
na een vliegende koffer, want alles wat niet
direct nodig is, maar op een gegeven mo
ment nuttig kan zijn, wordt erin geborgen.
Von Karajan heeft zijn vliegtuig de laatste
tijd meer nodig dan ooit. Voor Cosmotel werkt
hij aan een hele serie muziekfilms, een
Deze week heeft zich op het Leidseplein in
Amsterdam een niCuwe mini-cabaretgroep
voorgesteld, welke onder de naam „Hij, zij,
hopsasa" als trekkend gezelschap de provin
cie in wil gaan. Het is een mini-gezelschap,
want er is letterlijk een „hij" (Ben Rowold,
een der oprichters van Lurelei); een „zij"
(Annelies Kahman, juist van de Kleinkunst
Academie af) en een „hopsasa" (Coen
Ouwehand, die met een elektrisch orgel het
orkest voorstelt).
De bedoeling is, niet met satirisch cabaret
te komen, al zal het actuele niet ontbreken.
De bedoeling is, zo speels mogelijk cabaret
te leveren voor een kring, heel wat groter
dan de Leidseplein-clan, het kleine, linkse,
spitse clubje in Amsterdam, zoals Rowold
het omschreef.
Het cabaret start in september.
me omschrijving van het begrip „monu
ment" geeft.
Hoe dat uiteindelijk wordt uitgelegd is
aan de ene kant een zaak van de minister
het gemeentebestuur. De minister en in
van Cultuur, aan de andere kant die van
zijn opdracht de Rijksdienst voor de Monu
mentenzorg stelt gemeente voor gemeen
te een lijst van beschermde monumenten op.
Als een gemeente haar taak goed verstaat,
maakt zij eveneens zo'n lijst voor haar ge
bied.
Dan wordt het een kwestie van vergelij
ken en beoordelen, hoe zo'n lijst er uitein
delijk komt uit te zien. De gemeenteraad
heeft hierin het laatste woord. Dat wordt
een zaak van samenspel tussen verschillende
overheidsinstanties. Maar soms blijkt, dat
er aan dat samenspel veel kan mankeren.
Dan wordt het gemeentebestuur verraat
met een ontwerp voor een rijkslijst, aar-
op vele panden ontbreken die er wél op ho-
-ren, maar waarop aan de andere kant aller
lei voorkomt, dat het gemeentebestuur zelf
nooit zou hebben opgenomen, ten dele om
dat de mening omtrent de waarde uiteen
loopt, ten dele omdat bepaalde objecten in
verband met de stadssanerlng moeten ver
dwijnen. Maar wat zegt de Monumentenwet
dan?
In beginsel rijn monumenten alle stoffe
lijke roerende en onroerende zaken, die voor
tenminste vijftig jaar zijn vervaardigd en
wegens hun schoonheid hun betekenis voor
de wetenschap of hun volkskundige waarde
van algemeen belang rijn, en voorts terrei
nen, welke van algemeen belang rijn we
gens de aanwezigheid van dergelijke zaken,
benevens alle terreinen en zaken, welke van
belang zijn wegens de daaraan verbonden
geschiedkundige herinneringen. Dat is zo on
geveer de omschrijving van het begrip „mo
nument" in de wet.
Deze omschrijving is dus zeer rekbaar en
laat een vrij persoonlijke uitleg toe. Nu
komt daar voor verscheidene gemeenten nog
een element bij.
Tal van gemeenten hebben en dat
maakt de wet mogelijk een eigen monu
mentenverordening met bijbehorende lijst.
Daarop staan al die zaken, die niet op de
rijkslijst voorkomen en die toch van voldoen
de belang worden geacht om het behoud er
van te verzekeren.
Aan de opstelling van deze gemeentelijke
l(jst is vaak zeer veel werk voorafgegaan.
In oude steden heeft een ambtenaar soms
dagwerk aan het inventariseren, opmeten,
tekenen en omschrijven van de beschermde
panden, het verzorgen van de documentatie,
het opsporen van de kadastrale aanduiding
en wat daar verder aan vast zit.
Telkens weer is bij al dit werk de vraag
gesteld: waarom zetten wij dit pand dat ge
velfront, deze rnolen, deze gracht op de
lijst? Telkens weer was het antwoord: om
dat het een aantrekkelijk bouwwerk is, dat
een goede indruk geeft van een stukje cul
tuur in de tijd van zijn ontstaan maar
ook, omdat het in het geheel van het stads
beeld ter plaatse waardevol is.
Er kwam bij de inventarisatie een hele
boel aantrekkelijks voor de dag. Maar het
werd ook duidelijk, dat men bij dat werk
alleen maar naar de buitenkant kon kijken
Is het dan niet de moeite waard, ook
waardevolle interieurs te beschermen? zo
vraagt de liefhebber zich af. De vraag kan
men gemakkelijk stellen. Soms zou men er
zonder meer „ja" op willen zeggen. Toch
blijkt het in de praktijk zeer moeilijk te zijn
op zulke interieurs de wet of de verzorging
van toepassing te verklaren.
Wanneer een beschermd pand een waar
devol interieur heeft of althans elementen be
vat die de moeite van het behoud lonen, i»
er geen enkel probleem. Evenmin als een
pand als woonmuseum, hetzij als gemeente
lijk bureau, een openbaar gebouw wordt.
Zo maar een mooie schouw, een plafond,
een trappenhuis in een particulier pand tot
monument verklaren is daarentegen een vrij
zinloze handeling. Behalve de bewoners van
het perceel en een kleine kring voor fami
lie en vrienden geniet nooit iemand van de
schoonheid van een dergelijk „monument'
Er is dus dan geen enkel openbaar belang
mee gemoeid.
Het is zelfs de vraag, of het juridisch niet
aanvechtbaar is, afzonderlijke elementen on
der de werking v.d. monumentenwet te bren
gen en daardoor de rechten van de eige
naar van het pand vrij willekeurig in te
perken. De vraag kan rijztn, of het dan
voor de gemeentelijke overheid niet meer
zin heeft zo'n fraai stuk door aankoop te
verwerven en in een museum onder te
brengen.
Men moet trouwens ook niet te veel willen
bewaren. Het gaat er vooral om, datgene te
behouden, dat representatief is voor d*
bouwstijl en in het algemeen voor het cul
tuurpatroon in de verschillende perioden var
de geschiedenis.
Aan de andere kant: wanneer men zoek;
naar voorbeelden, die representatief rijn voor
bepaalde bouwstijlen, is het allerminst uitge
sloten, dat bijvoorbeeld ook een pand in
„Jugendstil" op de monumentenlijst wordt ge
plaatst. Daartoe zou men om. te Amster
dam kunnen overgaan, waar fraaie exem
plaren in deze stijl te vinden rijn. Dan is
het ook te verdedigen, dat een bouwwerk
uit het begin van de vorige eeuw wordt be
schermd.
„Wat is daar nu aan?" zal menigeen vra
gen. Het antwoord kan zijn, dat zo'n bouw
werk een representatief en mooi voorbeek!
is voor de stijl van die tijd.
Hoewel plaatsing op de monumentenlijst
niet inhoudt, dat een object voor eeuwig on
aantastbaar en daardoor voor de eigenaar
vrijwel waardeloos wordt, kan zij leiden
tot hoogst onaangename conflicten en uit
eindelijk tot dwaze oplossingen. Vaak krijgt
de eigenaar van het perceel geen toestem
ming een oude gevel te slopen en het pane!
geheel nieuw op te trekken. Soms kan men
zich dan afvragen, of inwilliging van het
verzoek geen betere oplossing zou rijn ge
weest. Dan zou weliswaar de fraaie gevel
rijn verdwenen, maar de architectuur zou in
haar totaal allicht harmonischer rijn gewor
den.
Toch blijft uiteindelijk het bestaan van de
monumentenwet zeer nuttig. De wet is een
rem op al te klakkeloze veranderingen, die
het historisch karakter en de oude schoon
heid van een object van huis tot stadsge
zicht kunnen aantasten. Monumentenzorg
krijgt bij zulke ingrepen, ten vinger in de
pap maar de pap blijft uileindelijk m
haar geheel voor de bezitter van het be
schermde object.