Bibliotheek in Rhenen
Vol geschreven blad,
maar geen open boek
P.B.C. WIL MEEWERKEN
Rechter: „U verkoopt
mij geen smoesjes
Hier
heerst
nog
stilte
langs
heg en
steg
KANTONGERECHT WAGENINGEN
11
Veenendaalse metselaar
prees eigen attentheid
GESPREK KAN WEL
OPHELDERING GEVEN
Geschrijf
AGENDA
„Het heggenlandschap van de Gelderse Vallei
wordt nooit een toeristengebied maar behoort
tot het mooiste dat de natuur te bieden heelt
Molens
Legpuzzel
RHENEN
SCHERPENZEEL
INRIT
MIST
RHENEN Enkele weken geleden verscheen een bericht in het contact
blad voor hervormd Rhenen, dat de christelijke bibliotheek in gebouw „Irene"
wordt opgeheven en dat het boekenbezit waarschijnlijk zal worden geschonken
aan het bejaardencentrum „De Tollekamp". Naar aanleiding van enkele op
merkingen van ds. Kooreman in dat bericht, waarin hij stelt dat er in ons
landje dingen gebeuren die bevreemding wekken, onder meer omdat naar zijn
mening een bestaande bibliotheek wordt achtergesteld bij een nieuw te openen
bibliotheek, vroegen wij commentaar aan de directeur van de Stichting Fede
ratieve Provinciale Bibliotheek Centrale te Utrecht, de heer Van der Giessen.
Dit commentaar werd onverkort geplaatst, waarin nog eens duidelijk wordt
uiteengezet hoe de gang van zaken is geweest bij de stichting van een openbare
leeszaal-bibliotheek in Rhenen.
In het contactblad van 19 mei jl.
komt ds. Kooreman er op terug. Hij
blijft volharden in zijn mening, dat de
hele gang van zaken met betrekking
tot het bibliotheekwezen in Rhenen on
duidelijk is en dat hij alleszins reden
heeft het bevreemdend te blijven vin
den. De zaak is er intussen niet duidelij
ker op geworden. In een persbericht
van 22 april 1966 wordt melding ge
maakt van het feit, dat het bestuur
van de Rhenense bibliotheek definitief
was vastgesteld, met daarin een ver
tegenwoordig van de hervormde
kerk. Bovendien wordt in hetzelfde
persbericht melding gemaakt dat van
de hervormde kerk reeds de princi
piële toezegging werd ontvangen, dat
zij wil meewerken en bereid is haar
bibliotheek onder te brengen in de te
stichten algemene openbare biblio
theek. Op dat bericht was gewacht,
blijkens een persbericht van 1 april
1966, om definitief een bestuur te kun
nen samenstellen en functies te kun
nen verdelen.
Ds. Kooreman haalt nu ter staving
van zijn mening een citaat aan uit een
brief van 11 mei jl. van de heer C.
Hemmes, alg. secretaris van de IJV-
commissie voor lectuurvoorziening, ge
richt aan de heer Hoogendorp, tot nu
toe bibliothecaris van de christelijke
bibliotheek in „Irene".
Daarin schrijft de heer Hemmes een
onderhoud te hebben gehad met de di
recteur van de federatieve provinciale
bibliotheek centrale voor de provincie
Utrecht, de heer Van der Giessen. Blij
kens het citaat In het contactblad be
treurde de heer Van der Giessen de
gang van zaken in Rhenen, omdat één
Geboren: Johannes, z.v. J. H. H. He
geman en M. Stavinga; Robin Johannes
Wouter, z.v. A. W. Dijkgraaf en J. M.
W. v. Capelleveen; Willemina Metje,
d.v. P. v. d. Boom en M. C. v. Mourik;
Gerrit Hendrik, zv. G. J. Rohaan en G.
Slagman; Alette Wilhelmina d.v. C. v.
Duin en A. J. Goudriaan; Antonia Pe-
tronella Maria Jakobina, d.v. A. v. d.
Scheur en M. J. Bosch (Eist); Fenneke,
d.v. A. ten Hove en J. Meihuizen (Vee-
nendaal); Cornelis, z.v. D. A. Veer en
E. v. d Lustgraaf (Veenendaal); Jaco-
dus, z.v. H. Roosenbeek en J. M. v. Bo
ven; Gerritje Nellie Angelina, d.v. G.
Henzen en E. Geerestein; Linda An-
driëtte Wilhelmina, d.v. B. W. v. Laar
en W. R. Linde; Geurdina Hendrika,
d.v. O. v. Schoneveld en C. G. Schoe-
man; Hendrik Jan Steven, z.v. S. A. v.
Duijn en A. T. J. Urbanus.
Ondertrouwd: Pieter Lambertus Oost
hoek (R'dam) en Marijke Catharina Al-
tena; Martinus Maria Leerkes en Bea
trix Roelofsen; Hendrikus van Arkel
(Leersum) en Willemina Berkhof.
Gehuwd: Jan Bouman (Veenendaal)
en Wilhelmina Hendrina van Breda;
Teunis Dirksen en Ingeborg Helene
Blank (Heiligenhaus Did.); Huibert v.
Soelen (Eist) en Cornelia Jacoba van
der Zee (Eist).
Overleden: Bertus Bruil, 69 jaar, e.v.
B. Lommert; Hendrika Johanna Tijlena
Snitselaar, 49 jr., e.v. E. v. Dijk (Eist);
Jan Antonius Arons, 72 jr., e.v. J. C. v.
Eekelen (Eist); Wilhelmina v. Manen,
54 jr., e.v. M. v. d. Vlist; Frederica So
phia Aartsen, 66 jr., ongeh.
Vertrokken: E. J. Veltman, Cunera-
weg 12 naar Wageningen; J. M. van
Laar, Molenstraat 35 naar Barneveld;
M. M. Azanagui, Kon. Elisabethplant-
soen 4a naar Zeist; E. H. Ahmed Lia-
M'hamed (Marokko), Cuneraweg 411
Ede; H. M. C. Dorst met gezin, Rijks
straatweg 30a naar Leersum; B. M.
M'hamed (Marokko), Cuneraweg
naar Gouda; J. de Haan, Julianastraat
33 naar Veenendaal; E. C. M. Cuijpers,
De Dijk 44 naar Tiel.
Ingekomen: C. H. v. Empel met ge
zin van R'dam naar Cuneraweg 425; A.
Berendsen met gezin van Amerongen
naar Grebbeweg 30; M. v. Prooijen m.
gezin van Ede naar Prunuslaan 47; J.
v. d. Driessche met gezin van Middel-
harnis naar Schoolweg 39 (Eist); R. J.
Steensma met gezin van A'dam naar
Rhenen, Larikslaan 12; H. d. Graaf met
gezin van IJsselstein naar Rhenen,
Grebbeweg 14; H. M. van Esse van
Leersum naar Rhenen Nude 50.
Geboren:
Johan Cornelis, z.v. M. Bakker en J.
H. Leeflang, Albertus, z.v. A. E. Wa-
gensveld en G. Fluit; Gerrit, z.v. G.
Vink en G. van Ginkel; Christina Alber-
.ta, d.v. G. de Greef en H. Koudijs;
Cornelis, z.v. A. v.d. Glind en G. v.d.
Dikkenberg; Willem, z.v. G. J. Berg
man en G. Bakker; Aleida Gezina, d.v.
J. H. v.d. Wetering en J. F. Wagens-
veld; Rijkje Jacoba, d.v. G. Pul en W.
ten Broek.
Ondertrouwd:
J. H. Rauw en W. Pluijgers; C. v.d.
Windt (Wageningen) en H. L. A. Val
kenburg.
Overleden:
Abraham A. Coenraats, 76 jr.; Frans
Wagensveld, 59 jr.
van de motieven van de opheffing van
de christelijke bibliotheek is, dat de
PBC deze bibliotheek niet meer in
aanmerking liet komen voor aanvul
lende collecties boeken.
Directeur Van der Giessen stemt
niet in met het gevoerde beleid en
heeft zich bereid verklaard deze
zaak te onderzoeken en alsnog te
proberen een gunstiger resultaat te
bewerken als mocht blijken, dat de
kerkeraad tenslotte nog beslist, dat
de bibliotheek functioneel moet blijven.
Ds. Kooreman schrijft, dat het nog
te bezien staat of de kerkeraad op zijn
besluit zal terugkomen Het antwoord
van de directeur van de federatie was
nogal duidelijk. Ds. Kooreman vindt
dat nog steeds niet. Hij haalt enkele
tegenspaken aan, die inderdaad ie
mand zouden doen gaan twijfelen of de
zaak inderdaad geen bevreemding
moeten opwekken. Ergens spreekt de
heer Van der Giessen zichzelf tegen en
ook de brief van 1 november 1966 van
de algemene provinciale bibliotheek
centrale. Daaruit citeert ds. Kooreman
namelijk:
„Daarbij komt, dat het zeer onge
bruikelijk is voor een provinciale bi
bliotheek om in een plaats waar zij
een openbare bibliotheek opent, in de
ze zelfde plaats ook nog aan een uit-
leenpost steun te verlenen, vooral wan
neer deze uitleenpost („Irene") zo
dicht bij de openbare bibliotheek
(„Wilhelminaschool") is gelegen".
„Aanvankelijk lag het niet in mijn
bedoeling", aldus ds. Kooreman in het
contactblad, „hier nog verder op in te
gaan, omdat in de regel met het heen
en weer geschrijf niets bereikt wordt".
Wij vroegen de heer Van der Gies
sen opnieuw om commentaar. „Dit
moesten we met de schrijver in het
kerkblad eens zijn", aldus de heer
Van der Giessen, „dat met heen en
weer geschrijf niets wordt bereikt...
Welnu, laat ik dan kort zijn. Ik heb
tegen de heer Hemmes gezegd, dat de
ze zaak nog eens moet worden beke
ken. Als men het er plaatselijk over
eens is, dat het wenselijk is de CJV-
bibliotheek te handhaven, is de provin
ciale bibliotheek centrale de dienstwil
lige dienaar. Maar dat zal dan beteke
nen, dat met de kerkeraad én met het
bestuur van de openbare bibliotheek
waarin de vertegenwoordigers van de
kerk enthousiast meewerken wordt
gesproken".
Heden, zaterdag
VEENENDAAL
Buurtlaan, 15 uur: Opening speeltuin.
ELST
Garage Van Lienden, Rijksstraatweg 103
1417 en 1923 uur: Bazaar school
vereniging.
BIOSCOOP
Luxor Theater, Veenendaal, 19.30 uur:
„Genghis Khan".
Morgen, zondag
BIOSCOOP
Luxor Theater, Veenendaal, 15 uur:
„Genghis Khan"; 19.30 uur: „De Lok
vogels".
Iedere natuurliefhebber zou in
de fantastische natuurweelde van
vroeger wel eens willen rondwande
len. De vallei was eigenlijk een
groot, met talloze beken doorsneden
bosgebied. Wij weten dat om twee
redenen héél precies. In de eerste
plaats aan de met die oude bostoe-
stand in verband staande oude boer
derijnamen in het gehele vallei gebied
én door een vroeg-middeleeuwse oor
konde, door Karei de Grote in 777
gegeven, waarin de keizer vier grote
bossen, die gelegen waren aan de
Eem, aan de Sint-Maartenskerk
Domkerkte Utrecht schonk. Het
waren Hengistcoto (Henschoten) on
der Woudenberg, Fomhese (Vern-
heeze of Overheeze) onder Amers
foort, Mocoroth (ligging niet bekend
maar misschien bij Achterveld) en
Vuldoc (de oude maalschap Wedeue)
bij Hoogland.
Wij spreken van Eem als de rivier
tussen Amersfoort en de voormalige
Zuiderzee bedoeld wordt, maar in
het verleden werd vooral de „bene
denloop" van de Lunterse beek als
WAGENINGEN Een van de eerste verdachten die
vrijdagmorgen bij een „schokkerig" verlopende kanton
gerechtszitting verantwoording voor zijn daden aan de
kantonrechter, mr. A. C. van den Brand, moest komen af
leggen was de 19-jarige Wageningse kantoorbediende
Franciscus X. B. Dat schokkerige element van de zitting
was te wijten aan het gering aantal gedaagden dat gehoor
had gegeven aan de schriftelijke oproep. Door deze wei
nig enthousiaste houding van de opgeroepenen gebeurde
het dat om de zoveel minuten als de verdachten „op"
waren de zitting geschorst werd, waardoor evenzovele
koffieuurtjes gecreëerd werden. Maar Franciscus was dan
toch wel gekomen en voor deze gedienstigheid werd hij
beboet met f 110.subsidair elf dagen hechtenis. De
kantoorbediende had op de Utrechtseweg te Heelsum te
snel gereden en probeerde nu de kantonrechter ervan te
overtuigen de weg ter plaatse niet te hebben gekend. Dit
was te veel voor de zojuist van vakantie teruggekeerde
kantonrechter, en boos zei hij dan ook: „U verkoopt mij
geen smoesjes. U mag hier alles zeggen, maar u moet
niet proberen mij smoesjes op de mouw te spelden". De
officier van Justitie, jhr. mr. R. A. Th. Gevers Deynoot,
herinnerde Franciscus er aan dat hij indertijd tegenover
de politie had verklaard de weg wel te kennen. De rech
ter wilde toen wel eens weten waarom verdachte zich niet
aan de voorschriften hield. Het brave antwoord: „Ik had
er geen erg in". Weer begon de rechter over het op de
mouw spelden en" zei wanneer hij dat een rechter wilde
doen, hij hiervoor betere uitvluchten zou moeten verzin
nen, want „dit is zo doorzichtig als glas". De officier
eiste in een kort rekwisitoor totaal f 110 boete (Fran
ciscus had ook een defect rechter achterlicht) aan welke
eis de kantonrechter zich conformeerde.
Teunis B., een Rhenense scholier,
had op een middag, enige tijd gele
den, een motor gekocht en werd, toen
hij het voertuig naar huis wilde rij
den aangehouden. De verbalisant, op
het moment van aanhouding enkel nog
opsporingsambtenaar, bemerkte dat
de 18-jarige Teunis zich op de twee
wielen voortbewoog zonder dat hij in
het bezit was van een rijbewijs en
evenmin van een oefenvergunning,
hetgeen voor hem aanleiding genoeg
was naar naam en voornaam van de
scholier te informeren. Nu stond Teu
nis dan voor de balie om toch min
stens te vertellen waarom hij zo stout
was geweest. Veel meer dan dat de
motor f 50 had gekost en de opmer
king van de kantonrechter dat het dan
wel een pracht stuk geweest zal zijn
kwam er niet uit en zo was de officier
al gauw aan de beurt om het zijne
over de zaak te zeggen.
Hij zag het allemaal niet zo duister
in en vond het een naar toeval voor
verdachte dat hij juist bij dat ene rit
je was aangehouden. Jammer was 't
eigenlijk en zeker geen geval van
„wat kan mij het schelen". Hij eiste
een geldboete van f 40 of vier dagen,
waar de kantonrechter f 50 of vijf
dagen van maakte met de toevoeging:
„U mag een luchtsprong maken, dat
u er zo goed van afkomt!" Zonder
luchtsprong, maar met een dankbare
lach maakte Teunis plaats voor „de
volgende zaak".
Deze was tegen Breunis (toevallige
omstandigheid en geen familie van de
vorige) L. die ergens in de buurt van
Renswoude aan een andere wegge
bruiker geen voorrang had gegeven.
Breunis, 22 jaar en al een tikkeltje
grijs wordend, verklaarde dat hij het
beter had gemeend maar de ander
niet had zien aankomen. De kanton
rechter vroeg verbaasd hoe dat kon
en of daar dan helemaal geen verkla
ring voor was. Die bleek er inderdaad
niet te zijn en de officier concludeer
de dat het een heel erge fout was. Hij
vond dat uitkijken heel belangrijk is
en men zich met zekerheid moet
overtuigen, dat er geen ander aan
komt voor men aan een bepaalde ma
noeuvre gaat beginnen. Hij waardeer
de het geval met een voorwaardelijke
ontzegging „zeker op zijn plaats" van
drie maanden met een proeftijd van
twee jaar en een geldboete van f 75
of zeven dagen.
De kantonrechter had er 'ns even
over nagedacht en slaakte de zucht:
„Kennelijk weer één van die raadsel
achtige gevallen". Aan de andere
kant had hij niet het idee dat Breunis
een onverantwoordelijke rijder is en
wilde het ditmaal nog wel afdoen zon
der ontzegging van de rijbevoegdheid
maar met een wat hogere geldboete en
wel van f 100 of tien dageri.
Een inrit ingereden en hierbij een
ander gehinderd; deze overtreding
had de Veenendaalse metselaar Mari-
nus van E. op zijn geweten. De Vee
nendaalse 41-jarige heer begon toen
hij het woord van de kantonrechter
kreeg een uitgebreid verhaal af te ste
ken, waarin de eigen voorzichtigheid
domineerde en van de rijwijze van
nummero twee weinig overbleef. Na
het even aangeluisterd te hebben
merkte de officier op: „U vindt dus
dat die ander helemaal fout was".
Verdachte, aan wie de ondertoon
van deze vraag niet ontging, antwoor-
de voorzichtig dat dat' niet helemaal
het geval was maar, „die ander had
wel wat beter kunnen uitkijken".
De officier was van mening dat ver
dachte absoluut een verkeerde houding
op de weg had gedemonstreerd en
dat hij rustig op zijn beurt had
moeten wachten. Hij hoopte, dat de
houding van Marinus in de toekomst
gewijzigd zou worden en eiste f 75 of
zeven dagen, waar de kantonrechter
f 60 of zes dagen van maakte.
Mevr. Theodora C. van B.-R. (wier
leeftijd niemand aangaat) uit Ede
verscheen in het groen voor de rech
ter. Hoewel het groen haar goed stond
was de kleur niet geheel in overeen
stemming met die van de natuur op
het moment dat zij een verkeersover
treding had gemaakt door geen voor
rang te verlenen, want dat was in de
winterse decembermaand. De kleur
was echter niet in de rechtszaal aan
een discussie onderhevig, wel het
waarom van de overtreding. Mevr.
Theodora zei er niet veel meer over
te kunnen zeggen dan dat het een re
genachtige morgen was en haar het
uitzicht werd belemmerd door een
heg.,En ook nog, dat toen ze de eer
ste keer keek er echt niemand was.
Ze verklaarde dat de gevolgde bot
sing daardoor onvermijdelijk was ge
weest. De officier wist te vertellen,
dat „de ander" volgens de politie ge
zien de omstandigheden te hard gere
den had en wilde, mede daardoor, de
boete niet te hoog stellen. Hij eiste
f 40 of vier dageri, waarbij hij in aan
merking nam dat verdachte al 8 jaar
„op de weg was" en nog nooit iets
had gehad. De kantonrechter kon zich
met de eis verenigen en vonniste even
zo.
De Tjelse ingenieur Herman C. C.
had bij mist met onvoldoende ver
lichting gereden. De ingenieur erken
de dat hij op de weg gereden had,
maar bestreed het ten laste gelegde
van het licht omdat hij overtuigd van
mening was dat het zicht vrij redelijk
was geweest. De officier haakte hierop
in met de woorden dat het aangebo
den transactiebedrag van f 40 al aan
deze omstandigheid was aangepast,
en er ook rekening was gehouden met
het feit,, dat er geen nonchalance of
opzet in het spel was. Er werd uitge
breid en op vriendelijke toon over het
geval gediscussieerd en de noodzaak
van het wel of niet horen van getuigen
werd hierbij overwogen. De verdachte
ingenieur meende dat dit in feite wei
nig nieuw licht op de zaak zou werpen
omdat de getuige die hij zou kunnen
meebrengen zijn eigen vrouw was en
de verbalisant ook wel niet van zijn
verklaringen in het ambtsedige pro
ces-verbaal zou afwijken.
Verdachte demonstreerde met deze
redenering een helderheid van gedach
ten die maar al te vaak geheel ont
breekt. Na deze rijke conclusie ver
telde de officier dat hij bij zijn trans
actiebedrag van f 40 bleef en vonnis
te de kantonrechter hetzelfde bedrag
subsidiair vier dagen hechtenis.
stroomverloop van de Oude Eem aan
gezien. Er lag in de Zuidelijke vallei
zelfs een van de Veluwe komende
beek die Kromme Eem heette.
Van de Roode Haan bij Emmikhui-
zen naar de Lunterse beek liet Gille-
bert van Schoonbeke rond 1550 een
kanaaltje graven de legende wil
naar aanleiding daarvan de oude Veen-
se stam van Vlaamse arbeiders laten
afstammen en éérder, rond 1475
had bisschop David van Bourgondië
reeds he't griftgedeelte tussen Grebbe
en de heuvel Venlo (is Veenendaal)
laten graven. Alles om gemakkelijker
bij het bruine goud, de korte laagveen-
turf te kunnen komen.
Het bos Hengistcoto moet van enor
me omvang geweest zijn. Hoe de oor
spronkelijke begrenzingen waren we
ten wij slechts bij benadering. De
mens is in de plaats van de wolven,
de beren en de oerossen gekomen. Tel
kens viel een stuk bos ten offer aan de
cultuur van homo sapiens. Hoe dit
proces in zijn werk ging ziet men nog
zéér duidelijk aan de perceleringen
op de fotografische kaarten 32 E, 32
D, 32 G, 32 H en 39 E.
In het zuiden van de Vallei (kaart-
blad Rhenen) is alles vlak en als met
een lineaal recht getrokken. Oorzaak
is het veenkoloniale type met „einde
loze" vaarten en wegen. Maar boven
Renswoude en Scherpenzeel krioelen
de landweggetjes door elkaar, alle
maal oude stegen uit de ontginnings
tij d.
De mensen in die oude tijden had
den veel goed en sterk hout nodig om
hun mansi, (hofsteden) te bouwen. De
woningen waren zoals alle van houten
balken blokhutten dus gemaakt
en het dak werd dichtgelegd met stro
of heiplaggen. In de middeleeuwen
werden de belangrijkste hoeven reeds
in steen opgetrokken. Het werden de
havezaten in het oude bosgebied. De
oude behuizingen verdwenen op den
duur. Dan herkent men zo'n plek aan
een verlande gracht, ja soms nog aan
een met water gevulde omgrachting
als bij die van de oude havezate Zant-
brink. Andere waren o.m. Emelaar,
Ubbeschoten, Hoolhorst, den Briel-
aerd en ook Schaffelaar. Neen, niet
dat toornige geval bij Barneveld dat
„ze" door Pieter en Margriet wilden
laten bewonen, maar het pal tegen de
Gelderse grens gebouwde boerenbe-
drijfje waar ons aller kampioen-toren
springer Jan als boerenzoon het le
venslicht zal hebben aanschouwd.
Men zat daar maar gevaarlijk dicht
tegen het vijandige bisschoppelijke ge
bied van Utrecht aan en of Jan nu ooit
die fatale torensprong gedaan heeft of
niet, feit is dat hij een rondborstige
Veluwse boer was. Indien er gespro
ken wordt van Gelderse Vallei dan is
dat historisch het Gelderse gedeelte
dat tot de Veluwse ambten Ede en
Barneveld behoorde. Niet zelden wer
den deze havezate-bewoners als
ambtsjonker in de Veluwse ridder
schap verschreven. Waarom dan Gel
derse Vallei voor dit gehele dal tus
sen Gelre en Sticht, waar de grens
dwars doorheen loopt? Een oud ge
bruik wil dat in zulke gevallen Gelre
voorrang had omdat het een vorsten
dom was. Persoonlijk ben ik een voor
stander er officieel Eemvallei van te
maken. En méér met mij!
Dwars door dit gebied liep een bre
de hessenweg naar Amersfoort en
over Barneveld en een mogelijke nog
vermaarder postweg van Lunteren
over Walderveen en Glindhorst naar
deze stad. Links en rechts daarvan,
tot ver het land in, lagen de oude hof
steden met hiin zo karakteristieke na
men. Het verwonderlijkste nu is dat
wij in de gehele streek, ja tot op het
televisiescherm toe deze boerderijna
men als familienaam tegenkomen.
Een deel van deze oude familiegoede
ren werd opgedeeld tussen broers en
dan vinden wij ze als „groot" en
„klein" dicht bij elkaar. In de mees
te gevallen zijn die oude goederen
niet meer in het bezit van die mensen
die nu nog de oorspronkelijke naam
dragen. Dat is bijzonder het geval met
de roomse familie Zandbrink die de
hofstede Zandbrink bewoont. De fei
telijke oorzaak van de verspreiding
van deze oude familienamen naar de
hofsteden was aan de Stichtse zijde
het wegtrekken van de reformatiege-
zinde bewoners, die liever elders gin
gen wonen dan in deze door en door
rooms gebleven streek te blijven.
Frappante voorbeelden daarvan zijn
de oude hoevebewoners van Zantbrink,
Hoolhorst en Hardeveld, die als prin
cipiële calvinisten naar Achterberg en
Veenendaal verhuisden. Aanvankelijk
werkten ze daar als tabaksplanters
en tuinbouwers.
Bestudering van de boerderijnamen
levert streekeigens op dat op zijn beurt
weer met bos en veld te maken heeft.
Men is in staat zich een duidelijk
beeld van de terreinomstandigheden te
vormen als men het volgende lijstje
bij de hand houdt wanneer men op de
topografische kaarten de boerderijen
opzoekt. Voor weinig geld kan men die
fantastische kaarten bij de Topogra
fische Dienst te Delft bestellen. Echt
de moeite waard! Vooral de gekleur
de. Voor het vak 32 C moet men de
z.b. nooduitgave 1947 aanvragen. Die
wémelt letterlijk van de boerderijna
men. De nieuwe druk mist er heel
wat.
En nu dan de naamverklaringen:
brink grasveld; broek moeras
sig, weiland of laagland langs beken;
burg is versterkt stenen huis; donk is
hoger gelegen bewoond deel van laag
land; eng is bebouwd veld of bouw
land; haar een kleine hoek of hof
omheinde ruimte of bij een boer
derij behorend land; horst is be
groeide hoogte; kamp is een kleine
akker; laar broekland langs be
ken of open veld en ook onbe
bouwd land; schaffen (in Schaffelaar
en Schaffenburg) is woonplaats van
een schaffelaar of rentmeester; scho
ten is weer uitgelopen gehakt hout en
ook een tegen uitbreken van vee af
gezet gebied; steeg is een landweg of
zandpad; winkel is een hoekig of pun
tig stuk land (ook in „geer" te vin
den) en ook een afgelegen plek. Met
deze lijst komen wij al een heel eind.
Opmerkelijk is dat onder deze hof
steden zoveel allodiale (vrije) goede
ren geweest zijn. De grote hofsteden
waren evenwel leengoederen, deels
van de bisschoppen van Utrecht en
achterlenen. Aangenomen dat men op
de bedoelde kaart zelf gaat pionieren
het is haast onbegonnen werk een
opsomming van alle hofstedennamen
te geven willen wij ons op nog een
merkwaardig verschijnsel concentre
ren. Heel veel namen zijn aan dieren
ontleend. Daar heb je Dashorst en
Voskuilen, Havikhorst en Wachten - (is
wachtel of kwartel)donk; Harteveld
en Ravenhorst. Dat laatste kan ook
trouwens van de mansnaam Raven,
dus „het horst van Raven" gekomen
zijn, dat wij ook zo moeten zien in Ot-
telaar (het laar van Otte of Otto) en
Wolfswinkel (de winkel van Wolf) en
bij Bruinhorst (onder Scherpenzeel>
denken wij niet aan bruin de beer
maar aan de mansnaam Bruin. Zo
zal Butselaar van de man Butse ko
men, nou, en dan weet u meteen dat
het voorgeslacht van de toneelspeler
Frits Butselaar onbetwist uit de
buurt van Barneveld afkomstig moet
zijn. En de familie Van de ('t) Voort;
Van de Kamp, Van de Vliert, Daatse-
laar en Zwetselaar zullen hun voorge
slacht op boerderijen van deze naam
moeten zoeken en dan tussen Eder-
veen en Lunteren. Bij Renswoude lig
gen (Ubbe(l)schoten, Ebbenhorst en
Huigenhorst. En alwéér zullen de
mansnamen Ubbe, Ebben en Huigen
of Hugo model gestaan hebben voor
de naamgeving. Zo werden de veld-
omstandigheden soms in de naam be
trokken: Boskamp, Heybroek, Eshof,
de Poel, Veenschoten, etc. en al wéér
met o f zonder voorzetsel „van" (Van
de Poelechte familienamen. De
hofstede Mispel? Geloof dat die
ouderwetse vrucht er gegroeid heeft!
Wij willen nog een frappant bewijs-
leveren: Rooywinkel. Dat is dan een
échte ontginningsnaam. Soms is het
een familiewapen dat de oplossing
geeft. Dat rooy is eigenlijk een Sak
sisch woord, een verbuiging van rode
of rothe. In Rhenen wonen de fami
lies De Rhote, De Roodes en De Ro
der (zo schreef een nonchalante amb
tenaar op het stadhuis rond 1840 drie
broers in die eigenlijk Rothert moes
ten heten). Ze stammen uit Osnabrück
in Neder-Saksen. Daar vond ik in het
archief van de Lutherse gemeente van
Osnabrück de stamvader Gerhard Ru-
dolf Rothert en diens familiewapen
heeft een gouden eiketak waaraan drie
bladeren zitten waarvan er ook drie
weggesneden zijn.
Een bosontginning noemt men in
Duitsland rode of rothe en vandaar
dan ook de drie weggesneden blade
ren. Laat nu op de koop toe de moe
der van die Rhenense stamvader de
naam Rodemeister gedragen hebben.
Een meister of opzichter over een
reeks ontginningen dus. Een prachtig
aanknopingspunt voor ons Rooywinkel.
U herkent dit middelnederlandse
woord direct in „bomen rooien". U
ziet ééns te meer dat onze taal een
germaanse ondertoon heeft.
De zeventiende-eeuw se schilder Stel-
lingwerff maakte van de oude have
zate Zantbrink in de buurschap
Snorrenhoef deze fraaie prent. Een
écht versterkt huis met een ronde
toren. De omgrachting is nog aan
wezig bij het huidige Groot-Zand-
brink, dat niet ver van het dorp
Achterveld ligt.
een landschap, de omgeving van een
dorp, ja een hele streek in breed ver
band moet zien. Vroeger gebeurde dat
nog véél meer. Zo verrezen aan de
grenzen van zulke randgebieden vrije
molens.
De oude heerlijkheidsmolens waren
allodiaal bezit van de heren. Die be
paalden dat de bewoners van hun ter
ritorium uitsluitend bij hun molenaars
mochten laten malen. In de dorpen
waren eveneens molenaars gevestigd
waar men moest laten malen zo ver
men onder de rook van het dorp
woonde. Er waren zelfs landelijke ver
ordeningen opgesteld waarin duidelijk
omschreven stond wie waar moest la
ten malen.
Toen kwam in die uithoek van Gel
re aan de oude postweg binnen het
ambtsgebied van Ede in Walderveen
een vrije molen. De tweede „molitor"
heette Johan Hendrix van Alpen. Deze
was gehuwd met Itje, de weduwe van
de stichtjer van deze molen. Johan en
Itje huwden rond 1580 en nu vermoed
ik dat molenaar Van Alpen haar
knecht was. Zoiets is in de praktijk
veel voorgekomen. Het merkwaardig
ste van dit hele geval is dat mijn moe
der Adriana van Alphen (die „h" is
er later bijgeplakt door een Utrecht
se functionaris en nou is dat onher
stelbaar) een rechtstreekse afstamme
linge was van Johan en Itje.
Andere afstammelingen hebben ge
werkt op de molens van Renswoude,
Kockengen en tenslotte op een héél
beroemde Utrechtse molen, de Klaar-
water bij'de Weerdpoort, waarvan de
Kenau van Utrecht, Catrijn van de
Leemputte gekomen is.
Niemand kon onze Walderveense
molenaar de wet voorschrijven; hij
was allodiaal bezitter en handelde
daarnaar toen in 1615 praktisch héél
Barneveld op de kerk en toren na plat
brandde. Ook beide Barneveldse hou
ten standaardmolens! Onverwijld ging
Johan van Alpen bij de omwonende
boeren het koren halen en maalde het
op zijn molen. Dat liep best en zaken
zijn zaken redeneerde hij. Toen de we
duwe Van Ommeren een molen te
Barneveld herbouwd had wilde ze
haar klanten terug hebben. Die Johan
moet een eigenwijs manneke geweest
zijn en bleef de Barneveldse boeren be
dienen. De weduwe eiste ten slotte
500 carolusguldens schadeloosstelling.
Het Landgerecht van de Veluwe
kwam er aan te pas, maar Johan van
Alpen heeft die weduwe nooit één cent
vergoeding betaald.
Ze waren alle eeuwen door echte
Veluwse stijfkoppen en zo'n twee
eeuwen lang hebben deze Van Alpens
in Walderveen de scepter gezwaaid.
De oude houten standaardmolen van
de Van Alpens werd vervangen door
een prachtige rietgedekte bovenkrui
er en tot in de puntjes gerestaureerd
staat dat molen ju weel nog in Walder
veen. Hij verleent een ongedacht pas
toraal effect aan dat oude landschap.
Het lage land begint éven voor
Renswoude dat typische heggeland-
schap aan te nemen dat heenwijst
naar de oudsaksische perceelsindeling.
Een en ander leert ons dat men
De topografische kaart krijgt hier
de allure van een legpuzzel en hoe
noordelijker men komt, hoe beslote-
ner het landschap wordt. De beken
zijn niet meer wat ze vroeger waren.
Oo een enkele uitzondering na.
'prachtig is bij Walderveen nog het
stroomverloop van de Glinderbeek,
een huppeldingetje nog dat zo zeld
zaam mooi de oude Postweg kruist.
Het ontmoet langs de oever nog wat
overgebleven bosjes en daar zijn de
wat afgekalfde kanten begroeid met
mos, varens en soms zeldzame plan
ten. Over het water hangen toeven
kamperfoelie waar 's avonds nacht
vlinders nectar komen puren. Zomer
en winter vissen er de ijsvogels op
grondeltjes die je in het heldere wa
ter ziet wegschieten. En dat jolige
beekje huppelt en huppelt maar
voort.
Als de lieve maand mei m het land
is dan is het in de vogelbosjes een
gejubel van roodborst en fitis dat het
een lieve lust is. Dat is een mooi
land en nog een heerlijk stiltegebied
in het roezemoezige Nederland. Een
toeristengebied wordt het nooit, maar
de stille zoeker naar een intiem en
sfeervol landschap weet de weg er
heen te vinden.
De tijden dat de postkoetsen voor
bij daverden en kleine Itje van Al
pen om het hoekje van de molen
stond te gluren of die knappe postil
jon soms op de bok zat die haar met
zijn hoorn een schallende serenade
bracht, die tijden zijn in de bodemlo
ze put van de historie verzonken.
Maar iets van de rust bleef bewaard;
een hartverwarmende rust, die af
straalt van de in het landschap ver
spreid liggende hofsteden, van de vo
gelbosjes, van de molen en van de
het land doorkruisende wegen. Iets
dat men voor geen hoge berg of zon
nig strand zou willen ruilen.
f