Bibliotheek in Rhenen Vol geschreven blad, maar geen open boek P.B.C. WIL MEEWERKEN Rechter: „U verkoopt mij geen smoesjes Hier heerst nog stilte langs heg en steg KANTONGERECHT WAGENINGEN 11 Veenendaalse metselaar prees eigen attentheid GESPREK KAN WEL OPHELDERING GEVEN Geschrijf AGENDA „Het heggenlandschap van de Gelderse Vallei wordt nooit een toeristengebied maar behoort tot het mooiste dat de natuur te bieden heelt Molens Legpuzzel RHENEN SCHERPENZEEL INRIT MIST RHENEN Enkele weken geleden verscheen een bericht in het contact blad voor hervormd Rhenen, dat de christelijke bibliotheek in gebouw „Irene" wordt opgeheven en dat het boekenbezit waarschijnlijk zal worden geschonken aan het bejaardencentrum „De Tollekamp". Naar aanleiding van enkele op merkingen van ds. Kooreman in dat bericht, waarin hij stelt dat er in ons landje dingen gebeuren die bevreemding wekken, onder meer omdat naar zijn mening een bestaande bibliotheek wordt achtergesteld bij een nieuw te openen bibliotheek, vroegen wij commentaar aan de directeur van de Stichting Fede ratieve Provinciale Bibliotheek Centrale te Utrecht, de heer Van der Giessen. Dit commentaar werd onverkort geplaatst, waarin nog eens duidelijk wordt uiteengezet hoe de gang van zaken is geweest bij de stichting van een openbare leeszaal-bibliotheek in Rhenen. In het contactblad van 19 mei jl. komt ds. Kooreman er op terug. Hij blijft volharden in zijn mening, dat de hele gang van zaken met betrekking tot het bibliotheekwezen in Rhenen on duidelijk is en dat hij alleszins reden heeft het bevreemdend te blijven vin den. De zaak is er intussen niet duidelij ker op geworden. In een persbericht van 22 april 1966 wordt melding ge maakt van het feit, dat het bestuur van de Rhenense bibliotheek definitief was vastgesteld, met daarin een ver tegenwoordig van de hervormde kerk. Bovendien wordt in hetzelfde persbericht melding gemaakt dat van de hervormde kerk reeds de princi piële toezegging werd ontvangen, dat zij wil meewerken en bereid is haar bibliotheek onder te brengen in de te stichten algemene openbare biblio theek. Op dat bericht was gewacht, blijkens een persbericht van 1 april 1966, om definitief een bestuur te kun nen samenstellen en functies te kun nen verdelen. Ds. Kooreman haalt nu ter staving van zijn mening een citaat aan uit een brief van 11 mei jl. van de heer C. Hemmes, alg. secretaris van de IJV- commissie voor lectuurvoorziening, ge richt aan de heer Hoogendorp, tot nu toe bibliothecaris van de christelijke bibliotheek in „Irene". Daarin schrijft de heer Hemmes een onderhoud te hebben gehad met de di recteur van de federatieve provinciale bibliotheek centrale voor de provincie Utrecht, de heer Van der Giessen. Blij kens het citaat In het contactblad be treurde de heer Van der Giessen de gang van zaken in Rhenen, omdat één Geboren: Johannes, z.v. J. H. H. He geman en M. Stavinga; Robin Johannes Wouter, z.v. A. W. Dijkgraaf en J. M. W. v. Capelleveen; Willemina Metje, d.v. P. v. d. Boom en M. C. v. Mourik; Gerrit Hendrik, zv. G. J. Rohaan en G. Slagman; Alette Wilhelmina d.v. C. v. Duin en A. J. Goudriaan; Antonia Pe- tronella Maria Jakobina, d.v. A. v. d. Scheur en M. J. Bosch (Eist); Fenneke, d.v. A. ten Hove en J. Meihuizen (Vee- nendaal); Cornelis, z.v. D. A. Veer en E. v. d Lustgraaf (Veenendaal); Jaco- dus, z.v. H. Roosenbeek en J. M. v. Bo ven; Gerritje Nellie Angelina, d.v. G. Henzen en E. Geerestein; Linda An- driëtte Wilhelmina, d.v. B. W. v. Laar en W. R. Linde; Geurdina Hendrika, d.v. O. v. Schoneveld en C. G. Schoe- man; Hendrik Jan Steven, z.v. S. A. v. Duijn en A. T. J. Urbanus. Ondertrouwd: Pieter Lambertus Oost hoek (R'dam) en Marijke Catharina Al- tena; Martinus Maria Leerkes en Bea trix Roelofsen; Hendrikus van Arkel (Leersum) en Willemina Berkhof. Gehuwd: Jan Bouman (Veenendaal) en Wilhelmina Hendrina van Breda; Teunis Dirksen en Ingeborg Helene Blank (Heiligenhaus Did.); Huibert v. Soelen (Eist) en Cornelia Jacoba van der Zee (Eist). Overleden: Bertus Bruil, 69 jaar, e.v. B. Lommert; Hendrika Johanna Tijlena Snitselaar, 49 jr., e.v. E. v. Dijk (Eist); Jan Antonius Arons, 72 jr., e.v. J. C. v. Eekelen (Eist); Wilhelmina v. Manen, 54 jr., e.v. M. v. d. Vlist; Frederica So phia Aartsen, 66 jr., ongeh. Vertrokken: E. J. Veltman, Cunera- weg 12 naar Wageningen; J. M. van Laar, Molenstraat 35 naar Barneveld; M. M. Azanagui, Kon. Elisabethplant- soen 4a naar Zeist; E. H. Ahmed Lia- M'hamed (Marokko), Cuneraweg 411 Ede; H. M. C. Dorst met gezin, Rijks straatweg 30a naar Leersum; B. M. M'hamed (Marokko), Cuneraweg naar Gouda; J. de Haan, Julianastraat 33 naar Veenendaal; E. C. M. Cuijpers, De Dijk 44 naar Tiel. Ingekomen: C. H. v. Empel met ge zin van R'dam naar Cuneraweg 425; A. Berendsen met gezin van Amerongen naar Grebbeweg 30; M. v. Prooijen m. gezin van Ede naar Prunuslaan 47; J. v. d. Driessche met gezin van Middel- harnis naar Schoolweg 39 (Eist); R. J. Steensma met gezin van A'dam naar Rhenen, Larikslaan 12; H. d. Graaf met gezin van IJsselstein naar Rhenen, Grebbeweg 14; H. M. van Esse van Leersum naar Rhenen Nude 50. Geboren: Johan Cornelis, z.v. M. Bakker en J. H. Leeflang, Albertus, z.v. A. E. Wa- gensveld en G. Fluit; Gerrit, z.v. G. Vink en G. van Ginkel; Christina Alber- .ta, d.v. G. de Greef en H. Koudijs; Cornelis, z.v. A. v.d. Glind en G. v.d. Dikkenberg; Willem, z.v. G. J. Berg man en G. Bakker; Aleida Gezina, d.v. J. H. v.d. Wetering en J. F. Wagens- veld; Rijkje Jacoba, d.v. G. Pul en W. ten Broek. Ondertrouwd: J. H. Rauw en W. Pluijgers; C. v.d. Windt (Wageningen) en H. L. A. Val kenburg. Overleden: Abraham A. Coenraats, 76 jr.; Frans Wagensveld, 59 jr. van de motieven van de opheffing van de christelijke bibliotheek is, dat de PBC deze bibliotheek niet meer in aanmerking liet komen voor aanvul lende collecties boeken. Directeur Van der Giessen stemt niet in met het gevoerde beleid en heeft zich bereid verklaard deze zaak te onderzoeken en alsnog te proberen een gunstiger resultaat te bewerken als mocht blijken, dat de kerkeraad tenslotte nog beslist, dat de bibliotheek functioneel moet blijven. Ds. Kooreman schrijft, dat het nog te bezien staat of de kerkeraad op zijn besluit zal terugkomen Het antwoord van de directeur van de federatie was nogal duidelijk. Ds. Kooreman vindt dat nog steeds niet. Hij haalt enkele tegenspaken aan, die inderdaad ie mand zouden doen gaan twijfelen of de zaak inderdaad geen bevreemding moeten opwekken. Ergens spreekt de heer Van der Giessen zichzelf tegen en ook de brief van 1 november 1966 van de algemene provinciale bibliotheek centrale. Daaruit citeert ds. Kooreman namelijk: „Daarbij komt, dat het zeer onge bruikelijk is voor een provinciale bi bliotheek om in een plaats waar zij een openbare bibliotheek opent, in de ze zelfde plaats ook nog aan een uit- leenpost steun te verlenen, vooral wan neer deze uitleenpost („Irene") zo dicht bij de openbare bibliotheek („Wilhelminaschool") is gelegen". „Aanvankelijk lag het niet in mijn bedoeling", aldus ds. Kooreman in het contactblad, „hier nog verder op in te gaan, omdat in de regel met het heen en weer geschrijf niets bereikt wordt". Wij vroegen de heer Van der Gies sen opnieuw om commentaar. „Dit moesten we met de schrijver in het kerkblad eens zijn", aldus de heer Van der Giessen, „dat met heen en weer geschrijf niets wordt bereikt... Welnu, laat ik dan kort zijn. Ik heb tegen de heer Hemmes gezegd, dat de ze zaak nog eens moet worden beke ken. Als men het er plaatselijk over eens is, dat het wenselijk is de CJV- bibliotheek te handhaven, is de provin ciale bibliotheek centrale de dienstwil lige dienaar. Maar dat zal dan beteke nen, dat met de kerkeraad én met het bestuur van de openbare bibliotheek waarin de vertegenwoordigers van de kerk enthousiast meewerken wordt gesproken". Heden, zaterdag VEENENDAAL Buurtlaan, 15 uur: Opening speeltuin. ELST Garage Van Lienden, Rijksstraatweg 103 1417 en 1923 uur: Bazaar school vereniging. BIOSCOOP Luxor Theater, Veenendaal, 19.30 uur: „Genghis Khan". Morgen, zondag BIOSCOOP Luxor Theater, Veenendaal, 15 uur: „Genghis Khan"; 19.30 uur: „De Lok vogels". Iedere natuurliefhebber zou in de fantastische natuurweelde van vroeger wel eens willen rondwande len. De vallei was eigenlijk een groot, met talloze beken doorsneden bosgebied. Wij weten dat om twee redenen héél precies. In de eerste plaats aan de met die oude bostoe- stand in verband staande oude boer derijnamen in het gehele vallei gebied én door een vroeg-middeleeuwse oor konde, door Karei de Grote in 777 gegeven, waarin de keizer vier grote bossen, die gelegen waren aan de Eem, aan de Sint-Maartenskerk Domkerkte Utrecht schonk. Het waren Hengistcoto (Henschoten) on der Woudenberg, Fomhese (Vern- heeze of Overheeze) onder Amers foort, Mocoroth (ligging niet bekend maar misschien bij Achterveld) en Vuldoc (de oude maalschap Wedeue) bij Hoogland. Wij spreken van Eem als de rivier tussen Amersfoort en de voormalige Zuiderzee bedoeld wordt, maar in het verleden werd vooral de „bene denloop" van de Lunterse beek als WAGENINGEN Een van de eerste verdachten die vrijdagmorgen bij een „schokkerig" verlopende kanton gerechtszitting verantwoording voor zijn daden aan de kantonrechter, mr. A. C. van den Brand, moest komen af leggen was de 19-jarige Wageningse kantoorbediende Franciscus X. B. Dat schokkerige element van de zitting was te wijten aan het gering aantal gedaagden dat gehoor had gegeven aan de schriftelijke oproep. Door deze wei nig enthousiaste houding van de opgeroepenen gebeurde het dat om de zoveel minuten als de verdachten „op" waren de zitting geschorst werd, waardoor evenzovele koffieuurtjes gecreëerd werden. Maar Franciscus was dan toch wel gekomen en voor deze gedienstigheid werd hij beboet met f 110.subsidair elf dagen hechtenis. De kantoorbediende had op de Utrechtseweg te Heelsum te snel gereden en probeerde nu de kantonrechter ervan te overtuigen de weg ter plaatse niet te hebben gekend. Dit was te veel voor de zojuist van vakantie teruggekeerde kantonrechter, en boos zei hij dan ook: „U verkoopt mij geen smoesjes. U mag hier alles zeggen, maar u moet niet proberen mij smoesjes op de mouw te spelden". De officier van Justitie, jhr. mr. R. A. Th. Gevers Deynoot, herinnerde Franciscus er aan dat hij indertijd tegenover de politie had verklaard de weg wel te kennen. De rech ter wilde toen wel eens weten waarom verdachte zich niet aan de voorschriften hield. Het brave antwoord: „Ik had er geen erg in". Weer begon de rechter over het op de mouw spelden en" zei wanneer hij dat een rechter wilde doen, hij hiervoor betere uitvluchten zou moeten verzin nen, want „dit is zo doorzichtig als glas". De officier eiste in een kort rekwisitoor totaal f 110 boete (Fran ciscus had ook een defect rechter achterlicht) aan welke eis de kantonrechter zich conformeerde. Teunis B., een Rhenense scholier, had op een middag, enige tijd gele den, een motor gekocht en werd, toen hij het voertuig naar huis wilde rij den aangehouden. De verbalisant, op het moment van aanhouding enkel nog opsporingsambtenaar, bemerkte dat de 18-jarige Teunis zich op de twee wielen voortbewoog zonder dat hij in het bezit was van een rijbewijs en evenmin van een oefenvergunning, hetgeen voor hem aanleiding genoeg was naar naam en voornaam van de scholier te informeren. Nu stond Teu nis dan voor de balie om toch min stens te vertellen waarom hij zo stout was geweest. Veel meer dan dat de motor f 50 had gekost en de opmer king van de kantonrechter dat het dan wel een pracht stuk geweest zal zijn kwam er niet uit en zo was de officier al gauw aan de beurt om het zijne over de zaak te zeggen. Hij zag het allemaal niet zo duister in en vond het een naar toeval voor verdachte dat hij juist bij dat ene rit je was aangehouden. Jammer was 't eigenlijk en zeker geen geval van „wat kan mij het schelen". Hij eiste een geldboete van f 40 of vier dagen, waar de kantonrechter f 50 of vijf dagen van maakte met de toevoeging: „U mag een luchtsprong maken, dat u er zo goed van afkomt!" Zonder luchtsprong, maar met een dankbare lach maakte Teunis plaats voor „de volgende zaak". Deze was tegen Breunis (toevallige omstandigheid en geen familie van de vorige) L. die ergens in de buurt van Renswoude aan een andere wegge bruiker geen voorrang had gegeven. Breunis, 22 jaar en al een tikkeltje grijs wordend, verklaarde dat hij het beter had gemeend maar de ander niet had zien aankomen. De kanton rechter vroeg verbaasd hoe dat kon en of daar dan helemaal geen verkla ring voor was. Die bleek er inderdaad niet te zijn en de officier concludeer de dat het een heel erge fout was. Hij vond dat uitkijken heel belangrijk is en men zich met zekerheid moet overtuigen, dat er geen ander aan komt voor men aan een bepaalde ma noeuvre gaat beginnen. Hij waardeer de het geval met een voorwaardelijke ontzegging „zeker op zijn plaats" van drie maanden met een proeftijd van twee jaar en een geldboete van f 75 of zeven dagen. De kantonrechter had er 'ns even over nagedacht en slaakte de zucht: „Kennelijk weer één van die raadsel achtige gevallen". Aan de andere kant had hij niet het idee dat Breunis een onverantwoordelijke rijder is en wilde het ditmaal nog wel afdoen zon der ontzegging van de rijbevoegdheid maar met een wat hogere geldboete en wel van f 100 of tien dageri. Een inrit ingereden en hierbij een ander gehinderd; deze overtreding had de Veenendaalse metselaar Mari- nus van E. op zijn geweten. De Vee nendaalse 41-jarige heer begon toen hij het woord van de kantonrechter kreeg een uitgebreid verhaal af te ste ken, waarin de eigen voorzichtigheid domineerde en van de rijwijze van nummero twee weinig overbleef. Na het even aangeluisterd te hebben merkte de officier op: „U vindt dus dat die ander helemaal fout was". Verdachte, aan wie de ondertoon van deze vraag niet ontging, antwoor- de voorzichtig dat dat' niet helemaal het geval was maar, „die ander had wel wat beter kunnen uitkijken". De officier was van mening dat ver dachte absoluut een verkeerde houding op de weg had gedemonstreerd en dat hij rustig op zijn beurt had moeten wachten. Hij hoopte, dat de houding van Marinus in de toekomst gewijzigd zou worden en eiste f 75 of zeven dagen, waar de kantonrechter f 60 of zes dagen van maakte. Mevr. Theodora C. van B.-R. (wier leeftijd niemand aangaat) uit Ede verscheen in het groen voor de rech ter. Hoewel het groen haar goed stond was de kleur niet geheel in overeen stemming met die van de natuur op het moment dat zij een verkeersover treding had gemaakt door geen voor rang te verlenen, want dat was in de winterse decembermaand. De kleur was echter niet in de rechtszaal aan een discussie onderhevig, wel het waarom van de overtreding. Mevr. Theodora zei er niet veel meer over te kunnen zeggen dan dat het een re genachtige morgen was en haar het uitzicht werd belemmerd door een heg.,En ook nog, dat toen ze de eer ste keer keek er echt niemand was. Ze verklaarde dat de gevolgde bot sing daardoor onvermijdelijk was ge weest. De officier wist te vertellen, dat „de ander" volgens de politie ge zien de omstandigheden te hard gere den had en wilde, mede daardoor, de boete niet te hoog stellen. Hij eiste f 40 of vier dageri, waarbij hij in aan merking nam dat verdachte al 8 jaar „op de weg was" en nog nooit iets had gehad. De kantonrechter kon zich met de eis verenigen en vonniste even zo. De Tjelse ingenieur Herman C. C. had bij mist met onvoldoende ver lichting gereden. De ingenieur erken de dat hij op de weg gereden had, maar bestreed het ten laste gelegde van het licht omdat hij overtuigd van mening was dat het zicht vrij redelijk was geweest. De officier haakte hierop in met de woorden dat het aangebo den transactiebedrag van f 40 al aan deze omstandigheid was aangepast, en er ook rekening was gehouden met het feit,, dat er geen nonchalance of opzet in het spel was. Er werd uitge breid en op vriendelijke toon over het geval gediscussieerd en de noodzaak van het wel of niet horen van getuigen werd hierbij overwogen. De verdachte ingenieur meende dat dit in feite wei nig nieuw licht op de zaak zou werpen omdat de getuige die hij zou kunnen meebrengen zijn eigen vrouw was en de verbalisant ook wel niet van zijn verklaringen in het ambtsedige pro ces-verbaal zou afwijken. Verdachte demonstreerde met deze redenering een helderheid van gedach ten die maar al te vaak geheel ont breekt. Na deze rijke conclusie ver telde de officier dat hij bij zijn trans actiebedrag van f 40 bleef en vonnis te de kantonrechter hetzelfde bedrag subsidiair vier dagen hechtenis. stroomverloop van de Oude Eem aan gezien. Er lag in de Zuidelijke vallei zelfs een van de Veluwe komende beek die Kromme Eem heette. Van de Roode Haan bij Emmikhui- zen naar de Lunterse beek liet Gille- bert van Schoonbeke rond 1550 een kanaaltje graven de legende wil naar aanleiding daarvan de oude Veen- se stam van Vlaamse arbeiders laten afstammen en éérder, rond 1475 had bisschop David van Bourgondië reeds he't griftgedeelte tussen Grebbe en de heuvel Venlo (is Veenendaal) laten graven. Alles om gemakkelijker bij het bruine goud, de korte laagveen- turf te kunnen komen. Het bos Hengistcoto moet van enor me omvang geweest zijn. Hoe de oor spronkelijke begrenzingen waren we ten wij slechts bij benadering. De mens is in de plaats van de wolven, de beren en de oerossen gekomen. Tel kens viel een stuk bos ten offer aan de cultuur van homo sapiens. Hoe dit proces in zijn werk ging ziet men nog zéér duidelijk aan de perceleringen op de fotografische kaarten 32 E, 32 D, 32 G, 32 H en 39 E. In het zuiden van de Vallei (kaart- blad Rhenen) is alles vlak en als met een lineaal recht getrokken. Oorzaak is het veenkoloniale type met „einde loze" vaarten en wegen. Maar boven Renswoude en Scherpenzeel krioelen de landweggetjes door elkaar, alle maal oude stegen uit de ontginnings tij d. De mensen in die oude tijden had den veel goed en sterk hout nodig om hun mansi, (hofsteden) te bouwen. De woningen waren zoals alle van houten balken blokhutten dus gemaakt en het dak werd dichtgelegd met stro of heiplaggen. In de middeleeuwen werden de belangrijkste hoeven reeds in steen opgetrokken. Het werden de havezaten in het oude bosgebied. De oude behuizingen verdwenen op den duur. Dan herkent men zo'n plek aan een verlande gracht, ja soms nog aan een met water gevulde omgrachting als bij die van de oude havezate Zant- brink. Andere waren o.m. Emelaar, Ubbeschoten, Hoolhorst, den Briel- aerd en ook Schaffelaar. Neen, niet dat toornige geval bij Barneveld dat „ze" door Pieter en Margriet wilden laten bewonen, maar het pal tegen de Gelderse grens gebouwde boerenbe- drijfje waar ons aller kampioen-toren springer Jan als boerenzoon het le venslicht zal hebben aanschouwd. Men zat daar maar gevaarlijk dicht tegen het vijandige bisschoppelijke ge bied van Utrecht aan en of Jan nu ooit die fatale torensprong gedaan heeft of niet, feit is dat hij een rondborstige Veluwse boer was. Indien er gespro ken wordt van Gelderse Vallei dan is dat historisch het Gelderse gedeelte dat tot de Veluwse ambten Ede en Barneveld behoorde. Niet zelden wer den deze havezate-bewoners als ambtsjonker in de Veluwse ridder schap verschreven. Waarom dan Gel derse Vallei voor dit gehele dal tus sen Gelre en Sticht, waar de grens dwars doorheen loopt? Een oud ge bruik wil dat in zulke gevallen Gelre voorrang had omdat het een vorsten dom was. Persoonlijk ben ik een voor stander er officieel Eemvallei van te maken. En méér met mij! Dwars door dit gebied liep een bre de hessenweg naar Amersfoort en over Barneveld en een mogelijke nog vermaarder postweg van Lunteren over Walderveen en Glindhorst naar deze stad. Links en rechts daarvan, tot ver het land in, lagen de oude hof steden met hiin zo karakteristieke na men. Het verwonderlijkste nu is dat wij in de gehele streek, ja tot op het televisiescherm toe deze boerderijna men als familienaam tegenkomen. Een deel van deze oude familiegoede ren werd opgedeeld tussen broers en dan vinden wij ze als „groot" en „klein" dicht bij elkaar. In de mees te gevallen zijn die oude goederen niet meer in het bezit van die mensen die nu nog de oorspronkelijke naam dragen. Dat is bijzonder het geval met de roomse familie Zandbrink die de hofstede Zandbrink bewoont. De fei telijke oorzaak van de verspreiding van deze oude familienamen naar de hofsteden was aan de Stichtse zijde het wegtrekken van de reformatiege- zinde bewoners, die liever elders gin gen wonen dan in deze door en door rooms gebleven streek te blijven. Frappante voorbeelden daarvan zijn de oude hoevebewoners van Zantbrink, Hoolhorst en Hardeveld, die als prin cipiële calvinisten naar Achterberg en Veenendaal verhuisden. Aanvankelijk werkten ze daar als tabaksplanters en tuinbouwers. Bestudering van de boerderijnamen levert streekeigens op dat op zijn beurt weer met bos en veld te maken heeft. Men is in staat zich een duidelijk beeld van de terreinomstandigheden te vormen als men het volgende lijstje bij de hand houdt wanneer men op de topografische kaarten de boerderijen opzoekt. Voor weinig geld kan men die fantastische kaarten bij de Topogra fische Dienst te Delft bestellen. Echt de moeite waard! Vooral de gekleur de. Voor het vak 32 C moet men de z.b. nooduitgave 1947 aanvragen. Die wémelt letterlijk van de boerderijna men. De nieuwe druk mist er heel wat. En nu dan de naamverklaringen: brink grasveld; broek moeras sig, weiland of laagland langs beken; burg is versterkt stenen huis; donk is hoger gelegen bewoond deel van laag land; eng is bebouwd veld of bouw land; haar een kleine hoek of hof omheinde ruimte of bij een boer derij behorend land; horst is be groeide hoogte; kamp is een kleine akker; laar broekland langs be ken of open veld en ook onbe bouwd land; schaffen (in Schaffelaar en Schaffenburg) is woonplaats van een schaffelaar of rentmeester; scho ten is weer uitgelopen gehakt hout en ook een tegen uitbreken van vee af gezet gebied; steeg is een landweg of zandpad; winkel is een hoekig of pun tig stuk land (ook in „geer" te vin den) en ook een afgelegen plek. Met deze lijst komen wij al een heel eind. Opmerkelijk is dat onder deze hof steden zoveel allodiale (vrije) goede ren geweest zijn. De grote hofsteden waren evenwel leengoederen, deels van de bisschoppen van Utrecht en achterlenen. Aangenomen dat men op de bedoelde kaart zelf gaat pionieren het is haast onbegonnen werk een opsomming van alle hofstedennamen te geven willen wij ons op nog een merkwaardig verschijnsel concentre ren. Heel veel namen zijn aan dieren ontleend. Daar heb je Dashorst en Voskuilen, Havikhorst en Wachten - (is wachtel of kwartel)donk; Harteveld en Ravenhorst. Dat laatste kan ook trouwens van de mansnaam Raven, dus „het horst van Raven" gekomen zijn, dat wij ook zo moeten zien in Ot- telaar (het laar van Otte of Otto) en Wolfswinkel (de winkel van Wolf) en bij Bruinhorst (onder Scherpenzeel> denken wij niet aan bruin de beer maar aan de mansnaam Bruin. Zo zal Butselaar van de man Butse ko men, nou, en dan weet u meteen dat het voorgeslacht van de toneelspeler Frits Butselaar onbetwist uit de buurt van Barneveld afkomstig moet zijn. En de familie Van de ('t) Voort; Van de Kamp, Van de Vliert, Daatse- laar en Zwetselaar zullen hun voorge slacht op boerderijen van deze naam moeten zoeken en dan tussen Eder- veen en Lunteren. Bij Renswoude lig gen (Ubbe(l)schoten, Ebbenhorst en Huigenhorst. En alwéér zullen de mansnamen Ubbe, Ebben en Huigen of Hugo model gestaan hebben voor de naamgeving. Zo werden de veld- omstandigheden soms in de naam be trokken: Boskamp, Heybroek, Eshof, de Poel, Veenschoten, etc. en al wéér met o f zonder voorzetsel „van" (Van de Poelechte familienamen. De hofstede Mispel? Geloof dat die ouderwetse vrucht er gegroeid heeft! Wij willen nog een frappant bewijs- leveren: Rooywinkel. Dat is dan een échte ontginningsnaam. Soms is het een familiewapen dat de oplossing geeft. Dat rooy is eigenlijk een Sak sisch woord, een verbuiging van rode of rothe. In Rhenen wonen de fami lies De Rhote, De Roodes en De Ro der (zo schreef een nonchalante amb tenaar op het stadhuis rond 1840 drie broers in die eigenlijk Rothert moes ten heten). Ze stammen uit Osnabrück in Neder-Saksen. Daar vond ik in het archief van de Lutherse gemeente van Osnabrück de stamvader Gerhard Ru- dolf Rothert en diens familiewapen heeft een gouden eiketak waaraan drie bladeren zitten waarvan er ook drie weggesneden zijn. Een bosontginning noemt men in Duitsland rode of rothe en vandaar dan ook de drie weggesneden blade ren. Laat nu op de koop toe de moe der van die Rhenense stamvader de naam Rodemeister gedragen hebben. Een meister of opzichter over een reeks ontginningen dus. Een prachtig aanknopingspunt voor ons Rooywinkel. U herkent dit middelnederlandse woord direct in „bomen rooien". U ziet ééns te meer dat onze taal een germaanse ondertoon heeft. De zeventiende-eeuw se schilder Stel- lingwerff maakte van de oude have zate Zantbrink in de buurschap Snorrenhoef deze fraaie prent. Een écht versterkt huis met een ronde toren. De omgrachting is nog aan wezig bij het huidige Groot-Zand- brink, dat niet ver van het dorp Achterveld ligt. een landschap, de omgeving van een dorp, ja een hele streek in breed ver band moet zien. Vroeger gebeurde dat nog véél meer. Zo verrezen aan de grenzen van zulke randgebieden vrije molens. De oude heerlijkheidsmolens waren allodiaal bezit van de heren. Die be paalden dat de bewoners van hun ter ritorium uitsluitend bij hun molenaars mochten laten malen. In de dorpen waren eveneens molenaars gevestigd waar men moest laten malen zo ver men onder de rook van het dorp woonde. Er waren zelfs landelijke ver ordeningen opgesteld waarin duidelijk omschreven stond wie waar moest la ten malen. Toen kwam in die uithoek van Gel re aan de oude postweg binnen het ambtsgebied van Ede in Walderveen een vrije molen. De tweede „molitor" heette Johan Hendrix van Alpen. Deze was gehuwd met Itje, de weduwe van de stichtjer van deze molen. Johan en Itje huwden rond 1580 en nu vermoed ik dat molenaar Van Alpen haar knecht was. Zoiets is in de praktijk veel voorgekomen. Het merkwaardig ste van dit hele geval is dat mijn moe der Adriana van Alphen (die „h" is er later bijgeplakt door een Utrecht se functionaris en nou is dat onher stelbaar) een rechtstreekse afstamme linge was van Johan en Itje. Andere afstammelingen hebben ge werkt op de molens van Renswoude, Kockengen en tenslotte op een héél beroemde Utrechtse molen, de Klaar- water bij'de Weerdpoort, waarvan de Kenau van Utrecht, Catrijn van de Leemputte gekomen is. Niemand kon onze Walderveense molenaar de wet voorschrijven; hij was allodiaal bezitter en handelde daarnaar toen in 1615 praktisch héél Barneveld op de kerk en toren na plat brandde. Ook beide Barneveldse hou ten standaardmolens! Onverwijld ging Johan van Alpen bij de omwonende boeren het koren halen en maalde het op zijn molen. Dat liep best en zaken zijn zaken redeneerde hij. Toen de we duwe Van Ommeren een molen te Barneveld herbouwd had wilde ze haar klanten terug hebben. Die Johan moet een eigenwijs manneke geweest zijn en bleef de Barneveldse boeren be dienen. De weduwe eiste ten slotte 500 carolusguldens schadeloosstelling. Het Landgerecht van de Veluwe kwam er aan te pas, maar Johan van Alpen heeft die weduwe nooit één cent vergoeding betaald. Ze waren alle eeuwen door echte Veluwse stijfkoppen en zo'n twee eeuwen lang hebben deze Van Alpens in Walderveen de scepter gezwaaid. De oude houten standaardmolen van de Van Alpens werd vervangen door een prachtige rietgedekte bovenkrui er en tot in de puntjes gerestaureerd staat dat molen ju weel nog in Walder veen. Hij verleent een ongedacht pas toraal effect aan dat oude landschap. Het lage land begint éven voor Renswoude dat typische heggeland- schap aan te nemen dat heenwijst naar de oudsaksische perceelsindeling. Een en ander leert ons dat men De topografische kaart krijgt hier de allure van een legpuzzel en hoe noordelijker men komt, hoe beslote- ner het landschap wordt. De beken zijn niet meer wat ze vroeger waren. Oo een enkele uitzondering na. 'prachtig is bij Walderveen nog het stroomverloop van de Glinderbeek, een huppeldingetje nog dat zo zeld zaam mooi de oude Postweg kruist. Het ontmoet langs de oever nog wat overgebleven bosjes en daar zijn de wat afgekalfde kanten begroeid met mos, varens en soms zeldzame plan ten. Over het water hangen toeven kamperfoelie waar 's avonds nacht vlinders nectar komen puren. Zomer en winter vissen er de ijsvogels op grondeltjes die je in het heldere wa ter ziet wegschieten. En dat jolige beekje huppelt en huppelt maar voort. Als de lieve maand mei m het land is dan is het in de vogelbosjes een gejubel van roodborst en fitis dat het een lieve lust is. Dat is een mooi land en nog een heerlijk stiltegebied in het roezemoezige Nederland. Een toeristengebied wordt het nooit, maar de stille zoeker naar een intiem en sfeervol landschap weet de weg er heen te vinden. De tijden dat de postkoetsen voor bij daverden en kleine Itje van Al pen om het hoekje van de molen stond te gluren of die knappe postil jon soms op de bok zat die haar met zijn hoorn een schallende serenade bracht, die tijden zijn in de bodemlo ze put van de historie verzonken. Maar iets van de rust bleef bewaard; een hartverwarmende rust, die af straalt van de in het landschap ver spreid liggende hofsteden, van de vo gelbosjes, van de molen en van de het land doorkruisende wegen. Iets dat men voor geen hoge berg of zon nig strand zou willen ruilen. f

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 3