"Ook
gemeente
zelf
behoeft revisie
Gidsen boos
op elegante
concurrentes
Spoedig meer en ruimere
telefooncellen
Nuchter Gronings dorp geen
toneel van schatgraverij
Rode Kruis een
volle eeuw actief
in Nederland
Burgemeester Molendijk:
„Leemten in de wet"
Promotie van mr. A. F. Leemans op proefschrift:
Eenheid in Ixt bestuur der grote stad
Niemand ging op
„provocerende"
stelling in
V
NA OUDE-MUNTENVONDST IN TEN BOER
Ldiote toestand
Bewegdbeid
Heet hangijzer
Geen schuld
Aangenaaide
hand blijft goed
functioneren
Na Zwitsers initiatief
D
Watersnood
Vredestaken
Gifte
m
JURIST
PLEIDOOI
ALTIJD AL
P.T.T. kan meer service gaan bieden
dank zij goedkoper munttoestel
Stelling 3, gevoegd bij zijn proefschrift „De eenheid in het bestuur der grote
stad", had mr. A. F. Leemans als een provocatie bedoeld, maar het is er -■
niet van gekomen. Toen hij dezer dagen in Leiden zijn proefschrift verdedigde,
viel niemand uit het hooggeleerde gezelschap zijn stelling 3 aan: „Ware de bur
gemeester van Amsterdam anno 1966 gekozen instede van benoemd geweest,
dan zou de roep wellicht uitgaan naar het stelsel van benoeming van de burge
meester."
rperuggekeerd tot zijn dagelijks werk
als lector aan het Institute of So
cial Studies in Den Haag, zegt de jonge
doctor in de rechtswetenschappen, die
volgens de beste Leidse tradities geen
„dr" maar „mr" voor zijn naam blijft
zetten: „Ik had deze stelling als volgt
willen verdedigen: In de jaren aan 1966
voorafgaande is er uit geen enkele
richting grote aandrang geweest tot het
verkiezen van burgemeesters. In de
meeste Nederlandse gemeenten wordt
de benoeming van de burgemeester ook
na de gebeurtenissen in Amsterdam niet
als een bezwaar gevoeld al kan men
het natuurlijk soms wel oneens zijn met
de persoon van de benoemde burge
meester".
„De wens om de burgemeester te kie
zen is vrij plotseling uit de Amsterdam
se situatie voortgekomen. Men wilde
een oorzaak vinden voor de beroering
en men vergat dat de benoeming van
een burgemeester, vooral voor de grote
steden, toch al een politieke zaak is".
„Als men in Amsterdam negen jaar
geleden een burgemeester had moeten
kiezen, was het helemaal niet onmoge
lijk geweest, dat de PvdA mr. G. van
Hall kandidaat had gesteld. In dat
denkbeeldige geval had de PvdA, die
mr. Van Hall ook in het afgelopen jaar
de hand boven het hoofd heeft gehouden
helemaal geen vrijheid van handelen
had gehad. Bij het uitbreken van de
moeilijkheden had men dan de
„politieke burgemeester" als de zonde
bok aangewezen en was men om een
onpartijdig benoemde burgemeester gaan
vragen".
TT bent dus geen bewonderaar van de
doelstelling van D'66.
„Dat is te algemeen gezegd. In veel.
sympathiseer ik erg met het program
ma van D'66. Deze jonge partij heeft
gestalte gegeven aan een oplevende po
litieke belangstelling. Haar programma
is daarop ingesteld en dat juich ik van
harte toe".
„Overigens zie ik het ontslag van mr.
Van Hall als een grote tragedie. Hij is
in. vele opzichten een uitstekend burge
meester geweest. Als hij vorig jaar de
aanbieding had aanvaard om voorzit
ter van de Eerste Kamer te worden,
zou hij als een van Amsterdams groot
ste burgemeesters de geschiedenis zijn
ingegaan".
Hoewel het materiaal voor het proef
schrift van mr. Leenmans was verza
meld voordat de gebeurtenissen in Am
sterdam geschiedden, is het werkstuk
als op de actualiteit geschreven. In een
imposant boekwerk van bijna vijfhon
derd pagina's geeft mr. Leemans een
zeer kritische beschrijving van het ge
meentebestuur in Nederland, dat nog
steeds moet passen in het kader van
een wet, die nu 116 jaar oud is".
T~|e heer Leemans is jurist en dat is
aan de benadering van zijn onder
zoek te merken. Het sociologische as
pect van het besturen van gemeenten
is door hem slechts aangestipt".
„De sociologische zijde van het ge
meentebestuur had mij te vergevoerd,
maar het is een onmisbaar aspect van
het vraagstuk geworden. Het is noodza
kelijk dat er grote wetenschappelijke
belangstelling komt voor de sociologi
sche facetten van het gemeentebestuur.
Prof. Brasz in Amsterdam verricht met
zijn bestuurskunde als wetenschap pio
nierswerk dat navolging verdient".
Men kan niet zeggen dat de burge
meester in het proefschrift van mr. Lee
mans weinig belangstelling krijgt,
maar pas in de toegevoegde stellingen
geeft mr. Leemans zijn mening over de
veel omstreden functie van burgemees
ter met betrekking tot de openbare or
de.
Stelling 5 luidt: „De handhaving van
de openbare orde raakt zozeer de grond
slagen der plaatselijke gemeenschap
dat bij de beleidsvoorbereiding te dien
aanzien de gekozen vertegenwoordigers
van de plaatselijke gemeenschap, zo
niet ook andere burgers, betrokken die
nen te worden. De burgemeester zal
voor zijn beleid op het gebied van de
openbare orde aan de raad verant
woordelijk moeten zijn...."
r. Leemans licht dit verder toe:
„Als in Amsterdam de raad of een
raadscommissie mede verantwoordelijk
was geweest voor de openbare orde,
zouden de maatregelen enerzijds geïn
spireerd en anderzijds voor de burge
rij wellicht meer aanvaardbaar zijn ge
weest. Naar mijn mening moet er uit
de gemeenteraad een vaste, in de wet,
verankerde commissie komen, die de
burgemeester in zaken van de openba
re orde kan bijstaan en adviseren".
Het proefschrift van mr. Leemans is
te beschouwen als een kritisch hand
boek voor gemeenterecht en bestuursor
ganisatie. Er komt over enkele maan
den een handelseditie, die voor alle bij
het gemeentebestuur betrokkenen een
zeer praktische inspiratiebron kan wor
den.
Mr. Leemans toont bijzonder duide
lijk aan dat het bestuur van iedere ge
meente een eigen gegroeide situatie is,
die meer zelfstandige ontplooiingskan
sen moet hebben dan de wet tot nu toe
geeft.
TTet proefschrift van mr. Leemans is
een pleidooi voor „de bestuursor
ganisatie beter geschikt te maken voor
de verwezenlijking van haar hoofddoel
stellingen, een vertegenwoordigend be
stuur en een zakelijk doelmatige orga
nisatie".
Hij voegt hieraan toe: „Iedere moge
lijkheid om de burgers te laten deelne
men aan het bestuur van hun gemeen
te dient sterk te worden gestimuleerd.
Ik heb me in mijn proefschrift niet
verdiept in de wenselijke omvang van
de gemeente, maar ik vind het wel erg
bezwaarlijk dat het laagste bestuursor
gaan het gehele gemeentelijke be
stuursapparaat te groot wordt voor
een wezenlijk contact met de burgerij.
Ik zie weinig in monstergemeenten
veel meer voel ik voor de gedachte van
prof. Brasz om bepaalde gemeentelijke
diensten aan een bovengemeentelijk or
gaan toe te vertrouwen en de kleinere
gemeenten zelfstandig te laten".
jDurgemeester Van Hall, die zoveel
moeilijke jaren de eerste burger
van de Nederlandse „monstergemeen
te" is geweest, kan in het proefschrift
stof voor berusting vinden. Hij kan
daarin lezen hoe Amsterdam altijd al
een roerige gemeente is geweest. Mr.
Leemans vergelijkt Amsterdam met
Rotterdam Rotterdam gekenmerkt
doelmatige zakelijkheid en Amsterdam
de baaierd van politieke beroering, van
waaruit echter dikwijls vernieuwingen
zijn gekomen.
Ook in het verleden zijn er burge
meesters gestruikeld over de ambtsketen
van de hoofdstad. Al hebben zij het er
doorgaans meer naar gemaakt dan mr.
Van Hall.
In 1891 zei burgemeester Vening-Mei-
nesz tot zijn raad: „Ik ben geen burger
vader maar een regent", enkele ja
ren later had de raad van Amsterdam
hem duidelijk gemaakt dat hij geen van
beiden was en diende ontslag in.
Zijn opvolger, burgemeester Van
Leeuwen, meende dat de raad een stel
letje zeurkousen was en hij zei dat ook,
maar enkele jaren later diende ook hij
ontmoedigd zijn ontslag in.
Het is nooit gemakkelijk of dankbaar
geweest om eerste burger van Neêr-
lands eerste stad te zijn.
Mr. A. F. Leemans uit Oegstgeest
promoveerde onlangs tot doctor
in de rechtswetenschappen aan de
Leidse universiteit op het proef
schrift: „De eenheid in het be
stuur der grote stad". Veel aan
dacht besteedt hij in zijn proefschrift
aan Amsterdam, de stad waar hy
22 januari 1920 werd geboren. In
1946 deed de heer Leemans docto-
raal-examen rechten aan de Leidse
universiteit. Na zijn studie werkte
hij een jaar bij de KLM, twee jaar
op het ministerie van Landbouw.
Van 1949 tot 1961 had hij een func
tie bij de Internationale vereniging
van gemeenten waar hij veel stof
verzamelde voor zijn proefschrift.
Mr. Leemans is sinds 1962 lector in
de bestuurswetenschappen aan het
Institute of Social Studies in Den
Haag.
De ongeletterde gidsen, die jaren
lang de toeristen de Egyptische pyra-
miden en musea hebben laten zien,
moeten zich thans verdedigen tegen
elegante jongedames, die als toeris
tengidsen optreden en hun bestaan
bedreigen.
De mannelijke gidsen, die beweren
af te stammeti van de oude pfarao's,
moeten het hoofd bieden aan zware
concurrentie van de zijde van een
pasgevormde groep jonge, mooie en
zeer ontwikkelde meisjes, die in
dienst zijn genomen door het toeris
tenbureau van de regering. Al deze
meisjes spreken op zijn minst drie
talen, kleden zich volgens de laatste
mode en zijn goed op de hoogte van
de geschiedenis van Egypte.
Maar voorlichting geven over
Egyptische oudheden is niet het eni
ge, dat deze meisjes kunnen doen.
Als een toerist wil weten, waar hij
goed en goedkoop kan eten, waar
hij een buikdans kan zien of waarom
de Russen en niet de Amerikanen
de hoge Assoeandam hebben gebouwd
of hoe hij moet voorkomen dat hij
in de bazaars van Cairo wordt bedro
gen, kunnen zij hem inlichten. Aan
staatslieden en zakenmensen kunnen
zij statistieken leveren over de beta
lingsbalans van het land, de levens
standaard en de ontwikkelingspro
gramma's.
De door de zon gebruinde manne
lijke gidsen, die zich kleden in de
wapperende gewaden uit de 1001-
nacht, zeggen echter, dat de toeris
ten niet helemaal naar Egypte ko
men „om te luisteren naar wandelen
de encyclopedieën, ongeacht hoe
mooi die misschien zijn".
„Deze meisjes, die hoger onderwijs
hebben genoten, zijn meer schadelijk
dan nuttig", zei een gids, die zijn
werk meer dan dertig jaar heeft ge-1
daan. „Toeristen stellen geen belang
in politiek", vervolgde hij in het Ara
bisch. „Zij zijn misselijk van dat vol
maakte Engels, waaraan ze thuis ge
wend zijn
Samira Loetfi, een 21-jarige toeris-
tengastvrouw is van mening, dat de
karpeeldrijvers-gidsen „achterlijke
elementen" zijn. „Ze weten nauwe
lijks wat in het land omgaat en niets
van de sociale vooruitgang, die over
al in Egypte wordt verwezenlijkt."
(Van een onzer verslaggevers)
DEN HAAG Dit jaar en in 1968
zal de P.T.T. meer openbare telefoon
cellen in Nederland plaatsen dan de
bedoeling was. Dat Ls mogelijk dank
zij een nieuw, aanzienlijk goedkoper
munttoestel voor die cellen. In 1967
zullen er 350 nieuwe cellen bijkomen,
volgend jaar vijfhonderd. De cellen
zullen ruimer zijn dan tot nu toe: één
meter in het vierkant, in plaats van
negentig bij negentig centimeter.
Den Haag heeft twee primeurtjes op
dit gebied. Op het Piet Heinplein staat
al zo'n grotere en wat moderner aan
doende nieuwe cel. En in de Mar-
nixstraat, tegenover de Plaatselijke Te
lefoondienst, wordt in de bestaande cel
al getelefoneerd met behulp van het
nieuwe toestel.
Voor Nieuwjaar zullen er nog drie
honderd nieuwe toestellen worden ge
plaatst, het jaar daarop zevenhonderd.
Kant en klaar geplaatst kost een cel
met het nieuwe toestel ongeveer 4500
gulden. De inrichting van een cel met
het thans in gebruik zijnde twee-
munts-ayparaat (voo*- kwartjes en dub
beltjes) kost zevenduizend gulden.
Alleen dubbeltjes
De P.T.T. wil twee en een half mil
joen gulden per jaar gaan spenderen
aan de uitbreiding van het aantal open
bare telefooncellen. Zij laat daarbij de
veel lagere prijs van het nieuwe
toestel zwaarder wegen dan de nade
len. Het nieuwe apparaat is weliswaar
geschikt voor alle automatisch tot
stand te brengen gesprekken, maar er
kunnen alleen dubbeltjes in worden ge
bruikt. Iemand die vrij lang „buiten
de stad" wil spreken, zal een flink
voorraadje bij zich moeten hebben.
Particulieren
Tot 1970 zal de P.T.T. uitsluitend de
ze dubbeltjes-automaten aanschaffen.
Behalve voor nieuwe openbare cellen
zullen zij zijn bestemd voor particulie
ren, zoals pensions en cafés, kazernes
en sommige typen bedrijven.
Het -al vijftien jaar geleden ontwik-
(Van een onzer verslaggevers)
GRONINGEN „Een burgemeester moet niet alleen de plicht hebben om
archeologische vondsten in zijn gemeente aan te geven, hij moet ook het recht
hebben om conserverende maatregelen te nemen". Burgemeester mr. P. J. Mo
lendijk van het Groningse Ten Boer zegt het fel. Zijn handen, die op de arm
leuningen van de stoel rusten, komen in een hoekig gebaar omhoog. „Wat heb
ik aan meldingsplicht als de vinder onwelwillend is". Hij heeft minister M. A.
M. Klompé gevraagd de Monumentenwet te wijzigen.
Burgemeester Molendijk (42 en al
tien jaar burgemeester van Ten Boer)
is de afgelopen weken weer eens met
zijn neus bovenop de Monumentenwet
gedrukt. In zijn gemeente zijn veertien
gouden munten gevonden die dateren
uit de vijftiende eeuw. Hij heeft zijn
neus gestoten aan artikelen in die wet
die onvolledig zijn, op zijn zachtst ge
zegd, de dingen die door de Monumen
tenwet beschermd zouden moeten wor
den, niet voldoende beschermen.
„Ik zal u precies vertellen hoe het
gegaan is. Toen ik de dag na de
vondst van de grootste partij munten
eens een kijkje ging nemen in het huis
van de vinder, zagen ze me liever
gaan dan komen. Het was een idiote
toestand. De hele familie zat in het
kleine huisje bijeen. Er waren al plan
nen gesmeed om van de munten mooie
hangertjes te maken. Een munt was al
weggegeven aan een kleinkind. De
toestand was helemaal in handen van
de familie, het best getypeerd door een
kreet van een kleinzoon: „Nu moeten
we naar Ten Boer, want opa is rijk
geworden".
„Ik heb toen voorgesteld de munten
dan maar bij mij in bewaring te ge
ven. Ik zou ze kunnen opbergen in de
kluis van het gemeentehuis. De reactie
was: Die vent wil ons de dingen afhan
dig maken. De stemming werd er niet
beter op tijdens het gesprek en het
eindigde met: Je hoeft hier niet meer
terug te komen".
„Dat is voor tnij jde aanleiding ge
weest een brief te schrijven aan de
minister van cultuur, recreatie en
maatschappelijk werk, mejuffrouw
Klompé. Daarin dring ik aan op veran
dering van de Monumentenwet in die
zin, dat de burgemeester de bevoegd
heid wordt gegeven om bijvoorbeeld
een vondst gedurende een dag of drie
onder zijn hoede te nemen tegen afgif
te van een ontvangstbewijs. Dan kun
nen zulke idiote dingen voorkomen
worden".
„Het is niet voor het eerst, dat ik
word geconfronteerd met deze leemte
in de wet. Toen enkele jaren geleden
en dat heb ik mejuffrouw Klompé
ook geschreven in Thesinge een mid
deleeuws grafveld door een boer werd
opgegraven veroorzaakte dat de
vreemdste situaties. Kinderen liepen
met doodshoofden door de straten en
de boer wilde zijn werk niet stopzet
ten, wat ik ook praatte. Toen had ik
de bevoegdheid moeten hebben om te
gen die boer te zeggen: Laat dat werk
maar liggen, als er schade geleden
wordt dan wordt die wel vergoed.
Maar geen geld en goede woorden kon
den hem bewegen het werk te laten
liggen".
„Toen ik die brief had geschreven,
wist ik eigenlijk nog niet dat ik de
knuppel in het hoenderhok had ge
gooid. Maar een gesprek met prof. Wa
terbolk in Groningen leerde me, dat
het wel degelijk een heet hangijzer
was dat nog niemand had durven aan
pakken".
„Natuurlijk, ik begrijp nu wel hoe
de zaak zit. Er is een te grote contro
verse. In de eerste plaats mag men
niet komen aan het eigendomsrecht
van de vinders, die weer gesteund wor
den door de muntenverzamelaars. Het
is allemaal politiek. Maar anderzijds is
het de plicht om te bewaren wat er
van het verleden is overgebleven".
„En dat is nu juist wat ik zo graag
zou willen: schakels met het verleden
smeden voel ik als erg belangrijk".
Ondanks de munten vondst lijkt Ten
Boer nog geen Serooskerke te worden.
Misschien dat de mensen van het dorp
je voor het merendeel forensen en
agrariërs er te Gronings nuchter
voor zijn. Er worden nog geen lepel
tjes verkocht, zoals in Serooskerke.
Het Damsterdiep glimt zwart langs het
dorp. De grond van het oude klooster,
dat in 1485 al is afgebroken, verbergt
Burgemeester P. J. Molendijk
Monumentenwet veranderen
misschien nog veel geheimen. In 1877
zijn er ook al 31 gouden munten gevon
den die op het ogenblik onnaspeurbaar
zijn. Samen met de veertien die de
afgelopen weken zijn gevonden, duidt
dat op een schat, die op welke manier
dan ook eens aan de grond is toever
trouwd.
Burgemeester Molendijk maakt zich
geen illusies. Hij heeft ook liever niet
dat zijn gemeente een tweede Se
rooskerke wordt. Zijn gemeente draait
goed en heeft geen schulden. De publi
citeit die een goudvondst met zich zou
brengen, is overbodig.
Burgemeester Molendijk heeft alleen
problemen met de Monumentenwet.
Zijn ontstemming over zijn ervaringen
met de vinders in de eerste dagen is
inmiddels alweer geweken voor het
besef, dat een wijziging van de Monu
mentenwet een goed voor het hele
land zou kunnen betekenen.
En voor de toeristen die toch schat-
gravertje zouden willen gaan spelen
en hun honger willen gaan stillen in
het café tegenover het gemeentehuis
De oude heer Kok had in zijn spijker- worden „croquetten en nassiballen" ver-
bak nog een stuk of tien van „die din- kocht voor 35 cent. Nog geen lepeltjes
getjes" liggen al jaren. in de vorm van een schopje.
T Jit Oestersund in het noorden van
Zweden komt het verhaal van een
meisje, thans twaalf jaar, wier lin
ker hand drie jaar geleden werd
afgesneden door een houtzaagmachi
ne. Men achtte een operatie zo
goed als hopeloos. Niettemin naaide
dr. Herbert Sunzel van het Gemeen
teziekenhuis te Oestersund de hand
weer aan de pols. Thans is het meis
je, Evy Eriksson uit Kaxaas, volle
dig hersteld. Haar hand heeft zijn
buigzaamheid en kracht volledig te
ruggekregen. Zij is zelfs de beste
gymnaste van haar school....
Evy zelf herinnert zich niet veel van
het ongeluk, dat drie jaar geleden is
gebeurd, toen zij haar vader hielp
bij het hout zagen. Zij werd het zie
kenhuis te Oestersund binnenge
bracht na een autorit van bijna 61
km over slechte wegen. Dr. Sunzel
was gewaarschuwd en alles was ge
reed voor een onmiddellijke operatie.
Het voornaamste probleem was de
bloedsomloop in de hand te herstel
len. De aderen, beentjes, pezen van
de pols, spieren en zenuwen waren
allemaal geplet en gescheurd. De
dokter moest een stuk ader in de
pols afsnijden om het aan de afge
rukte slagader in de hand te hech
ten. De ader had een middellijn van
nog geen twwe milimeter en elke
naad moest hij maken van zes steken
met een draad, zo dun, dat deze on
zichtbaar was voor het blote oog. Bij
het minste „lek" zou de operatie zijn
mislukt.
Na negen kritieke dagen was het duide
lijk, dat de operatie was gelukt en
dat Evy haar hand zou behouden.
Er waren echter nog vele operaties
nodig om de beweeglijkheid en de
gevoeligheid van de afgesneden pe
zen en zenuwen te herstellen.
ans is Evy hersteld, ofschoon de
hand een beetje van de pols is wegge-
bogen. Zij kan er niettemin alles mee
doen wat andere kinderen met hun
linkerhand kunnen doen en sommige
dingen zelfs beter.
Den Haag heeft de primeur van een nieuw munttoestel in een openbare telefoon
cel. Het is geschikt voor lokaal, interlokaal en internationaal verkeer, voor zover
geautomatiseerd. Het nadeel is, dat er alleen maar dubbeltjes in gebruikt kunnen
worden. Het kost echter 2500 gulden minder dan een tweemunts apparaat.
kelde twee munts-apparaat was mecha
nisch, het nieuwe is hoofdzakelijk elek
tronisch. Er is minder onderhoud aan
en storingen die minder vaak zullen
voorkomen zijn gemakkelijk en
vlugger te verhelpen.
Interlokaal
De P.T.T. streft er naar, dat in de
toekomst iedereen die interlokaal of in
ternationaal wil bellen, in iedere cel
terecht kan (uiteraard voor zover het
verkeer is geautomatiseerd). Alle nu
nog lokale cellen zullen te zijner tijd
worden uitgerust met het nieuwe of
een nog te ontwikkelen toestel. De
eerste vijf jaar zal echter alleen aan
uitbreiding worden gewerkt.
Toekomst
De vol-automatische twee-
muntstoestellen blijven in gebruik. Na
1970 zal er een ander nieuw toestel
voor drie soorten munten bijkomen.
Het zal te vinden zijn op plaatsen
waar veel vraag is naar interlokaal en
internationaal verkeer, zoals op Schip
hol, in grote stations en op andere
plaatsen waar dikwijls veel publiek
bijeen komt.
I' Sci KJ1- f 'd ï'9"
It jaar viert het Nederlandsche Roode Krui» zjjn honderdjarig bestaan.
De eigenlijke herdenkingsdag is 19 juli, waarop het precies een eeuw ge
leden is, dat by een door koning Willem III uitgevaardigd Koninklijk Besluit de
oprichting van het Nederlandsche Roode Kruis tot stand kwam.
^verbekend is uiteraard de grondleg
ger van het Rode Kruis, de Zwit
ser J. Henry Dunant, die na de slag bij
Solferino in Noord-Italië in 1859, met
medewerking van de plaatselijke bevol
king, de verzorging van de 40.000 ge
wonden ter hand heeft genomen. In Ne
derland was het de chirurgijn-majoor
bij het Regiment Grenadiers en Jagers,
dokter J. H. C. Basting, die na lezing
van het door Dunant geschreven boek
„Un souvenir de Solferino" de stoot
heeft gegeven tot de oprichting van het
Nederlandsche Roode Kruis.
Aanvankelijk was het de bedoeling
van het Rode Kruis alleen hulp te verle
nen in tijd van oorlog. Bij K.B. van 1895
echter werd bepaald, dat door het Ne
derlandsche Roode Kruis reeds in tijd
van vrede de aansluiting bij de genees
kundige diensten van Land- en Zee
macht moest worden voorbereid en ge
regeld. Weer veel later, geruime tijd na
de eerste wereldoorlog, ging het Rode
Kruis zich meer en meer op het vredes
werk toeleggen- Vooral na de hulpver
lening bij de stormramp in Borculo in
1925 werd het Rode-Kruiswerk steeds
meer geconcentreerd op het verlenen
van hulp bij rampen.
In 1930 werd in Rotterdam de eerste
bloedtransfusiedienst opgericht. In 1933
kreeg het Rode Kruis opdracht voorbe
reidingen te treffen, opdat bij het uit
breken van vijandelijkheden de algehe
le verpleging van 40.000 gewonde en zie
ke militairen in evacuatiegebieden ver
zorgd zou kunnen worden. De druk van
de oorlogsomstandigheden deed ook de
publieke belangstelling voor het Rode
Kruis toenemen. Het ledental steeg. De
distributie van het „Zweedse witte
brood" een maand voor de algehele be
vrijding van Nederland, bracht het le
dental tot 500.000.
Dit jaar hoopt men, met de viering
van het 100-jarig bestaan, ook het
miljoenste lid te kunnen begroeten,
waarmee het Nederlandsche Roode
Kruis relatief de grootste en sterkste
Rode-Kruisvereniging ter wereld zal
worden.
In het gesprek met de directeur-gene
raal van het Nederlandsche Roode
Kruis, de heer A. van Emden, blijkt
dat de watersnoodramp van 1953 niet
alleen in de annalen van het Nederland
se Roode Kruis geboekstaafd staat als
de grootste hulpverlening in de geschie
denis, maar dat deze zelfs in die van
het Internationale Rode Kruis de be
langrijkste en grootste hulpverlening
geweest is.
Het feit, dat Nederland over de hele
wereld bekend als het land van dijken
bouwers en van oudsher gewend om te
gen het water te vechten, toen zelf in
moeilijkheden verkeerde, doordat de dij
ken braken en een groot deel van Ne
derland onder water liep, zette de slui
zen der hulpverlening van alle Rode-
Kruisverenigingen wijd open.
Zowel aan geld als aan goederen is
toen voor een waarde van meer dan
100 miljoen gulden geschonken.
„Wij hebben," aldus de heer Van Em
den, „zowel nationaal als internationaal
als Rode Kruis heel veel geleerd van
deze ramp. Zowel inzake outillage van
de rampendepots als de organisatori
sche kant van de hulpverlening heeft de
watersnoodramp veel duidelijk ge
maakt. Nog steeds heeft men baat bij de
ervaringen, die toen zijn opgedaan".
Nog steeds ook wordt, waar dan ook,
hulp verleend, want rampen en oorlo
gen zijn nog steeds aan de orde van de
dag. Zowel bij de Hongaarse opstand in
1956, bij aardbevingen (Perzië, Skoplje
etc.) als thans bij de oorlog in Viët-
nam, is het Rode Kruis betrokken. „Wj
zorgen", zo zei de heer Van Emden,
„geheel volgens de Rode-Kruisgedachte
van de oprichter Dunant, zowel voor
hulpverlening aan slachtoffers in Noord
als in Zuid-Viëtnam, alsmede voor hem,
die vallen aan de zijde van de Viët
Cong.
Hoewel de hulpverlening ten tijde van
oorlog altijd primair blijft, heeft het
aantal vredestaken van het Nederland
sche Roode Kruis zich gestadig uitge
breid. De meest bekende zijn wel de
bloedtransfusiedienst, de moedermelk-
voorziening, de t-rombosedienst, de
„beenderenbank", de dienst voor hoorn
vliestransplantatie, de radio-medische
dienst voor de scheepvaart, de hulppos
ten langs de wegen, het welfarewerk,
de vakantieweken voor chronisch zieken
de boottochten voor chronische zieken,
het Jeugd Rode Kruis, de lectuurdepots
en het instandhouden van een informa
tiebureau.
Als tijdens de jubileumviering aan de
directeur-generaal van het Nederland
sche Roode Kruis, de heer A. van Em
den, gevraagd zou worden wat hij als
verjaarsgeschenk het liefst zou ontvan
gen, is het antwoord ongetwijfeld:
„Geld, geld en meer leden".
„Het Rode Kruis", zo zei de heer Van
Emden, „ziet men dikwijls als een rijke
instelling, die een verlengstuk je is van
de overheid. Onze behuizing, een fraai
uit het gebied van de achttiende eeuw
stammend gebouw aan de Prinsesse-
gracht in Den Haag, duidt ook bepaald
niet op armoede, maar," zo vervolgde
hij, „zowel dit gebouw als de stijlvolle
inventaris met indrukwekkend meubi
lair en fraaie schilderijen, heeft het Ro
de Kruis in 1915 van enige zakenlieden
ontvangen".
Om dit duidelijk te maken, heeft de
heer Van Emden het voornemen bin
nenkort aan de gevel van het gebouw
een bord te hangen, met daarop de
voor zichzelf sprekende tekst: „Dit is
cadeau gekregen".
„Voor de financiering van onze taken
willen en krijgen wij geen subsidie. Wij
zijn geheel afhankelijk van de bijdra
ger van onze leden en van vrijwillige
giften. Om te voldoen aan de uitbreiding
van onze werkzaamheden, die steeds
meer geld gaan kosten, is uiteraard ook
steeds meer geld nodig. Onze reserves
zijn op, dus het enige, dat wij nodig
hebben, is leden en geld", aldus de heer
Van Emden.
Ook de herdenking van het 100-jarig
bestaan zal het Rode Kruis geen geld
kosten. Zowel overheid als bedrijfsle
ven, particuliere instellingen en perso
nen hebben gratis medewerking toege
zegd. Ze worden o.m. de Ridderzaal, de
grafelijke zalen en het Tweede-Kamer
gebouw gratis ter beschikking gesteld.
De eigenlijke viering van het 100-jarig
bestaan geschiedt vrijdag 1 september
in het Congrescentrum RAI in Amster
dam.