"Ook gemeente zelf behoeft revisie Gidsen boos op elegante concurrentes Spoedig meer en ruimere telefooncellen Nuchter Gronings dorp geen toneel van schatgraverij Rode Kruis een volle eeuw actief in Nederland Burgemeester Molendijk: „Leemten in de wet" Promotie van mr. A. F. Leemans op proefschrift: Eenheid in Ixt bestuur der grote stad Niemand ging op „provocerende" stelling in V NA OUDE-MUNTENVONDST IN TEN BOER Ldiote toestand Bewegdbeid Heet hangijzer Geen schuld Aangenaaide hand blijft goed functioneren Na Zwitsers initiatief D Watersnood Vredestaken Gifte m JURIST PLEIDOOI ALTIJD AL P.T.T. kan meer service gaan bieden dank zij goedkoper munttoestel Stelling 3, gevoegd bij zijn proefschrift „De eenheid in het bestuur der grote stad", had mr. A. F. Leemans als een provocatie bedoeld, maar het is er -■ niet van gekomen. Toen hij dezer dagen in Leiden zijn proefschrift verdedigde, viel niemand uit het hooggeleerde gezelschap zijn stelling 3 aan: „Ware de bur gemeester van Amsterdam anno 1966 gekozen instede van benoemd geweest, dan zou de roep wellicht uitgaan naar het stelsel van benoeming van de burge meester." rperuggekeerd tot zijn dagelijks werk als lector aan het Institute of So cial Studies in Den Haag, zegt de jonge doctor in de rechtswetenschappen, die volgens de beste Leidse tradities geen „dr" maar „mr" voor zijn naam blijft zetten: „Ik had deze stelling als volgt willen verdedigen: In de jaren aan 1966 voorafgaande is er uit geen enkele richting grote aandrang geweest tot het verkiezen van burgemeesters. In de meeste Nederlandse gemeenten wordt de benoeming van de burgemeester ook na de gebeurtenissen in Amsterdam niet als een bezwaar gevoeld al kan men het natuurlijk soms wel oneens zijn met de persoon van de benoemde burge meester". „De wens om de burgemeester te kie zen is vrij plotseling uit de Amsterdam se situatie voortgekomen. Men wilde een oorzaak vinden voor de beroering en men vergat dat de benoeming van een burgemeester, vooral voor de grote steden, toch al een politieke zaak is". „Als men in Amsterdam negen jaar geleden een burgemeester had moeten kiezen, was het helemaal niet onmoge lijk geweest, dat de PvdA mr. G. van Hall kandidaat had gesteld. In dat denkbeeldige geval had de PvdA, die mr. Van Hall ook in het afgelopen jaar de hand boven het hoofd heeft gehouden helemaal geen vrijheid van handelen had gehad. Bij het uitbreken van de moeilijkheden had men dan de „politieke burgemeester" als de zonde bok aangewezen en was men om een onpartijdig benoemde burgemeester gaan vragen". TT bent dus geen bewonderaar van de doelstelling van D'66. „Dat is te algemeen gezegd. In veel. sympathiseer ik erg met het program ma van D'66. Deze jonge partij heeft gestalte gegeven aan een oplevende po litieke belangstelling. Haar programma is daarop ingesteld en dat juich ik van harte toe". „Overigens zie ik het ontslag van mr. Van Hall als een grote tragedie. Hij is in. vele opzichten een uitstekend burge meester geweest. Als hij vorig jaar de aanbieding had aanvaard om voorzit ter van de Eerste Kamer te worden, zou hij als een van Amsterdams groot ste burgemeesters de geschiedenis zijn ingegaan". Hoewel het materiaal voor het proef schrift van mr. Leenmans was verza meld voordat de gebeurtenissen in Am sterdam geschiedden, is het werkstuk als op de actualiteit geschreven. In een imposant boekwerk van bijna vijfhon derd pagina's geeft mr. Leemans een zeer kritische beschrijving van het ge meentebestuur in Nederland, dat nog steeds moet passen in het kader van een wet, die nu 116 jaar oud is". T~|e heer Leemans is jurist en dat is aan de benadering van zijn onder zoek te merken. Het sociologische as pect van het besturen van gemeenten is door hem slechts aangestipt". „De sociologische zijde van het ge meentebestuur had mij te vergevoerd, maar het is een onmisbaar aspect van het vraagstuk geworden. Het is noodza kelijk dat er grote wetenschappelijke belangstelling komt voor de sociologi sche facetten van het gemeentebestuur. Prof. Brasz in Amsterdam verricht met zijn bestuurskunde als wetenschap pio nierswerk dat navolging verdient". Men kan niet zeggen dat de burge meester in het proefschrift van mr. Lee mans weinig belangstelling krijgt, maar pas in de toegevoegde stellingen geeft mr. Leemans zijn mening over de veel omstreden functie van burgemees ter met betrekking tot de openbare or de. Stelling 5 luidt: „De handhaving van de openbare orde raakt zozeer de grond slagen der plaatselijke gemeenschap dat bij de beleidsvoorbereiding te dien aanzien de gekozen vertegenwoordigers van de plaatselijke gemeenschap, zo niet ook andere burgers, betrokken die nen te worden. De burgemeester zal voor zijn beleid op het gebied van de openbare orde aan de raad verant woordelijk moeten zijn...." r. Leemans licht dit verder toe: „Als in Amsterdam de raad of een raadscommissie mede verantwoordelijk was geweest voor de openbare orde, zouden de maatregelen enerzijds geïn spireerd en anderzijds voor de burge rij wellicht meer aanvaardbaar zijn ge weest. Naar mijn mening moet er uit de gemeenteraad een vaste, in de wet, verankerde commissie komen, die de burgemeester in zaken van de openba re orde kan bijstaan en adviseren". Het proefschrift van mr. Leemans is te beschouwen als een kritisch hand boek voor gemeenterecht en bestuursor ganisatie. Er komt over enkele maan den een handelseditie, die voor alle bij het gemeentebestuur betrokkenen een zeer praktische inspiratiebron kan wor den. Mr. Leemans toont bijzonder duide lijk aan dat het bestuur van iedere ge meente een eigen gegroeide situatie is, die meer zelfstandige ontplooiingskan sen moet hebben dan de wet tot nu toe geeft. TTet proefschrift van mr. Leemans is een pleidooi voor „de bestuursor ganisatie beter geschikt te maken voor de verwezenlijking van haar hoofddoel stellingen, een vertegenwoordigend be stuur en een zakelijk doelmatige orga nisatie". Hij voegt hieraan toe: „Iedere moge lijkheid om de burgers te laten deelne men aan het bestuur van hun gemeen te dient sterk te worden gestimuleerd. Ik heb me in mijn proefschrift niet verdiept in de wenselijke omvang van de gemeente, maar ik vind het wel erg bezwaarlijk dat het laagste bestuursor gaan het gehele gemeentelijke be stuursapparaat te groot wordt voor een wezenlijk contact met de burgerij. Ik zie weinig in monstergemeenten veel meer voel ik voor de gedachte van prof. Brasz om bepaalde gemeentelijke diensten aan een bovengemeentelijk or gaan toe te vertrouwen en de kleinere gemeenten zelfstandig te laten". jDurgemeester Van Hall, die zoveel moeilijke jaren de eerste burger van de Nederlandse „monstergemeen te" is geweest, kan in het proefschrift stof voor berusting vinden. Hij kan daarin lezen hoe Amsterdam altijd al een roerige gemeente is geweest. Mr. Leemans vergelijkt Amsterdam met Rotterdam Rotterdam gekenmerkt doelmatige zakelijkheid en Amsterdam de baaierd van politieke beroering, van waaruit echter dikwijls vernieuwingen zijn gekomen. Ook in het verleden zijn er burge meesters gestruikeld over de ambtsketen van de hoofdstad. Al hebben zij het er doorgaans meer naar gemaakt dan mr. Van Hall. In 1891 zei burgemeester Vening-Mei- nesz tot zijn raad: „Ik ben geen burger vader maar een regent", enkele ja ren later had de raad van Amsterdam hem duidelijk gemaakt dat hij geen van beiden was en diende ontslag in. Zijn opvolger, burgemeester Van Leeuwen, meende dat de raad een stel letje zeurkousen was en hij zei dat ook, maar enkele jaren later diende ook hij ontmoedigd zijn ontslag in. Het is nooit gemakkelijk of dankbaar geweest om eerste burger van Neêr- lands eerste stad te zijn. Mr. A. F. Leemans uit Oegstgeest promoveerde onlangs tot doctor in de rechtswetenschappen aan de Leidse universiteit op het proef schrift: „De eenheid in het be stuur der grote stad". Veel aan dacht besteedt hij in zijn proefschrift aan Amsterdam, de stad waar hy 22 januari 1920 werd geboren. In 1946 deed de heer Leemans docto- raal-examen rechten aan de Leidse universiteit. Na zijn studie werkte hij een jaar bij de KLM, twee jaar op het ministerie van Landbouw. Van 1949 tot 1961 had hij een func tie bij de Internationale vereniging van gemeenten waar hij veel stof verzamelde voor zijn proefschrift. Mr. Leemans is sinds 1962 lector in de bestuurswetenschappen aan het Institute of Social Studies in Den Haag. De ongeletterde gidsen, die jaren lang de toeristen de Egyptische pyra- miden en musea hebben laten zien, moeten zich thans verdedigen tegen elegante jongedames, die als toeris tengidsen optreden en hun bestaan bedreigen. De mannelijke gidsen, die beweren af te stammeti van de oude pfarao's, moeten het hoofd bieden aan zware concurrentie van de zijde van een pasgevormde groep jonge, mooie en zeer ontwikkelde meisjes, die in dienst zijn genomen door het toeris tenbureau van de regering. Al deze meisjes spreken op zijn minst drie talen, kleden zich volgens de laatste mode en zijn goed op de hoogte van de geschiedenis van Egypte. Maar voorlichting geven over Egyptische oudheden is niet het eni ge, dat deze meisjes kunnen doen. Als een toerist wil weten, waar hij goed en goedkoop kan eten, waar hij een buikdans kan zien of waarom de Russen en niet de Amerikanen de hoge Assoeandam hebben gebouwd of hoe hij moet voorkomen dat hij in de bazaars van Cairo wordt bedro gen, kunnen zij hem inlichten. Aan staatslieden en zakenmensen kunnen zij statistieken leveren over de beta lingsbalans van het land, de levens standaard en de ontwikkelingspro gramma's. De door de zon gebruinde manne lijke gidsen, die zich kleden in de wapperende gewaden uit de 1001- nacht, zeggen echter, dat de toeris ten niet helemaal naar Egypte ko men „om te luisteren naar wandelen de encyclopedieën, ongeacht hoe mooi die misschien zijn". „Deze meisjes, die hoger onderwijs hebben genoten, zijn meer schadelijk dan nuttig", zei een gids, die zijn werk meer dan dertig jaar heeft ge-1 daan. „Toeristen stellen geen belang in politiek", vervolgde hij in het Ara bisch. „Zij zijn misselijk van dat vol maakte Engels, waaraan ze thuis ge wend zijn Samira Loetfi, een 21-jarige toeris- tengastvrouw is van mening, dat de karpeeldrijvers-gidsen „achterlijke elementen" zijn. „Ze weten nauwe lijks wat in het land omgaat en niets van de sociale vooruitgang, die over al in Egypte wordt verwezenlijkt." (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG Dit jaar en in 1968 zal de P.T.T. meer openbare telefoon cellen in Nederland plaatsen dan de bedoeling was. Dat Ls mogelijk dank zij een nieuw, aanzienlijk goedkoper munttoestel voor die cellen. In 1967 zullen er 350 nieuwe cellen bijkomen, volgend jaar vijfhonderd. De cellen zullen ruimer zijn dan tot nu toe: één meter in het vierkant, in plaats van negentig bij negentig centimeter. Den Haag heeft twee primeurtjes op dit gebied. Op het Piet Heinplein staat al zo'n grotere en wat moderner aan doende nieuwe cel. En in de Mar- nixstraat, tegenover de Plaatselijke Te lefoondienst, wordt in de bestaande cel al getelefoneerd met behulp van het nieuwe toestel. Voor Nieuwjaar zullen er nog drie honderd nieuwe toestellen worden ge plaatst, het jaar daarop zevenhonderd. Kant en klaar geplaatst kost een cel met het nieuwe toestel ongeveer 4500 gulden. De inrichting van een cel met het thans in gebruik zijnde twee- munts-ayparaat (voo*- kwartjes en dub beltjes) kost zevenduizend gulden. Alleen dubbeltjes De P.T.T. wil twee en een half mil joen gulden per jaar gaan spenderen aan de uitbreiding van het aantal open bare telefooncellen. Zij laat daarbij de veel lagere prijs van het nieuwe toestel zwaarder wegen dan de nade len. Het nieuwe apparaat is weliswaar geschikt voor alle automatisch tot stand te brengen gesprekken, maar er kunnen alleen dubbeltjes in worden ge bruikt. Iemand die vrij lang „buiten de stad" wil spreken, zal een flink voorraadje bij zich moeten hebben. Particulieren Tot 1970 zal de P.T.T. uitsluitend de ze dubbeltjes-automaten aanschaffen. Behalve voor nieuwe openbare cellen zullen zij zijn bestemd voor particulie ren, zoals pensions en cafés, kazernes en sommige typen bedrijven. Het -al vijftien jaar geleden ontwik- (Van een onzer verslaggevers) GRONINGEN „Een burgemeester moet niet alleen de plicht hebben om archeologische vondsten in zijn gemeente aan te geven, hij moet ook het recht hebben om conserverende maatregelen te nemen". Burgemeester mr. P. J. Mo lendijk van het Groningse Ten Boer zegt het fel. Zijn handen, die op de arm leuningen van de stoel rusten, komen in een hoekig gebaar omhoog. „Wat heb ik aan meldingsplicht als de vinder onwelwillend is". Hij heeft minister M. A. M. Klompé gevraagd de Monumentenwet te wijzigen. Burgemeester Molendijk (42 en al tien jaar burgemeester van Ten Boer) is de afgelopen weken weer eens met zijn neus bovenop de Monumentenwet gedrukt. In zijn gemeente zijn veertien gouden munten gevonden die dateren uit de vijftiende eeuw. Hij heeft zijn neus gestoten aan artikelen in die wet die onvolledig zijn, op zijn zachtst ge zegd, de dingen die door de Monumen tenwet beschermd zouden moeten wor den, niet voldoende beschermen. „Ik zal u precies vertellen hoe het gegaan is. Toen ik de dag na de vondst van de grootste partij munten eens een kijkje ging nemen in het huis van de vinder, zagen ze me liever gaan dan komen. Het was een idiote toestand. De hele familie zat in het kleine huisje bijeen. Er waren al plan nen gesmeed om van de munten mooie hangertjes te maken. Een munt was al weggegeven aan een kleinkind. De toestand was helemaal in handen van de familie, het best getypeerd door een kreet van een kleinzoon: „Nu moeten we naar Ten Boer, want opa is rijk geworden". „Ik heb toen voorgesteld de munten dan maar bij mij in bewaring te ge ven. Ik zou ze kunnen opbergen in de kluis van het gemeentehuis. De reactie was: Die vent wil ons de dingen afhan dig maken. De stemming werd er niet beter op tijdens het gesprek en het eindigde met: Je hoeft hier niet meer terug te komen". „Dat is voor tnij jde aanleiding ge weest een brief te schrijven aan de minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk, mejuffrouw Klompé. Daarin dring ik aan op veran dering van de Monumentenwet in die zin, dat de burgemeester de bevoegd heid wordt gegeven om bijvoorbeeld een vondst gedurende een dag of drie onder zijn hoede te nemen tegen afgif te van een ontvangstbewijs. Dan kun nen zulke idiote dingen voorkomen worden". „Het is niet voor het eerst, dat ik word geconfronteerd met deze leemte in de wet. Toen enkele jaren geleden en dat heb ik mejuffrouw Klompé ook geschreven in Thesinge een mid deleeuws grafveld door een boer werd opgegraven veroorzaakte dat de vreemdste situaties. Kinderen liepen met doodshoofden door de straten en de boer wilde zijn werk niet stopzet ten, wat ik ook praatte. Toen had ik de bevoegdheid moeten hebben om te gen die boer te zeggen: Laat dat werk maar liggen, als er schade geleden wordt dan wordt die wel vergoed. Maar geen geld en goede woorden kon den hem bewegen het werk te laten liggen". „Toen ik die brief had geschreven, wist ik eigenlijk nog niet dat ik de knuppel in het hoenderhok had ge gooid. Maar een gesprek met prof. Wa terbolk in Groningen leerde me, dat het wel degelijk een heet hangijzer was dat nog niemand had durven aan pakken". „Natuurlijk, ik begrijp nu wel hoe de zaak zit. Er is een te grote contro verse. In de eerste plaats mag men niet komen aan het eigendomsrecht van de vinders, die weer gesteund wor den door de muntenverzamelaars. Het is allemaal politiek. Maar anderzijds is het de plicht om te bewaren wat er van het verleden is overgebleven". „En dat is nu juist wat ik zo graag zou willen: schakels met het verleden smeden voel ik als erg belangrijk". Ondanks de munten vondst lijkt Ten Boer nog geen Serooskerke te worden. Misschien dat de mensen van het dorp je voor het merendeel forensen en agrariërs er te Gronings nuchter voor zijn. Er worden nog geen lepel tjes verkocht, zoals in Serooskerke. Het Damsterdiep glimt zwart langs het dorp. De grond van het oude klooster, dat in 1485 al is afgebroken, verbergt Burgemeester P. J. Molendijk Monumentenwet veranderen misschien nog veel geheimen. In 1877 zijn er ook al 31 gouden munten gevon den die op het ogenblik onnaspeurbaar zijn. Samen met de veertien die de afgelopen weken zijn gevonden, duidt dat op een schat, die op welke manier dan ook eens aan de grond is toever trouwd. Burgemeester Molendijk maakt zich geen illusies. Hij heeft ook liever niet dat zijn gemeente een tweede Se rooskerke wordt. Zijn gemeente draait goed en heeft geen schulden. De publi citeit die een goudvondst met zich zou brengen, is overbodig. Burgemeester Molendijk heeft alleen problemen met de Monumentenwet. Zijn ontstemming over zijn ervaringen met de vinders in de eerste dagen is inmiddels alweer geweken voor het besef, dat een wijziging van de Monu mentenwet een goed voor het hele land zou kunnen betekenen. En voor de toeristen die toch schat- gravertje zouden willen gaan spelen en hun honger willen gaan stillen in het café tegenover het gemeentehuis De oude heer Kok had in zijn spijker- worden „croquetten en nassiballen" ver- bak nog een stuk of tien van „die din- kocht voor 35 cent. Nog geen lepeltjes getjes" liggen al jaren. in de vorm van een schopje. T Jit Oestersund in het noorden van Zweden komt het verhaal van een meisje, thans twaalf jaar, wier lin ker hand drie jaar geleden werd afgesneden door een houtzaagmachi ne. Men achtte een operatie zo goed als hopeloos. Niettemin naaide dr. Herbert Sunzel van het Gemeen teziekenhuis te Oestersund de hand weer aan de pols. Thans is het meis je, Evy Eriksson uit Kaxaas, volle dig hersteld. Haar hand heeft zijn buigzaamheid en kracht volledig te ruggekregen. Zij is zelfs de beste gymnaste van haar school.... Evy zelf herinnert zich niet veel van het ongeluk, dat drie jaar geleden is gebeurd, toen zij haar vader hielp bij het hout zagen. Zij werd het zie kenhuis te Oestersund binnenge bracht na een autorit van bijna 61 km over slechte wegen. Dr. Sunzel was gewaarschuwd en alles was ge reed voor een onmiddellijke operatie. Het voornaamste probleem was de bloedsomloop in de hand te herstel len. De aderen, beentjes, pezen van de pols, spieren en zenuwen waren allemaal geplet en gescheurd. De dokter moest een stuk ader in de pols afsnijden om het aan de afge rukte slagader in de hand te hech ten. De ader had een middellijn van nog geen twwe milimeter en elke naad moest hij maken van zes steken met een draad, zo dun, dat deze on zichtbaar was voor het blote oog. Bij het minste „lek" zou de operatie zijn mislukt. Na negen kritieke dagen was het duide lijk, dat de operatie was gelukt en dat Evy haar hand zou behouden. Er waren echter nog vele operaties nodig om de beweeglijkheid en de gevoeligheid van de afgesneden pe zen en zenuwen te herstellen. ans is Evy hersteld, ofschoon de hand een beetje van de pols is wegge- bogen. Zij kan er niettemin alles mee doen wat andere kinderen met hun linkerhand kunnen doen en sommige dingen zelfs beter. Den Haag heeft de primeur van een nieuw munttoestel in een openbare telefoon cel. Het is geschikt voor lokaal, interlokaal en internationaal verkeer, voor zover geautomatiseerd. Het nadeel is, dat er alleen maar dubbeltjes in gebruikt kunnen worden. Het kost echter 2500 gulden minder dan een tweemunts apparaat. kelde twee munts-apparaat was mecha nisch, het nieuwe is hoofdzakelijk elek tronisch. Er is minder onderhoud aan en storingen die minder vaak zullen voorkomen zijn gemakkelijk en vlugger te verhelpen. Interlokaal De P.T.T. streft er naar, dat in de toekomst iedereen die interlokaal of in ternationaal wil bellen, in iedere cel terecht kan (uiteraard voor zover het verkeer is geautomatiseerd). Alle nu nog lokale cellen zullen te zijner tijd worden uitgerust met het nieuwe of een nog te ontwikkelen toestel. De eerste vijf jaar zal echter alleen aan uitbreiding worden gewerkt. Toekomst De vol-automatische twee- muntstoestellen blijven in gebruik. Na 1970 zal er een ander nieuw toestel voor drie soorten munten bijkomen. Het zal te vinden zijn op plaatsen waar veel vraag is naar interlokaal en internationaal verkeer, zoals op Schip hol, in grote stations en op andere plaatsen waar dikwijls veel publiek bijeen komt. I' Sci KJ1- f 'd ï'9" It jaar viert het Nederlandsche Roode Krui» zjjn honderdjarig bestaan. De eigenlijke herdenkingsdag is 19 juli, waarop het precies een eeuw ge leden is, dat by een door koning Willem III uitgevaardigd Koninklijk Besluit de oprichting van het Nederlandsche Roode Kruis tot stand kwam. ^verbekend is uiteraard de grondleg ger van het Rode Kruis, de Zwit ser J. Henry Dunant, die na de slag bij Solferino in Noord-Italië in 1859, met medewerking van de plaatselijke bevol king, de verzorging van de 40.000 ge wonden ter hand heeft genomen. In Ne derland was het de chirurgijn-majoor bij het Regiment Grenadiers en Jagers, dokter J. H. C. Basting, die na lezing van het door Dunant geschreven boek „Un souvenir de Solferino" de stoot heeft gegeven tot de oprichting van het Nederlandsche Roode Kruis. Aanvankelijk was het de bedoeling van het Rode Kruis alleen hulp te verle nen in tijd van oorlog. Bij K.B. van 1895 echter werd bepaald, dat door het Ne derlandsche Roode Kruis reeds in tijd van vrede de aansluiting bij de genees kundige diensten van Land- en Zee macht moest worden voorbereid en ge regeld. Weer veel later, geruime tijd na de eerste wereldoorlog, ging het Rode Kruis zich meer en meer op het vredes werk toeleggen- Vooral na de hulpver lening bij de stormramp in Borculo in 1925 werd het Rode-Kruiswerk steeds meer geconcentreerd op het verlenen van hulp bij rampen. In 1930 werd in Rotterdam de eerste bloedtransfusiedienst opgericht. In 1933 kreeg het Rode Kruis opdracht voorbe reidingen te treffen, opdat bij het uit breken van vijandelijkheden de algehe le verpleging van 40.000 gewonde en zie ke militairen in evacuatiegebieden ver zorgd zou kunnen worden. De druk van de oorlogsomstandigheden deed ook de publieke belangstelling voor het Rode Kruis toenemen. Het ledental steeg. De distributie van het „Zweedse witte brood" een maand voor de algehele be vrijding van Nederland, bracht het le dental tot 500.000. Dit jaar hoopt men, met de viering van het 100-jarig bestaan, ook het miljoenste lid te kunnen begroeten, waarmee het Nederlandsche Roode Kruis relatief de grootste en sterkste Rode-Kruisvereniging ter wereld zal worden. In het gesprek met de directeur-gene raal van het Nederlandsche Roode Kruis, de heer A. van Emden, blijkt dat de watersnoodramp van 1953 niet alleen in de annalen van het Nederland se Roode Kruis geboekstaafd staat als de grootste hulpverlening in de geschie denis, maar dat deze zelfs in die van het Internationale Rode Kruis de be langrijkste en grootste hulpverlening geweest is. Het feit, dat Nederland over de hele wereld bekend als het land van dijken bouwers en van oudsher gewend om te gen het water te vechten, toen zelf in moeilijkheden verkeerde, doordat de dij ken braken en een groot deel van Ne derland onder water liep, zette de slui zen der hulpverlening van alle Rode- Kruisverenigingen wijd open. Zowel aan geld als aan goederen is toen voor een waarde van meer dan 100 miljoen gulden geschonken. „Wij hebben," aldus de heer Van Em den, „zowel nationaal als internationaal als Rode Kruis heel veel geleerd van deze ramp. Zowel inzake outillage van de rampendepots als de organisatori sche kant van de hulpverlening heeft de watersnoodramp veel duidelijk ge maakt. Nog steeds heeft men baat bij de ervaringen, die toen zijn opgedaan". Nog steeds ook wordt, waar dan ook, hulp verleend, want rampen en oorlo gen zijn nog steeds aan de orde van de dag. Zowel bij de Hongaarse opstand in 1956, bij aardbevingen (Perzië, Skoplje etc.) als thans bij de oorlog in Viët- nam, is het Rode Kruis betrokken. „Wj zorgen", zo zei de heer Van Emden, „geheel volgens de Rode-Kruisgedachte van de oprichter Dunant, zowel voor hulpverlening aan slachtoffers in Noord als in Zuid-Viëtnam, alsmede voor hem, die vallen aan de zijde van de Viët Cong. Hoewel de hulpverlening ten tijde van oorlog altijd primair blijft, heeft het aantal vredestaken van het Nederland sche Roode Kruis zich gestadig uitge breid. De meest bekende zijn wel de bloedtransfusiedienst, de moedermelk- voorziening, de t-rombosedienst, de „beenderenbank", de dienst voor hoorn vliestransplantatie, de radio-medische dienst voor de scheepvaart, de hulppos ten langs de wegen, het welfarewerk, de vakantieweken voor chronisch zieken de boottochten voor chronische zieken, het Jeugd Rode Kruis, de lectuurdepots en het instandhouden van een informa tiebureau. Als tijdens de jubileumviering aan de directeur-generaal van het Nederland sche Roode Kruis, de heer A. van Em den, gevraagd zou worden wat hij als verjaarsgeschenk het liefst zou ontvan gen, is het antwoord ongetwijfeld: „Geld, geld en meer leden". „Het Rode Kruis", zo zei de heer Van Emden, „ziet men dikwijls als een rijke instelling, die een verlengstuk je is van de overheid. Onze behuizing, een fraai uit het gebied van de achttiende eeuw stammend gebouw aan de Prinsesse- gracht in Den Haag, duidt ook bepaald niet op armoede, maar," zo vervolgde hij, „zowel dit gebouw als de stijlvolle inventaris met indrukwekkend meubi lair en fraaie schilderijen, heeft het Ro de Kruis in 1915 van enige zakenlieden ontvangen". Om dit duidelijk te maken, heeft de heer Van Emden het voornemen bin nenkort aan de gevel van het gebouw een bord te hangen, met daarop de voor zichzelf sprekende tekst: „Dit is cadeau gekregen". „Voor de financiering van onze taken willen en krijgen wij geen subsidie. Wij zijn geheel afhankelijk van de bijdra ger van onze leden en van vrijwillige giften. Om te voldoen aan de uitbreiding van onze werkzaamheden, die steeds meer geld gaan kosten, is uiteraard ook steeds meer geld nodig. Onze reserves zijn op, dus het enige, dat wij nodig hebben, is leden en geld", aldus de heer Van Emden. Ook de herdenking van het 100-jarig bestaan zal het Rode Kruis geen geld kosten. Zowel overheid als bedrijfsle ven, particuliere instellingen en perso nen hebben gratis medewerking toege zegd. Ze worden o.m. de Ridderzaal, de grafelijke zalen en het Tweede-Kamer gebouw gratis ter beschikking gesteld. De eigenlijke viering van het 100-jarig bestaan geschiedt vrijdag 1 september in het Congrescentrum RAI in Amster dam.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 7