Vertel van ons een blij verhaal. V, D M. M. M, w. E D, ZIEZO w. O Zaterdag 10 juni 1967 Een onzer redacteuren bezocht onlangs Israël, kort voor het uitbreken van de oorlog ln het Midden-Oosten. In btygaand artikel haalt hfy enkele herinneringen op aan z\jn verblijf in dit wonderlijke land, waarin zoals wel eens gezegd wordt niet het landschap of het klimaat de groot ste aantrekkingskracht op de toerist heeft, maar de mensen van dit land. Hoofd persoon in dit verhaal is Moshe, de gids die onze redacteur als een moderne Mozes door het land leidde. ertel van ons een blij ver haal..." Moshe Jaakobi Israëli, geboren uit Russische emigranten is een man om nooit te vergeten. Dagenlang zwierven wij samen door Israël van de zonnige koraalstranden van Eilath in 't zuiden aan de Golf v. Akaba tot ver bovenin 't uiterste puntje tegen de grens van Liba non in de kibboets Metullah. Wat een kerel, deze Moshe met al zijn vitaliteit, zijn ondernemingslust, scherpzinnigheid, fysieke en mentale kracht was hij voor mij de personificatie van Israël. Urenlang, van de nog met dauw be zwangerde ochtend, tot laat in de avond hebben we zijn land verkend. Elke dag opnieuw bloeide zijn enthousiasme op in de woestijn van de Negeb, op de plaat sen langs de kust, waar de Exodus der Joden vaak dramatisch eindigde, in Je ruzalem en op de vlakten van Galilea, in de kibboets en de wereldstad Tel Aviv. En elke avond weer, als hij mij bij het hotel op het Dizengoff-in-spotlight afzette, zei deze Mozes van de twintigste eeuw dat het de volgende morgen nog vroeger moest worden, wilde ik tenminste Israël helemaal zien. Zijn grote Ford met het embleem der Israëlische gidsen Josua, Kaleb en de tros druiven zwoegde on vermoeibaar door de woestijn, gleed over Israëls autobanen en draaide de hairpins in de bergen van het oude, jonge land. Moshe vertelde zijn verhaal een lan ge boeiende geschiedenis van negentien jaar Joodse staat, van woestijn tot gaar de, van emigrantenkrotten tot moderne, luxe flats. Trots voerde hij ons door de prachtige plantages met sinaasappelen, bananen, druiven, tomaten en langs de immense tarwe- en suikerbiet velden in het land waar voor de vestiging van de Joodse ballingen de geiten der Arabische Bedoeïnen de bodem tot op het laatste dorre sprietje kaalvraten. Moshe heeft me de buis laten zien die de Joden van het meer van Galilea me- tertje voor metertje naar de woestijn trokken, om daarmee met water de dor heid tot leven te brengen. Moshe heeft ons moe gemaakt. Moe van verwondering, moe van het piekeren over het grote wonder dat dit volk bege leid heeft op zijn weg naar onafhanke lijkheid. kant: We'll beat them... We zullen ze verslaan. Wat kon deze sympathieke, goedmoe dige man, die ons lachend door de van melk en honing vloeiende velden reed, dan soms even angstig stil zijn; zijn lach was dan niet helemaal echt. Natuurlijk, hij wist dat de jongens en meisjes in de kibboetsiem hun vijanden zouden kunnen weerstaan; hij kende hun wapens, maar vooral hun moed en onverzettelijkheid. Hij was niet bang voor overmacht; hij stelde één van de zijnen superieur tegen over tientallen lafaards. Hij kon lachen omdat hij niet vreesde, maar zijn grim migheid sproot voort uit het feit dat geen Arabier het openlijke gevecht aandurft. Ja, alleen 's nachts kwamen ze heime lijk over de grenslijn om mijnen en ande re explosieven te leggen op de paden en wegen, waarover de volgende morgen de kibboetsboeren met hun trekkers naar de akkers of de kinderen naar school zouden gaan. Hij kon die lafheid niet verkrop pen. Al sinds de oprichting van de staat Israël in 1948 sluipen de terroristen over de grenzen, gestuurd door de Arabische regeringen, wier leiders de terreur gebrui ken voor binnenlands gebruik. Maar als er dan een klacht kwam van Israël bij de Verenigde Naties, wisten die regerin gen nergens van en schoven zij de schuld op de enkeling die op eigen houtje had geterroriseerd. Moord en brand werd er dan geschreeuwd als Israëlische troepen de terreur bestraften. _oshe heeft me aan de grens posten gebracht, aan de rand van het lan ge, smalle land waar de kibboetsiem lig gen in de groene oasen aan deze zijde van prikkeldraad en tankversperringen. Wij waren nieuwsgierig naar de overkant, waar in bunkers en achter zandzakken Libanese, Syrische, Jordaanse en Egypti sche soldaten ons met hun kijkers beloer den. Ik heb hem eens op de man af ge vraagd: Moshe. ben je niet bang. Ze kun nen toch ieder ogenblik komen? Dan lachte hij, maar niet altijd was 't de lach van de onbezorgdheid. Ik heb hem niet altijd kunnen doorgronden, want hij sprak niet veel over de overkant. Niemand heeft ooit in zijn hart kunnen kijken als zijn scherpe ogen over de woes tijn der Arabieren flitsten Hij zag méér in deze dorheid dan wie dan ook. Eens wees hij ons op de heuvels aan de over zijde van het Galilese land. Daar lagen, rijen dik. de bijna onzichtbare stippen van de Syrische bunkers in de bergen met 't wijde schootsveld op dit deel van Israël. Soms was hij even grimmig: dan pers te hij z'n lippen op elkaar, kennelijk om emoties te onderdrukken en dan volstond hij met een bitse snauw naar de over- ie dingen maakten Moshe woedend. „En dan te weten", vertelde hij ons, „dat onze bloedeigen Verenigde Na ties al meer dan twee miljard gulden hebben gestopt in deze broeinesten van terreur. Twee miljard voor de Arabische vluchtelingen, die die twee miljard alleen maar hebben opgegeten en verkwanseld aan transistor-radiootjes waarmee ze kunnen luisteren naar Radio-Cairo en Radio-Amman. Met opzet hebben de Arabische staten de meer dan een miljoen Arabische vluch telingen neergezet langs de grenzen van Israël slecht behuisd, zonder werk, maar wel met radio's voor de „arbeidsvi taminen" uit de propaganda-studio's van Nasser Elke dag galmde het door de schamele vluchtelingenkrotten tussen de programma's met marsmuziek door, dat het uur van de wraak zou komen, dat eens de dag zou aanbreken, dat de Joden in de Middellandse Zee zouden worden gedreven. In die enorme vluchtelingendorpen langs Israëls grens heeft de UNRWA twee miljard gestopt. En al zouden de vluchtelingen het willen, ze mogen er van de Arabische regeringen geen scholen voor bouwen, geen akkers voor aanleg gen. geen veestapels voor kopen. Israël heeft deze vluchtelingen mepr dan eens aangeboden hulp te verlenen bij het be vloeien van de woestijn, opdat ze konden werken en leven in voorspoed. Maar de Arabische leiders hebben dat verboden. Waar gewerkt wordt, waar overvloed is, waar kinderen kunnen worden opgevoed tot weldenkende burgers, waar „denker tjes" worden gekweekt, verdwijnt de voe dingsbodem voor de ontevredenheid en verslapt de wraak. Als de woestijn groen mmmSSmmit Fragment uit de reusachtige Menorah m >*-. <c - f s van Jeruzalem. Dit gedeelte beeldt het lijden van het Joodse volk uit. m t wordt en de akkers wachten op zaaiers en maaiers, moet het luieren met het ra diootje aan het oor ophouden. Dat heeft men in Amman, Damascus en Cairo zeer wel begrepen. Daar kon Moshe zich over opwinden, dat deed hem knarsetanden, want dikwijls vertelde hij mij met nadruk dat er alleen vrede voor Israël zal kunnen zijn als die er ook is in de landen om Israël heen. .aar vertel van ons een blij verhaal...", zei hij dan weer. Moshe was 'n blij man, zoals ik in Is raël vele blijde mensen heb gezien en ge sproken. Blij met het erfgoed. Moshe vond het zo vanzelfsprekend. Jaag een volk tweeduizend jaar van de ene hoek van de wereld naar de andere, vervolg dat volk, tracht dat volk te ver nietigen... wat denk je dat er gebeurt als je de enkele overgeblevenen een kans geeft op een eigen stukje grond? Dat kleine stukje grond nog niet zo groot als Nederland is een lusthofje ge worden in de onmetelijke Arabische woestijnen. Samen met de buren heeft Is raël de ontwikkeling van veel grotere ge bieden in de Oriënt ter hand willen ne men, om samen in 'tMidden-Oosten een machtig economisch blok te kunnen vor men. Maar de koningen, presidenten en sheiks wensten geen samenwerking, geen ontwikkeling, want in 'n ontwikkeld land vragen mensen om rechten, willen zij meepraten, hun eigen leiders kiezen... .oshe is een sabra, een in Is raël geboren Jood, een pionier die vanaf 1938 gevochten heeft voor 'n eigen Jood se staat. Moshe werd gehard in de strijd tegen Engelsen en Arabieren. Hij vertel de niet graag van en over zichzelf, maar hij wilde ons de plaatsen waar de grote dag van de Onafhankelijkheid begon te gloren, niet onthouden. Dat zijn de stran den van Israël, waar na de tweede we reldoorlog legioenen bannelingen hun ille gale schepen aan land zetten. Dat zijn de plaatsen waar nog duidelijk de sporen te zien zijn van gevechten tussen Joodse verzetsgroepen en de Engels-Arabische bezetters. Dat zijn de gevangenissen waar op de executieplaatsen nog bloedvlekken liggen en de foto's van gehangen jongens van de Haganah, de Irgoen, de Stern en de Maccabeeën van de wanden der do dencellen als 't ware nog neerzien op de valluiken. Israël heeft enkele van die vele plaat sen in ere gehouden ter nagedachtenis, om de geschiedenis van de staat Israël, die niet op 14 mei 1948 begon, maar véél eerder, aan de kinderen na te vertellen. Die kinderen, die de strijd niet hebben gekend of hooguit alleen maar 'n korte Sinai-oorlog in 1956, waarin Israël de Egyptische troepen op dezelfde wijze als deze week in enkele dagen verplet terdedie kinderen dreigen naar de me ning der oudere Israëli's te verslappen, week te worden. Tussen ouders en hun kinderen ontstaan soms conflicten over de noodzakelijkheid van dure kibboetsiem aan de grenzen. Voor ons hoeft 't niet, vertelde 'n jon ge Israëli ons eens. De kibboetsiem zijn duur, kunnen economisch niet uit, maar de ouderen zeggen, dat de kibboetsiem ook een ander doel hebben. Het zijn de eerste verdedigingslinies De recente gebeurtenissen hebben de ouderen gelijk gegeven. Moshe en alle oudere Israëli's zien in de infiltraties van Arabische guerrilla's één zij geven het toe heel schraal lichtpunt. De plaagstoten aan de gren zen waarmee de Arabieren de Joodse grensbewoners misschien denken te de moraliseren. hebben integendeel een gun stig psychologisch effect. Moshe zegt: „Ze houden ons wakker als we misschien dreigen in te slapen; ze porren ons tot waakzaamheid en inspireren ons tot nog grotere inzet bij de ontwikkeling van ons land". Moshe naamgenoot van de man die hij vereert, de vroegere generaal en nu minister Moshe Day an zaaide 't zaad. Hij wi! alleen maar oogsten en die oogst méédelen met hen die van goede wil zijn ook met de Arabieren. Zijn land wil de handreiking doen, zoals Moshe Dayan dat dezer dagen deed met de vijand in 't vroegere Jordaanse Jeruzalem. gat gewrongen, toch wil ik hem heel voorzichtig, zonder dat 'ie 't weet, nog even op 'n voetstuk zetten. Hij heeft geen geweer en hij gaat voor dag en dauw op een tractor zitten en ploegt de omstreden velden als de tijd weer daar is. Vore na vore met het zwaard van Damascus bo ven zijn hoofd, ploegt hij ons land tot er vanaf de bergen dermate geschoten wordt dat hij dekking zoeken moet. Maar als de UNO weer een „staakt het vuren" heeft bewerkstelligd, neemt hij toch de draad weer op tot hij aan het einde van de akker gekomen is. Want hij wéét, dat wanner hij het Land niet ploegt, mor gen Abdoella Ibn Ali met de ploegstok daar zal zijn. En overmorgen zijn gei ten zal sturen en over een half jaar met vrouwen en kinderen en met alle andere Abdoella's zijn onafhankelijkheid zal vieren op Dizengoff in Tel Aviv. Iedereen die leeft en werkt daar langs de verraderlijke grens, zonder er de brui aan te geven en weg te trekken, dieper het Land in, voert de strijd om op deze negentiende Onafhankelijkheidsdag ook een twintigste te doen volgen..." at is er in één week voor Israël ontzettend veel gebeurd. De ge dachten van duizenden Nederlanders al zijn ze maar even in Israël geweest gaan, nu de wapens zijn afgelegd, terug naar de mensen die zij ontmoet hebben. uizenden Nederlanders zijn de afgelopen jaren in Israël op bezoek geweest, 't Zal ze gegaan zijn zoals mij: de indruk van dit land is overweldigend, de indruk van de mensen daar is onuit wisbaar. Vóór de oorlog, die aan het be gin van deze week uitbrak, schreef ik: Wat een land, wat een volk. Wéér is er een wonder gebeurd. Enkele dagen voor het uitbreken van de oorlog las ik een brief van een jonge Joodse vrouw. Nog niets vermoedend van wat komen zou, schreef zij naar Holland over de 19e herdenking van Israëls be vrijding. Wonderlijk was het slot van haar brief, een profetie bijna. „Al is de image van de jonge Joodse held. de pionier met een geweer in de ene en een blokfluit in de andere hand tot misselijk wordens toe door ons keel /r kwellen vragen. Zou Mos he, mijn gids, nog leven? Hij. de verzets man die het illegale Joodse leger diende in de ondergrondse, zal met zijn tanden geknarst hebben toen Nasser de omsinge ling sloot. Waar zal hij nu zijn? Want één ding weet ik zeker: hij was er bij! En wat is er van Bracha geworden het Joodse meisje uit Argentinië dat ons bij Ashdod om een lift vroeg naar de kibboets waar haar broer werkte? Twee de luitenant was ze. In Argentinië had ze een goed leven, wist niets van de oorlog, niets van het lijden van het volk waartoe ze behoorde. Pas later hoorde ze er van en besloot te gaan. Een lief. zachtaardig meisje wie het uniform van het Israëli sche leger eigenlijk niet stond. Toen Mos he en ik haar vroegen waarom ze naar Israël gekomen was, keek ze wat ver wonderd. ,,'t Is mijn land toch?" Bracha nodigde ons uit op de thee in de kibboets van haar broer. Wat is er van Bracha geworden in de strijd? Wat van onze collega, de journa list Klieger, Fransman van origine en een van de jonge commandanten van het be ruchte schip „Exodus"? En hoe gaat het nu met die fijne families. Bulgaren, Roe menen, Joego-SIaven, die ik ontmoette en die me niet lieten gaan voordat ik had aangezeten aan hun dis en meegegeten had van het gemeste kalf? at is er geworden van dfo jonge Israëlische para-trooper Morde- chai, die bij zijn geboorte in Israël van zijn Poolse ouders de naam kreeg van de held van Warschaus getto? Hoe is het gegaan met het Russisch- Poolse echtpaar in de noordelijkste kib- ooets van Israël, Metullah? Samen met Moshe en deze 2 mensen, getatoueerden van Auschwitz, hebben we de tomaten bewonderd die op nog geen meter van de grens met Libanon op de kibboetsgrond gedijden. Een merkwaardige rust straal de van deze mensen in frontgebied uit. Toen ik met deze kibboetskweker over mogelijke gevaren van de andere kant sprak, glimlachte hij verzekerd nee, geen duimbreed en tot mijn geruststelling liet hij behalve zijn mooie werktuigen voor 't land de ploegscharen, de trac tor, de sproeiwerktuigen en sorteerma- chines ook de wapens zien voor hem, voor zijn vrouw. Deze twee en al die anderen wat een spirit en levenskunst. Gekwelde le vens gaven een staat gestalte, en hoe! Weldadig is het in deze tijd waarin de Arabische leiders zich in allerlei valse en laffe beweringen kronkelen het ene uur spreken over de laatste druppel bloed en zich even daarna overgeven gecon fronteerd te worden met moed. een sterk geloof, een onuitroeibare wil met het „ja" dat „ja" is en het „nee" „nee". Sjalom! wacht, lees even verder. De briefschrijfster van daarnet heeft kans gezien nog net voor de oorlogsh ande lingen een brief naar Holland te stu ren. Zij schrijft: „Ik luister naar Radio Damascus die te onzen gerieve in het Hebreeuws uitzendt. „Po Damèsèk" (hier is Damascus) zegt een onaangename, conspirerende stem. „Hier is Damascus met de nieuwsberich ten". En dan zijn er geheel gratis beledi gingen en bedreigingen aan het adres van de „zionistische regering in Tel Aviv" te beluisteren. Dan kan men van uit Damascus vernemen hoe de nieuwsle zer tezamen met al zijn Moslembroeders een heilige oorlog zal komen voeren, om „Palestina" te bevrijden van het zionis tische gespuis. De nieuwslezer zal na ge dane arbeid dan komen picknicken in on ze bossen en spelevaren op het Jam Kine- ret en geiten roosteren op onze Kumsits- plekken. Hij haalt, al nieuwslezende, de hele wereld er bij, die hem met broeders zal komen helpen in het uur der vergel ding. Barstende van partijleuzen en kunstmatige haat denkt hij onze moraal te breken. Opdat hij met broeders en de hele wereld voornoemd des te eenvoudi ger het begeerde plan ten uitvoer kan brengen en ons Erets Jisraeel zal kunnen laten dorren tot een woestijn van Me tullah tot Eilath. Maar oh, man uit Damascus, hoe dwaas ben je. Wij leven en sterven met dit Land en elk van onze soldaten veran dert in een duivel van vlees en bloed als het er om gaat ons Land te verdedigen. Want hier staan wij in ons recht, op on ze eigen, soevereine grond, en diep, heel diep zitten wij hier met wortels ver ankerd in de bodem. Jij put jouw kracht uit een partijprogramma van jouw Staatsman van vandaag. Maar wij, wij dienen geen vorsten of regeerders die vandaag bejubeld worden en morgen verguisd. Geen generaals zijn het symbool van onze eenheid. Maar al leen Hij die in Eeuwigheid Zijn volk zal behoeden, inspireert ons. En zal ons nog tot Leider zijn als de wereld jouw politie ke gril van één dag al lang heeft verge ten. HJ.I."

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9