Israel's papieren staan er nu
beter voor dan 11 jaar terug
Toen in VN
allerwegen
afkeuring
Bonanza is een ernstig
spel in Gooische hossen
Wielerwereld heeft
weer een kwestie
Goklust is niet
uit te roeien
Scholieren
filmacteur
voor VPRO
Bram KoopmansJa-knikkers
zijn niet in 't belang van de sport
Politie blijft actief, maar:
MERKWAARDIG
LEGERLEIDER
„ONHANDIG"
NARE MENTALITEIT
ETRUSKISCHE RESTEN
IN ITALIË ONTDEKT
Boos
Knelpunt
Commissie
Praten
Nog meer
Jn je hemd
Tips van vrouwen
Niet hoog
Tien procent
"JTJe snelle opmars van de Israëlische
troepen in de woestijn Sinai
roept herinneringen op aan de Israë
lische veldtocht tegen Egypte in 1956
- de oorlog om het Suezkanaal. In
militair opzicht zijn er grote overeen
komsten. Ook ditmaal, evenals in '56,
vernietigde de Israëlische luchtmacht
het grootste deel van de Egyptische
vliegtuigen, die de landstrijdkrachten
hadden moeten ondersteunen, nog
voor ze konden opstijgen. Ook deze
keer rukten de Israëlische pantser-
kol onnes zo snel op dat de Egyptena-
ren geen tijd kregen hun strijdkrach
ten te hergroeperen. Evenals in 1956
schrompelde het Egyptische verzet
binnen enkele dagen ineen.
Groter zijn de verschillen in psycho
logisch en politiek opzicht. In 1956
keerde zich de Volkerenorganisatie
vrijwel geheel tegen Israël en zijn
twee medestrijdende bondgenoten,
Frankrijk en Engeland. Ook het groot
ste deel van de wereldopinie keerde
zich tegen de aanvallers van de Arabi
sche landen. Dit had verscheidene
redenen.
OFSCHOON de arabische landen ook
in 1956 de vernietiging van Israël in
hun vaandels hadden geschreven en
Israël zich terecht in zijn bestaan
bedreigd voelde, had de aanval op
Egypte, wat Frankrijk en Engeland
betreft, een zuiver commercieel doel
de veiligstelling van hun scheepvaart
in het Suezkanaal. Zo had de actie in
1956 ook een koloniaal tintje, wat de
eventuele gerechtvaardigdheid van een
gewapende aanval van de zijde van
Israël in de ogen van de wereld op zijn
minst twijfelachtig maakte.
Bovendien namen twee grote mo
gendheden aan de strijd deel, wat de
indruk van een overval op een weer
loos arabisch land danig versterkte.
Tenslotte vernietigde het bombarde
ment op Port Said, waarbij vele bur
gerslachtoffers vielen, definitief de
mythe van een rechtvaardige oorlog.
In 1956 miste Israël ook de politieke
steun van de Verenigde Staten. De
gecombineerde Frans-Britse-Israëli-
sche actie had in Amerika grote wre
vel gewekt. Met presidentsverkiezingen
voor de d eur had de Amerikaanse
regering onder president Eisenhower
weinig op met een conflict in het
Midden-Oosten.
Ook was een Russische inmenging in
de strijd ten gunste van Egypte in het
geheel niet denkbeeldig. De koude oor
log was op een hoogtepunt gekomen.
Russische troepen hadden in Hongarije
een opstand neergeslagen, de Russische
leiderBoelganin iutte dreigende taal en
schermde alvast met enkele duizenden
„vrijwilligers".
Frankrijk en Engeland accepteerden
haastig een wapenstilstand, nadat de
Uno met 64 tegen vijf stemmen de
actie verpletterend had veroordeeld.
De Amerikaanse president Eisenhower
zond een speciale boodschap aan de
Israëlische premier David Ben-Goerion
waarin hij er bij hem dringend op
aandrong de eisen van de Uno
terugtrekking van zijn troepen uit
Egyptisch grondgebied in te willi
gen. Hij liet erop volgen dat Israël in
geval van een Russische aanval niet op
de steun van de Verenigde Staten
hoefde te rekenen.
De politieke druk was voor Israël te
sterk. Noodgedwongen stemde David
Ben-Goerion erin toe, zijn troepen
terug te trekken.
Politiek gezien liggen de kaarten
voor Israël ditmaal aanzienlijk gunsti
ger. Ofschoon de Russen deze keer al
even dreigende taal hebben gesproken
als in 1956, was de kans dat zij
daadwerkelijk ten gunste van de ara
bieren zouden ingrijpen al veel gerin
ger. Bovendien kon Israël rekenen op
de morele steun van de gehele Wester
se wereld en op krachtige diplomatieke
steun van de Verenigde Staten.
De kansen dat Israël blijvende
vruchten zal kunnen plukken van zijn
optreden tegen Egypte en Jordanië zijn
beter dan in 1956. Het ligt voor de
hand dat Israël er weinig voor zal
voelen zijn troepen van de Golf van
Akaba terug te trekken zonder water
dichte garanties dat deze vaarroute
niet opnieuw door Egypte zal worden
afgesloten. De plechtige overeenkomst
waarmee tien jaar geleden de Golf van
Akaba tot internationale waterweg
werd verklaard bleek in de praktijk
niet erg doeltreffend.
ISRAëL zal ditmaal betere garanties
wensen en ongetwijfeld de winst op
eisen van zijn doeltreffende militaire
actie tegen Egypte en Jordanië. Het
lijkt niet waarschijnlijk dat Israël het
blijvende bezit van de Sinai zal na
streven en de bezetting van het weste
lijke deel van Jordanië tot aan de
oevers van de Jordaan. Het bezette
gebied is een troefkaart in het spel
dat moet volgen nu aan de eerste
voorwaarde stopzetting van de vij
andelijkheden is voldaan.
Zo zal Israël in de eerste plaats prijs
stellen op het bezit van Jeruzalem, dat
voor de joodse staat een onschatbare
historische waarde heeft. Ook de
strook van Gaza zal Israël niet dan na
harde onderhandelingen opgeven. Het
bezit van Sjarm el Sjeik aan de Straat
van Tiran zal Israël betere garanties
geven voor de vrije doorvaart in de
Golf van Akaba dan plechtige verkla
ringen. Ook op dit punt zal Israël niet
gemakkelijk toegeven.
Israël bezit flinke troeven voor het
diplomatieke kaartspel aan de onder
handelingstafel. Maar eerst zullen de
arabische landen in een of andere
vorm hun militaire nederlaag moeten
toegeven. Er zijn nog heel wat moei
lijkheden te overwinnen voordat Israël
de buit van zijn militaire overwinnin
gen zal kunnen binnenhalen.
QU AN ET RA JORDANIË-Een I een colonne gepantserde voertuigen, .nir: een bordje met als tekst ,,Arabi-
Israëlische soldaat rijdt ezeltje naast Voor zich houdt hij zijn oorlogssouve-1 sche eenheid tegen elke prijs".
Huizen „Niet fluiten" schreeuwt
regisseur Ruud van Hemert door het
Gooisch natuurreservaat. Hij staat op
een weggetje naast een bos. Aan de an
dere kant ligt „de kuil van meneer
Kort", een klein dal, zwaar begroeid
met struiken. Op een open plek zitten
een meisje en een jongen. Zij floten.
Boven op het weggetje staan naast
Van Hemert een filmcameraman op een
hoop stenen; cameraman op een kistje;
geluidsman op zijn hurken. Een jongen
op een stevig fjordpaardje wacht op
een teken om op hol te slaan. „Klaaarr
JA"
Zij spelen Bonanza. Het is een
ernstig spel. Van Hemert vloekt ten
minste als een straaljager de natuur
lijke stilte breekt. Dankzij de lucht
macht moet het worden overgedaan,
vaak. Vorige week woensdag zijn zij
begonnen met de opnamen: vierkoppig
professioneel team van de VPRO en
drie scholieren, amateur-filmsterren in
„Een beetje Bonanza".
Het wordt een kinderprogramma a la
de VPRO. Dat wil zeggen: een film van
het duo Gied Jaspars/Ruud van He
mert, respectievelijk 27 en 28 jaar
jong, bezeten van film (samen op de
Filmakademie) en bezeten van films
met en voor kinderen. Hun laatst
(her)uitgezonden produktie was de mi
ni-musical „Bah september"; op hun
namen staan ook films als „Sieto
tussen kunst en koren", „Snoeken",
„Heya Martijn", „Pepijn op wieltjes".
„Een beetje Bonanza" wordt in sep
tember uitgezonden en heeft dan een
lengte van een half uur. Werk van
maanden. In tegenstelling tot bijvoor
beeld de produktie van een tv-spel in
drie/vier dagen is dat indrukwekkend
en merkwaardig. Gied Jaspars, schrij
ver en voorbereider van „Bonanza"
geeft een verklaring:
„Dit is een oneindig soort werk. We
hebben 21 opname-dagen gepland,
maar het zullen er wel meer worden.
Het is fijn om te doen, al is het alleen
omdat niemand anders het doet. Je
weet hoe er met „kinderprogramma's"
wordt omgesprongen in Hilversum. Wij
zijn daar tegen. Het maken van deze
programma's, waar heus niet alleen
kinderen naar kijken, is volwassen
werk, geen gekneuter, dat gebeurt al te
veel".
Hij poneert twee stellingen, die zij
het belangrijkst vinden.
1. Iedere regisseur, ook voor kinder
programma's, moet zich realiseren,
dat hij voor drie a vier miljoen kij
kers werkt ,dat is een grote verant
woordelijkheid.
Joke Cecilia van Os), een van de
drie hoofdrolspelers. Het verhaal
-zonder fictie draait om haarde
vrouw.
O
2. Wij zien niet in waarom kinderpro
gramma's slordiger moeten worden
gemaakt, alleen omdat ze niet in de
tv-kritieken worden behandeld.
TJUUD VAN HEMERT heeft in april
en mei uit meer dan vierhonderd
scholieren in Hilversum en orntreken
de drie hoofdrolspelers geselecteerd.
Twee jongens en een meisje. Zy hebben
drie weken vry van school gekregen en
toestemming van hun ouders en de Ar
beidsinspectie weer ervan. „Heel inge
wikkeld allemaal", zegt scriptgirl Henny
Spyker. „Ruud heeft ze allemaal ge
test, drie bij drie, tot ze er uit kwamen."
Maar nu spelen ze. De hele maand,
bijna iedere (werk)dag. Meter voor
meter wordt het verhaaltje opgenomen.
Gedeeltelijk in „de kuil van meneer
Kort" en verder met figuranten
op de manege van de Hilversumse
ponyclub, ofwel bij „Tante Roos". Het
zijn namen, die zo in het draaiboek
zouden kunnen passen.
Het verhaal is eenvoudig. Behalve
twee paarden (Ajax en Vitesse) komt
er alleen fantasie aan te pas. Cecilia
van Os (12) speelt Joke Pfenninger.
Haar vriendje is Dick Schalkwijk (12),
die in de film Frank heet. De derde
figuur is Ruud Hensel (14), in de film
Charles Post. De twee jongens zijn
rivalen met als inzet Joke. Er gebeurt
heel veel en eigenlijk niets. Een spel,
met wat woest geknok en rennende
paarden, dat eindigt in een vredig,
gezamenlijk kijken naar de echte Bo
nanza op teevee.
RUUD VAN HEMERT regeert de op
namen als een legerleider. Hij brult
zijn orders door een megafoon; er is
geen tijd voor geintjes. Hij wordt
gauw kwaad. Cecilia en Ruud zeggen:
„Hij is niet mis, geen gemakkelijke".
Cowboy Frank (Dick Schalkwijk
actieve man in ,,Een beetje Bonan
za". Hij zegt protesterend: ,,Als ik
's avonds thuiskom ben ik erg moe,
maar dan moet ik toch nog de afwas
doen".
Van Hemert zelf, in een korte pauze
voor een slok bier, zegt: ,,'t Is natuur
lijk niet gemakkelijk om met kinderen
te werken. Je moet ze eerst bijbrengen
dat ze zichzelf moeten blijven voor de
camera. Dan pas kun je beginnen hun
karakter te richten naar het scenario".
Hij heeft het drietal uitvoerig ge
traind voor met de opnamen werd
begonnen en dat heeft resultaat gehad.
De sterren stellen zich niet aan. Het
zijn enthousiaste werkertjes.
„Filmen is in televisie gewoon on
handig", vindt Van .Hemert, „daarom
wordt het zo weinig gedaan. Eigenlijk
is het onmogelijk. We zijn nog geen
week bezig en nu ben ik al twee dagen
achter op het schema. Door de wind of
door de zon, die er niet zijn als je ze
hebben wilt en door die verrekte
vliegtuigen".
Maar hij is een perfectionist, zegt
Jaspars. Ruud van Hemert zou in een
studio niet kunnen werken, omdat daar
duizenden factoren spelen, die een
regisseur niet in de hand heeft. „Op
deze manier heb je dat wel", zegt hij.
„Ik ben een uitkiener en dat kan in
film; met een tv-camera kan het niet".
Het duo gelooft onvoorwaardelijk in
het goede kinderprogramma voor de
televisie. Ze zijn nog niet zo lang
bezig; ze zijn van plan lang door te
gaan. Ze maken drie „goedkope din
gen" (maar dat hoeft niet slecht te
zijn) om een speelfilm te kunnen doen,
vanwege de financiën. Ze vinden het
„ontzettend belangrijk" en hebben er
veel plezier in.
Gied Jaspars: „Het lukt aardig. We
winnen op den duur van die nare
mentaliteit: „Het is maar een kinder
programma". Bij de VPRO hebben we
de allerideaalste omstandigheden, die
er bestaan. Ton Hasebos is dè man'bij
de tv die goeie kinderprogramma's
entameert. Als hij er niet was waren
wij nergens. We krijgen volkomen vrij
spel van de VPRO"
„We willen gewoon en dat klinkt
er hoogmoedig zulke goeie pro
gramma's maken, dat ze op een gege
ven moment zullen zeggen: Dat zijn
onze beste regisseurs. Op wat voor
gebied dan ook".
ROME Bij graafwerkzaamheden in
de Zuidtoscaanse stad Ciusi zijn dezer
dagen machtige muurresten te voor
schijn gekomen. Zij zijn door archeolo
gen geïdentificeerd als delen van de
ringmuur van het Etruskische Clusium,
waarvan tot dusver nog niets gevonden
was.
Het bijna 50 m lange muurrestant
stamt vermoedelijk uit de 15e eeuw
voor Christus.
In Ciusi zijn reeds Etruskische gra
ven met een rijke inhoud ontdekt.
AMSTERDAM Terwijl een draaiorgel in zonnig Amsterdam vrolijk speelt
in de buurt van het genoeglijke café De Zwarte Schapen legt koffiedrinkende
Bram Koopmans (51) somber de fundamenten bloot van zijn privé-oorlog
tegen de ja-knikkers. Hij als organisator en leider een prominente persoon
lijkheid in de wielerwereld heeft zich na „de zoveelste teleurstelling" voor
genomen „er maar helemaal mee te stoppen. De heren van hoofdbestuur en
sport commissie hebben onvoldoende kennis van zaken. Ze zijn niet op de
hoogte van organisatorische moeilijkheden, ze weten niet wat er leeft onder
de renners."
Bram Koopmans „ronde Am
sterdammer" in verschijning en
woordkeus heeft zijn oorlogs
verklaring via de televisie afge
legd. Verraste kijkers kwamen
toen oog in oog met Koopmans,
die in het beeld verschijnend
als een correcte dagsluiter in
dit programma met grote kijk
dichtheid een niets verbloemende
monoloog van 47« minuut hield.
Hij verweet de heren-officials
een schrijnend gebrek aan be
langstelling voor het grote wie-
lerwerk en memoreerde keihard
dat de heer Van Ballegoyen de
Jong (voorzitter van de zeer
machtige sportcommissie) wegens
verandering van werkkring welis
waar voorlopig geen tijd heeft
voor de wielrenners, „maar als
de jongens naar Mexico gaan
staan dergelijke figuren wel voor
aan".
Koopmans, geprezen door enke
le bewonderaars „omdat hij het de
heren eens even goed had ge
zegd", rechtvaardigt zich in De
Zwarte Schapen: „Zeg nou zelf,
ik had toch gelijk? Waarom mag
zoiets nu niet worden gezegd?"
In zo'n opmerking proeft dege
ne die Koopmans wat beter kent
het grote knelpunt. Hij zegt de
dingen weieens wat erg hard,
waarmee hij zichzelf zelden een
goede dienst bewijst. Onmisken
bare kwaliteiten namelijk worden
dan gemakkelijk over het hoofd
gezien in de wielerwereld, waar
prestigekwesties bij vlagen aan de
orde van de dag zijn. „Al ben ik
nog zo kwaad, een uurtje later
ben ik alles weer vergeten", zegt
hij. En ook: „Ik geef toe dat ik
niet makkelijk ben, maar in de
vijf jaar dat ik voorzitter ben van
Olympia heb ik nog nooit ruzie
gehad met mijn tien medebe
stuursleden".
Tegen deze achtergrond spelen
de gebeurtenissen binnen de
KNWU, die Bram Koopmans ten
slotte hebben gebracht tot zijn
voornemen „eruit te stappen".
Hij vertelt: „In het najaar van
1966 zei penningmeester van Hen
gel van de KNWU tegen me: Ik
zou u graag voorstellen als lid
van de sportcommissie. Dat ge
beurde nadat ik had gezegd dat
naar mijn idee Westerneng (lid
van Olympia, intussen benoemd
in de sportcommissie) niet op
zijn plaats zou zijn in de sport
commissie. Hij heeft veel kwali
teiten, maar een wielervakman is
hij niet. Goed, ik ben niet ijdel,
maar ik schaam me er niet voor
te zeggen dat ik erg blij was met
het aanbod. Ik vond het een blijk
van waardering voor al het werk
dat ik heb gedaan voor de wieler
sport.
Maar veertien dagen later belt
Van Hengel mij op en zegt: me
neer Van Ballegoyen de Jong ziet
jou liever in de commissie die de
wereldkampioenschappen voorbe
reidt. Nou, dat komt mooi uit,
zei ik, want sportcommissielid
Rörster zit ook in die commissie.
Maar nee, dat was opeens niet te
combineren.
Tenslotte zei Van Hengel dat
Van Ballegoyen de Jong mij lie
ver niet in de sportcommissie
zag. Hij zou bang zijn ruzie met
mij te krijgen. Nou ja, dat vond
ik gewoon beledigend. Ik had er
geen woorden voor. Ik voelde mij
ongewenst in de wielersport. Dat
heb ik ook gezegd en toen kwam
er een voorstel om eens aan ta
fel te gaan zitten, met allerlei
mensen.
Dat hebben we gedaan, in Was
senaar. Dokter Van Dijk (voor
zitter KNWU) en Van Ballegoyen
de Jong waren er ook bij. Drie
uur hebben we zitten praten,
maar we zijn er niets mee opge
schoten. Op een gegeven moment
zei ik: voorzitter ik heb het zil
veren wiel (onderscheiding van de
KNWU) bij me, maar dat zou ik
graag willen teruggeven. Ik ben
diep teleurgesteld.
Ik heb toen bedankt voor de
voorbereidingscommissie wereld
kampioenschappen en zo zijn we
uit elkaar gegaan."
In een niet onaardige poging
tot verduidelijking vult hij aan:
„Ik krijg met niemand ruzie die
zijn taak goed verricht. Maar ik
acht het in het belang van de wie
lersport noodzakelijk dat er
krachtig wordt opgetreden, dat de
reglementen die niet voor niets
zijn gemaakt goed worden gehan
teerd. Ik begrijp heus wel dat de
heren liever te maken hebben
met ja-knikkers, maar is dat in
het belang van de wielersport?"
Koopmans signaleerde
e-incident nof meer
na het
sportcommissie-
voorvallen, die zijn licht ontvlam
bare gemoed prikkelden. Met de
hand op de reglementen kan hij
zijn gelijk bewijzen. Dit jaar wei
gerden de organisatoren van de
Ronde van Noord-Holland hem
fel? frknw 4* ÏWWU
wedstrijdleider, omdat hij vorig
jaar ernstig bezwaar had ge
maakt tegen een meerijdende as
sistent, die in strijd met het
reglement zijn dochter op de ba
gagedrager wenste mee te voe
ren. In de uiterst amateuristisch
opgezette Ronde van Zuid-Holland
werd hij ten onrechte min of meer
aansprakelijk gesteld voor een
massale valpartij. Hij eiste van
de sportcommissie dat zij een
communiqué zou uitgeven waar
uit zijn onschuld moest blijken.
„Dat heeft de sportcommissie
niet gedaan, waardoor zij mij
voor de zoveelste keer in mijn
hemd zette". Deze week kreeg
hij te horen dat hij toch niet als
waarnemer naar de Tour zou
worden gestuurd.
Bram Koopmans brengt derge
lijke voorvallen samen onder één
noemer: „Ze hebben totaal geen
belangstelling voor hetgeen je al
lemaal doet. Neem Olympia's
Toer, waarin ik al veertien keer
wedstrijdleider ben geweest. Zel
den of nooit zie je iemand van
hoofdbestuur of sportcommissie
interesse tonen, terwijl de heren
wel gauw klaar staan om je een
schop te geven. Ja, er staat wei
eens iemand langs de kant te kij
ken, maar dat weiger ik te be
schouwen als echt meeleven.
Zo'n Tour wordt in geen enkel
ander land door een vereniging
georganiseerd. Overal doen de na
tionale bonden dergelijk werk.
Goed, wij doen het met Olympia.
En nu heb ik helemaal geen be
hoefte aan schouderklopjes, maar
als je geen enkel blijk van be
langstelling krijgt en als je intus
sen wel steeds in je hemd wordt
gezet vraag je jezelf toch zo lang
zamerhand wel af: Waarvoor doe
ik dit allemaal?"
Vorige week vernam Bram
Koopmans dat hij niet als waar
nemer namens de Koninklijke Ne
derlandse Wielren Unie (KNWU)
naar de Ronde van Frankrijk zou
gaan. Hij had nadat hij was
gepolst en in principe „ja" had
gezegd terecht bezwaar ge
maakt tegen combinatie van deze
controlerende functie met een
taak als chauffeur in de wagen
van ploegleider Wout Wagtmans.
De KNWU echter liet het vervol
gens afweten. Koopmans incas
seerde „de zoveelste teleurstel
ling". Een reeks van dergelijke
minder prettige ervaringen heb
ben hem tot de ernstige overwe
ging gebracht zijn activiteiten in
de wielersport te staken. Te vaak
hebben de niet altijd even vak
kundige bestuurders Koopmans,
die kan wijzen op vele daden die
hij stelde tot zichtbaar voordeel
van de wielersport, in de wielen
gereden.
Als hij inderdaad definitief be
sluit de wielersport de rug toe te
keren verliest de KNWU een van
de weinige vakkundige officials,
die het wielrennen in de praktijk
door en door leerde kennen.
Bram Koopmans was zelf wiel
renner van 1934 tot 1947. Sinds
1942 vervult hij functies in aller
lei commissies. Veertien keer
verrichtte hi* het enerverende
werk als wedstrijdleider in Olym
pia's Toer. Sinds 1962 is hij voor
zitter van het Amsterdamse
Olympia 630 leden), de oudste en
grootste wielerclub in ons land.
DEN HAAG Enkele malen per
jaar doet de Haagse politie een
inval in een speelhol. In één keer wor
den dan tientallen gokkers in de kraag
gevat en wordt de veelal zeer dure
roulette-apparat uur in beslag geno
men.
Hoofdinspecteur G. Eibers schat het
aantal gokkers in Den Haag op con
stant enige duizenden. Hij heeft in de
vier jaar dat hij de afdeling bijzonde
re wetten van de Haagse politie leidt,
de zekerheid gekregen dat goklust niet
is uit te roeien.
„De meeste Nederlanders zien rou
lettespel, kaartspelen om geld en de
illegale verkoop van biljetten van de
Duitse Lotto niet als een ernstige over
treding van de wet. Bovendien is deel
nemen aan de Lotto geen overtreding".
„Vrijwel geen mens neemt de moei
te de politie te vertellen dat in zijn
straat wordt gegokt. Zo lang hij zijn
auto maar voor zijn eigen huisdeur
kwijt kan en de goklustigen geen la
waai maken, zal het hem een zorg zijn
waar zijn stadgenoten hun geld laten",
zegt hoofdinspecteur Eibers.
Hij bestrijdt de gedachte dat de po
litie te weinig invallen zou doen, ja
zelfs oogluikend zou toelaten dat in Den
Haag in sommige cafés de kaarten om
geld worden gehanteerd en in sommi
ge huizen de roulette ratelt.
„Voordat de politie kan ingrijpen,
moet ze zeker weten dat zij resultaat
zal boeken", legt hij uit. „Onze tips
krijgen wij meestal van de vrouwen
van de gokkers, omdat zij geen of te
weinig huishoudgeld krijgen. Anonieme
brieven, waarin uitgebreid wordt om
schreven waar wordt gegokt, zijn geen
uitzondering", vertelt hij.
„Het kost weken posten en opletten
voor een verdacht huis. Dat was zo
toen we ingrepen op de Koningin Em-
makade, nu twee maanden geleden, en
in de Breukelensestraat. Op het laatste
adres was het rollen van het roulette
balletje, in de achterkamer van een
stomerijtje, bij goed luisteren aan de
voordeur te horen. Ik ben ervan over
tuigd dat de buren op de hoogte wa
ren", zegt hij, geamuseerd bij de ge
dachte aan de zorgeloosheid van de
rouletteliefhebbers.
Het is bekend dat sommige kanton
rechters in de strafmaat bijzonder
soepel zijn. „De gokkers van de Breu
kelensestraat kregen honderd gulden
boete of twintig dagen zitten. Dat is
voor veel mensen een gemakkelijk te
betalen bedrag. De bankhouder en de
man die zijn huis beschikbaar stelt,
krijgen tezijnertijd natuurlijk meer.
Zij plegen een misdrijf; de deelnemers
kan niet neer te laste worden gelegd
dan overtreding van de Wet op de
kansspelen".
„De inzetten in zo'n gesloten huis
%*im haag. Tus&ui «Ja *iif an tifin
gulden meestal. Dat kan natuurlijk
aardig oplopen, maar met vijftig gul
den verlies op een avond is het toch
wel bekeken. Den Haag heeft een
groot aantal uit Indonesië afkomstige
mensen, waar het spelen om geld nor
maal is. Daarom is het percentage bui
tenlanders bij het roulettespel ook zo
hoog".
Veel meer gevaar ziet de hoofd
inspecteur in het kaartspel in cafés
of in daarachter gelegen woonkamers.
„Daar gaat het om duizenden guldens
in enkele uren".
De Algemene politie-verordening
verbiedt het kaart- of enig ander spel
om geld in een openbare gelegenheid.
Dat er om geld wordt gespeeld is ech
ter uiterst moeilijk te bewijzen".
„Zo gauw we een ernstig vermoe
den hebben krijgt de caféhouder een
waarschuwing. We hebben voldoende
machtsmiddelen om de man onder
druk te zetten. Het intrekken van zijn
muziekvergunning en het vervroegen
van zijn sluitingsuur zijn er maar twee
van".
Hoofdinspecteur Eibers weet dat er
ook wordt gewed om geld op een wijze
die niet aan te pakken is. „Als twee
mensen op een regendag in een café
wedden welke regendruppel het eerst
beneden is of welk merk auto de straat
in zal rijden, is er voor ons geen enke
le mogelijkheid in te grijpen. Dat is
een kwestie van persoonlijke vrijheid".
„Dat geldt ook voor de man die
vorig jaar in Wassenaar met ruim
zes ton aan bankbiljetten werd aan
gehouden. De man stond bekend als
een notore gokker. Die zes ton is
zijn werkkapitaal. De ene nacht ver
liest hij twintig mille en een volgen
de avond verdient hij misschien het
dubbele terug".
Een heel andere mening heeft een
in Den Haag bekende caféhouder met
een nauwelijks onderdrukte goklust.
Op geroutineerd^ toon vertelt hij van
het dobbelspel seven of eleven, dat in
enkele minuten winst of verlies be
paalt. Het zogenaamde bankie trekken
boeit de liefhebbers van het kaartspel
bijzonder.
„In noodlijdende cafés hier in Den
Haag zijn die spelletjes schering en
inslag. De caféhouder krijgt tien pro
cent van de winst en dat loopt aar
dig op", vertelt hij. „In cafés dik
wijls na sluitingstijd, worden tiendui
zenden guldens vergokt. De politie is
echter op de hoogte", weet hij als ze
ker te melden.
De deelnemers: souteneurs, die als
autohandelaar staan ingeschreven, een
zame zakenlieden en „bollenboeren"
met de lust in de grote stad fors uit
„Vals spel komt zelden voor", zegt de
spraakzame caféhouder. „Dat kan ook
niet, want als zoiets uitlekt, is de zaak
kapot".
Hij vindt dat het gokken zou moe
ten worden toegestaan. „Nu gaat veel
Nederlands geld naar Knokke of via
de Lotto naar Duitsland. Dat kan even
goed in Schavaningan blijven".