Israel's papieren staan er nu beter voor dan 11 jaar terug Toen in VN allerwegen afkeuring Bonanza is een ernstig spel in Gooische hossen Wielerwereld heeft weer een kwestie Goklust is niet uit te roeien Scholieren filmacteur voor VPRO Bram KoopmansJa-knikkers zijn niet in 't belang van de sport Politie blijft actief, maar: MERKWAARDIG LEGERLEIDER „ONHANDIG" NARE MENTALITEIT ETRUSKISCHE RESTEN IN ITALIË ONTDEKT Boos Knelpunt Commissie Praten Nog meer Jn je hemd Tips van vrouwen Niet hoog Tien procent "JTJe snelle opmars van de Israëlische troepen in de woestijn Sinai roept herinneringen op aan de Israë lische veldtocht tegen Egypte in 1956 - de oorlog om het Suezkanaal. In militair opzicht zijn er grote overeen komsten. Ook ditmaal, evenals in '56, vernietigde de Israëlische luchtmacht het grootste deel van de Egyptische vliegtuigen, die de landstrijdkrachten hadden moeten ondersteunen, nog voor ze konden opstijgen. Ook deze keer rukten de Israëlische pantser- kol onnes zo snel op dat de Egyptena- ren geen tijd kregen hun strijdkrach ten te hergroeperen. Evenals in 1956 schrompelde het Egyptische verzet binnen enkele dagen ineen. Groter zijn de verschillen in psycho logisch en politiek opzicht. In 1956 keerde zich de Volkerenorganisatie vrijwel geheel tegen Israël en zijn twee medestrijdende bondgenoten, Frankrijk en Engeland. Ook het groot ste deel van de wereldopinie keerde zich tegen de aanvallers van de Arabi sche landen. Dit had verscheidene redenen. OFSCHOON de arabische landen ook in 1956 de vernietiging van Israël in hun vaandels hadden geschreven en Israël zich terecht in zijn bestaan bedreigd voelde, had de aanval op Egypte, wat Frankrijk en Engeland betreft, een zuiver commercieel doel de veiligstelling van hun scheepvaart in het Suezkanaal. Zo had de actie in 1956 ook een koloniaal tintje, wat de eventuele gerechtvaardigdheid van een gewapende aanval van de zijde van Israël in de ogen van de wereld op zijn minst twijfelachtig maakte. Bovendien namen twee grote mo gendheden aan de strijd deel, wat de indruk van een overval op een weer loos arabisch land danig versterkte. Tenslotte vernietigde het bombarde ment op Port Said, waarbij vele bur gerslachtoffers vielen, definitief de mythe van een rechtvaardige oorlog. In 1956 miste Israël ook de politieke steun van de Verenigde Staten. De gecombineerde Frans-Britse-Israëli- sche actie had in Amerika grote wre vel gewekt. Met presidentsverkiezingen voor de d eur had de Amerikaanse regering onder president Eisenhower weinig op met een conflict in het Midden-Oosten. Ook was een Russische inmenging in de strijd ten gunste van Egypte in het geheel niet denkbeeldig. De koude oor log was op een hoogtepunt gekomen. Russische troepen hadden in Hongarije een opstand neergeslagen, de Russische leiderBoelganin iutte dreigende taal en schermde alvast met enkele duizenden „vrijwilligers". Frankrijk en Engeland accepteerden haastig een wapenstilstand, nadat de Uno met 64 tegen vijf stemmen de actie verpletterend had veroordeeld. De Amerikaanse president Eisenhower zond een speciale boodschap aan de Israëlische premier David Ben-Goerion waarin hij er bij hem dringend op aandrong de eisen van de Uno terugtrekking van zijn troepen uit Egyptisch grondgebied in te willi gen. Hij liet erop volgen dat Israël in geval van een Russische aanval niet op de steun van de Verenigde Staten hoefde te rekenen. De politieke druk was voor Israël te sterk. Noodgedwongen stemde David Ben-Goerion erin toe, zijn troepen terug te trekken. Politiek gezien liggen de kaarten voor Israël ditmaal aanzienlijk gunsti ger. Ofschoon de Russen deze keer al even dreigende taal hebben gesproken als in 1956, was de kans dat zij daadwerkelijk ten gunste van de ara bieren zouden ingrijpen al veel gerin ger. Bovendien kon Israël rekenen op de morele steun van de gehele Wester se wereld en op krachtige diplomatieke steun van de Verenigde Staten. De kansen dat Israël blijvende vruchten zal kunnen plukken van zijn optreden tegen Egypte en Jordanië zijn beter dan in 1956. Het ligt voor de hand dat Israël er weinig voor zal voelen zijn troepen van de Golf van Akaba terug te trekken zonder water dichte garanties dat deze vaarroute niet opnieuw door Egypte zal worden afgesloten. De plechtige overeenkomst waarmee tien jaar geleden de Golf van Akaba tot internationale waterweg werd verklaard bleek in de praktijk niet erg doeltreffend. ISRAëL zal ditmaal betere garanties wensen en ongetwijfeld de winst op eisen van zijn doeltreffende militaire actie tegen Egypte en Jordanië. Het lijkt niet waarschijnlijk dat Israël het blijvende bezit van de Sinai zal na streven en de bezetting van het weste lijke deel van Jordanië tot aan de oevers van de Jordaan. Het bezette gebied is een troefkaart in het spel dat moet volgen nu aan de eerste voorwaarde stopzetting van de vij andelijkheden is voldaan. Zo zal Israël in de eerste plaats prijs stellen op het bezit van Jeruzalem, dat voor de joodse staat een onschatbare historische waarde heeft. Ook de strook van Gaza zal Israël niet dan na harde onderhandelingen opgeven. Het bezit van Sjarm el Sjeik aan de Straat van Tiran zal Israël betere garanties geven voor de vrije doorvaart in de Golf van Akaba dan plechtige verkla ringen. Ook op dit punt zal Israël niet gemakkelijk toegeven. Israël bezit flinke troeven voor het diplomatieke kaartspel aan de onder handelingstafel. Maar eerst zullen de arabische landen in een of andere vorm hun militaire nederlaag moeten toegeven. Er zijn nog heel wat moei lijkheden te overwinnen voordat Israël de buit van zijn militaire overwinnin gen zal kunnen binnenhalen. QU AN ET RA JORDANIË-Een I een colonne gepantserde voertuigen, .nir: een bordje met als tekst ,,Arabi- Israëlische soldaat rijdt ezeltje naast Voor zich houdt hij zijn oorlogssouve-1 sche eenheid tegen elke prijs". Huizen „Niet fluiten" schreeuwt regisseur Ruud van Hemert door het Gooisch natuurreservaat. Hij staat op een weggetje naast een bos. Aan de an dere kant ligt „de kuil van meneer Kort", een klein dal, zwaar begroeid met struiken. Op een open plek zitten een meisje en een jongen. Zij floten. Boven op het weggetje staan naast Van Hemert een filmcameraman op een hoop stenen; cameraman op een kistje; geluidsman op zijn hurken. Een jongen op een stevig fjordpaardje wacht op een teken om op hol te slaan. „Klaaarr JA" Zij spelen Bonanza. Het is een ernstig spel. Van Hemert vloekt ten minste als een straaljager de natuur lijke stilte breekt. Dankzij de lucht macht moet het worden overgedaan, vaak. Vorige week woensdag zijn zij begonnen met de opnamen: vierkoppig professioneel team van de VPRO en drie scholieren, amateur-filmsterren in „Een beetje Bonanza". Het wordt een kinderprogramma a la de VPRO. Dat wil zeggen: een film van het duo Gied Jaspars/Ruud van He mert, respectievelijk 27 en 28 jaar jong, bezeten van film (samen op de Filmakademie) en bezeten van films met en voor kinderen. Hun laatst (her)uitgezonden produktie was de mi ni-musical „Bah september"; op hun namen staan ook films als „Sieto tussen kunst en koren", „Snoeken", „Heya Martijn", „Pepijn op wieltjes". „Een beetje Bonanza" wordt in sep tember uitgezonden en heeft dan een lengte van een half uur. Werk van maanden. In tegenstelling tot bijvoor beeld de produktie van een tv-spel in drie/vier dagen is dat indrukwekkend en merkwaardig. Gied Jaspars, schrij ver en voorbereider van „Bonanza" geeft een verklaring: „Dit is een oneindig soort werk. We hebben 21 opname-dagen gepland, maar het zullen er wel meer worden. Het is fijn om te doen, al is het alleen omdat niemand anders het doet. Je weet hoe er met „kinderprogramma's" wordt omgesprongen in Hilversum. Wij zijn daar tegen. Het maken van deze programma's, waar heus niet alleen kinderen naar kijken, is volwassen werk, geen gekneuter, dat gebeurt al te veel". Hij poneert twee stellingen, die zij het belangrijkst vinden. 1. Iedere regisseur, ook voor kinder programma's, moet zich realiseren, dat hij voor drie a vier miljoen kij kers werkt ,dat is een grote verant woordelijkheid. Joke Cecilia van Os), een van de drie hoofdrolspelers. Het verhaal -zonder fictie draait om haarde vrouw. O 2. Wij zien niet in waarom kinderpro gramma's slordiger moeten worden gemaakt, alleen omdat ze niet in de tv-kritieken worden behandeld. TJUUD VAN HEMERT heeft in april en mei uit meer dan vierhonderd scholieren in Hilversum en orntreken de drie hoofdrolspelers geselecteerd. Twee jongens en een meisje. Zy hebben drie weken vry van school gekregen en toestemming van hun ouders en de Ar beidsinspectie weer ervan. „Heel inge wikkeld allemaal", zegt scriptgirl Henny Spyker. „Ruud heeft ze allemaal ge test, drie bij drie, tot ze er uit kwamen." Maar nu spelen ze. De hele maand, bijna iedere (werk)dag. Meter voor meter wordt het verhaaltje opgenomen. Gedeeltelijk in „de kuil van meneer Kort" en verder met figuranten op de manege van de Hilversumse ponyclub, ofwel bij „Tante Roos". Het zijn namen, die zo in het draaiboek zouden kunnen passen. Het verhaal is eenvoudig. Behalve twee paarden (Ajax en Vitesse) komt er alleen fantasie aan te pas. Cecilia van Os (12) speelt Joke Pfenninger. Haar vriendje is Dick Schalkwijk (12), die in de film Frank heet. De derde figuur is Ruud Hensel (14), in de film Charles Post. De twee jongens zijn rivalen met als inzet Joke. Er gebeurt heel veel en eigenlijk niets. Een spel, met wat woest geknok en rennende paarden, dat eindigt in een vredig, gezamenlijk kijken naar de echte Bo nanza op teevee. RUUD VAN HEMERT regeert de op namen als een legerleider. Hij brult zijn orders door een megafoon; er is geen tijd voor geintjes. Hij wordt gauw kwaad. Cecilia en Ruud zeggen: „Hij is niet mis, geen gemakkelijke". Cowboy Frank (Dick Schalkwijk actieve man in ,,Een beetje Bonan za". Hij zegt protesterend: ,,Als ik 's avonds thuiskom ben ik erg moe, maar dan moet ik toch nog de afwas doen". Van Hemert zelf, in een korte pauze voor een slok bier, zegt: ,,'t Is natuur lijk niet gemakkelijk om met kinderen te werken. Je moet ze eerst bijbrengen dat ze zichzelf moeten blijven voor de camera. Dan pas kun je beginnen hun karakter te richten naar het scenario". Hij heeft het drietal uitvoerig ge traind voor met de opnamen werd begonnen en dat heeft resultaat gehad. De sterren stellen zich niet aan. Het zijn enthousiaste werkertjes. „Filmen is in televisie gewoon on handig", vindt Van .Hemert, „daarom wordt het zo weinig gedaan. Eigenlijk is het onmogelijk. We zijn nog geen week bezig en nu ben ik al twee dagen achter op het schema. Door de wind of door de zon, die er niet zijn als je ze hebben wilt en door die verrekte vliegtuigen". Maar hij is een perfectionist, zegt Jaspars. Ruud van Hemert zou in een studio niet kunnen werken, omdat daar duizenden factoren spelen, die een regisseur niet in de hand heeft. „Op deze manier heb je dat wel", zegt hij. „Ik ben een uitkiener en dat kan in film; met een tv-camera kan het niet". Het duo gelooft onvoorwaardelijk in het goede kinderprogramma voor de televisie. Ze zijn nog niet zo lang bezig; ze zijn van plan lang door te gaan. Ze maken drie „goedkope din gen" (maar dat hoeft niet slecht te zijn) om een speelfilm te kunnen doen, vanwege de financiën. Ze vinden het „ontzettend belangrijk" en hebben er veel plezier in. Gied Jaspars: „Het lukt aardig. We winnen op den duur van die nare mentaliteit: „Het is maar een kinder programma". Bij de VPRO hebben we de allerideaalste omstandigheden, die er bestaan. Ton Hasebos is dè man'bij de tv die goeie kinderprogramma's entameert. Als hij er niet was waren wij nergens. We krijgen volkomen vrij spel van de VPRO" „We willen gewoon en dat klinkt er hoogmoedig zulke goeie pro gramma's maken, dat ze op een gege ven moment zullen zeggen: Dat zijn onze beste regisseurs. Op wat voor gebied dan ook". ROME Bij graafwerkzaamheden in de Zuidtoscaanse stad Ciusi zijn dezer dagen machtige muurresten te voor schijn gekomen. Zij zijn door archeolo gen geïdentificeerd als delen van de ringmuur van het Etruskische Clusium, waarvan tot dusver nog niets gevonden was. Het bijna 50 m lange muurrestant stamt vermoedelijk uit de 15e eeuw voor Christus. In Ciusi zijn reeds Etruskische gra ven met een rijke inhoud ontdekt. AMSTERDAM Terwijl een draaiorgel in zonnig Amsterdam vrolijk speelt in de buurt van het genoeglijke café De Zwarte Schapen legt koffiedrinkende Bram Koopmans (51) somber de fundamenten bloot van zijn privé-oorlog tegen de ja-knikkers. Hij als organisator en leider een prominente persoon lijkheid in de wielerwereld heeft zich na „de zoveelste teleurstelling" voor genomen „er maar helemaal mee te stoppen. De heren van hoofdbestuur en sport commissie hebben onvoldoende kennis van zaken. Ze zijn niet op de hoogte van organisatorische moeilijkheden, ze weten niet wat er leeft onder de renners." Bram Koopmans „ronde Am sterdammer" in verschijning en woordkeus heeft zijn oorlogs verklaring via de televisie afge legd. Verraste kijkers kwamen toen oog in oog met Koopmans, die in het beeld verschijnend als een correcte dagsluiter in dit programma met grote kijk dichtheid een niets verbloemende monoloog van 47« minuut hield. Hij verweet de heren-officials een schrijnend gebrek aan be langstelling voor het grote wie- lerwerk en memoreerde keihard dat de heer Van Ballegoyen de Jong (voorzitter van de zeer machtige sportcommissie) wegens verandering van werkkring welis waar voorlopig geen tijd heeft voor de wielrenners, „maar als de jongens naar Mexico gaan staan dergelijke figuren wel voor aan". Koopmans, geprezen door enke le bewonderaars „omdat hij het de heren eens even goed had ge zegd", rechtvaardigt zich in De Zwarte Schapen: „Zeg nou zelf, ik had toch gelijk? Waarom mag zoiets nu niet worden gezegd?" In zo'n opmerking proeft dege ne die Koopmans wat beter kent het grote knelpunt. Hij zegt de dingen weieens wat erg hard, waarmee hij zichzelf zelden een goede dienst bewijst. Onmisken bare kwaliteiten namelijk worden dan gemakkelijk over het hoofd gezien in de wielerwereld, waar prestigekwesties bij vlagen aan de orde van de dag zijn. „Al ben ik nog zo kwaad, een uurtje later ben ik alles weer vergeten", zegt hij. En ook: „Ik geef toe dat ik niet makkelijk ben, maar in de vijf jaar dat ik voorzitter ben van Olympia heb ik nog nooit ruzie gehad met mijn tien medebe stuursleden". Tegen deze achtergrond spelen de gebeurtenissen binnen de KNWU, die Bram Koopmans ten slotte hebben gebracht tot zijn voornemen „eruit te stappen". Hij vertelt: „In het najaar van 1966 zei penningmeester van Hen gel van de KNWU tegen me: Ik zou u graag voorstellen als lid van de sportcommissie. Dat ge beurde nadat ik had gezegd dat naar mijn idee Westerneng (lid van Olympia, intussen benoemd in de sportcommissie) niet op zijn plaats zou zijn in de sport commissie. Hij heeft veel kwali teiten, maar een wielervakman is hij niet. Goed, ik ben niet ijdel, maar ik schaam me er niet voor te zeggen dat ik erg blij was met het aanbod. Ik vond het een blijk van waardering voor al het werk dat ik heb gedaan voor de wieler sport. Maar veertien dagen later belt Van Hengel mij op en zegt: me neer Van Ballegoyen de Jong ziet jou liever in de commissie die de wereldkampioenschappen voorbe reidt. Nou, dat komt mooi uit, zei ik, want sportcommissielid Rörster zit ook in die commissie. Maar nee, dat was opeens niet te combineren. Tenslotte zei Van Hengel dat Van Ballegoyen de Jong mij lie ver niet in de sportcommissie zag. Hij zou bang zijn ruzie met mij te krijgen. Nou ja, dat vond ik gewoon beledigend. Ik had er geen woorden voor. Ik voelde mij ongewenst in de wielersport. Dat heb ik ook gezegd en toen kwam er een voorstel om eens aan ta fel te gaan zitten, met allerlei mensen. Dat hebben we gedaan, in Was senaar. Dokter Van Dijk (voor zitter KNWU) en Van Ballegoyen de Jong waren er ook bij. Drie uur hebben we zitten praten, maar we zijn er niets mee opge schoten. Op een gegeven moment zei ik: voorzitter ik heb het zil veren wiel (onderscheiding van de KNWU) bij me, maar dat zou ik graag willen teruggeven. Ik ben diep teleurgesteld. Ik heb toen bedankt voor de voorbereidingscommissie wereld kampioenschappen en zo zijn we uit elkaar gegaan." In een niet onaardige poging tot verduidelijking vult hij aan: „Ik krijg met niemand ruzie die zijn taak goed verricht. Maar ik acht het in het belang van de wie lersport noodzakelijk dat er krachtig wordt opgetreden, dat de reglementen die niet voor niets zijn gemaakt goed worden gehan teerd. Ik begrijp heus wel dat de heren liever te maken hebben met ja-knikkers, maar is dat in het belang van de wielersport?" Koopmans signaleerde e-incident nof meer na het sportcommissie- voorvallen, die zijn licht ontvlam bare gemoed prikkelden. Met de hand op de reglementen kan hij zijn gelijk bewijzen. Dit jaar wei gerden de organisatoren van de Ronde van Noord-Holland hem fel? frknw 4* ÏWWU wedstrijdleider, omdat hij vorig jaar ernstig bezwaar had ge maakt tegen een meerijdende as sistent, die in strijd met het reglement zijn dochter op de ba gagedrager wenste mee te voe ren. In de uiterst amateuristisch opgezette Ronde van Zuid-Holland werd hij ten onrechte min of meer aansprakelijk gesteld voor een massale valpartij. Hij eiste van de sportcommissie dat zij een communiqué zou uitgeven waar uit zijn onschuld moest blijken. „Dat heeft de sportcommissie niet gedaan, waardoor zij mij voor de zoveelste keer in mijn hemd zette". Deze week kreeg hij te horen dat hij toch niet als waarnemer naar de Tour zou worden gestuurd. Bram Koopmans brengt derge lijke voorvallen samen onder één noemer: „Ze hebben totaal geen belangstelling voor hetgeen je al lemaal doet. Neem Olympia's Toer, waarin ik al veertien keer wedstrijdleider ben geweest. Zel den of nooit zie je iemand van hoofdbestuur of sportcommissie interesse tonen, terwijl de heren wel gauw klaar staan om je een schop te geven. Ja, er staat wei eens iemand langs de kant te kij ken, maar dat weiger ik te be schouwen als echt meeleven. Zo'n Tour wordt in geen enkel ander land door een vereniging georganiseerd. Overal doen de na tionale bonden dergelijk werk. Goed, wij doen het met Olympia. En nu heb ik helemaal geen be hoefte aan schouderklopjes, maar als je geen enkel blijk van be langstelling krijgt en als je intus sen wel steeds in je hemd wordt gezet vraag je jezelf toch zo lang zamerhand wel af: Waarvoor doe ik dit allemaal?" Vorige week vernam Bram Koopmans dat hij niet als waar nemer namens de Koninklijke Ne derlandse Wielren Unie (KNWU) naar de Ronde van Frankrijk zou gaan. Hij had nadat hij was gepolst en in principe „ja" had gezegd terecht bezwaar ge maakt tegen combinatie van deze controlerende functie met een taak als chauffeur in de wagen van ploegleider Wout Wagtmans. De KNWU echter liet het vervol gens afweten. Koopmans incas seerde „de zoveelste teleurstel ling". Een reeks van dergelijke minder prettige ervaringen heb ben hem tot de ernstige overwe ging gebracht zijn activiteiten in de wielersport te staken. Te vaak hebben de niet altijd even vak kundige bestuurders Koopmans, die kan wijzen op vele daden die hij stelde tot zichtbaar voordeel van de wielersport, in de wielen gereden. Als hij inderdaad definitief be sluit de wielersport de rug toe te keren verliest de KNWU een van de weinige vakkundige officials, die het wielrennen in de praktijk door en door leerde kennen. Bram Koopmans was zelf wiel renner van 1934 tot 1947. Sinds 1942 vervult hij functies in aller lei commissies. Veertien keer verrichtte hi* het enerverende werk als wedstrijdleider in Olym pia's Toer. Sinds 1962 is hij voor zitter van het Amsterdamse Olympia 630 leden), de oudste en grootste wielerclub in ons land. DEN HAAG Enkele malen per jaar doet de Haagse politie een inval in een speelhol. In één keer wor den dan tientallen gokkers in de kraag gevat en wordt de veelal zeer dure roulette-apparat uur in beslag geno men. Hoofdinspecteur G. Eibers schat het aantal gokkers in Den Haag op con stant enige duizenden. Hij heeft in de vier jaar dat hij de afdeling bijzonde re wetten van de Haagse politie leidt, de zekerheid gekregen dat goklust niet is uit te roeien. „De meeste Nederlanders zien rou lettespel, kaartspelen om geld en de illegale verkoop van biljetten van de Duitse Lotto niet als een ernstige over treding van de wet. Bovendien is deel nemen aan de Lotto geen overtreding". „Vrijwel geen mens neemt de moei te de politie te vertellen dat in zijn straat wordt gegokt. Zo lang hij zijn auto maar voor zijn eigen huisdeur kwijt kan en de goklustigen geen la waai maken, zal het hem een zorg zijn waar zijn stadgenoten hun geld laten", zegt hoofdinspecteur Eibers. Hij bestrijdt de gedachte dat de po litie te weinig invallen zou doen, ja zelfs oogluikend zou toelaten dat in Den Haag in sommige cafés de kaarten om geld worden gehanteerd en in sommi ge huizen de roulette ratelt. „Voordat de politie kan ingrijpen, moet ze zeker weten dat zij resultaat zal boeken", legt hij uit. „Onze tips krijgen wij meestal van de vrouwen van de gokkers, omdat zij geen of te weinig huishoudgeld krijgen. Anonieme brieven, waarin uitgebreid wordt om schreven waar wordt gegokt, zijn geen uitzondering", vertelt hij. „Het kost weken posten en opletten voor een verdacht huis. Dat was zo toen we ingrepen op de Koningin Em- makade, nu twee maanden geleden, en in de Breukelensestraat. Op het laatste adres was het rollen van het roulette balletje, in de achterkamer van een stomerijtje, bij goed luisteren aan de voordeur te horen. Ik ben ervan over tuigd dat de buren op de hoogte wa ren", zegt hij, geamuseerd bij de ge dachte aan de zorgeloosheid van de rouletteliefhebbers. Het is bekend dat sommige kanton rechters in de strafmaat bijzonder soepel zijn. „De gokkers van de Breu kelensestraat kregen honderd gulden boete of twintig dagen zitten. Dat is voor veel mensen een gemakkelijk te betalen bedrag. De bankhouder en de man die zijn huis beschikbaar stelt, krijgen tezijnertijd natuurlijk meer. Zij plegen een misdrijf; de deelnemers kan niet neer te laste worden gelegd dan overtreding van de Wet op de kansspelen". „De inzetten in zo'n gesloten huis %*im haag. Tus&ui «Ja *iif an tifin gulden meestal. Dat kan natuurlijk aardig oplopen, maar met vijftig gul den verlies op een avond is het toch wel bekeken. Den Haag heeft een groot aantal uit Indonesië afkomstige mensen, waar het spelen om geld nor maal is. Daarom is het percentage bui tenlanders bij het roulettespel ook zo hoog". Veel meer gevaar ziet de hoofd inspecteur in het kaartspel in cafés of in daarachter gelegen woonkamers. „Daar gaat het om duizenden guldens in enkele uren". De Algemene politie-verordening verbiedt het kaart- of enig ander spel om geld in een openbare gelegenheid. Dat er om geld wordt gespeeld is ech ter uiterst moeilijk te bewijzen". „Zo gauw we een ernstig vermoe den hebben krijgt de caféhouder een waarschuwing. We hebben voldoende machtsmiddelen om de man onder druk te zetten. Het intrekken van zijn muziekvergunning en het vervroegen van zijn sluitingsuur zijn er maar twee van". Hoofdinspecteur Eibers weet dat er ook wordt gewed om geld op een wijze die niet aan te pakken is. „Als twee mensen op een regendag in een café wedden welke regendruppel het eerst beneden is of welk merk auto de straat in zal rijden, is er voor ons geen enke le mogelijkheid in te grijpen. Dat is een kwestie van persoonlijke vrijheid". „Dat geldt ook voor de man die vorig jaar in Wassenaar met ruim zes ton aan bankbiljetten werd aan gehouden. De man stond bekend als een notore gokker. Die zes ton is zijn werkkapitaal. De ene nacht ver liest hij twintig mille en een volgen de avond verdient hij misschien het dubbele terug". Een heel andere mening heeft een in Den Haag bekende caféhouder met een nauwelijks onderdrukte goklust. Op geroutineerd^ toon vertelt hij van het dobbelspel seven of eleven, dat in enkele minuten winst of verlies be paalt. Het zogenaamde bankie trekken boeit de liefhebbers van het kaartspel bijzonder. „In noodlijdende cafés hier in Den Haag zijn die spelletjes schering en inslag. De caféhouder krijgt tien pro cent van de winst en dat loopt aar dig op", vertelt hij. „In cafés dik wijls na sluitingstijd, worden tiendui zenden guldens vergokt. De politie is echter op de hoogte", weet hij als ze ker te melden. De deelnemers: souteneurs, die als autohandelaar staan ingeschreven, een zame zakenlieden en „bollenboeren" met de lust in de grote stad fors uit „Vals spel komt zelden voor", zegt de spraakzame caféhouder. „Dat kan ook niet, want als zoiets uitlekt, is de zaak kapot". Hij vindt dat het gokken zou moe ten worden toegestaan. „Nu gaat veel Nederlands geld naar Knokke of via de Lotto naar Duitsland. Dat kan even goed in Schavaningan blijven".

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 10