In Toronto zit businessin hagelslag en muisjes „Nederlandse oorlogsbruidjes in Canada kochten soms 10 pond zoute drop" Koplamp schijnt om 'n hoekje Ruud Kuyper schreef „Over jazz" „Man met het snoeimes'" is weer op zijn post ZOEMEND GEHEUGENSTEUNTJE Supersnel Twaalf miljoen Top-atleten in Australische binnenlanden Franje in leger moeter af" vindt Haex IN FRANKRIJK WINT CHANSON HET VAN „YEAH YEAH" MET TENT BIJZONDERHEID BLOK BETON GEEN BOODSCHAP INFORMATIEF KISTEN WINKELTJE ANTWOORD ZWEMBAD Bezuinigen Kruitschip W erkgelegenheid Tino Rossi „Drop", zegt de president-directeur van Atelier Artistique te Utrecht en van Holtz heuser Brothers Limited te Toronto, Vancouver, Edmonton en Winnipeg. „Zoute drop is typisch iets voor Nederlanders. De stukken taai-taai en natte dropjes vlogen me om de oren, oen ik die zaken op een jaarbeurs in Toronto aan een aantal Cana dezen presenteerde. „You dirty Dutchman" roepen ze. Maar de Nederlandse oor logsbruidjes die in ons winkeltje in Toronto kochten, kwamen soms iedere week vijf of tien pond zoute dropjes halen." De heer Chris Holtzheuser (48 jaar) vertelt het in Utrecht, in een pand midden in de stad, tussen semi-antiek dat straks over half WestEuropa wordt verkocht en tussen balen houtwol, om de spullen te verpakken. „Kijk maar niet naar de rom mel," zegt hij, maar ik had het al gezien. Rustpunt te midden van al dat koper en tin is zijn kamer, die over een paar maanden weer door zijn broer Theo of zijn broer John wordt bezet, als hijzelf weer op het hoofdkantoor in Toronto zit. En daar handelt hij niet in antiek, maar in Nederlandse eetwaren hoewél het zeven tien jaar geléden wél met antiek en semi-antiek is begonnen, in Canada. „Nee, eigenlijk begon het in Zuid-Afrika", zegt de heer Holtzheuser, „hier kijk maar niet naar de stof die erop ligt, maar hier zitten foto's in, van Zuid-Afrika". Uit een rood album komen op papier de broers Theo en John tevoorschijn, op een beurs in Johannesburg. LONDEN De garagehouder Pat Martin heeft koplampen voor automo bielen ontwikkeld, die om een hoek kunnen schijnen. Hij hoopt zijn nieuwe lampen voor 25 pond per paar op de markt te kunnen brengen. De lampen geven een aanwijzing voor de richting, waarin de automo biel zich 'gaat bewegen door het be schrijven van een boog bij elke rich tingsverandering. PARIJS Een Franse turbineloko- motief heeft een snelheid van 230 kilo meter per uur bereikt en daarmee een nieuw nationaal rocord gevestigd, aldus de Franse spoorwegen. Het record werd gevestigd bij proe ven om het spoorwegverkeer op niet geëlektrificeerde baanvakken te ver snellen. MONTREAL Woensdag heeft de wereldtentoonstelling te Montreal haar 12 miljoenste bezoeker ontvangen. President-directeur van Holtzheuser Brothers Limited en van Atelier Artis tique kan hij zich noemen en dat doet hij ook: de heer Chris Holtzheuser, voor een paar maanden weer ,,over" uit Canada, waar zijn twee broers mo menteel druk bezig zijn met zoute drop en chocolade hagelslag, om een paar dingen te noemen die Nederlanders in den vreemde het ergste 'missen. Zo begon het zeventien jaar geleden in Toronto. Een winkeltje vol Neder landse curiositeiten. „Weet u hoe ik hier aan zoute drop kan komen?", vroegen Nederlandse vrouwen aan de heer Chris Holtzheuser (helemaal links op de foto). Hij wist het niet, inaar hoedde de drop en de kazen gewoon uit Nederland, en verkocht ze tussen de tinnen kannen en antieke pistolen. Mislukkingen kunnen soms verras send positieve gevolgen hebben. De Rotterdammer Ruud Kuyper, pianist, fluitist, journalist en jazz-criticus heeft het weer eens mogen ondervin den. Voor de Arbeiderspers zou hjj het Engelse boek „Jazz-Scene" vertalen. Toen hij met het manuscript klaar was, bleek dat het een onvertaalbaar boek was. Zoiets komt natuurlijk even pijnlijk aan. maar het vacuüm werd snel ge vuld met een nieuw idee. Kuyper stel de voor om eindelijk eens een op deze tijd afgestemde kritische bijdrage over de jazzmuziek samen te stellen. Het resultaat van die gedachte: acht ge bundelde essays, die onder de zakelij ke titel „Over jazz" in de Floretreeks zijn verschenen. De opstellen Ruud Kuyper nam er twee voor zijn reke ning werden geschreven door jonge, de jazz minnende, scribenten. Het toe val wil, dat vier van hen in 1942 wer den geboren en de dertigjarige samen steller geldt dan ook als de oudste van de groep. Een Nederlands boek over de jazz is een bijzonderheid. De liefhebbers moeten het in de regel doen met wat er aan Amerikaanse literatuur in hun vingers komt. Dat de bundel „Over jazz" een belangwekkende en dus ge slaagde inhoud bevat, is daarom op z'n minst verheugend te noemen. „Enige Nederlandse jazzliefhebbers" zo stelt Kuyper in, zijn inleiding „horen niet alleen aan, maar schrijven ook op. Hoewel zij allemaal hun eigen ideeën en stokpaardjes hebben, waar dóór sommige meningen in dit boek lijnrecht tegenover elkaar staan, vor men zij met elkaar een nieuwe genera tie jazzcritici, die zoals hun collega's in de Verenigde Staten, Engeland, de Scandinavische landen, Duitsland en Frankrijk op een nuchtere, degelij ke manier en met kennis van zaken over hun onderwerp willen schrijven en er daardoor aan meewerken dat de jazzmuziek, die op haar beste momen ten een van de levendste uitingen van onze cultuur kan zijn, de plaats krijgt die zij verdient." - Dit zijn woorden, die niet zo maar zijn opgeschreven. Kuyper ctaat er (figuurlijk) als een blok beton achter. Op zijn zesde jaar begon hij aan de piano; op zijn zeventiende voegde hij er een fluit aan toe. Dat was de tijd van de bloei van de Amerikaanse Westkust jazz met Herbie Mann bij voorbeeld als belangrijkste fluitist. Tij dens zijn gymnasiumperiode zes jaar lang hard blokken zo men weet trad hij al in Rotterdamse bandjes op. Zijn stad (en vooral Rotterdam-Zuid) bleek vele muzikanten te bevatten. Mannen als Piet Noordijk en Toon van Vliet liep hij dus automatisch tegen het lijf. Als semi-beroepsmusicus deelt Ruud Kuyper zijn leven dan in tweeën: de muziek en de studie. Hij loopt de sociale academie af en haalt zijn kandidaats rechten. Tussen die bedrij ven door gaat hij in 1961 met het voor die gelegenheid samengestelde Dutch Jazz Quintet op tournee naar India. De dag na zijn candidaatsexamen wordt hij door Toon Hermans uitgeno digd toe te treden tot het groepje musici, dat zijn one-man-show bege leidt. Kuyper doet het twee en een half jaar lang. Tot in Wenen en in Mün- chen. toe. Daarnaast is er zijn ambitie voor het schrijven over jazz. In 1958 wordt hij de jazzmedewerker van de NRC en sinds twee jaar werkt hij er ook als redacteur binnenland. „Met het maken van muziek ben ik nu opgehouden. Ik verzorg wel een televisie- en radioprogramma. Nee het boek heeft geen boodschap, maar wel een bedoeling. In Nederland is de jazz in een verkeerde hoek terecht geko men. De schuld daarvan ligt bij de jazzmensen zelf. Ze hebben zich in een ivoren toren teruggetrokken; ze tonen zich almaar bezeerd; ze bewerep voortdurend, dat de jazz toch s+eeds in een bepaalde hoek wordt geschopt. „Dat is helemaal fout. De jazz en de jazzbeleving in ons land is zo gezond als het maar kan. Je moet je alleen niet in een hoek laten drukken. Er is om een voorbeeld te noemen jarenlang gejammerd over het feit, dat de jazzmuziek in Nederland niet v/erd gesubsidieerd. Totdat bleek, dat nie mand ooit de moeite had genomen om eens een briefje aan de minister te schrijven. „En wat was het resultaat toen or wel een briefje werd gestuurd? Subsi die! Natuurlijk zijn er financiële injec ties nodig. Wanneer men zich anders opstelt vrijer, meer in het openbaar en ontdaan van die lamme gedachte van we zijn toch nergens kan die steun, er ook heus wel in een uitvoeri ger vorm komen. In die zin is het boek „Over jazz" bedoeld. Om een klein trapje in de goede richting te geven." Bladeren we het boek nog zelf even door, dan stuiten we op een boeiend betoog van Kuyper over de Nederland se jazz in vogelvlucht; een wat pedant, maar toch wel een aantal zaken openbrekende beschouwing van Pé Ilawinkels over „Taal en taak van de kritiek"; een redelijk gefundeerde historische terugblik van Bert Vuysje onder het motto „Van amusement tot provocatie". Dan een zeer bij-de-tijdse formule ring van Trino Flothuis, die het menta- liteitsverschil tussen de jazz en de beat belicht. Er is een bijzonder informatie ve bijdrage van Peter Smids over de aller-modernste jazz, beter bekend on der de naam van de „New Thing". En een van veel feiten voorziene studie van Arend Jan Heerma van Vos over „Muddy Waters en de blues („Chicago ligt in Mississippi"). Tenslotte verhelde rend, aan de bop-periode gewijd artikel, dat Martin Schouten versierde met het opschrift „Uit het zweetbad klauteren". Ruud Kuyper tenslotte doet zijn boekje dicht met een strikt journa listieke verhandeling over het wel en wee van de jazzliefhebbers. Hij begint dat verhaal met de vraag „Ben ik een jazzliefhebber?" Nou, hij is het. En allen, die het ook zijn, zouden we de bundel „Over jazz" gaarne ter lezing en overdenking aan willen bieden. DARWIN Er sluimeren ongeken de atletische krachten in de binnenlan den van Australië. Een aborigine in Noord-Australië, een zekere Max, liep de 100 meter in 11 seconden en de 200 meter in 23 seconden. Een 13-jarig meis je, Teresitaa genaamd, legde de 100 meter af in 12.5 sec. Zij hadden geen en kele training gehad. Experts zijn van mening, dat er mogelijke Olympische kampioenen in hen schuilen. „Dat antiek, semi-antiek meestal, hadden we al een tijdje", zegt de heer Chris Holtzheuser, meteen maar woord voerder voor de beide broers die op dit moment de zaken drijven in Cana da. „In het begin maakten we het zelf, later gingen we met zijn drieën zo'n beetje de groothandel in. Wel, we dach ten: in Zuid-Afrika zitten veel Neder landers, veel emigranten uit andere landen, laten we proberen of de men sen daar belangstelling hebben voor spullen die zijn nagemaakt van echte antieke voorwerpen. Het is toch altijd leuk zo'n koperen pot of tinnen kanne tje?" „We hadden toen nog.maar een heel klein bedrijfskapitaaltje. Theo en John kregen een motor en een tent, ik stuur de met de boot een paar kisten met spullen achterna en zo begonnen we in Zuid-Afrika. Tussen de slangen ergens buiten Johannesburg op een farm", vertelt de man die nu aan het hoofd staat van een kleine honderd werkne mers, in Canada, Nederland en Duits land- De beide broers hoorden van een beurs in Johannesburg. Met de kisten die als verpakkingsmateriaal hadden gediend bouwden ze een stand. („Een paar antieke Hollandse doeken erover heen en je wist van niets meer"). De zaken liepen. Een banketbakker ver huurde hun de helft van zijn winkel en Johannesburg had er een „Nederlandse antiekzaak" bijgekregen. „Maar er kwamen importrestricties, er mochten geen luxe goederen meer naar Zuid-Afrika" vertelt de heer Chris Holtzheuser in Utrecht. „En we wilden toch wel verder in het buiten land. We schreven eens in voor een paar jaarbeurzen, in Chicago onder meer. Daar begonnen we weer met die kisten en die antieke doeken, terwijl andere bedrijven voor duizenden dol lars speciale standbouwers in dienst na men. We vielen dus op, ook al door onze spullen en wat bleek: we hadden een van de drukst bezochte stands van de hele beurs en we konden naar Nederland terug met een orderporte feuille die goed was voor tachtigduizend dollar. Nu zijn Amerikanen wel zo dat ze de ene dag bestellen en de vol gende dag weer afbellen, maar het bleef toch een goede zaak." De drie broeders vestigden zich la ter niet in de Verenigde Staten, („Van wege de strenge immigratiewetten"), maar in Toronto in Canada. „Wij dachten: wat in de Verenigde Staten lukt, lukt in Canada ook wel, maar dat pakte heel anders uit. Canadezen zijn anders dan anderen. Nederlanders van dit ogenblik lopen rustig met een paar honderdjes in hun portefeuille rond, maar ga een Canadees eens vra gen of je meteen honderd dollar van hem kunt lenen. Kan niet, moet hij eerst naar huis of naar de bank. Cana dezen houden niet zo van contante be taling." „Werkelijk waar, maar ik liep soms door Toronto, zonder dat ik een pakje sigaretten kon betalen terwijl ik een paar duizend dollar van mijn klanten tegoed had." Omdat zonder een paar centjes in de zak niemand kan leven, probeerden de drie broers een weg te vinden om aan contant geld te komen. Die weg werd gevonden toen de heer Chris Holtzheu ser een winkeltje ontdekte waarvan de eigenaar zojuist failliet was verklaard. „We hadden niet eens geld om de huur te betalen", vertelt hij nu, een stukje van zijn zwarte sigaar afknip pend. „We draaiden het zo, dat we drie weken voordat we de huur moesten be talen ons zaakje hadden ingericht met de antieke en semi-antieke spullen. En we openden meteen. En hoe, die huur hadden we binnen een mum van tijd bij elkaar. Een Dutch Curiosity Shop in Toronto, dat moest iedereen zien-" In het winkeltje begon het met de zoute drop, de chocoladehagelslag, de 'kaas veertig plus en de witte en rose muisjes voor op de boterhammen. „Gek", zegt de heer C. Holtzheuser, „maar dat zijn de artikelen die Neder landers in de vreemde het meeste mis sen. Er kwamen in ons winkeltje Ne derlandse vrouwen, na de oorlog ge trouwd met Canadezen. Die wilden wel eens weer Nederlands babbelen en vroegen ons; Weten jullie hoe we aan zoute drop kunnen komen, daar verlan gen we al jaren naar." De rolletjes drop en de katjesdrop en de kazen kwamen er, kort nadat de broers in 1950 hun winkeltje waren be gonnen. Tussen de tinnen kroezen en de ouderwetse pistolen en musketten werd een plekje ingeruimd, waar kaas werd gesneden en drop fwerd afgewo gen. „Raar, niet", zegt de initiatiefnemer, „maar waar moesten we het anders doen?" Dat is een vraag waar inmiddels een antwoord op is gegeven. De heer Chris Holtzheuser gign praten in Ne derland, met de fabrikanten van de katjesdrop en de kaas, die van haver mout en kindermeel, die van muisjes en vermicellisoep in pakjes. „Moeilijk was dat in het begin", vindt hij, „die ondernemingen waren gewend aan de mannen met de mon sterkoffertjes, die heel officieel, de fir ma gingen vertegenwoordigen in het buitenland. Ik wist dat het anders moest, wilde je met de Amerikanen en de Canadezen goede zaken doen. Als je tegen die mensen zegt: Goed, u bestelt bij ons, maar het moet wel eerst nog uit Nederland worden over gestuurd, dan hebben die mensen al genoeg. Ze hebben veel liever dat de spullen meteen geleverd worden". De intussen opgerichte Holtzheuser Brothers Limited voelde dat aan en haalde tenslotte grote voorraden drop jes en kazen Canada binnen. „Toch bleef het in het begin moeilijk", ver telt de man in Utrecht, „want Cana dezen zijn aan sleur gewend. Alles wat Engels is, is goed, zeggen ze, van de rest moet je het maar afwachten". De Nederlanders in Canada waren de eerste en de beste klanten van de broers, die nu ook aan warenhuizen door heel Canada hun „Holland foods" sleveren. De vraag was ook van bui ten Toronto zo groot, dat er op de zol der boven het winkeltje een postorder bedrijf werd gevestigd, waar de broers 's avonds zelf de bestellingen inpak ten. „Heel lastig was dat", zegt de woordvoerder, „want dan vergaten we weer eens een rolletje drop in te pak ken. Dan kregen we weer brieven uit Saskatchewan dat het rolletje was ver geten en dat de mensen alsnog een rolletje wilden, of hun geld terug. La ter hadden we een paar Nederlanders in dienst en die gingen in hun eigen omgeving met een autootje de huizen van andere Nederlanders af, onze pro- dukten verkopend. Nu hebben we ge woon vertegenwoordigers, met sleeën van auto's. Die heeft iedereen daar. Als ik in Canada ben, staat er altijd wel een autootje of zes voor de deuren van onze huizen. Jawel, we wo nen vlak bij elkaar. Als ik in Canada ben, zit een van mijn broers in Ne derland. dan trek ik in zijn woning. En hij in die van mij, in Bilthoven". Op tafel komen kleurenfoto's van een witte woning met azuurblauw zwembad in de tuin. En een foto van een villa in Bilthoven. „Als u nu maar niet denkt: wat opschepperig", zegt de heer Holtzheuser. „Ik wil helemaal niet opscheppen, maar het is nu een maal zo. En het is best prettig". Het winkeltje in Toronto bestaat niet meer, maar de zaak in semi-an tiek in Utrecht is gebleven, „uit sen timental reasons", zoals de heer Holtz heuser het zelf noemt. Dat kan hij nu zeggen. De Canadezen gooien hem geen zoute dropjes meer naar het hoofd. Hoewel ze ze toch niet lekker vinden. ft DEN HAAG Staatssecretaris J. C. E. Haex voelt zich, na anderhalt jaar directeur van de staatsartillerie-inrichtingen in Zaandam te zijn geweest, weer thuis op de oude post die hij door de val van het kabinet-Marijnen moest verlaten. Hij maakte naam door de wijze waarop hij het snoeimes in het leger hanteerde. Ook is hij de geestelijke vader van het project van de technische spe cialisten. „Die Operatie-Chirurg was geen afgeronde zaak. Zij gaat in feite nog steeds door", zegt de heer Haex bedachtzaam. „We blijven bekijken welke overtollig heden we uit het leger kunnen verwijderen. En als het moet, gebeurt er iets. Het gaat erom het Nederlandse leger met zo min mogelijk kosten een zo goed moge lijk figuur te laten slaan. Je kunt dat door drie methoden bereiken: het overboord gooien van franje, automatisering en wat men dan noemt integratie. Die drie din gen kun je niet los van elkaar zien." Iemand heeft het woord „vermaat schappelijking" laten vallen. De heer Haex praat over „integratie" als hij het naar elkaar toegroeien van burger maatschappij en militaire samenleving bedoelt. „Dat alles gaat natuurlijk veel eer der dan detailpunten als het afschaf fen van een groetplicht of het in bur ger lopen van dienstplichtigen. We denken ook door. Je merkt dan dat er weerstanden zijn van militaire groe pen die in een reeks van jaren rechten hebben verworven, maar waarvan je nu zult zeggen: dat kan ook veel doeltreffender. Je moet wel begrip heb ben voor de gegroeide situatie. Je kunt niet in een handomdraai die zaak ver anderen. Het is een proces van lange adem". De staatssecretaris noemt voorbeel den: „In beginsel vind ik dat een mili tair, als hij ziek wordt, naar zijn eigen huisarts moet gaan. Dat wordt van zelfsprekend anders als hij te velde is. In beginsel vind ik het ook de gewoon ste zaak van de wereld als een be schonken militair die een aanrijding heeft veroorzaakt, voor de politierech ter komt en niet voor de krijgsraad. Nogmaals, je kunt niet van de ene dag op de andere de zaak op z'n kop gaan zetten. Het staat wel goed om floemp- iets-op-te-ruimen, maar het heeft alle maal zijn tijd nodig. In ieder geval studeren we met de grootst mogelijke voortvarendheid". Zo voeren de ministeries van defen sie en justitie overleg over de vraag hoe op de taken van de Koninklijke Marechaussee kan worden bezuinigd. Het gaat dan om taken waarbij het mi litaire element nauwelijks aanwijsbaar is. Gedacht wordt aan het verder in krimpen van het aantal marechaus sees op de doorlaatposten aan de grens. „Dat zal ook geen maatregel-ineens zijn. Defensie moet rekening houden met andere belangen". Staatssecretaris Haex speelt voorts met de gedachte tijdelijk geen dienst plichtigen voor de zogeheten fanfare korpsen op te roepen. „Dat is een ver velende zaak elke troep wil wel een fanfare maar als ik moet gaan we gen: tanks of fanfares, dan moet het antwoord bekend zijn. Het is ook niet leuk als je tegen sport jongens moet zeggen: je gaat niet naar het' buiten land. Dat is verdraaid vervelend". Nog twee bijzonder actuele zaken komen in het gesprek met de heer Haex naar voren: de ontploffing op. het kruitschip in Utrecht en de werkgele genheid. Over de naweeën van de explosie zegt hij: „we zijn bereid om met onze kruitschepen naar elders te gaan, maar dan moet er wel iemand zijn die zegt waar dat elders is. In ons dicht bevolkte land is er altijd wel iets dat door de aanwezigheid van een kruit schip gevaar kan lopen. Als we ergens in een kanaaltje gaan zitten komt er een waterschap dat een waarschuwen de vinger opsteekt: Dat kan niet, De fensie, denk om de waterhuishouding. Zoeken we ons heil in, pakweg- Boere- stronkeradeel, dan verschijnt een ge meenteambtenaar met een uitbrei dingsplan onder de arm en vraagt ons vriendelijk om maar te verdwijnen. In het Utrechtse geval is het de gemeen te zelf geweest die als ligplaats voor het kruitschip de Kernhaven aanwees". Over de werkgelegenheid: Minister Roolvink zit met het probleem van de jeugdwerkloosheid. Wij met ons insti tuut van de technische specialisten kunnen nog wel enkele honderden jeugdigen gebruiken. Ze kunnen er staat op maken dat ze een uitzonder lijke vakopleiding krijgen. Ze moeten dan wel een verbintenis van vier tot zes jaar aangaan, maar als ze de mili taire dienst uitkomen zijn het volwaar dige vaklui met een aantrekkelijke premie en burgerdiploma's die overal worden erkend. Het loopt nog altijd goed met de technische specialisten. We streven alweer naar uitbreiding van het aantal vakken, ook in de niet- technische sfeer". Staatssecretaris J. Haex Van onze correspondent. PARIJS Het Franse chanson is nog springlevend en nog altijd niet verdrongen door de uit Amerika en Engeland geïmporteerde „yeah-yeah". Dit is de duidelijke conclusie, die men kan trekken uit een peiling van het Franse Instituut voor opinie-onderzoek. Hierbij werd aan ruim tienduizend jeugdige Fransen de vraag voorgelegd welke twee zangers en welke twee zangeressen hun voorkeur hadden. Bij de chansonnières kwam, zoals trouwens te verwachten was. Mireille Mathieu als grote winnares uit de bus. Wat piet verwacht was, is dat zij slechts een voorsprong van zeven pro cent had op; Sheila (39 tegen 32' procent), die men welhaast vergeten waande. Petula Clark werd derde met 21 procent en, tot ieders grote verras sing, Dalida vierde met 13 procent. Alle anderen kregen niet meer dan vier procent, met uitzondering van Nana Moukoeri (6) en Edith Pïaf (5). Bij deze berekening dient men te bedenken, dat elke ondervraagde twee namen diende te noemen. Nog merkwaardiger was de uitslag bij de chansonniers. Bovenaan staat Adamo met slechts 19 procent en hij wordt hier op de hielen gelopen door... Tino Rossi (60 jaar) met slechts één procent minder. Enrico Macias kreeg 15 procent, Aznavour 13, Jacques Brei 12, Georges Brassens en Claude Frangois elk 11 procent. Alle zangeressen .en zangers, die met „dubbele cijfers" uit dit onderzoek te voorschijn kwamen, behoren tot de klassieke school, zij het dat Sheila, Enrico Macias en Claude Frangois hiervan de moderne vleugel vormen. Hun chansons berusten echter op een duidelijke melodie en minder op effec ten. Hieruit mag men concluderen, dat het publiek een goedgezongen lied prefereert boven een lied dat goed gebracht wordt. Mireille en Sheila, bijvoorbeeld, zijn op het toneel bepaald geen actrices en Tino Rossi komt met zijn gebaren niet meer uit boven die van voor de laatste oorlog. Verder is het opvallend, dat de vier hoogst geplaatste chansonnières meer dan de helft van het aantal stemmen op zich verenigen, terwijl de vier topchansonniers niet eens een derde van de stemmen halen. De meningen over de mannen zijn kennelijk meer verdeeld dan die over de vrouwen. STOCKHOLM Op 3 september zal Zweden overschakelen van links op rechts verkeer. Om de Zweden, die generaties lang links hebben gereden, te behoeden voor ernstige verkeersfouten, zijn vele auto's uitgerust met hulpmid delen om de bestuurders te herinneren aan „rechts houden". Hier is een „elek tronische richting aanwijzer", die luid begint te zoemen, als een chauffeur de verkeerde weghelft opzoekt.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 12