In Toronto zit businessin hagelslag en muisjes
„Nederlandse oorlogsbruidjes in
Canada kochten
soms 10 pond
zoute drop"
Koplamp schijnt
om 'n hoekje
Ruud Kuyper schreef „Over jazz"
„Man met het snoeimes'"
is weer op zijn post
ZOEMEND GEHEUGENSTEUNTJE
Supersnel
Twaalf miljoen
Top-atleten in
Australische
binnenlanden
Franje in leger moeter af" vindt Haex
IN FRANKRIJK
WINT CHANSON
HET VAN
„YEAH YEAH"
MET TENT
BIJZONDERHEID
BLOK BETON
GEEN BOODSCHAP
INFORMATIEF
KISTEN
WINKELTJE
ANTWOORD
ZWEMBAD
Bezuinigen
Kruitschip
W erkgelegenheid
Tino Rossi
„Drop", zegt de president-directeur van Atelier Artistique te Utrecht en van Holtz
heuser Brothers Limited te Toronto, Vancouver, Edmonton en Winnipeg. „Zoute
drop is typisch iets voor Nederlanders. De stukken taai-taai en natte dropjes vlogen
me om de oren, oen ik die zaken op een jaarbeurs in Toronto aan een aantal Cana
dezen presenteerde. „You dirty Dutchman" roepen ze. Maar de Nederlandse oor
logsbruidjes die in ons winkeltje in Toronto kochten, kwamen soms iedere week vijf
of tien pond zoute dropjes halen."
De heer Chris Holtzheuser (48 jaar) vertelt het in Utrecht, in een pand midden
in de stad, tussen semi-antiek dat straks over half WestEuropa wordt verkocht en
tussen balen houtwol, om de spullen te verpakken. „Kijk maar niet naar de rom
mel," zegt hij, maar ik had het al gezien. Rustpunt te midden van al dat koper en
tin is zijn kamer, die over een paar maanden weer door zijn broer Theo of zijn
broer John wordt bezet, als hijzelf weer op het hoofdkantoor in Toronto zit. En
daar handelt hij niet in antiek, maar in Nederlandse eetwaren hoewél het zeven
tien jaar geléden wél met antiek en semi-antiek is begonnen, in Canada.
„Nee, eigenlijk begon het in Zuid-Afrika", zegt de heer Holtzheuser, „hier kijk
maar niet naar de stof die erop ligt, maar hier zitten foto's in, van Zuid-Afrika". Uit
een rood album komen op papier de broers Theo en John tevoorschijn, op een beurs
in Johannesburg.
LONDEN De garagehouder Pat
Martin heeft koplampen voor automo
bielen ontwikkeld, die om een hoek
kunnen schijnen. Hij hoopt zijn nieuwe
lampen voor 25 pond per paar op de
markt te kunnen brengen.
De lampen geven een aanwijzing
voor de richting, waarin de automo
biel zich 'gaat bewegen door het be
schrijven van een boog bij elke rich
tingsverandering.
PARIJS Een Franse turbineloko-
motief heeft een snelheid van 230 kilo
meter per uur bereikt en daarmee een
nieuw nationaal rocord gevestigd, aldus
de Franse spoorwegen.
Het record werd gevestigd bij proe
ven om het spoorwegverkeer op niet
geëlektrificeerde baanvakken te ver
snellen.
MONTREAL Woensdag heeft de
wereldtentoonstelling te Montreal haar
12 miljoenste bezoeker ontvangen.
President-directeur van Holtzheuser Brothers Limited en van Atelier Artis
tique kan hij zich noemen en dat doet hij ook: de heer Chris Holtzheuser,
voor een paar maanden weer ,,over" uit Canada, waar zijn twee broers mo
menteel druk bezig zijn met zoute drop en chocolade hagelslag, om een paar
dingen te noemen die Nederlanders in den vreemde het ergste 'missen.
Zo begon het zeventien jaar geleden in Toronto. Een winkeltje vol Neder
landse curiositeiten. „Weet u hoe ik hier aan zoute drop kan komen?",
vroegen Nederlandse vrouwen aan de heer Chris Holtzheuser (helemaal links
op de foto). Hij wist het niet, inaar hoedde de drop en de kazen gewoon uit
Nederland, en verkocht ze tussen de tinnen kannen en antieke pistolen.
Mislukkingen kunnen soms verras
send positieve gevolgen hebben. De
Rotterdammer Ruud Kuyper, pianist,
fluitist, journalist en jazz-criticus
heeft het weer eens mogen ondervin
den. Voor de Arbeiderspers zou hjj het
Engelse boek „Jazz-Scene" vertalen.
Toen hij met het manuscript klaar
was, bleek dat het een onvertaalbaar
boek was.
Zoiets komt natuurlijk even pijnlijk
aan. maar het vacuüm werd snel ge
vuld met een nieuw idee. Kuyper stel
de voor om eindelijk eens een op deze
tijd afgestemde kritische bijdrage over
de jazzmuziek samen te stellen. Het
resultaat van die gedachte: acht ge
bundelde essays, die onder de zakelij
ke titel „Over jazz" in de Floretreeks
zijn verschenen. De opstellen Ruud
Kuyper nam er twee voor zijn reke
ning werden geschreven door jonge,
de jazz minnende, scribenten. Het toe
val wil, dat vier van hen in 1942 wer
den geboren en de dertigjarige samen
steller geldt dan ook als de oudste van
de groep.
Een Nederlands boek over de jazz
is een bijzonderheid. De liefhebbers
moeten het in de regel doen met wat
er aan Amerikaanse literatuur in hun
vingers komt. Dat de bundel „Over
jazz" een belangwekkende en dus ge
slaagde inhoud bevat, is daarom op
z'n minst verheugend te noemen.
„Enige Nederlandse jazzliefhebbers"
zo stelt Kuyper in, zijn inleiding
„horen niet alleen aan, maar schrijven
ook op. Hoewel zij allemaal hun eigen
ideeën en stokpaardjes hebben, waar
dóór sommige meningen in dit boek
lijnrecht tegenover elkaar staan, vor
men zij met elkaar een nieuwe genera
tie jazzcritici, die zoals hun collega's
in de Verenigde Staten, Engeland, de
Scandinavische landen, Duitsland en
Frankrijk op een nuchtere, degelij
ke manier en met kennis van zaken
over hun onderwerp willen schrijven
en er daardoor aan meewerken dat de
jazzmuziek, die op haar beste momen
ten een van de levendste uitingen van
onze cultuur kan zijn, de plaats krijgt
die zij verdient."
- Dit zijn woorden, die niet zo maar
zijn opgeschreven. Kuyper ctaat er
(figuurlijk) als een blok beton achter.
Op zijn zesde jaar begon hij aan de
piano; op zijn zeventiende voegde hij
er een fluit aan toe. Dat was de tijd
van de bloei van de Amerikaanse
Westkust jazz met Herbie Mann bij
voorbeeld als belangrijkste fluitist. Tij
dens zijn gymnasiumperiode zes
jaar lang hard blokken zo men weet
trad hij al in Rotterdamse bandjes op.
Zijn stad (en vooral Rotterdam-Zuid)
bleek vele muzikanten te bevatten.
Mannen als Piet Noordijk en Toon van
Vliet liep hij dus automatisch tegen het
lijf.
Als semi-beroepsmusicus deelt Ruud
Kuyper zijn leven dan in tweeën: de
muziek en de studie. Hij loopt de
sociale academie af en haalt zijn
kandidaats rechten. Tussen die bedrij
ven door gaat hij in 1961 met het voor
die gelegenheid samengestelde Dutch
Jazz Quintet op tournee naar India.
De dag na zijn candidaatsexamen
wordt hij door Toon Hermans uitgeno
digd toe te treden tot het groepje
musici, dat zijn one-man-show bege
leidt. Kuyper doet het twee en een half
jaar lang. Tot in Wenen en in Mün-
chen. toe. Daarnaast is er zijn ambitie
voor het schrijven over jazz. In 1958
wordt hij de jazzmedewerker van de
NRC en sinds twee jaar werkt hij er
ook als redacteur binnenland.
„Met het maken van muziek ben ik
nu opgehouden. Ik verzorg wel een
televisie- en radioprogramma. Nee het
boek heeft geen boodschap, maar wel
een bedoeling. In Nederland is de jazz
in een verkeerde hoek terecht geko
men. De schuld daarvan ligt bij de
jazzmensen zelf. Ze hebben zich in een
ivoren toren teruggetrokken; ze tonen
zich almaar bezeerd; ze bewerep
voortdurend, dat de jazz toch s+eeds in
een bepaalde hoek wordt geschopt.
„Dat is helemaal fout. De jazz en de
jazzbeleving in ons land is zo gezond
als het maar kan. Je moet je alleen
niet in een hoek laten drukken. Er is
om een voorbeeld te noemen
jarenlang gejammerd over het feit, dat
de jazzmuziek in Nederland niet v/erd
gesubsidieerd. Totdat bleek, dat nie
mand ooit de moeite had genomen om
eens een briefje aan de minister te
schrijven.
„En wat was het resultaat toen or
wel een briefje werd gestuurd? Subsi
die! Natuurlijk zijn er financiële injec
ties nodig. Wanneer men zich anders
opstelt vrijer, meer in het openbaar
en ontdaan van die lamme gedachte
van we zijn toch nergens kan die
steun, er ook heus wel in een uitvoeri
ger vorm komen. In die zin is het boek
„Over jazz" bedoeld. Om een klein
trapje in de goede richting te geven."
Bladeren we het boek nog zelf even
door, dan stuiten we op een boeiend
betoog van Kuyper over de Nederland
se jazz in vogelvlucht; een wat
pedant, maar toch wel een aantal
zaken openbrekende beschouwing van
Pé Ilawinkels over „Taal en taak van
de kritiek"; een redelijk gefundeerde
historische terugblik van Bert Vuysje
onder het motto „Van amusement tot
provocatie".
Dan een zeer bij-de-tijdse formule
ring van Trino Flothuis, die het menta-
liteitsverschil tussen de jazz en de beat
belicht. Er is een bijzonder informatie
ve bijdrage van Peter Smids over de
aller-modernste jazz, beter bekend on
der de naam van de „New Thing". En
een van veel feiten voorziene studie
van Arend Jan Heerma van Vos over
„Muddy Waters en de blues („Chicago
ligt in Mississippi"). Tenslotte verhelde
rend, aan de bop-periode gewijd artikel,
dat Martin Schouten versierde met het
opschrift „Uit het zweetbad klauteren".
Ruud Kuyper tenslotte doet zijn
boekje dicht met een strikt journa
listieke verhandeling over het wel en
wee van de jazzliefhebbers. Hij begint
dat verhaal met de vraag „Ben ik een
jazzliefhebber?" Nou, hij is het. En
allen, die het ook zijn, zouden we de
bundel „Over jazz" gaarne ter lezing
en overdenking aan willen bieden.
DARWIN Er sluimeren ongeken
de atletische krachten in de binnenlan
den van Australië. Een aborigine in
Noord-Australië, een zekere Max, liep
de 100 meter in 11 seconden en de 200
meter in 23 seconden. Een 13-jarig meis
je, Teresitaa genaamd, legde de 100
meter af in 12.5 sec. Zij hadden geen en
kele training gehad. Experts zijn van
mening, dat er mogelijke Olympische
kampioenen in hen schuilen.
„Dat antiek, semi-antiek meestal,
hadden we al een tijdje", zegt de heer
Chris Holtzheuser, meteen maar woord
voerder voor de beide broers die op
dit moment de zaken drijven in Cana
da. „In het begin maakten we het zelf,
later gingen we met zijn drieën zo'n
beetje de groothandel in. Wel, we dach
ten: in Zuid-Afrika zitten veel Neder
landers, veel emigranten uit andere
landen, laten we proberen of de men
sen daar belangstelling hebben voor
spullen die zijn nagemaakt van echte
antieke voorwerpen. Het is toch altijd
leuk zo'n koperen pot of tinnen kanne
tje?"
„We hadden toen nog.maar een heel
klein bedrijfskapitaaltje. Theo en John
kregen een motor en een tent, ik stuur
de met de boot een paar kisten met
spullen achterna en zo begonnen we in
Zuid-Afrika. Tussen de slangen ergens
buiten Johannesburg op een farm",
vertelt de man die nu aan het hoofd
staat van een kleine honderd werkne
mers, in Canada, Nederland en Duits
land-
De beide broers hoorden van een
beurs in Johannesburg. Met de kisten
die als verpakkingsmateriaal hadden
gediend bouwden ze een stand. („Een
paar antieke Hollandse doeken erover
heen en je wist van niets meer"). De
zaken liepen. Een banketbakker ver
huurde hun de helft van zijn winkel en
Johannesburg had er een „Nederlandse
antiekzaak" bijgekregen.
„Maar er kwamen importrestricties,
er mochten geen luxe goederen meer
naar Zuid-Afrika" vertelt de heer
Chris Holtzheuser in Utrecht. „En we
wilden toch wel verder in het buiten
land. We schreven eens in voor een
paar jaarbeurzen, in Chicago onder
meer. Daar begonnen we weer met die
kisten en die antieke doeken, terwijl
andere bedrijven voor duizenden dol
lars speciale standbouwers in dienst na
men. We vielen dus op, ook al door
onze spullen en wat bleek: we hadden
een van de drukst bezochte stands
van de hele beurs en we konden naar
Nederland terug met een orderporte
feuille die goed was voor tachtigduizend
dollar. Nu zijn Amerikanen wel zo dat
ze de ene dag bestellen en de vol
gende dag weer afbellen, maar het
bleef toch een goede zaak."
De drie broeders vestigden zich la
ter niet in de Verenigde Staten, („Van
wege de strenge immigratiewetten"),
maar in Toronto in Canada. „Wij
dachten: wat in de Verenigde Staten
lukt, lukt in Canada ook wel, maar
dat pakte heel anders uit. Canadezen
zijn anders dan anderen. Nederlanders
van dit ogenblik lopen rustig met een
paar honderdjes in hun portefeuille
rond, maar ga een Canadees eens vra
gen of je meteen honderd dollar van
hem kunt lenen. Kan niet, moet hij
eerst naar huis of naar de bank. Cana
dezen houden niet zo van contante be
taling."
„Werkelijk waar, maar ik liep soms
door Toronto, zonder dat ik een pakje
sigaretten kon betalen terwijl ik een
paar duizend dollar van mijn klanten
tegoed had."
Omdat zonder een paar centjes in de
zak niemand kan leven, probeerden de
drie broers een weg te vinden om aan
contant geld te komen. Die weg werd
gevonden toen de heer Chris Holtzheu
ser een winkeltje ontdekte waarvan de
eigenaar zojuist failliet was verklaard.
„We hadden niet eens geld om de
huur te betalen", vertelt hij nu, een
stukje van zijn zwarte sigaar afknip
pend. „We draaiden het zo, dat we drie
weken voordat we de huur moesten be
talen ons zaakje hadden ingericht met
de antieke en semi-antieke spullen. En
we openden meteen. En hoe, die huur
hadden we binnen een mum van tijd bij
elkaar. Een Dutch Curiosity Shop in
Toronto, dat moest iedereen zien-"
In het winkeltje begon het met de
zoute drop, de chocoladehagelslag, de
'kaas veertig plus en de witte en rose
muisjes voor op de boterhammen.
„Gek", zegt de heer C. Holtzheuser,
„maar dat zijn de artikelen die Neder
landers in de vreemde het meeste mis
sen. Er kwamen in ons winkeltje Ne
derlandse vrouwen, na de oorlog ge
trouwd met Canadezen. Die wilden wel
eens weer Nederlands babbelen en
vroegen ons; Weten jullie hoe we aan
zoute drop kunnen komen, daar verlan
gen we al jaren naar."
De rolletjes drop en de katjesdrop en
de kazen kwamen er, kort nadat de
broers in 1950 hun winkeltje waren be
gonnen. Tussen de tinnen kroezen en
de ouderwetse pistolen en musketten
werd een plekje ingeruimd, waar kaas
werd gesneden en drop fwerd afgewo
gen.
„Raar, niet", zegt de initiatiefnemer,
„maar waar moesten we het anders
doen?"
Dat is een vraag waar inmiddels
een antwoord op is gegeven. De heer
Chris Holtzheuser gign praten in Ne
derland, met de fabrikanten van de
katjesdrop en de kaas, die van haver
mout en kindermeel, die van muisjes
en vermicellisoep in pakjes.
„Moeilijk was dat in het begin",
vindt hij, „die ondernemingen waren
gewend aan de mannen met de mon
sterkoffertjes, die heel officieel, de fir
ma gingen vertegenwoordigen in het
buitenland. Ik wist dat het anders
moest, wilde je met de Amerikanen
en de Canadezen goede zaken doen.
Als je tegen die mensen zegt: Goed,
u bestelt bij ons, maar het moet wel
eerst nog uit Nederland worden over
gestuurd, dan hebben die mensen al
genoeg. Ze hebben veel liever dat de
spullen meteen geleverd worden".
De intussen opgerichte Holtzheuser
Brothers Limited voelde dat aan en
haalde tenslotte grote voorraden drop
jes en kazen Canada binnen. „Toch
bleef het in het begin moeilijk", ver
telt de man in Utrecht, „want Cana
dezen zijn aan sleur gewend. Alles
wat Engels is, is goed, zeggen ze, van
de rest moet je het maar afwachten".
De Nederlanders in Canada waren
de eerste en de beste klanten van de
broers, die nu ook aan warenhuizen
door heel Canada hun „Holland foods"
sleveren. De vraag was ook van bui
ten Toronto zo groot, dat er op de zol
der boven het winkeltje een postorder
bedrijf werd gevestigd, waar de broers
's avonds zelf de bestellingen inpak
ten.
„Heel lastig was dat", zegt de
woordvoerder, „want dan vergaten we
weer eens een rolletje drop in te pak
ken. Dan kregen we weer brieven uit
Saskatchewan dat het rolletje was ver
geten en dat de mensen alsnog een
rolletje wilden, of hun geld terug. La
ter hadden we een paar Nederlanders
in dienst en die gingen in hun eigen
omgeving met een autootje de huizen
van andere Nederlanders af, onze pro-
dukten verkopend. Nu hebben we ge
woon vertegenwoordigers, met
sleeën van auto's. Die heeft iedereen
daar. Als ik in Canada ben, staat er
altijd wel een autootje of zes voor de
deuren van onze huizen. Jawel, we wo
nen vlak bij elkaar. Als ik in Canada
ben, zit een van mijn broers in Ne
derland. dan trek ik in zijn woning. En
hij in die van mij, in Bilthoven".
Op tafel komen kleurenfoto's van
een witte woning met azuurblauw
zwembad in de tuin. En een foto van
een villa in Bilthoven. „Als u nu maar
niet denkt: wat opschepperig", zegt
de heer Holtzheuser. „Ik wil helemaal
niet opscheppen, maar het is nu een
maal zo. En het is best prettig".
Het winkeltje in Toronto bestaat
niet meer, maar de zaak in semi-an
tiek in Utrecht is gebleven, „uit sen
timental reasons", zoals de heer Holtz
heuser het zelf noemt. Dat kan hij nu
zeggen. De Canadezen gooien hem
geen zoute dropjes meer naar het
hoofd. Hoewel ze ze toch niet lekker
vinden.
ft
DEN HAAG Staatssecretaris J. C. E. Haex voelt zich, na anderhalt
jaar directeur van de staatsartillerie-inrichtingen in Zaandam te zijn geweest,
weer thuis op de oude post die hij door de val van het kabinet-Marijnen moest
verlaten. Hij maakte naam door de wijze waarop hij het snoeimes in het leger
hanteerde. Ook is hij de geestelijke vader van het project van de technische spe
cialisten.
„Die Operatie-Chirurg was geen afgeronde zaak. Zij gaat in feite nog steeds
door", zegt de heer Haex bedachtzaam. „We blijven bekijken welke overtollig
heden we uit het leger kunnen verwijderen. En als het moet, gebeurt er iets. Het
gaat erom het Nederlandse leger met zo min mogelijk kosten een zo goed moge
lijk figuur te laten slaan. Je kunt dat door drie methoden bereiken: het overboord
gooien van franje, automatisering en wat men dan noemt integratie. Die drie din
gen kun je niet los van elkaar zien."
Iemand heeft het woord „vermaat
schappelijking" laten vallen. De heer
Haex praat over „integratie" als hij
het naar elkaar toegroeien van burger
maatschappij en militaire samenleving
bedoelt.
„Dat alles gaat natuurlijk veel eer
der dan detailpunten als het afschaf
fen van een groetplicht of het in bur
ger lopen van dienstplichtigen. We
denken ook door. Je merkt dan dat er
weerstanden zijn van militaire groe
pen die in een reeks van jaren rechten
hebben verworven, maar waarvan
je nu zult zeggen: dat kan ook veel
doeltreffender. Je moet wel begrip heb
ben voor de gegroeide situatie. Je kunt
niet in een handomdraai die zaak ver
anderen. Het is een proces van lange
adem".
De staatssecretaris noemt voorbeel
den: „In beginsel vind ik dat een mili
tair, als hij ziek wordt, naar zijn eigen
huisarts moet gaan. Dat wordt van
zelfsprekend anders als hij te velde is.
In beginsel vind ik het ook de gewoon
ste zaak van de wereld als een be
schonken militair die een aanrijding
heeft veroorzaakt, voor de politierech
ter komt en niet voor de krijgsraad.
Nogmaals, je kunt niet van de ene dag
op de andere de zaak op z'n kop gaan
zetten. Het staat wel goed om floemp-
iets-op-te-ruimen, maar het heeft alle
maal zijn tijd nodig. In ieder geval
studeren we met de grootst mogelijke
voortvarendheid".
Zo voeren de ministeries van defen
sie en justitie overleg over de vraag
hoe op de taken van de Koninklijke
Marechaussee kan worden bezuinigd.
Het gaat dan om taken waarbij het mi
litaire element nauwelijks aanwijsbaar
is. Gedacht wordt aan het verder in
krimpen van het aantal marechaus
sees op de doorlaatposten aan de grens.
„Dat zal ook geen maatregel-ineens
zijn. Defensie moet rekening houden
met andere belangen".
Staatssecretaris Haex speelt voorts
met de gedachte tijdelijk geen dienst
plichtigen voor de zogeheten fanfare
korpsen op te roepen. „Dat is een ver
velende zaak elke troep wil wel een
fanfare maar als ik moet gaan we
gen: tanks of fanfares, dan moet het
antwoord bekend zijn. Het is ook niet
leuk als je tegen sport jongens moet
zeggen: je gaat niet naar het' buiten
land. Dat is verdraaid vervelend".
Nog twee bijzonder actuele zaken
komen in het gesprek met de heer
Haex naar voren: de ontploffing op. het
kruitschip in Utrecht en de werkgele
genheid.
Over de naweeën van de explosie
zegt hij: „we zijn bereid om met onze
kruitschepen naar elders te gaan,
maar dan moet er wel iemand zijn die
zegt waar dat elders is. In ons dicht
bevolkte land is er altijd wel iets dat
door de aanwezigheid van een kruit
schip gevaar kan lopen. Als we ergens
in een kanaaltje gaan zitten komt er
een waterschap dat een waarschuwen
de vinger opsteekt: Dat kan niet, De
fensie, denk om de waterhuishouding.
Zoeken we ons heil in, pakweg- Boere-
stronkeradeel, dan verschijnt een ge
meenteambtenaar met een uitbrei
dingsplan onder de arm en vraagt ons
vriendelijk om maar te verdwijnen. In
het Utrechtse geval is het de gemeen
te zelf geweest die als ligplaats voor
het kruitschip de Kernhaven aanwees".
Over de werkgelegenheid: Minister
Roolvink zit met het probleem van de
jeugdwerkloosheid. Wij met ons insti
tuut van de technische specialisten
kunnen nog wel enkele honderden
jeugdigen gebruiken. Ze kunnen er
staat op maken dat ze een uitzonder
lijke vakopleiding krijgen. Ze moeten
dan wel een verbintenis van vier tot
zes jaar aangaan, maar als ze de mili
taire dienst uitkomen zijn het volwaar
dige vaklui met een aantrekkelijke
premie en burgerdiploma's die overal
worden erkend. Het loopt nog altijd
goed met de technische specialisten.
We streven alweer naar uitbreiding
van het aantal vakken, ook in de niet-
technische sfeer".
Staatssecretaris J. Haex
Van onze correspondent.
PARIJS Het Franse chanson is
nog springlevend en nog altijd niet
verdrongen door de uit Amerika en
Engeland geïmporteerde „yeah-yeah".
Dit is de duidelijke conclusie, die men
kan trekken uit een peiling van het
Franse Instituut voor opinie-onderzoek.
Hierbij werd aan ruim tienduizend
jeugdige Fransen de vraag voorgelegd
welke twee zangers en welke twee
zangeressen hun voorkeur hadden.
Bij de chansonnières kwam, zoals
trouwens te verwachten was. Mireille
Mathieu als grote winnares uit de bus.
Wat piet verwacht was, is dat zij
slechts een voorsprong van zeven pro
cent had op; Sheila (39 tegen 32'
procent), die men welhaast vergeten
waande. Petula Clark werd derde met
21 procent en, tot ieders grote verras
sing, Dalida vierde met 13 procent.
Alle anderen kregen niet meer dan
vier procent, met uitzondering van
Nana Moukoeri (6) en Edith Pïaf (5).
Bij deze berekening dient men te
bedenken, dat elke ondervraagde twee
namen diende te noemen.
Nog merkwaardiger was de uitslag
bij de chansonniers. Bovenaan staat
Adamo met slechts 19 procent en hij
wordt hier op de hielen gelopen door...
Tino Rossi (60 jaar) met slechts één
procent minder. Enrico Macias kreeg
15 procent, Aznavour 13, Jacques Brei
12, Georges Brassens en Claude
Frangois elk 11 procent.
Alle zangeressen .en zangers, die met
„dubbele cijfers" uit dit onderzoek te
voorschijn kwamen, behoren tot de
klassieke school, zij het dat Sheila,
Enrico Macias en Claude Frangois
hiervan de moderne vleugel vormen.
Hun chansons berusten echter op een
duidelijke melodie en minder op effec
ten.
Hieruit mag men concluderen, dat
het publiek een goedgezongen lied
prefereert boven een lied dat goed
gebracht wordt. Mireille en Sheila,
bijvoorbeeld, zijn op het toneel bepaald
geen actrices en Tino Rossi komt met
zijn gebaren niet meer uit boven die
van voor de laatste oorlog.
Verder is het opvallend, dat de vier
hoogst geplaatste chansonnières meer
dan de helft van het aantal stemmen
op zich verenigen, terwijl de vier
topchansonniers niet eens een derde
van de stemmen halen. De meningen
over de mannen zijn kennelijk meer
verdeeld dan die over de vrouwen.
STOCKHOLM Op 3 september zal Zweden overschakelen van links op
rechts verkeer. Om de Zweden, die generaties lang links hebben gereden, te
behoeden voor ernstige verkeersfouten, zijn vele auto's uitgerust met hulpmid
delen om de bestuurders te herinneren aan „rechts houden". Hier is een „elek
tronische richting aanwijzer", die luid begint te zoemen, als een chauffeur de
verkeerde weghelft opzoekt.