Een schrijfster in een klein wit
hwk 'an de rand van de duinen
In Duitse proefklas leren
3-jarige kinderen lezen...
Waar zijn de Spaanse
miljonairs gebleven?
J. Nijhof
70 jaar
Waarom niet vroeger naar
de lagere school
Werk is gebaseerd op vriendschap,
vrijheid en echte schoonheid
Terugblik
Ordening
Stilte
Aanmoedigen
Vogels, insekten en
geurige landerijen
vreemd. In wezen is iedere kunste
naar progressief alleen al om het
eenvoudige feit dat denken automa
tisch tot progressiviteit leidt. Maar
hoe dan ook, modern of niet, het
heeft met het leven te maken en ook
dat wisselt."
„Ik heb alleen getracht in woorden
vast te leggen, wat mijn geest te
behouden wenscht
Een klein citaat uit de inleiding
tot een groot boek: „Twee meis
jes en ik" van A. H. Nijhoff.
De schrijfster van „Twee meis
jes en ik", „De vier doden" en
„Veaius in ballingschap is nu vrij
dag zeventig jaar. Zij heeft haar
verjaardag niet gevierd met 'n grote
schrijversreceptie in de randstad,
maar in besloten kring in haar
huis te Biggekerke.
Een van onze redacteuren was
een middag bij haar op bezoek in
huize .^Antoinette", een klein wit
rustpunt aan de grote groene
duin voet van Walcheren.
(Van een onzer verslaggevers)
¥Tet is een klein wit landhuis
A vlak onder de duinen van Val-
kenisse, waar de man, die de deur
opendoet, „Nijhoff" zegt. Achter de
deur begint het huis van A. H. Nij-
hoff-Wind, schrijfster. Ramen en
schilderijen spelen het licht door.
Het hoge heersende licht van Wal
cheren golft door de kamer.
De grillige zanderige duinen aan de
ene kant, de keurige landbouwkavel-
tjes aan de andere kant. Op de grens,
als laatste stukje niemandsland, het
terrein waar Martinus Nijhoff in 1929
zijn Walchers buitenhuis liet zetten,
het huis waarin Antoinette Nijhoff op
9 juni zeventig jaar werd.
„Ik was in 1929 in Frankrijk. Toen
ik terugkwam stond het huis, dat ik
nog alleen maar in aanbouw had ge
zien, klaar en wel. Nijhoff had „An
toinette" op het hek laten schilderen.
Het staat er nog." Zeelands hoge he
mel, het on-Nederlandse licht en de
zuiverheid van het vooroorlogse Wal
cheren brachten Martinus en Antoi
nette Nijhoff naar Biggekerke.
„Het eiland was toen net een schil
derij van Breughel. De mensen waren
zuiver, durfden je recht in de ogen te
kijken. Een Zeeuw is niet slaafs. Een
Zeeuw is een ontzettend vrij mens.
Zoiets geeft je al onmiddellijk een
aangename binding met een derge
lijk gewest. Een andere relatie tot
Zeeland hadden we niet. Ja, Nijhoff
had in Middelburg een tante wonen,
maar verder dan dat simpele feit
ging het niet."
„Ik houd niet van Den Haag, Am
sterdam, ik houd niet van midden-
Nederland. We kwamen hier in een
oase. Helaas, er is veel veranderd.
De Zeeuwen zijn de Zeeuwen niet
meer. De infectie van het toerisme
doet niet op alle fronten goed. De
stemming van de bevolking is ge
wijzigd. Ik ben bang dat ook de men
sen hier onverschilliger worden. De
oorlog heeft het eiland kapotgemaakt.
Het toerisme heeft helaas nog erger
dingen aangericht. Vroeger kon ik
op gezette tijden het huis uit om
over het eiland te toeren zo'n beet
je ronddenderen maar, gek ge
noeg, de toeristen houden me tegen
woordig binnen."
Sinds 1929 wonen de Nijhoffs te Big
gekerke. Ook na haar scheiding van
Martinus Nijhoff in 1950 is
A. H. Nijhoff-Wind in Walcheren blij
ven wonen, zij het dan dat ze het jaar
keurig in tweeën deelt. De ene helft,
die we in Nederland winter noemen,
woont ze in Athene, de andere met
haar zoon in Biggekerke.
„Die combinatie is niet zo heel
vreemd. We kwamen naar Zeeland
voor dat prachtige licht en ik ga naar
Athene voor dat prachtige licht. Athe
ne heeft het in bijna nog overtreffen
de trap."
Praten met Antoinette Nijhoff is
praten over zeventig jaar leven. Ze
ventig jaar leven van meer dan één
mens. Werkingen en wisselwerkin
gen. Personen, gebeurtenissen en
toestanden. Het huwelijk met Mar
tinus Nijhoff en de tijd daarna. Het
leven om en voor de boeken, het le
ven om het leven.
Antoinette Hendrika Wind werd in
Den Haag geboren op 9 juni 1897. Ze
was er van 1910 tot 1914 leerlinge van
het gymnasium en ontmoette in dat
laatste jaar Martinus Nijhoff. Ze
trouwden in 1916. 7
Mr. drs. Martinus Nijhoff werd
eveneens in Den Haag geboren (20
april 1894.) Na zijn scheiding in 1950
van Antoinette Wind huwde hij in 1952
met de actrice Georgette Hagen
doorn. Hij overleed op 26 januari
1953.
„Die scheiding is voor ons nooit
een breuk geweest. We waren geeste
lijk erg sterk met elkaar verbonden,
zodat het tenslotte niet zo verschrik
kelijk veel verschil maakte. Ik was
veel op reis. Italië, Frankrijk en ver
der. We leefden af en aan. Het was
een leven dat sterk op de persoonlijk
heden van ons tweeën was gebouwd.
Martinus Nijhoff leefde in Holland.
Hij had hier zijn contacten, zakelijke
en literaire. Hij bleef in de kring. Nij
hoff bleef Nijhoff en dat betekende
veel. Hij was beroemd. Nee, ik ge
loof niet dat hij daar als Boutens last
van had."
De Nijhoffs hebben beiden veel in
Biggekerke gewerkt. In het kleine
witte huis „Antoinette" werden ge
dichten en cyclussen geschreven, die
later ieder op de middelbare school
moest hebben gelezen.
Er werd in Biggekerke evenzeer
gewerkt aan het Ideine maar uiterst
belangrijke oeuvre, dat A. H. Nijhoff
nu op haar naam heeft staan.
„Van kinds af aan is het feit dat
ik schrijven zou een definitieve
zaak geweest. Ik heb ook altijd ge
schreven. Het is waar: er zijn niet
zo heel veel boeken van mij ver
schenen. Mijn gemini-karakter wil
dat ik mij gemakkelijk verspreid,
dat ik zelden één weg bewandel.
Vandaar dat bij die betrekkelijk
geringe publikatie veel dingen zijn
blijven liggen. Ik ben nu aan een
boek over Griekenland bezig. Dat is
voor driekwart gedeelte af. Nee,
geen roman. Veel eerder het ver
haal van iemand, die in Grieken
land, tot Griekenland probeert door
te dringen."
„Die weinige titels hebben ook nog
een andere oorzaak. Ik ben van natu
re een prater. Ik kan urenlang, ein
deloos zitten praten. Dan verschiet je
je schrijverskruit een beetje. Want
om het naderhand nog eens allemaal
op te moeten schrijven
In 1930 verscheen „Twee meisjes en
ik". Het was een literaire sensatie
van de eerste orde. Henri Borel
noemde het boek zonder meer
„schandalig". Voor 1930 lijkt het on
derwerp, de intense beleving van een
vriendschap tussen drie meisjes, wat
gewaagd.
„Zo heb ik het nooit gevoeld. Deze
ANTOINETTE H. NIJHOFF
gemini-karakter
kant van mijn persoon is een zeer be
langrijke. Bepalen hoe een mens is,
zuiver en zonder omwegen, kan nooit
een gewaagd experiment zijn. Al
thans niet voor mij. Mijn gehele werk
is gebaseerd op deze drie dingen:
vriendschap, vrijheid en echte
schoonheid. Waar deze drie pijlers
samenkomen met pure ernst ontstaat
het fundament voor een werk, dat er
in hoofdlijnen al is."
„Zou „Twee meisjes en ik" in 196
gepubliceerd zijn dan moet men echt
niet denken dat de mensen, met de
(oppervlakkig) gewijzigde houding
ten opzichte van het onderwerp het
boek met meer bijval zouden hebben
onthaald. Iedereen staat onmiddellijk
met zijn lof en bijval klaar zolang
men maar niet voelt dat er iets se
rieus achter steekt, iets dat echt is."
„Achter het werk van Gide of
Genet, ook achter het werk van Van
het Reve, zit meer dan de vorm al
leen. Dat geldt ook voor mijn werk.
Het is in ieder geval echt. Hypocriete
kritiek is dat niet."
Twaalf jaar na de „Meisjes" ver
schijnt in 1942 „Medereizigers", later
herdrukt als „Het veilige hotel".
Twaalf jaar voor A. H. Nijhoff om
orde te scheppen in haar geheel eigen
houding ten opzichte van het leven.
Twaalf jaar ook om schoksgewijs iets
van die houding uit te spreken.
Daarna verschijnen nog, met iets
kortere tussenpozen, „Geboorte",
„De vier doden", herdrukt als „De
brief", „Venus in ballingschap" en
„De dagen spreken".
Een onzer vaderlandse recensenten
schrijft na het uitkomen van Venus
in ballingschap": „De naam Nijhoff
is te schande gemaakt." A. H. Nijhoff
heeft voor deze wat ze noemt „ver
woede uitval" een „ernstige glim
lach" over. Venus" werd als een
soort vervolgverhaal opgenomen in
„Maatstaf" het literair tijdschrift dat
het idee was van Martinus Nijhoff en
uitgever Bert Bakker.
„Nijhoff heeft ook mijn schrijvers
naam „bedacht". Ik was vast van
plan onder pseudoniem te publiceren.
We hadden samen naar een passende
naam gezocht, toen Nijhoff plotseling
zei: „Waarom schrijf je niet gewoon
A. H. Nijhoff. Dan weet niemand wie
het is. Niemand weet of het een man
of een vrouw is."
A. H. Nijhoff weet dat haar werk
door heel veel verschillende mensen
wordt gelezen. Haar boeken lopen nog
steeds door in de verkoop. Zelfs
„Twee meisjes en ik", waar een
Deense vertaling van verscheen, zit
veertig jaar na de eerste uitgave
nog steeds in het fonds van Queri-
do, de uitgeverij, die de meeste wer
ken van A. H. Nijhoff heeft uitgege
ven. Dat allemaal ongeacht het feit
dat pure ontspanningsliteratuur een
heel andere zaak is en de omstandig
heid dat A. H. Nijhoff voor die tijd
een wat moeilijke, moderne en altijd
volle zin schreef (en nog schrijft).
„Achteraf kan ik het daar wel mee
eens zijn. Modern, misschien niet he
lemaal. En dan is het nog niet
Het werk van A. H. Nijhoff is een
werk van leven, waarin het element
„dood" erg belangrijk is. „De dood
hoort bij het leven. Op deze leeftijd
zijn er voor mij veel doden. Voor
mij betekent de dood op de eerste
plaats stilte. Het wordt voortdurend
stiller rond me. Dat is een erva
ring die ik met veel ouder worden
de mensen deel."
„Ik zal nooit vergeten dat mijn
zoon, toen zijn vader was gestorven,
zei: „Verdwenen zonder adres achter
te laten." Dat is nu de sensatie van
de dood. Je hebt geen adres meer.
Er valt zelfs geen brief meer te
schrijven."
„Ik geloof niet aan een leven na
dit leven. Ik geloof dat de mens blijft
voortleven in het leven. Er zit im
mers veel meer eeuwigheid in het le
ven dan in de dood."
Als het gesprek langs andere schrij
vers dwaalt, „mag" A. H. Nijhoff
Van het Reve om zijn diepe ernst.
„En Bordewijk heel erg en natuurlijk
Couperus. Hermans mag ik niet. An
na Blaman heel graag en ook Theun
de Vries, hoewel op een ander plan."
Het gesprek dwaalt verder en plot
seling staat weer het huis aan de dui
nen centraal, „waar we in '42 op last
van de Duitsers uit moesten. Er ston
den twee officieren aan het hek. Das
Haus gef&llt uns. Dat betekende dat
wij er om twaalf uur uit moesten zijn
en alles in de status quo moesten
achterlaten."
„Ik pakken en Nijhoff losdraaien
wat vast zat. Ik zie hem nog samen
met Goedbloed uit het dorp de boiler
losschroeven en die Duitsers maar
zeggen dat die Hollanders er niets
van begrepen. „Juist," zei Nijhoff,
„we begrijpen er helemaal niets
van."
„Na de oorlog kwamen we terug.
Walcheren lag kapot. De beschietin
gen en het water. Nijhoff was ont
daan. „Walcheren is voorgoed verlo
ren," zei hij. De tijd heeft hem ge
lukkig niet helemaal gelijk gegeven."
In het witte landhuis „Antoinette"
werd. A. H. Ntfhoff-Wind op 9 juni
zeventig jaar. Querido en de vele
goede bekenden hadden in het uitge-
verspand Singel 262 in Amsterdam
een grootse receptie willen geven en
dat zou ook gebeurd zijn. Echter, de
directrice van Querido, Alice von
Eugen-Van Nahuys, is korte tijd ge
leden plotseling overleden.
„Ik wilde geen groot feest meer.
Alice heeft altijd in mij geloofd en
altijd achter me gestaan. Tine van
Buul, de huidige directrice, wilde het
toch wel door laten gaan, maar hoe
graag ik haar ook een plezier doe,
ik hield het nu toch maar liever in
besloten kring hier in Biggekerke."
„De enige plaats in Nederland,
waar ik echt warmte voor heb, is en
blijft tenslotte Walcheren, het spijtig
toerisme ten spijt."
(Van een correspondent)
BONN In verscheidene landen
worden van tijd tot tijd proeven ge
nomen om kinderen reeds op twee-
of driejarige leeftijd te leren lezen
en schrijven. In West-Duitsland
wordt bijvoorbeeld een onderzoek
ingesteld onder toezicht van prof.
Lückert uit München en prof.
Correll uit Giessen. Research op dit
gebied houdt ten nauwste verband
met de vraag, op welke leeftijd de
kinderen eigenlijk het best naar
school kunnen gaan. Ook in Duits
land mogen de kinderen pas op hun
zesde jaar naar de eerste klas en
vele ouders zijn van mening, dat
dit beslist te laat is en dat geen re
kening wordt gehouden met indivi
duele verschillen. Te Duisburg nu
is een praktisch experiment op
touw gezet met het doel gegevens
te verzamelen teneinde te zijner
tijd een duidelijk antwoord op dit
soort vragen te kunnen geven.
Initiatiefnemer is de inspecteur van
het lager onderwijs Walter te Duis
burg, een jonge, energieke pedagoog,
die niet bang is van traditionele me
thoden af te stappen. Zijn plannen
worden overigens van harte gesteund
door de nieuwe minister van Ere
dienst van de staat Noordrijnland-
Westfalen, Fritz Holthoff, die zelf uit
de wereld van het onderwijs afkom
stig is.
Walter erkent grif, dat het nog
maar een bescheiden experiment is.
Er zijn namelijk slechts dertien kin
deren in het proefklasje opgenomen.
Maar die klas is gevestigd in een ge
wone lagere school en het experiment
heeft duidelijk ten doel, nieuwe me
thoden te ontwikkelen om het huidige
systeem te veranderen. Walter en
zijn medewerkers hopen, dat de
proef voldoende materiaal oplevert
voor wijziging van de wettelijke be
palingen met betrekking tot de leer
plicht in die zin, dat kinderen die
geestelijk en lichamelijk volkomen
geschikt zijn voor de eerste klas niet
worden tegengehouden door de on
verbiddelijke leeftijdsgrens van zes
jaar.
Vorig jaar november heeft Walter
zyn experiment voor belangstellend
den toegelicht. Bij deze gelegenheid
bracht hij een vijfjarige jongen
mee, die de complete leerstof van
de eerste en de tweede klas volle
dig bleek te beheersen. Het jonge
tje Christian had een intelligentie
quotiënt van 148. Ter vergelijking:
Einstein had een IQ van 180, het
gemiddelde is 100. Na deze confron
tatie plaatste Walter een oproep in
de pers om belangstellende ouders
uit te nodigen hun kinderen voor
het proefklasje aan te melden.
Uiteindelijk is de keus dus op der
tien kinderen gevallen. Zes hunner
Flinke terugslag bii
scheepsbouw Japan
LONDEN Na vele jaren van
uitbundige groei wordt een geduch
te terugslag gevoeld bij de Japan
se werven doordat aanzienlijk min
der opdrachten tot de bouw van
schepen uit het buitenland worden
ontvangen. Volgens een recent
overzicht van Hamasaki en Co. te
Osaka wijst alles erop, dat in het
lopende boekjaar aan buitenlandse
orders amper de helft wordt ver
kregen van de tonnage die in 1966
kon worden genoteerd. Weliswaar
hebben de vijf grootste werven in
Japan voor de komende twee a
tweeëneenhalf jaar nog voldoende
opdrachten, doch zij beginnen zich
zorgen te maken over de ontwikke
ling op iets langere termijn.
De grootste werven zijn die van
Mitsoebisji, Hitachi, Ishikawajima-
Harima, Kawasaki en Mitsui. Zij wor
den met name in het overzicht van
Hamasaki genoemd. Het nieuwe
boekjaar van deze ondernemingen is
op 1 april j.l. begonnen. Verwacht
wordt, dat tot 1 april volgend jaar
vier miljoen bruto registerton voor
export zal worden genoteerd, welk to
taal dan moet worden gesteld tegen
over het record van bijna acht mil
joen dat in het afgelopen jaar aan
orders werd ontvangen.
In het overzicht van Hamasaki
wordt geconstateerd, dat in de gehele
wereld een terugloop bij de orders in
de scheepsbouw wordt waargenomen.
Gevreesd wordt, dat de zo sterk ver
minderde belangstelling ook minstens
de komende zes maanden zal aanhou
den. Sommige ondernemingen, grote
zowel als kleine, zouden zich dan ge
noodzaakt kunnen zien met offertes
te komen die in wezen geen winst
kunnen opleveren.
Bijzonder verontrustend acht men
het in kringen van de Japanse
scheepsbouw, dat het aantal opdrach
ten voor middelgrote tankers, sche
pen tussen de 40.000 en 60.000 ton laad
vermogen, zo opmerkelijk is terugge
lopen. In dit verband wordt geconsta
teerd: „De oorzaak is wellicht de on
gunstige situatie op de vrachten-
markt. Dit zou verscheidene onderne
mingen ervan weerhouden, opdrach
ten te geven voor dit soort tankers
die bij de exploitatie juist erg gevoe
lig zijn voor schommelingen op de
markt aangezien zij immers niet va
ren op charterovereenkomsten op
lange termijn."
De hellingen voor de bouw van
schepen in deze categorie zullen zo
doende veel eerder renteloos raken
dan die voor de mammoettankers of
ertsschepen. Maar nieuwe opdrach
ten voor zulke enorme tankers komen
ook veel trager binnen dan nog in het
afgelopen jaar het geval is geweest.
zijn drie jaar oud, zes zijn vier, één
werd onlangs vijf jaar. Voorwaarde
was, dat de kinderen lichamelijk in
prima conditie moesten verkeren, dat
zij behoorlijk konden praten en dat
zij van nature belangstelling toonden
voor geestelijke activiteit.
Driemaal per week gaan de kinde
ren naar school. Telkens wordt een
les van één uur gegeven. Thuis moe
ten de ouders dan met de kinderen
doorgaan. Het is de bedoeling, dat de
eerste cursus een jaar duurt.
Bij het begin zijn alle kinderen
nauwkeurig getest volgens de metho
de Binet-Standford. Geregeld zal zo'n
test worden herhaald. Het onderwijs
wordt gegeven door een onderwijze
res van een lagere school, geassis
teerd door een lid van de wetenschap
pelijke staf van de universiteit te
Bochum, die speciaal voor het experi
ment beschikbaar is gesteld. De gang
van zaken wordt nauwkeurig op
schrift gesteld en met behulp van ge
luidsbandjes toegelicht.
Inspecteur Walter deelt de me
ning van vele moderne pedagogen,
dat talent niet mag worden be
schouwd als een onveranderlijke,
geërfde factor, doch als een proces
dat wel degelijk kan worden be-
invloed. De ontwikkeling kan wor
den gestimuleerd, doch kan ook
worden geremd als de kinderen op
zettelijk „dom" worden gehouden.
Een grote rol wordt gespeeld door
de intelligentie, doch evenzeer door
het vermogen zich in een bepaald
onderwerp te verdiepen en voorts
door opmerkingsgave en het ple
zier dat men kan beleven met
een concrete taak.
Juist deze eigenschappen worden
vaak bij kinderen niet voldoende aan
gemoedigd. Het is dan geen uitzonde
ring als kinderen, die eigenlijk te
laat naar school gaan: de lessen niet
met voldoende animo volgen en nim
mer de prestaties leveren waartoe zij
wel degelijk in staat zouden zijn.
In de proefklas begint het onder
wijs met lezen. Daarna volgen schrij
ven en rekenen. „Volgens mij is lees
les het best geschikt om de geest van
de kinderen te scherpen, hun horizon
te verbreden en hen in staat te stel
len door middel van het lezen van
woorden nieuwe gebieden te betre
den," aldus inspecteur Walter. Eigen
lijk leren reeds zeer kleine kinderen
in het dagelijks leven complete woor
den „lezen", bijvoorbeeld als zij ge
regeld dezelfde reclameborden zien.
Het gaat echter om de juiste optisch-
akoestische analyse.
De kinderen in het klasje zijn af
komstig uit alle lagen van de bevol
king. Vader is bijvoorbeeld handar
beider, of onderwijzer, of directeur
van een onderneming. Ook dit wordt
in verband met het experiment van
veel belang geacht.
Wat moet er echter met die kinde
ren gebeuren als zij inderdaad al op
zesjarige leeftijd de volledige leerstof
van de eerste en de tweede klas on
der de knie hebben? Ook hier heeft
inspeceur Walter uiteraard aan ge
dacht. Het wordt, zo stelt hij, nor
maal geacht als kinderen die blijven
zitten omdat zij over twee of drie
vakken struikelen, een heel jaar lang
dezelfde stof moeten verwerken.
Waarom zou dat niet zodanig kunnen
worden veranderd dat begaafde kin
deren worden „vooruitgezet". Hij
verwacht, dat het in de toekomst heel
gewoon zal zijn als knappe kinderen
een klas overslaan.
VV>AAA/V%AAAAAAAAA/,,A/WVVWVWWWWWW\A^SAAAA^AAAAAAA/WS^WWVSA^WSA/V>»VWW
TJToeveel miljonairs wonen er achter
de Pyreneeën? Rond deze vraag is
een levendige discussie ontstaan nu
de regering te Madrid besloten heeft
aanzienlijke jaarlijkse inkomsten
zwaarder dan voorheen te belasten.
Tot dusverre hebben de directe be
lastingen in Spanje altijd een onder
geschikte rol gespeeld. De overheid
beschikte namelijk slechts over een
naar verhouding bescheiden ambte
lijk apparaat en daardoor was het veel
gemakkelijker de benodigde gelden in
de vorm van indirecte heffingen bij el
kaar te krijgen. Zo moet op het totale
bedrag van elke kwitantie een be
paald percentage aan belasting wor
den betaald.
Vooral artikelen die niet tot het mi
nimale levensonderhoud van de be
volking behoren worden geducht be
last. Bioscoopkaartjes, plaatsbewijzen
voor de autobus en de rekeningen
voor gas en elektriciteit worden auto
matisch met een voor de fiscus be
stemd bedrag verhoogd. Overigens is
het nog niet eens zo lang geleden dat
de Spaanse boer die met wat land-
bouwprodukten of een paar kippen
naar de stad trok, aan de poort „ste
delijke rechten" moest betalen.
Tn geheel Europa is evenwel een
proces tot „harmonisatie" aan de
gang en zodoende zal ook in Spanje
de inkomstenbelasting worden inge
richt volgens maatstaven, die in ande
re landen reeds lang gebruikelijk zijn.
Het moeilijkste probleem is, een dui
delijk overzicht te verkrijgen van de
genen, die jaarlijkse inkomsten heb
ben van één miljoen peseta (circa
65.000 gulden) en méér.
Nog slechts enkele weken geleden
werden in de dagbladen te Madrid
statistische bijzonderheden gepubli
ceerd, waaruit zou moeten blijken dat
geheel Spanje nog geen 500 miljo
nairs telt. In de hoofdstad zouden er
zich slechts 25 bevinden. Prompt ver
schenen in de kranten kritische com
mentaren, waarin belangstellend werd
geïnformeerd naar de eigenaren van
de duizenden luxueuze personenauto's
die dagelijks door de straten van de
stad rijden en die in Spanje aanmerke
lijk duurder zijn dan in welk ander
Europees land ook
Het parlement greep in en heeft een
nieuwe statistiek laten samenstellen.
Volgens de jongste gegevens telt
Spanje 1796 peseta-mijonairs, mensen
wier jaarlijkse inkomsten de één mil
joen te boven gaan. Maar klopt dat?
Albacete bijvoorbeeld, een van de
rijkste provinciale hoofdsteden, zou
maar vier miljonairs hebben. In het
welvarende Santa Cruz de Tenerife,
waar het toerisme een ononderbroken
geldstroom heeft ontketend en waar
ook de tomaten -en bananenplantages
een geweldige waarde vertegenwoor
digen, zouden slechts elf miljonairs
wonen. En Malaga met zijn luxe-ho
tels en uitbundig toerisme staat ge
boekt met vijf miljonairs. Juist daar,
aan de Costa del Sol, zijn de afgelo
pen jqren door verkoop van bouwter
rein, verhuur van bungalows en an
dere toeristische projecten miljoenen
verdiend, niet miljoenen peseta's doch
miljoenen dollars. Hoe kan dat
IL/ferkwaardig is het trouwens ook,
dat er zo bijzonder weinig men
sen met jaarlijkse inkomsten van min
stens één miljoen worden aangetroffen
in provincies met uitgestrekte lande
rijen als Toledo en Ciudad Real, cen
tra van de oude adel. Misschien klop
pen de statistische gegevens niet, mis
schien steken de grootgrondbezitters
de handen niet uit de mouwen waar
door hun bezittingen zo weinig ople
veren. Dat zou dan betekenen dat de
ontwikkeling daar volstrekt stagneert.
Het is niet uitgesloten, dat het sta
tistische materiaal ten behoeve van de
inkomstenbelasting een belangrijke im
puls wordt bij het streven naar een
agrarische hervorming, waarvan al zo
vele jaren sprake is.
De hooitijd is begonnen
(Van onze medewerker H. Wonink)
Tn de ttfd dat de zwarte jongen
van het waterhoentje zich
achter het ouderpaar voortreppen,
de kievit in de kaalgevreten weide
zijn donzige kuikens tussen de
koeien door leidt en de spotvogel uit
alle meidoornhagen zijn grappige
lied zingt, ratelt het maaigarnituur
door het hooiland. De hooitijd is be
gonnen! Hier en daar werd eind
mei al gras gemaaid, om, ge
kneusd, te worden ingekuild, maar
nu, in juni, wordt de wuivende zee
van bloeiende halmen massaal aan
gepakt, nu snijdt de maaibalk de
iange grasstengels af en krijgt de
zon haar kans.
In luttele dagen kleurt de neerge
velde massa goudgeel. Boven de lan
den hangt een fijn aroma van door de
zon gedroogd gras en overal is er be
zigheid, overal worden karren hoog
opgeladen of doet de baaltjespers zijn
werk.
Met die hooitijd wordt een tijdperk
afgesloten. De lente is voorbij, de zo
mer dient zich aan. Het lijkt al weer
zo lang geleden, dat wij ons over het
eerste legsel van de kievit bogen en
in de heide de eerste eieren van de
grutto vonden. Ook nu zit er nog wel
ergens een late kievit op haar broed
sel, doch het is een aflopende zaak.
Over een maand gaan de weidevogels
het binnenland weer verlaten om in
ferme troepen langs riviermondingen
en de zeekant te maroderen.
Grutto's, kieviten en tureluurs hou
den het maar een maand of drie, vier
uit in het binnenland. Dan hunkeren
zij weer naar het zilte nat en reizen
westwaarts. Zelfs begin juni ziet men
al troepjes kieviten naar het westen
reizen.
Juni is de maand van de jonge
vogels. Hoewel nog talloze vogels
nesten bouwen, eieren leggen en
uitbroeden, wordt onze aandacht
tijdens wandelingen in bos en veld
toch het meest getrokken door het
gesjierp en gepiep van om voedsel
bedelend vogelkroost.
Zo vloog dezer dagen het koolmees
gezinnetje in het nestkastje aan de
pereboom uit. De kleine verendotjes
fladderden nog wat onbeholpen door
mijn tuin. Eén ging er op de venster
bank zitten en keek naar binnen. Zo
zat hij wel tien minuten, steeds pie
pend, de snavel wijd open. Zo klein
als hij was, was hij toch meteen al
te herkennen als een koolmees, want
de gele borst en zwarte lengtestreep
ontbraken niet. De kleine meende
kennelijk in zijn spiegelbeeld de oude
te zien en bedelde om voedsel.
De volgende dag lag er één dood
bij het huis. Misschien was de oude
hem kwijtgeraakt en kon de kleine
zodoende niet gevoed worden. Want
de meeste vogels worden de eerste
dagen na het uitvliegen nog door het
ouderpaar verzorgd. Vaak duurt het
wel een week, voor zij zelf op voedsel
uitgaan.
Trouwens, die meesjes zijn toch
enorm familieziek. Houdt zo'n uitge
vlogen troepje zich nog wat afzijdig
wanneer het ouderpaar voor de twee
de keer een huishouding opzet, zodra
ook dat de ruime wereld ingaat,
voegt heel die bent zich bij elkaar.
Samen proberen zij dan de moeilijke
tijd van de winter door te komen. De
troepen staartmezen, die men 's win
ters ziet rondzwerven, zijn dikwijls
één gezin. Dat is eveneens met patrij
zen het geval. Ook de veldhoenders
leven tot diep in de winter in gezins
verband. Pas in februari eist de lief
de haar rechten op. Dan gaat ieder
zijns weegs.
Er zijn ook vogels, die al het nest
verlaten wanneer zij nog niet eens
kunnen vliegen. En dan bedoel ik
niet de patrijzen, fazanten, eenden
en weidevogels die, zodra moeder hen
lekker droog gestoofd heeft onder haar
warmend lijf, uit het nest stappen om
er nooit meer terug te keren. Nee, ik
denk aan de vogels die niet in een al
tijd gevaarlijk nest op de grond zijn
geboren. De leeuweriken bijvoorbeeld
ontruimen na een dag of acht, negen
de plek waar zij werden uitgebroed.
trompetvormige kelken van de crè
me, vaak rood aanlopende bloem.
Een zoete geur verspreidt zich. Daar
komen de nachtvlinders op af. Zo is
ook deze nachtbloeier ervan verze
kerd, dat zijn pogingen de soort in
stand te houden en zo mogelijk uit te
breiden, succes hebben. Die nacht
vlinders zorgen er immers voor, dat
bestuiving plaatsvindt en zich zaad
kan vormen. Bij de kamperfoelie ge
beurt dat in de vuurrode trossen aap
elkaar geklonte vruchtjes.
De kamperfoelie is een interessante
plant, die men praktisch overal aan
treft. Al heel vroeg in het jaar, soms
reeds met kerstmis, kiert het eerste
blad uit de knoppen. In februari zor
gen de overal in het rond spiralende
klimmers voor de groene versiering
van het overigens nog dode bos.
In juni breekt de eerste bloeiperio
de aan. In augustus volgt een tweede
en in oktober raakt deze slingeraar
voor de derde keer in bloei. In die
tijd vindt men aan dezelfde plant ro
de bessen, groene bessen en bloqmen.
De boomkruipers doen dat ook, al zal
men dat eerder wegkruipen dan weg
lopen noemen. Het zijn aartsklimmer-
tjes. Al kunnen zij nog helemaal niet
vliegen, klimmen in de bomen gaat
des te beter.
Het is natuurlijk voor de ouders,
die het voedsel aandragen, niet ge
makkelijk om het op allerlei plaat
sen zetelende kroost terug te vin
den. Jonge vinken laten telkens een
hees gepiep horen, waarmee zij va
der of moeder bij zich lokken. De
jonge bosuiltjes hoort men 's nachts
zelfs geweldig tekeergaan. Voort
durend klinkt hun luguber gekrijs,
bang als ze zijn dat de ouders hen
zullen vergeten.
Nu de activiteit van de vogels luwt
overigens is daar in juni nog niet
veel van te merken gaan de insek
ten hun hoogtij tegemoet. In de war
me zon voelen zij zich op hun gemak.
Enorm breiden de kolonies van hom
mels en wespen zich uit. In het water
worden duizenden muggelarven de
volwassen zoemers van de zomer
nacht. De libellen staken hun rovers-
bestaan onder water en worden
mooie vliegende juwelen, die echter
ook dan verzot blijven op alle insek
ten die kleiner zijn dan zijzelf en die
met smaak worden opgepeuzeld.
In die maand gaat de kamperfoelie
bloeien. In de avond openen zich de