Een schrijfster in een klein wit hwk 'an de rand van de duinen In Duitse proefklas leren 3-jarige kinderen lezen... Waar zijn de Spaanse miljonairs gebleven? J. Nijhof 70 jaar Waarom niet vroeger naar de lagere school Werk is gebaseerd op vriendschap, vrijheid en echte schoonheid Terugblik Ordening Stilte Aanmoedigen Vogels, insekten en geurige landerijen vreemd. In wezen is iedere kunste naar progressief alleen al om het eenvoudige feit dat denken automa tisch tot progressiviteit leidt. Maar hoe dan ook, modern of niet, het heeft met het leven te maken en ook dat wisselt." „Ik heb alleen getracht in woorden vast te leggen, wat mijn geest te behouden wenscht Een klein citaat uit de inleiding tot een groot boek: „Twee meis jes en ik" van A. H. Nijhoff. De schrijfster van „Twee meis jes en ik", „De vier doden" en „Veaius in ballingschap is nu vrij dag zeventig jaar. Zij heeft haar verjaardag niet gevierd met 'n grote schrijversreceptie in de randstad, maar in besloten kring in haar huis te Biggekerke. Een van onze redacteuren was een middag bij haar op bezoek in huize .^Antoinette", een klein wit rustpunt aan de grote groene duin voet van Walcheren. (Van een onzer verslaggevers) ¥Tet is een klein wit landhuis A vlak onder de duinen van Val- kenisse, waar de man, die de deur opendoet, „Nijhoff" zegt. Achter de deur begint het huis van A. H. Nij- hoff-Wind, schrijfster. Ramen en schilderijen spelen het licht door. Het hoge heersende licht van Wal cheren golft door de kamer. De grillige zanderige duinen aan de ene kant, de keurige landbouwkavel- tjes aan de andere kant. Op de grens, als laatste stukje niemandsland, het terrein waar Martinus Nijhoff in 1929 zijn Walchers buitenhuis liet zetten, het huis waarin Antoinette Nijhoff op 9 juni zeventig jaar werd. „Ik was in 1929 in Frankrijk. Toen ik terugkwam stond het huis, dat ik nog alleen maar in aanbouw had ge zien, klaar en wel. Nijhoff had „An toinette" op het hek laten schilderen. Het staat er nog." Zeelands hoge he mel, het on-Nederlandse licht en de zuiverheid van het vooroorlogse Wal cheren brachten Martinus en Antoi nette Nijhoff naar Biggekerke. „Het eiland was toen net een schil derij van Breughel. De mensen waren zuiver, durfden je recht in de ogen te kijken. Een Zeeuw is niet slaafs. Een Zeeuw is een ontzettend vrij mens. Zoiets geeft je al onmiddellijk een aangename binding met een derge lijk gewest. Een andere relatie tot Zeeland hadden we niet. Ja, Nijhoff had in Middelburg een tante wonen, maar verder dan dat simpele feit ging het niet." „Ik houd niet van Den Haag, Am sterdam, ik houd niet van midden- Nederland. We kwamen hier in een oase. Helaas, er is veel veranderd. De Zeeuwen zijn de Zeeuwen niet meer. De infectie van het toerisme doet niet op alle fronten goed. De stemming van de bevolking is ge wijzigd. Ik ben bang dat ook de men sen hier onverschilliger worden. De oorlog heeft het eiland kapotgemaakt. Het toerisme heeft helaas nog erger dingen aangericht. Vroeger kon ik op gezette tijden het huis uit om over het eiland te toeren zo'n beet je ronddenderen maar, gek ge noeg, de toeristen houden me tegen woordig binnen." Sinds 1929 wonen de Nijhoffs te Big gekerke. Ook na haar scheiding van Martinus Nijhoff in 1950 is A. H. Nijhoff-Wind in Walcheren blij ven wonen, zij het dan dat ze het jaar keurig in tweeën deelt. De ene helft, die we in Nederland winter noemen, woont ze in Athene, de andere met haar zoon in Biggekerke. „Die combinatie is niet zo heel vreemd. We kwamen naar Zeeland voor dat prachtige licht en ik ga naar Athene voor dat prachtige licht. Athe ne heeft het in bijna nog overtreffen de trap." Praten met Antoinette Nijhoff is praten over zeventig jaar leven. Ze ventig jaar leven van meer dan één mens. Werkingen en wisselwerkin gen. Personen, gebeurtenissen en toestanden. Het huwelijk met Mar tinus Nijhoff en de tijd daarna. Het leven om en voor de boeken, het le ven om het leven. Antoinette Hendrika Wind werd in Den Haag geboren op 9 juni 1897. Ze was er van 1910 tot 1914 leerlinge van het gymnasium en ontmoette in dat laatste jaar Martinus Nijhoff. Ze trouwden in 1916. 7 Mr. drs. Martinus Nijhoff werd eveneens in Den Haag geboren (20 april 1894.) Na zijn scheiding in 1950 van Antoinette Wind huwde hij in 1952 met de actrice Georgette Hagen doorn. Hij overleed op 26 januari 1953. „Die scheiding is voor ons nooit een breuk geweest. We waren geeste lijk erg sterk met elkaar verbonden, zodat het tenslotte niet zo verschrik kelijk veel verschil maakte. Ik was veel op reis. Italië, Frankrijk en ver der. We leefden af en aan. Het was een leven dat sterk op de persoonlijk heden van ons tweeën was gebouwd. Martinus Nijhoff leefde in Holland. Hij had hier zijn contacten, zakelijke en literaire. Hij bleef in de kring. Nij hoff bleef Nijhoff en dat betekende veel. Hij was beroemd. Nee, ik ge loof niet dat hij daar als Boutens last van had." De Nijhoffs hebben beiden veel in Biggekerke gewerkt. In het kleine witte huis „Antoinette" werden ge dichten en cyclussen geschreven, die later ieder op de middelbare school moest hebben gelezen. Er werd in Biggekerke evenzeer gewerkt aan het Ideine maar uiterst belangrijke oeuvre, dat A. H. Nijhoff nu op haar naam heeft staan. „Van kinds af aan is het feit dat ik schrijven zou een definitieve zaak geweest. Ik heb ook altijd ge schreven. Het is waar: er zijn niet zo heel veel boeken van mij ver schenen. Mijn gemini-karakter wil dat ik mij gemakkelijk verspreid, dat ik zelden één weg bewandel. Vandaar dat bij die betrekkelijk geringe publikatie veel dingen zijn blijven liggen. Ik ben nu aan een boek over Griekenland bezig. Dat is voor driekwart gedeelte af. Nee, geen roman. Veel eerder het ver haal van iemand, die in Grieken land, tot Griekenland probeert door te dringen." „Die weinige titels hebben ook nog een andere oorzaak. Ik ben van natu re een prater. Ik kan urenlang, ein deloos zitten praten. Dan verschiet je je schrijverskruit een beetje. Want om het naderhand nog eens allemaal op te moeten schrijven In 1930 verscheen „Twee meisjes en ik". Het was een literaire sensatie van de eerste orde. Henri Borel noemde het boek zonder meer „schandalig". Voor 1930 lijkt het on derwerp, de intense beleving van een vriendschap tussen drie meisjes, wat gewaagd. „Zo heb ik het nooit gevoeld. Deze ANTOINETTE H. NIJHOFF gemini-karakter kant van mijn persoon is een zeer be langrijke. Bepalen hoe een mens is, zuiver en zonder omwegen, kan nooit een gewaagd experiment zijn. Al thans niet voor mij. Mijn gehele werk is gebaseerd op deze drie dingen: vriendschap, vrijheid en echte schoonheid. Waar deze drie pijlers samenkomen met pure ernst ontstaat het fundament voor een werk, dat er in hoofdlijnen al is." „Zou „Twee meisjes en ik" in 196 gepubliceerd zijn dan moet men echt niet denken dat de mensen, met de (oppervlakkig) gewijzigde houding ten opzichte van het onderwerp het boek met meer bijval zouden hebben onthaald. Iedereen staat onmiddellijk met zijn lof en bijval klaar zolang men maar niet voelt dat er iets se rieus achter steekt, iets dat echt is." „Achter het werk van Gide of Genet, ook achter het werk van Van het Reve, zit meer dan de vorm al leen. Dat geldt ook voor mijn werk. Het is in ieder geval echt. Hypocriete kritiek is dat niet." Twaalf jaar na de „Meisjes" ver schijnt in 1942 „Medereizigers", later herdrukt als „Het veilige hotel". Twaalf jaar voor A. H. Nijhoff om orde te scheppen in haar geheel eigen houding ten opzichte van het leven. Twaalf jaar ook om schoksgewijs iets van die houding uit te spreken. Daarna verschijnen nog, met iets kortere tussenpozen, „Geboorte", „De vier doden", herdrukt als „De brief", „Venus in ballingschap" en „De dagen spreken". Een onzer vaderlandse recensenten schrijft na het uitkomen van Venus in ballingschap": „De naam Nijhoff is te schande gemaakt." A. H. Nijhoff heeft voor deze wat ze noemt „ver woede uitval" een „ernstige glim lach" over. Venus" werd als een soort vervolgverhaal opgenomen in „Maatstaf" het literair tijdschrift dat het idee was van Martinus Nijhoff en uitgever Bert Bakker. „Nijhoff heeft ook mijn schrijvers naam „bedacht". Ik was vast van plan onder pseudoniem te publiceren. We hadden samen naar een passende naam gezocht, toen Nijhoff plotseling zei: „Waarom schrijf je niet gewoon A. H. Nijhoff. Dan weet niemand wie het is. Niemand weet of het een man of een vrouw is." A. H. Nijhoff weet dat haar werk door heel veel verschillende mensen wordt gelezen. Haar boeken lopen nog steeds door in de verkoop. Zelfs „Twee meisjes en ik", waar een Deense vertaling van verscheen, zit veertig jaar na de eerste uitgave nog steeds in het fonds van Queri- do, de uitgeverij, die de meeste wer ken van A. H. Nijhoff heeft uitgege ven. Dat allemaal ongeacht het feit dat pure ontspanningsliteratuur een heel andere zaak is en de omstandig heid dat A. H. Nijhoff voor die tijd een wat moeilijke, moderne en altijd volle zin schreef (en nog schrijft). „Achteraf kan ik het daar wel mee eens zijn. Modern, misschien niet he lemaal. En dan is het nog niet Het werk van A. H. Nijhoff is een werk van leven, waarin het element „dood" erg belangrijk is. „De dood hoort bij het leven. Op deze leeftijd zijn er voor mij veel doden. Voor mij betekent de dood op de eerste plaats stilte. Het wordt voortdurend stiller rond me. Dat is een erva ring die ik met veel ouder worden de mensen deel." „Ik zal nooit vergeten dat mijn zoon, toen zijn vader was gestorven, zei: „Verdwenen zonder adres achter te laten." Dat is nu de sensatie van de dood. Je hebt geen adres meer. Er valt zelfs geen brief meer te schrijven." „Ik geloof niet aan een leven na dit leven. Ik geloof dat de mens blijft voortleven in het leven. Er zit im mers veel meer eeuwigheid in het le ven dan in de dood." Als het gesprek langs andere schrij vers dwaalt, „mag" A. H. Nijhoff Van het Reve om zijn diepe ernst. „En Bordewijk heel erg en natuurlijk Couperus. Hermans mag ik niet. An na Blaman heel graag en ook Theun de Vries, hoewel op een ander plan." Het gesprek dwaalt verder en plot seling staat weer het huis aan de dui nen centraal, „waar we in '42 op last van de Duitsers uit moesten. Er ston den twee officieren aan het hek. Das Haus gef&llt uns. Dat betekende dat wij er om twaalf uur uit moesten zijn en alles in de status quo moesten achterlaten." „Ik pakken en Nijhoff losdraaien wat vast zat. Ik zie hem nog samen met Goedbloed uit het dorp de boiler losschroeven en die Duitsers maar zeggen dat die Hollanders er niets van begrepen. „Juist," zei Nijhoff, „we begrijpen er helemaal niets van." „Na de oorlog kwamen we terug. Walcheren lag kapot. De beschietin gen en het water. Nijhoff was ont daan. „Walcheren is voorgoed verlo ren," zei hij. De tijd heeft hem ge lukkig niet helemaal gelijk gegeven." In het witte landhuis „Antoinette" werd. A. H. Ntfhoff-Wind op 9 juni zeventig jaar. Querido en de vele goede bekenden hadden in het uitge- verspand Singel 262 in Amsterdam een grootse receptie willen geven en dat zou ook gebeurd zijn. Echter, de directrice van Querido, Alice von Eugen-Van Nahuys, is korte tijd ge leden plotseling overleden. „Ik wilde geen groot feest meer. Alice heeft altijd in mij geloofd en altijd achter me gestaan. Tine van Buul, de huidige directrice, wilde het toch wel door laten gaan, maar hoe graag ik haar ook een plezier doe, ik hield het nu toch maar liever in besloten kring hier in Biggekerke." „De enige plaats in Nederland, waar ik echt warmte voor heb, is en blijft tenslotte Walcheren, het spijtig toerisme ten spijt." (Van een correspondent) BONN In verscheidene landen worden van tijd tot tijd proeven ge nomen om kinderen reeds op twee- of driejarige leeftijd te leren lezen en schrijven. In West-Duitsland wordt bijvoorbeeld een onderzoek ingesteld onder toezicht van prof. Lückert uit München en prof. Correll uit Giessen. Research op dit gebied houdt ten nauwste verband met de vraag, op welke leeftijd de kinderen eigenlijk het best naar school kunnen gaan. Ook in Duits land mogen de kinderen pas op hun zesde jaar naar de eerste klas en vele ouders zijn van mening, dat dit beslist te laat is en dat geen re kening wordt gehouden met indivi duele verschillen. Te Duisburg nu is een praktisch experiment op touw gezet met het doel gegevens te verzamelen teneinde te zijner tijd een duidelijk antwoord op dit soort vragen te kunnen geven. Initiatiefnemer is de inspecteur van het lager onderwijs Walter te Duis burg, een jonge, energieke pedagoog, die niet bang is van traditionele me thoden af te stappen. Zijn plannen worden overigens van harte gesteund door de nieuwe minister van Ere dienst van de staat Noordrijnland- Westfalen, Fritz Holthoff, die zelf uit de wereld van het onderwijs afkom stig is. Walter erkent grif, dat het nog maar een bescheiden experiment is. Er zijn namelijk slechts dertien kin deren in het proefklasje opgenomen. Maar die klas is gevestigd in een ge wone lagere school en het experiment heeft duidelijk ten doel, nieuwe me thoden te ontwikkelen om het huidige systeem te veranderen. Walter en zijn medewerkers hopen, dat de proef voldoende materiaal oplevert voor wijziging van de wettelijke be palingen met betrekking tot de leer plicht in die zin, dat kinderen die geestelijk en lichamelijk volkomen geschikt zijn voor de eerste klas niet worden tegengehouden door de on verbiddelijke leeftijdsgrens van zes jaar. Vorig jaar november heeft Walter zyn experiment voor belangstellend den toegelicht. Bij deze gelegenheid bracht hij een vijfjarige jongen mee, die de complete leerstof van de eerste en de tweede klas volle dig bleek te beheersen. Het jonge tje Christian had een intelligentie quotiënt van 148. Ter vergelijking: Einstein had een IQ van 180, het gemiddelde is 100. Na deze confron tatie plaatste Walter een oproep in de pers om belangstellende ouders uit te nodigen hun kinderen voor het proefklasje aan te melden. Uiteindelijk is de keus dus op der tien kinderen gevallen. Zes hunner Flinke terugslag bii scheepsbouw Japan LONDEN Na vele jaren van uitbundige groei wordt een geduch te terugslag gevoeld bij de Japan se werven doordat aanzienlijk min der opdrachten tot de bouw van schepen uit het buitenland worden ontvangen. Volgens een recent overzicht van Hamasaki en Co. te Osaka wijst alles erop, dat in het lopende boekjaar aan buitenlandse orders amper de helft wordt ver kregen van de tonnage die in 1966 kon worden genoteerd. Weliswaar hebben de vijf grootste werven in Japan voor de komende twee a tweeëneenhalf jaar nog voldoende opdrachten, doch zij beginnen zich zorgen te maken over de ontwikke ling op iets langere termijn. De grootste werven zijn die van Mitsoebisji, Hitachi, Ishikawajima- Harima, Kawasaki en Mitsui. Zij wor den met name in het overzicht van Hamasaki genoemd. Het nieuwe boekjaar van deze ondernemingen is op 1 april j.l. begonnen. Verwacht wordt, dat tot 1 april volgend jaar vier miljoen bruto registerton voor export zal worden genoteerd, welk to taal dan moet worden gesteld tegen over het record van bijna acht mil joen dat in het afgelopen jaar aan orders werd ontvangen. In het overzicht van Hamasaki wordt geconstateerd, dat in de gehele wereld een terugloop bij de orders in de scheepsbouw wordt waargenomen. Gevreesd wordt, dat de zo sterk ver minderde belangstelling ook minstens de komende zes maanden zal aanhou den. Sommige ondernemingen, grote zowel als kleine, zouden zich dan ge noodzaakt kunnen zien met offertes te komen die in wezen geen winst kunnen opleveren. Bijzonder verontrustend acht men het in kringen van de Japanse scheepsbouw, dat het aantal opdrach ten voor middelgrote tankers, sche pen tussen de 40.000 en 60.000 ton laad vermogen, zo opmerkelijk is terugge lopen. In dit verband wordt geconsta teerd: „De oorzaak is wellicht de on gunstige situatie op de vrachten- markt. Dit zou verscheidene onderne mingen ervan weerhouden, opdrach ten te geven voor dit soort tankers die bij de exploitatie juist erg gevoe lig zijn voor schommelingen op de markt aangezien zij immers niet va ren op charterovereenkomsten op lange termijn." De hellingen voor de bouw van schepen in deze categorie zullen zo doende veel eerder renteloos raken dan die voor de mammoettankers of ertsschepen. Maar nieuwe opdrach ten voor zulke enorme tankers komen ook veel trager binnen dan nog in het afgelopen jaar het geval is geweest. zijn drie jaar oud, zes zijn vier, één werd onlangs vijf jaar. Voorwaarde was, dat de kinderen lichamelijk in prima conditie moesten verkeren, dat zij behoorlijk konden praten en dat zij van nature belangstelling toonden voor geestelijke activiteit. Driemaal per week gaan de kinde ren naar school. Telkens wordt een les van één uur gegeven. Thuis moe ten de ouders dan met de kinderen doorgaan. Het is de bedoeling, dat de eerste cursus een jaar duurt. Bij het begin zijn alle kinderen nauwkeurig getest volgens de metho de Binet-Standford. Geregeld zal zo'n test worden herhaald. Het onderwijs wordt gegeven door een onderwijze res van een lagere school, geassis teerd door een lid van de wetenschap pelijke staf van de universiteit te Bochum, die speciaal voor het experi ment beschikbaar is gesteld. De gang van zaken wordt nauwkeurig op schrift gesteld en met behulp van ge luidsbandjes toegelicht. Inspecteur Walter deelt de me ning van vele moderne pedagogen, dat talent niet mag worden be schouwd als een onveranderlijke, geërfde factor, doch als een proces dat wel degelijk kan worden be- invloed. De ontwikkeling kan wor den gestimuleerd, doch kan ook worden geremd als de kinderen op zettelijk „dom" worden gehouden. Een grote rol wordt gespeeld door de intelligentie, doch evenzeer door het vermogen zich in een bepaald onderwerp te verdiepen en voorts door opmerkingsgave en het ple zier dat men kan beleven met een concrete taak. Juist deze eigenschappen worden vaak bij kinderen niet voldoende aan gemoedigd. Het is dan geen uitzonde ring als kinderen, die eigenlijk te laat naar school gaan: de lessen niet met voldoende animo volgen en nim mer de prestaties leveren waartoe zij wel degelijk in staat zouden zijn. In de proefklas begint het onder wijs met lezen. Daarna volgen schrij ven en rekenen. „Volgens mij is lees les het best geschikt om de geest van de kinderen te scherpen, hun horizon te verbreden en hen in staat te stel len door middel van het lezen van woorden nieuwe gebieden te betre den," aldus inspecteur Walter. Eigen lijk leren reeds zeer kleine kinderen in het dagelijks leven complete woor den „lezen", bijvoorbeeld als zij ge regeld dezelfde reclameborden zien. Het gaat echter om de juiste optisch- akoestische analyse. De kinderen in het klasje zijn af komstig uit alle lagen van de bevol king. Vader is bijvoorbeeld handar beider, of onderwijzer, of directeur van een onderneming. Ook dit wordt in verband met het experiment van veel belang geacht. Wat moet er echter met die kinde ren gebeuren als zij inderdaad al op zesjarige leeftijd de volledige leerstof van de eerste en de tweede klas on der de knie hebben? Ook hier heeft inspeceur Walter uiteraard aan ge dacht. Het wordt, zo stelt hij, nor maal geacht als kinderen die blijven zitten omdat zij over twee of drie vakken struikelen, een heel jaar lang dezelfde stof moeten verwerken. Waarom zou dat niet zodanig kunnen worden veranderd dat begaafde kin deren worden „vooruitgezet". Hij verwacht, dat het in de toekomst heel gewoon zal zijn als knappe kinderen een klas overslaan. VV>AAA/V%AAAAAAAAA/,,A/WVVWVWWWWWW\A^SAAAA^AAAAAAA/WS^WWVSA^WSA/V>»VWW TJToeveel miljonairs wonen er achter de Pyreneeën? Rond deze vraag is een levendige discussie ontstaan nu de regering te Madrid besloten heeft aanzienlijke jaarlijkse inkomsten zwaarder dan voorheen te belasten. Tot dusverre hebben de directe be lastingen in Spanje altijd een onder geschikte rol gespeeld. De overheid beschikte namelijk slechts over een naar verhouding bescheiden ambte lijk apparaat en daardoor was het veel gemakkelijker de benodigde gelden in de vorm van indirecte heffingen bij el kaar te krijgen. Zo moet op het totale bedrag van elke kwitantie een be paald percentage aan belasting wor den betaald. Vooral artikelen die niet tot het mi nimale levensonderhoud van de be volking behoren worden geducht be last. Bioscoopkaartjes, plaatsbewijzen voor de autobus en de rekeningen voor gas en elektriciteit worden auto matisch met een voor de fiscus be stemd bedrag verhoogd. Overigens is het nog niet eens zo lang geleden dat de Spaanse boer die met wat land- bouwprodukten of een paar kippen naar de stad trok, aan de poort „ste delijke rechten" moest betalen. Tn geheel Europa is evenwel een proces tot „harmonisatie" aan de gang en zodoende zal ook in Spanje de inkomstenbelasting worden inge richt volgens maatstaven, die in ande re landen reeds lang gebruikelijk zijn. Het moeilijkste probleem is, een dui delijk overzicht te verkrijgen van de genen, die jaarlijkse inkomsten heb ben van één miljoen peseta (circa 65.000 gulden) en méér. Nog slechts enkele weken geleden werden in de dagbladen te Madrid statistische bijzonderheden gepubli ceerd, waaruit zou moeten blijken dat geheel Spanje nog geen 500 miljo nairs telt. In de hoofdstad zouden er zich slechts 25 bevinden. Prompt ver schenen in de kranten kritische com mentaren, waarin belangstellend werd geïnformeerd naar de eigenaren van de duizenden luxueuze personenauto's die dagelijks door de straten van de stad rijden en die in Spanje aanmerke lijk duurder zijn dan in welk ander Europees land ook Het parlement greep in en heeft een nieuwe statistiek laten samenstellen. Volgens de jongste gegevens telt Spanje 1796 peseta-mijonairs, mensen wier jaarlijkse inkomsten de één mil joen te boven gaan. Maar klopt dat? Albacete bijvoorbeeld, een van de rijkste provinciale hoofdsteden, zou maar vier miljonairs hebben. In het welvarende Santa Cruz de Tenerife, waar het toerisme een ononderbroken geldstroom heeft ontketend en waar ook de tomaten -en bananenplantages een geweldige waarde vertegenwoor digen, zouden slechts elf miljonairs wonen. En Malaga met zijn luxe-ho tels en uitbundig toerisme staat ge boekt met vijf miljonairs. Juist daar, aan de Costa del Sol, zijn de afgelo pen jqren door verkoop van bouwter rein, verhuur van bungalows en an dere toeristische projecten miljoenen verdiend, niet miljoenen peseta's doch miljoenen dollars. Hoe kan dat IL/ferkwaardig is het trouwens ook, dat er zo bijzonder weinig men sen met jaarlijkse inkomsten van min stens één miljoen worden aangetroffen in provincies met uitgestrekte lande rijen als Toledo en Ciudad Real, cen tra van de oude adel. Misschien klop pen de statistische gegevens niet, mis schien steken de grootgrondbezitters de handen niet uit de mouwen waar door hun bezittingen zo weinig ople veren. Dat zou dan betekenen dat de ontwikkeling daar volstrekt stagneert. Het is niet uitgesloten, dat het sta tistische materiaal ten behoeve van de inkomstenbelasting een belangrijke im puls wordt bij het streven naar een agrarische hervorming, waarvan al zo vele jaren sprake is. De hooitijd is begonnen (Van onze medewerker H. Wonink) Tn de ttfd dat de zwarte jongen van het waterhoentje zich achter het ouderpaar voortreppen, de kievit in de kaalgevreten weide zijn donzige kuikens tussen de koeien door leidt en de spotvogel uit alle meidoornhagen zijn grappige lied zingt, ratelt het maaigarnituur door het hooiland. De hooitijd is be gonnen! Hier en daar werd eind mei al gras gemaaid, om, ge kneusd, te worden ingekuild, maar nu, in juni, wordt de wuivende zee van bloeiende halmen massaal aan gepakt, nu snijdt de maaibalk de iange grasstengels af en krijgt de zon haar kans. In luttele dagen kleurt de neerge velde massa goudgeel. Boven de lan den hangt een fijn aroma van door de zon gedroogd gras en overal is er be zigheid, overal worden karren hoog opgeladen of doet de baaltjespers zijn werk. Met die hooitijd wordt een tijdperk afgesloten. De lente is voorbij, de zo mer dient zich aan. Het lijkt al weer zo lang geleden, dat wij ons over het eerste legsel van de kievit bogen en in de heide de eerste eieren van de grutto vonden. Ook nu zit er nog wel ergens een late kievit op haar broed sel, doch het is een aflopende zaak. Over een maand gaan de weidevogels het binnenland weer verlaten om in ferme troepen langs riviermondingen en de zeekant te maroderen. Grutto's, kieviten en tureluurs hou den het maar een maand of drie, vier uit in het binnenland. Dan hunkeren zij weer naar het zilte nat en reizen westwaarts. Zelfs begin juni ziet men al troepjes kieviten naar het westen reizen. Juni is de maand van de jonge vogels. Hoewel nog talloze vogels nesten bouwen, eieren leggen en uitbroeden, wordt onze aandacht tijdens wandelingen in bos en veld toch het meest getrokken door het gesjierp en gepiep van om voedsel bedelend vogelkroost. Zo vloog dezer dagen het koolmees gezinnetje in het nestkastje aan de pereboom uit. De kleine verendotjes fladderden nog wat onbeholpen door mijn tuin. Eén ging er op de venster bank zitten en keek naar binnen. Zo zat hij wel tien minuten, steeds pie pend, de snavel wijd open. Zo klein als hij was, was hij toch meteen al te herkennen als een koolmees, want de gele borst en zwarte lengtestreep ontbraken niet. De kleine meende kennelijk in zijn spiegelbeeld de oude te zien en bedelde om voedsel. De volgende dag lag er één dood bij het huis. Misschien was de oude hem kwijtgeraakt en kon de kleine zodoende niet gevoed worden. Want de meeste vogels worden de eerste dagen na het uitvliegen nog door het ouderpaar verzorgd. Vaak duurt het wel een week, voor zij zelf op voedsel uitgaan. Trouwens, die meesjes zijn toch enorm familieziek. Houdt zo'n uitge vlogen troepje zich nog wat afzijdig wanneer het ouderpaar voor de twee de keer een huishouding opzet, zodra ook dat de ruime wereld ingaat, voegt heel die bent zich bij elkaar. Samen proberen zij dan de moeilijke tijd van de winter door te komen. De troepen staartmezen, die men 's win ters ziet rondzwerven, zijn dikwijls één gezin. Dat is eveneens met patrij zen het geval. Ook de veldhoenders leven tot diep in de winter in gezins verband. Pas in februari eist de lief de haar rechten op. Dan gaat ieder zijns weegs. Er zijn ook vogels, die al het nest verlaten wanneer zij nog niet eens kunnen vliegen. En dan bedoel ik niet de patrijzen, fazanten, eenden en weidevogels die, zodra moeder hen lekker droog gestoofd heeft onder haar warmend lijf, uit het nest stappen om er nooit meer terug te keren. Nee, ik denk aan de vogels die niet in een al tijd gevaarlijk nest op de grond zijn geboren. De leeuweriken bijvoorbeeld ontruimen na een dag of acht, negen de plek waar zij werden uitgebroed. trompetvormige kelken van de crè me, vaak rood aanlopende bloem. Een zoete geur verspreidt zich. Daar komen de nachtvlinders op af. Zo is ook deze nachtbloeier ervan verze kerd, dat zijn pogingen de soort in stand te houden en zo mogelijk uit te breiden, succes hebben. Die nacht vlinders zorgen er immers voor, dat bestuiving plaatsvindt en zich zaad kan vormen. Bij de kamperfoelie ge beurt dat in de vuurrode trossen aap elkaar geklonte vruchtjes. De kamperfoelie is een interessante plant, die men praktisch overal aan treft. Al heel vroeg in het jaar, soms reeds met kerstmis, kiert het eerste blad uit de knoppen. In februari zor gen de overal in het rond spiralende klimmers voor de groene versiering van het overigens nog dode bos. In juni breekt de eerste bloeiperio de aan. In augustus volgt een tweede en in oktober raakt deze slingeraar voor de derde keer in bloei. In die tijd vindt men aan dezelfde plant ro de bessen, groene bessen en bloqmen. De boomkruipers doen dat ook, al zal men dat eerder wegkruipen dan weg lopen noemen. Het zijn aartsklimmer- tjes. Al kunnen zij nog helemaal niet vliegen, klimmen in de bomen gaat des te beter. Het is natuurlijk voor de ouders, die het voedsel aandragen, niet ge makkelijk om het op allerlei plaat sen zetelende kroost terug te vin den. Jonge vinken laten telkens een hees gepiep horen, waarmee zij va der of moeder bij zich lokken. De jonge bosuiltjes hoort men 's nachts zelfs geweldig tekeergaan. Voort durend klinkt hun luguber gekrijs, bang als ze zijn dat de ouders hen zullen vergeten. Nu de activiteit van de vogels luwt overigens is daar in juni nog niet veel van te merken gaan de insek ten hun hoogtij tegemoet. In de war me zon voelen zij zich op hun gemak. Enorm breiden de kolonies van hom mels en wespen zich uit. In het water worden duizenden muggelarven de volwassen zoemers van de zomer nacht. De libellen staken hun rovers- bestaan onder water en worden mooie vliegende juwelen, die echter ook dan verzot blijven op alle insek ten die kleiner zijn dan zijzelf en die met smaak worden opgepeuzeld. In die maand gaat de kamperfoelie bloeien. In de avond openen zich de

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 8