Morgen zal alles anders zijn De „Bijbelse geschiedenis" van Anders is een soort schriftelijk Targum DE VREDESTICHTERS Beat in de kerk is grens-verkenning" Ter overdenking Kapelaan in Zeeland: Levensvreugde Van 150 Kamerleden behoren 112 tot kerkgenootschap LITERAIRE KRONIEK door WcfJUu* DEZE WEEK Uet eerste hoofdstuk van dit boek las ik enige weken geleden in de trein, op de feestdag volgende na de geboorte van het kleine prinsje. Ik geloof, dat deze toeval lige samenhang mijn oog op dat moment scherpte voor wat de schrijver Thijs Booy in hoge mate beweegt: de toekomst 'van kerk en staat, het'geluk en de vele proble men van ons kleine landje, een gesprek over heel onze situatie in Nederland, en het proberen een marsroute uit te stippelen door en na alle veranderingen van de laat ste 27 jaren. Al meermalen dacht de schrijver na over jeugd en land, kerk en Oranje, Euro pa en de toekomst. In 24 publikaties is dit sinds 1940 geleidelijk aan doorgegeven aan het lezende publiek. In een frisse, boeiende stijl heeft Thijs Booy menigmaal zijn persoonlijke visie over bovenstaande onderwerpen gegeven, vaak als een kriti sche begeleiding van het gebeuren in het klein en in het groot. Ja, het wil mij voor komen, dat in dit laatste boek de persóón van de schrijver méér naar voren is geko men dan in vorige geschriften, en dat hij vrijer, gedurfder, onafhankelijker zijn me ning heeft gezegd. Ds. R. J. Faber, Doopsgezind predi kant te Apeldoorn, bespreekt het nieuwe boek van Thijs Booy „Morgen zal alles anders zijn". De heer Booy, laatste particulier secretaris van Koningin Wilhelmina, heeft o.a. ook twee boeken over Het Loo en de laat ste levensjaren van Wilhelmina ge schreven. Temand zei tegen mij: „Ik ben het er niet mee eens!" n.l. met dit boek. Wellicht is het juist daarom geschreven, om kritiek er. tegenspraak uit te lokken en zodoende al pratende en denkende tot de waarheid te komen. Vele schoppen tegen het zere been, tegen verschillende zere benen geeft de schrijver en zijn kritiek is lang niet al tijd even mals! Als u echter vraagt: wét zegt hij nu van de provo, van D-66, van een eventuele minister-president, van onze economie, van Viëtnam, van de Gerefor meerden, dan antwoord ik u: dat moet u nu zelf maar eens lezen! Want een schat aan materiaal is in dit boek aan de orde, zo groot, dat het ge makkelijk ondoorzichtig jiï onoverzichte lijk wordt. Als je schatten gaat opdelven en verzamelen, dan is er misschien één enkele Koh-i-noor bij of een fonkelende Cullinan- diamant, en verder is er veel gruis en puin en vuil, dat mee naar boven komt. Die en kele edelstenen, die Booy aan ons meegeeft, zijn Hoe kan het anders Hare Majes teit, voorts een vernieuwde kerk, een idea listische jeugd, een verantwoord staatsbe stel, een maatschappelijke ontwikkeling, 'n toekomst met God, en zo mogelijk een ge lukkig Nederland! T> ondom deze schatten, waar hij uitvoe- -**- rig de kleurrijke facetten, maar ook hun schaduwen van belicht, staan tal van hedendaagse problemen, punten van onrust en onzekerheid, bijv.: het toenemend aan tal bejaarden, het recht op geluk, de seksualiteit, de populaire psychologie, het zoeken als houding, het levenstempo, de ge neratie van nu zonder voorgangers en op volgers, het overvolle land, de aanpassing, de taak der kerken. Wat de schrijver over dit laatste, speciaal over de oecumene zegt, is lezenswaard, zeer kritisch en progressief, aan de andere kant doet hij dit met een groot en warm hart voor het wezen van de kerk, voor de eigenlijke zin van het Evangelie en van de betekenis van Jezus Christus in het moderne heden. Enerzijds kunnen wij het boel van Thijs Booy kritisch benaderen, intussen met alle respect voor de moed en de persoonlijke visie, waarmee hij de kaarten op tafel legt. Soms zie je een teveel aan kleine lijnen en opmerkingen, dan weer licht plotseling één enkele mening, één hoofdlijn op. Het ene moment is de stijl wat journalistiekachtig- populair, het andere ogenblik hoogst par lementair. Telkens vraag je je af: zou niet één onderwerp, en dat uitvoerig bekeken, ons meer baten dan duizend-en-een din gen tezamen? En is er al niet veel bij, wat wij eigenlijk al wisten? A nderzijds wensen wij de schrijver geluk met zijn nieuwe publikatie. Velen spreekt hij aan, in het bijzonder door de wijze, waarop hij van het velerlei een mo zaïek heeft gemaakt en er enkele kostelij ke stenen in heeft verwerkt, evenzeer door de persoonlijke manier van aanpak, waar door hij ons door de bomen toch het bos laat zien, en temidden van veel wat ons verbijstert en ons vragen doet stellen, een helder perspectief geeft, een blik in de ruimte. Ik haal Paul Reverdy aan: „De mens ziet dingen eindigen, die hij niet heeft zien beginnen en hij ziet andere dingen, die hij niet zal zien eindigen." Ik hoop, Thijs Booy, dat velen Uw boek zullen lezen en er hun voordeel mee zullen doen. Proficiat! R. J. Faber Van Thijs Booy. Uitgave W. ten Have, Amsterdam 1967. Stefan Anders,,Die Biblische Geschich- te" maakt het menig bijbelkenner moeilijk. Een bijbelkenner kent immers niet alleen de inhoud, maar ook de woor den en begrippen en de sfeer van de bij bel. Voor hem is de bijbel iets heel aparts, een boek zoals er geen tweede bestaat, dat waarde heeft omdat het is zoals het is. En nu komt Anders met zijn bijbelse geschiedenis, hl iet met schop, houweel en breekijzer, als sloper van al het oude en goede weliswaar, maar toch als iemand die zich uiterst vrijmoedig tegenover de stof opstelt. Zijn taal is ook te begrijpen voor degenen, die niet bij de bijbel zijn opgevoed, in zijn verhalen heeft hij nieu were (en vast nog omstreden) inzichten verweven, hij liet weg en vulde aan kortom: Anders beperkte zich niet tot het in eigen woorden navertellen van de bijbel, doch bracht meteen enige „orde ning" aan. Het gaat hier, zo onthult reeds de stofomslag, om „het oude en nieuwe testament, naar huidige inzichten verteld door Stefan Anders". Naar ons gevoel zullen de meeste bezwaren zich richten- tegen dat „naar huidige inzichten". Om enige indruk te krijgen van wat de weerstanden bijvoorbeeld kunnen oproe pen, hier enkele citaten: „Toen op aarde en ook in de zee de planten zich vermenig vuldigden en allerlei vormen hadden aange nomen, schiep God in de zee, waar het on diep was, de eerste dieren. Zij zagen er nog uit als planten, maar God ook kon onder scheiden dat het werkelijk dieren waren. En uit de kleine dieren riep God spelender wijs telkens andere en telkens grotere die ren tevoorschijn, tot zij daarna zo geweldig waren als de golven der zee en God riep uit de zee enkele dieren naar het land, liet hen een tijdlang in het ondiepe en in plassen leven, tot zij aan het leven op de aardbodem waren gewend. En het was God een vreugde hoe de dieren in de dans van hun leven van vorm veranderden". Over Adam en Eva: „Daarop nam Hij een mooi dier en sprak in zijn oor. God blies met Zijn adem Zijn beeld in de mens T~|e schrijfster Helma Wolf-Catz, die reeds verscheidene romans op haar naam had staan, verwierf daarna bij de literai re kritiek en de fijnproevers onder de le zers een zekere vermaardheid, en bewon dering, om haar zevendelige prozacyclus die aanving met het boek „Diepzee" en eindigde met de roman „Luchtkristal". Deze unieke letterkundige prestatie heeft haar, die al jarenlang met een gedurig fa lende gezondheid worstelt, geenszins uitge put. Er heeft thans weer een nieuwe ro man van haar hand het licht gezien, die geheel los staat van de bovenvermelde cyc lus, „Van Wit en van Zwart" genaamd, en zojuist verschenen bij de uitgeverij Con tact, te Amsterdam. Evenals met haar vorige prozawerken het geval is maakt de vrouwelijke auteur het haar lezers niet gemakkelijk. Zij is 'n schrijfster, wier creaties een visionaire in druk maken, waarin tijd en plaats, perso nen en gebeurtenissen soms in elkaar lij ken te vloeien, dan weer in wijde kringen uiteen gaan, schijnbaar zonder draad of duidelijk motief waar de lezer zich aan kan vasthouden, vol dichterlijke associa ties, gedachtesprongen en duidingen die symbolisch zijn, maar niet altoos even een voudig achterhaalbaar. En evenals haar vorige verhalen speelt ook dit boek zich tegen vele wisselende decors af, in Duitsland, in Frankrijk, en tenslotte zelfs in Japan. Men verbaast zich telkens weer over de enorme kennis aan merkwaardige oa typerende details waarmee zij de ge heel eigen atmosfeer van die landen, stre ken, steden of dorpen beschrijft. Men verbaast zich ook over de gevoelig heid waarmee Helma Wolf-Catz haar con tact met een moderne buitenwereld onder houdt, die zij sinds jaren door haar bed legerigheid niet gezien heeft, of inge ademd. In zeker opzicht lijkt deze schrijf ster op iemand die over magische gaven beschikt, die een tweede gezicht heeft, heendringend door muren en huiden, en over grenzen en oceanen, met een lucidi teit die de ogenschouw van menige bereis de Roel en scherpe waarnemer ter plaat se vaak zelfs verre overtreft. T"|e romans van Helma Wolf-Catz zijn to- venaarswerk. Het zou een uitgebreide en langdurige maar uiterst boeiende studie vergen, en overwaard zijn, nauwkeurig na te gaan uit welke geheimzinnige of mis schien doodgewoon studieuze bronnen al die vele verfijnde plaatsbeschrijvingen en karakters in haar romans zijn opgebloeid. Wat haar laatste roman betreft geeft zij zelf een kleine aanwijzing, door aan te te kenen, dat het boek op drie (toevallige) waarnemingselementeh werd geïnspireerd, n.l. een schilderij begin 20e eeuw, voorstel lend een Johannieter-edelman van hoge rang, dat zich in een onzer kastelen bevindt: voorts: enige kranteregels over een aan onze kust in 1965 doodgevonden jongeman (oorzaak onbekend); en tenslotte: de af beelding van een peacemaker kaliber 45 uit „Foster-Harris", een catalogus, New York, 1955. (Een peacemaker is een soort Colt-revolver). Een wonderlijke combina tie van willekeurige zaken dus, die schijn baar niets met elkaar uitstaande hebben, maar die in de verbeeldingrijke geest van de schrijfster tot een tamelijk lijvige ro man zijn uitgegroeid. Een roman als „Zwart en Wit" is niet met een paar (ik vrees ook niet met véél) woorden na te vertellen. Natuurlijk is er een bepaalde gang van gebeurtenissen, ge compliceerd, maar met enige moeite wel samen te vatten, zoals achterop het om slag van het boek voor het goed begrip van de lezer dan ook gebeurd is. Veel heeft men er echter niet aan, omdat zoals in alle romans van deze schrijfster die ge beurtenissen en personages niet veelmeer zijn dan het kader, het linnen en de lijst van een schilderij. Binnen en achter deze werkelijkheid bevindt zich 'n andere wer kelijkheid, waar 't tenslotte op aan komt; en zoals altoos bij Helma Wolf-Catz is dat dan niet een evidente „boodschap", waar aan men iets heeft, tastbaar en duidelijk, maar een mysterieuze visie op het leven en zijn vreemdheden, misschien mag men zeggen een soort filosofie. Een roman als „Van Wit en van Zwart" bevat daarbij zovele, vaak wonderlijke, on grijpbare en bij eerste lezing verwarrende aspecten, dat de ontrafeling ervan tot een dissertatie zou uitgroeien, die tenslotte misschien toch nog verscheidene vraagte kens open laat. ITet voor de wat snel voortvarende lezer verwarrende in deze roman -is overi gens geen gevolg van een of ander compo sitorisch manco, dunkt mij, maar het re sultaat van een opzettelijkheid. Wat de schrijfster naar ik meen bedoeld heeft is: het ons voorhouden van een spiegel der absurditeit van de wereldverhoudingen '67, waarbij de naam van die Colt-revolver: „peacemaker" als meerduidig „Stichwort" moet worden opgevat. Die peacemaker, 'n kostbaar wapen met een met diamanten ingelegde greep, geraakt in verschillende handen. Er is namelijk sprake van een soort samenzwering van jongemensen, on der aanvoering van een lid der Johannie- ter Orde (met een zwart-witte mantel), die tot doel heeft studenten uit een com munistisch gebied naar het vrije westen te smokkelen. Maar er zijn ook anderen die dat trachten te verhinderen, waardoor de zending mislukt. De Johannieter en zijn vrienden wijden zich dan aan de verple ging van chronisch zieken in Frankrijk, doch ook hier treedt een conflict op en ont wikkelt zich een drama, waarbij een naar het schijnt onschuldige knaap het slachtof fer wordt. Het is alsof de schrijfster wil aanduiden hoe allerlei partijen, groeperingen en ideo logieën in deze wereld de vrede propageren en trachten na te streven, op hun eigen wijze, maar hoe dit de absurde situatie tot gevolg heeft dat er juist moord en dood slag van komt. De wereld lijkt zwart-wit, maar weten wij zeker wat zwart is, wie of wat wit? De „peacemaker", vredestich ter, lijkt soms meer een dodelijk wapen dan op een waarachtig vredes-instrument. Eldert, een diplomatenzoon, die zelf ten slotte op een ambassade in Japan belandt, is de figuur die ietwat terzijde van dit dra matisch gegeven tenslotte de absurditeit van deze wereld van 1967 als diagnose stelt, troost zoekend in de zuiverheid van de natuur, een filosofische glimlach, met een wijsgerige berusting die aan Ham- merskjölds na zijn dood uitgegeven dag boek herinnert. Wat ik hier als indruk van deze roman aangeef lijkt mij een kernmotief, waarom heen in veelkleurige variaties tal van an dere motieven, symbolische duidingen en gedachten draaien. Het boek wordt daar door tot een ware kaleidoscoop, die wel aanstonds boeit maar waarbij het zeker enige inspanning kost de véle verscheidene aspecten klaar te onderscheiden, en van elkaar te onderscheiden, opdat het totaal beeld voor de lezer tenslotte niet alleen kleurig en fascinerend maar ook geheel helder en doorzichtig wordt. „Y/an Wit en van Zwart" is dus zeker geen roman om in een vloek en een zucht uit te lezen, maar een boek om lang mee bezig te zijn. De schrijfster heeft met dit werk ook zichzelf voor een enorm zware opgaaf gesteld. Dat het verhaal on danks de aanvankelijke moeite om er in door te dringe ons niettemin geobsedeerd heeft, en ons enige dagen daarna nog niet losliet, danken wij zeker aan de rijke vlucht van haar verbeelding en de sugges tieve raadsels die zij ons opgeeft; maar niet in de laatste plaats mede aan haar bijzonder krachtig stilistisch vermogen, haar opmerkelijk, virtuoos schrijftalent. en herschiep het dierlijk lichaam. Nu stond Adam voor God en keek naar Hem als een zoon. En God schiep een vrouw voor Adam. Adam noemde zijn vrouw „Eva", dat bete kent: „moeder van alle mensen". Adam en Eva wisten niet wat „sterven" betekende. „Toen liet God twee grote witte vogels voor hen neerstorten. Bij het zien van de stervende vogels schrokken zij zeer en bei den beloofden God gehoorzaam te zijn en niet van de boom te eten". In het verhaal van de zondeval komt al leen maar een stem voor, geen slang. Het heeft geen zin het hele boek op deze ma nier door te werken. Uit het bovenstaande blijkt, dunkt ons, voldoende, dat Anders de stof niet bedremmeld is tegemoet getreden. Waarom deze vrijmoedigheid? Anders blijft het antwoord niet schuldig. H(j stelt om te beginnen: „Velen heb ben in de bijbel gelezen doch weinigen ken nen het boek werkelijk". Om de belangstel ling voor de bijbel een nieuwe impuls te ge ven zette hij zich aan het schrijven. Hem stond een boek voor ogen „voor de op groeiende mens en voor hen die in de godsdienst belang stellen". Hij trachtte bo vendien de stof zo te ordenen, dat de ach tergrond van de bijbel de heilsgeschiedenis, duidelijk tot uitdrukking komt. „Wat deze heilsgeschiedenis inhoudt, begrijpt de le zer als hem bewust wordt, dat de bijbelse geschiedenis niet over het Joodse volk han delt, evenmin over God, maar over God èn het Joodse volk, dat thans gezien moet wor den als de representant van het gehele mensdom", zo lezen we in de introductie van de bij Elsevier verschenen Nederland se uitgave („De Bijbelse geschiedenis") een voortreffelijk uitgevoerd boek van 446 bladzijden met 102 kleurenillustraties van Gerhard Oberlander en een goed getrof fen geautoriseerde vertaling van mevrouw A. E. M. van der Laan-Herckenrath. Prijs f 24,50. Om de opvattingen over God van de le lezers in onze tijd niet in verwarring te brengen, heb ik, zo vertelt Anders, uit mijn boek alle leugen- en bedroggeesten weggelaten, die god persoonlijk uitstuurt om de mens in verleiding te brengen in zonde te laten vervallen en wel omdat het hierbij gaat om een theologisch beeld dat ons, zoals wij de Vader Jezus Christus kennen, alleen maar onbegrijpelijk voor komt. Anders heeft voor zijn boek ook de boeken van de Makkabeeën gebruikt en zelfs met enkele bladzijden over het huis van de Hasmoneeën en Herodes, de „ko ning van de Joden" uitgebreid. Hij hoopt, dat men hem dit niet als een aanmatiging aanrekent. Hij ontleende historische feiten aan Flavius Josefus om het gat van 150 jaar tussen Simon de hogepriester en de geboorte van Christus te sluiten. De ge schiedenis van Palestina geeft over dit tijdperk zoveel gruwelijke bijzonderheden, „dat we, tegen de achtergrond van een zo uitzichtloos duister, de opkomende „mor genster die geen ondergang kent" pas goed in al zijn luister begrijpen". Bij de verhalen van het Nieuwe Testa ment is geprobeerd deze oorzakelijk met elkaar te verbinden, zodat een doorlo pende handeling ontstaa.t De keuze van het materiaal werd gedaan met de bedoeling de figuur van Jezus dichter bij de mensen van nu te brengen, „en zijn leer zonder meer, ontdaan van alle gewijde en verhe ven taal weer te geven". Anders verzet zich tegen de gedachte dat hij de bijbel tot banaal niveau wilde verlagen. Hij wijst er in dit verband o.m. op dat Jezus zelf nooit erg gewijde termen gebruikte. Ook stelt hij dat de ingrepen de betekenis van de vertellingen niet hebben verzwakt of veranderd en dat de toevoegin gen niets naders zijn dan in de tekst ver borgen uiteenzettingen. En mocht hij toch van een gebrek aan eerbied beschuldigd worden, dan wil hij wijzen op het meer dan tweeduizend jaar oude gebruik van de schriftgeleerden, be sloten in het woord „targum". Targum is het tijdens het voorlezen vertalen, maar meteen ook verklaren, verduidelijken van de oude heilige teksten voor het volk in de synagoge, waarbij bijvoorbeeld ruwheden en termen die aanstoot kunnen geven wor den weggelaten. Anders ziet zijn bijbelse geschiedenis als een soort schriftelijk tar gum. „Omdat deze wijze van schriftweer- gave zelf bij de meest traditionele voorstan ders van de heilige teksten in aanzien stond, moet ze ook vandaag de dag zijn toege staan". "Oeaf, voorzichtige beat van The Blue -■-* Devils in een r.k. mis. Geen plechtig kerkorgelmaar een hammondorgelgeen keurig koor, maar geicoon een heel stel jongeren dat enthousiast, maar ook onder de indruk, het lied van de negers zingt: „We shall overcome". Die beatband, vooral voor begeleiding van 't zingen: een dartelende saxofoon, felle gitaren, pittige zang van de beat jon gens, ritme, ritme van de drummer op een zondagmorgen om elf uur: jongeren- misviering in de r-k kerk van Sas van Gent. Beat in de kerk. De „blauwe dui vels" doen mee. „Noem het geen tienermis of beatmis, maar gewoon jongerenmisviering. Tienermis is niet prettig, dat is het niet. We willen gewoon een kerkdienst voor en door jongeren, die hén aanspreekt. Daarom zijn we aan het experimenteren. Het is niet een experiment om het experi ment, maar experiment noem ik het graag omdat we er nog lang niet zijn. Alleen als we iets doen, als we dit doen en als we volhouden zullen we van lieverlee de juiste vormen leren kennen." Dat zegt ka pelaan L. Testers (SI). Fen half uur voor de mis zijn alle 900 ■*-i gestencilde blaadjes met de liturgie erop al uitgegeven. In de banken zitten in totaal 1000 jongen en ouderen. Jongeren: een koor van honderddertig tot honderd- veertig veertien- tot zeventienjarigen in de kerk voor de mis, dan: jongeren uit Sas van Gent, omringende plaatsen, uit Bel gië. Er zijn pastoors, kapelaans, van beide zijden van de grens, ze komen zelfs uit Brussel en Ronse. The Blue Devils spelen wat ritmische muziek. De kerk is pas ver bouwd: er is nu een altaartafel, priester staat met het gezicht naar de gemeente. Achter hem het koor en de beatjongens. Er zijn twee dirigenten, één voor het koor en één voor de gemeente. Rond de altaar tafel een grote vaas met prachtige magno lia's en één met aronskelken, verder een frisse bak met een fikse gatenplant. „Vorige keer hadden we er 1300. Dat is te veel. Er was geen ruimte meer om te lo pen. Moet er eens een flauw vallen, je komt er niet meer uit. Nu was tenminste het middenpad vrij. We hebben zo'n dienst nu nog maar drie of vier keer per jaar. Twee en een half jaar geleden kwam ik hier in Sas van Gent. Ja, toen zijn we er mee begonnen. Maar je kunt het ook niet teveel doen, je moet twee of drie maal geoefend hebben, we hebben het nu twee maal in het verenigingsgebouw gedaan en éénmaal in de kerk, je moet rekening hou den met de school, met de examentijd der jongeren, die de zanggroep vormen. Protestantse jongeren Die zingen ook mee in de jongerenmis, er komen trou wens altijd protestanten natuurlijk. Is 't gelukt, dan gaan we nu een vast koor for meren, kan er wat regelmatiger zo'n jon gerenmis worden gedaan. Waarom ze ko men? Misschien is het belangrijkste wél, dat het iets anders is. Veel ouderen vra gen na afloop al wanneer de volgende is. Maar ze voelen de sfeer aanzien hoe de jongeren er echt bij betrekken zijn". T ets anders: eenvoudige aangepajste, volledig Nederlandse tekst, de jonge ren doen zélf schriftlezingen, gezamenlij ke voorbeden, dan dat koor en die band: zes Vlaamse jongens uit Wabeke, onder wijzers, studenten, jongens van kantoor. Ze spelen gratis, komen graag, mogen in hun eigen Belgische parochie nog niet zo iets doen. De kapelaan is heel eenvoudig aan de band gekomen: één van de meis jes op catechisatie is met een bandlid verloofd. De teksten voor de gebeden zijn van kapelaan Testers, de liedteksten ko men van elders. Muziek: Michael row the boat ashore', ,We shall overcome', ,Oh, when the saints go marching in', ,Mij Lord, what a morning'. De preek: vijf tot zes minuten, omdat langer de mens vol gens de loetenschap niet kan luisteren. ,J)e eerste, twee en een half jaar gele den was erg stuntelig en kinderachtig. We moeten nu nog veel veranderen. Maar we gaan in de goede richting. Het gaat er om de mis aan te passen aan de jongeren, perspectieven geven voor de gewone' li turgieviering. Er mag geen kortsluiting ontstaan tus sen de misviering en de jongerenmis. Je kunt daarom zo'n jongerendienst pas doen als de normale progressiviteit in de pa rochie aan de dag wordt gelgd, ook des zondags. Anders zet je de jongeren in de kou, als ze eenmaal naar de grote' mis viering gaan. Maar die progressiviteit is hier. Heel erg fijn!" „Of die beat wel mag? Lees er maar de constitutie over de heilige liturgie op na: „in de liturgische vieriügen moet ruimte worden gelaten voor wettige verschillen en aanpassingen aan de onderscheidene groe peringen, streken en vólken bij het op- stéllen van richtlijnen moet dit goed voor ogen worden gehouden. De experimentele jongerendiensten lig gen in die lijn. Ook in de lijn van de zo pas uitgevaardigde voorschriften betref fende de kerkmuziek, die weer dienen voor uitvoering van gedeelten van het decreet van het concilie. Daarom: die experimen ten hebben niets van grens-overschrijding, maar alles van grens-verkénning. We zijn nu eindelijk zover, eigenlijk beginnen we er pas mee, dat we vertrekken bij de men sen voor wie en mét wie een misviering houden. Als je bij de mensen vertrekt, hoe ver staan ze, dan kan heel veel. Maar als je van een instantie vertrekt, die vecht voor de richtlijnen, dan kan niet veel. Als je jongeren of de instuif serieus neemt, moet je dat ook in de kerk doen. Jonge mensen van 13 tot 25 vinden de meeste li turgische vieringen niet of maar weinig boeiend. Ze staat uitermate kritisch, ook tegenover géteof en geloofsbeleving. Ritmi sche muziek is waardevol, maar het moet geen showbusiness zijn. De minziek moet dienen als religieuze uiting van het samen zijn dat eucharistie heet. Voor mij is bij deze experimenten alles geoorloofd, je komt er pas achter wat mag, als je 't ge daan hebt". Na de mis: opgewekte jongeren verdrin gen zich om de blauwe duivels: handteke ningen. Bezigheid is de arts der natuur en de grondslag van geluk. GALENUS Wie zal ons het goede doen zien? Deze vraag uit psalm vier is een vraag die het ene geslacht aan het andere heelt doorgegeven. Deze vraag klinkt luid op ook in onze tijd, ondanks alle welvaart, ondanks ver dergaande verstedelijking, ook op het platteland. En als wij deze vraag stellen dan kan het een vraag zijn vanuit een te leurgesteld leven, misschien gehandicapt voor altijdgedeprimeerd door ge miste kansen, door onvervulbare verlan gens. Slagen in het leven, voorspoedwel vaartwij zoeken het allereerst en al lermeest vaak in het horizontale vlak. David wijst in psalm vier als antwoord op de gestelde vraag naar het goede niet op beloften van een mens, hoe fascine rend die ook kunnen zijn; niet op een pro gramma of ideologie. David vraagt: Ver hef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o Here. God is voor hem de bron van zijn vreugde. Zelfs zó dat Gods vreugde ver uitreikt boven het genoegen van een brok van de welvaart. Koren en mostwat een inspan ning is er om maar zo goed mogelijk door het leven te komen! Wat een ja loersheidwat een werken met de ellebogen om maar zoveel mogelijk te bemachtigen van „het koren en de most". En dat terwijl waar blijft: „Het bezit van de zaak is het einde van het vermaak". Waarom? Omdat alles wat voor ogen is, wat wij daarvan proeven als „Vreugde", zo relatief, soms zo oppervlakkig is. Dat alle vreugde in het horizontale vlak zo betrekkelijk is blijkt uit de werkelijkheid dat een hart verscheurd kan worden door droefheid zelfs bij een welvoorziene ta feleen leven vol zorgen kan zijn bij het bezit van alle comfort. Davids vreugde is van totaal andere aard! Dat is vreugde van Boven, waarbij alle betrekkelijke vreugde genoten in de dingen van elke dag transparant wordt tot op God. Zelfs mijn uitgeschakeld zijn, ook om mijn onvervulde verlangens, ja, mijn hele leven met al zijn ups en downs wordt in de vreugde van Boven vol zin en vol toe komst! Dat is het gekende geheim van het geloof. Deze vreugde kan komen in mijn leven bij het gaan van de weg vol gemiste kansen en onvervulde verwach tingen. Deze vreugde komt waar ik mijn verloren leven overstraald mag weten door het licht van Gods aanschijn. Deze vreugde heeft alles te maken met ae ver zoening van mijn leven met God. Deze vreugde is de glorie van Passen.... deze vreugde is de volheid van de Hei lige Geest deze vreugde is de heerlijkheid van Christus' toekomst. E. De Bie De resultaten van een onderzoek naar het geloof van de Tweede Kamerleden ia onlangs gepubliceerd. Van 149 Tweede Ka merleden werd de kerkelijke status be kend. Eén Kamerlid weigerde mededelin gen te verstrekken. Dit Kamerlid is onder „geen kerkgenootschap" geteld. Volgens dit overzicht behoren 112 van de 150 Tweede Kamerleden tot een kerkge nootschap. Van de 150 Tweede Kamerleden zijn er 51 rooms-katholiek. Daarvan behoren er 42 tot de KVP, 6 tot de PvdA, 1 tot D'66 en 2 Boerenpartij. De 36 hervormde Tweede Kamerleden zijn verdeeld over 8 partijen, te weten: 12 CHU, 9 PvdA, 6 WD, 3 Boerenpartij, 2 ARP, 2 D'66, 1 PSP en 1 SGP. Uit dit overzicht blijkt dat alleen bij de KVP (allen r.-k.) en bij de CHU (allen hervormd) alle Tweede Kamerleden tot hetzelfde kerkgenootschap behoren. De gereformeerden (synodaal) zijn over 3 partijen verdeeld: 11 ARP, 1 PvdA, 1 VVD. In de Tweede Kamer zitten 2 leden van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), t.w. 1 bij de ARP en 1 bij het GPV. Twee christelijk-gereformeerden, t.w. 1 ARP en 1 SGP. Twee leden uit de Tweede Kamer beho ren tot de Gereformeerde Gemeenten, na melijk 1 SGP en 1 Boerenpartij. De Remonstrantse Broederschap: 2 WD, 1 PvdA. De Evangelisch Lutherse Kerk: 1 VVD. De Doopsgezinden: 1 PSP. De uit Perzië afkomstige mystieke Soefibeweging 1 WD. Onder de 38 Tweede Kamerleden die niet tot een kerkgenootschap behoren, zijn er 20 PvdA, 5 CPN, 4 D'66, 1 Boerenpar tij, 2 PSP en 6 VVD. Van bovengenoemde 20 PvdA leden be horen er 5 tot het Humanistisch Verbond. Van de 36 hervormde Tweede Kamerle den heeft precies de helft een Kamerzetel van een partij met christelijke beginselen (waarbij de Boerenpartij, krachtens zijn program, ook geteld is). ■fME

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 12