Morgen zal alles
anders zijn
De „Bijbelse geschiedenis"
van Anders is een soort
schriftelijk Targum
DE VREDESTICHTERS
Beat in de kerk is
grens-verkenning"
Ter overdenking
Kapelaan in Zeeland:
Levensvreugde
Van 150 Kamerleden
behoren 112 tot
kerkgenootschap
LITERAIRE KRONIEK
door
WcfJUu*
DEZE WEEK
Uet eerste hoofdstuk van dit boek las ik
enige weken geleden in de trein, op de
feestdag volgende na de geboorte van het
kleine prinsje. Ik geloof, dat deze toeval
lige samenhang mijn oog op dat moment
scherpte voor wat de schrijver Thijs Booy
in hoge mate beweegt: de toekomst 'van
kerk en staat, het'geluk en de vele proble
men van ons kleine landje, een gesprek
over heel onze situatie in Nederland, en het
proberen een marsroute uit te stippelen
door en na alle veranderingen van de laat
ste 27 jaren.
Al meermalen dacht de schrijver na
over jeugd en land, kerk en Oranje, Euro
pa en de toekomst. In 24 publikaties is
dit sinds 1940 geleidelijk aan doorgegeven
aan het lezende publiek. In een frisse,
boeiende stijl heeft Thijs Booy menigmaal
zijn persoonlijke visie over bovenstaande
onderwerpen gegeven, vaak als een kriti
sche begeleiding van het gebeuren in het
klein en in het groot. Ja, het wil mij voor
komen, dat in dit laatste boek de persóón
van de schrijver méér naar voren is geko
men dan in vorige geschriften, en dat hij
vrijer, gedurfder, onafhankelijker zijn me
ning heeft gezegd.
Ds. R. J. Faber, Doopsgezind predi
kant te Apeldoorn, bespreekt het
nieuwe boek van Thijs Booy „Morgen
zal alles anders zijn". De heer Booy,
laatste particulier secretaris van
Koningin Wilhelmina, heeft o.a. ook
twee boeken over Het Loo en de laat
ste levensjaren van Wilhelmina ge
schreven.
Temand zei tegen mij: „Ik ben het er niet
mee eens!" n.l. met dit boek. Wellicht
is het juist daarom geschreven, om kritiek
er. tegenspraak uit te lokken en zodoende
al pratende en denkende tot de waarheid
te komen. Vele schoppen tegen het zere
been, tegen verschillende zere benen geeft
de schrijver en zijn kritiek is lang niet al
tijd even mals! Als u echter vraagt: wét
zegt hij nu van de provo, van D-66, van
een eventuele minister-president, van onze
economie, van Viëtnam, van de Gerefor
meerden, dan antwoord ik u: dat moet u
nu zelf maar eens lezen!
Want een schat aan materiaal is in dit
boek aan de orde, zo groot, dat het ge
makkelijk ondoorzichtig jiï onoverzichte
lijk wordt. Als je schatten gaat opdelven en
verzamelen, dan is er misschien één enkele
Koh-i-noor bij of een fonkelende Cullinan-
diamant, en verder is er veel gruis en puin
en vuil, dat mee naar boven komt. Die en
kele edelstenen, die Booy aan ons meegeeft,
zijn Hoe kan het anders Hare Majes
teit, voorts een vernieuwde kerk, een idea
listische jeugd, een verantwoord staatsbe
stel, een maatschappelijke ontwikkeling, 'n
toekomst met God, en zo mogelijk een ge
lukkig Nederland!
T> ondom deze schatten, waar hij uitvoe-
-**- rig de kleurrijke facetten, maar ook
hun schaduwen van belicht, staan tal van
hedendaagse problemen, punten van onrust
en onzekerheid, bijv.: het toenemend aan
tal bejaarden, het recht op geluk, de
seksualiteit, de populaire psychologie, het
zoeken als houding, het levenstempo, de ge
neratie van nu zonder voorgangers en op
volgers, het overvolle land, de aanpassing,
de taak der kerken. Wat de schrijver over
dit laatste, speciaal over de oecumene zegt,
is lezenswaard, zeer kritisch en progressief,
aan de andere kant doet hij dit met een
groot en warm hart voor het wezen van
de kerk, voor de eigenlijke zin van het
Evangelie en van de betekenis van Jezus
Christus in het moderne heden.
Enerzijds kunnen wij het boel van Thijs
Booy kritisch benaderen, intussen met alle
respect voor de moed en de persoonlijke
visie, waarmee hij de kaarten op tafel legt.
Soms zie je een teveel aan kleine lijnen en
opmerkingen, dan weer licht plotseling één
enkele mening, één hoofdlijn op. Het ene
moment is de stijl wat journalistiekachtig-
populair, het andere ogenblik hoogst par
lementair. Telkens vraag je je af: zou niet
één onderwerp, en dat uitvoerig bekeken,
ons meer baten dan duizend-en-een din
gen tezamen? En is er al niet veel bij, wat
wij eigenlijk al wisten?
A nderzijds wensen wij de schrijver geluk
met zijn nieuwe publikatie. Velen
spreekt hij aan, in het bijzonder door de
wijze, waarop hij van het velerlei een mo
zaïek heeft gemaakt en er enkele kostelij
ke stenen in heeft verwerkt, evenzeer door
de persoonlijke manier van aanpak, waar
door hij ons door de bomen toch het bos
laat zien, en temidden van veel wat ons
verbijstert en ons vragen doet stellen, een
helder perspectief geeft, een blik in de
ruimte. Ik haal Paul Reverdy aan: „De
mens ziet dingen eindigen, die hij niet heeft
zien beginnen en hij ziet andere dingen, die
hij niet zal zien eindigen."
Ik hoop, Thijs Booy, dat velen Uw boek
zullen lezen en er hun voordeel mee zullen
doen. Proficiat!
R. J. Faber
Van Thijs Booy. Uitgave W. ten Have,
Amsterdam 1967.
Stefan Anders,,Die Biblische Geschich-
te" maakt het menig bijbelkenner
moeilijk. Een bijbelkenner kent immers
niet alleen de inhoud, maar ook de woor
den en begrippen en de sfeer van de bij
bel. Voor hem is de bijbel iets heel aparts,
een boek zoals er geen tweede bestaat,
dat waarde heeft omdat het is zoals het
is. En nu komt Anders met zijn bijbelse
geschiedenis, hl iet met schop, houweel en
breekijzer, als sloper van al het oude en
goede weliswaar, maar toch als iemand
die zich uiterst vrijmoedig tegenover de
stof opstelt. Zijn taal is ook te begrijpen
voor degenen, die niet bij de bijbel zijn
opgevoed, in zijn verhalen heeft hij nieu
were (en vast nog omstreden) inzichten
verweven, hij liet weg en vulde aan
kortom: Anders beperkte zich niet tot
het in eigen woorden navertellen van de
bijbel, doch bracht meteen enige „orde
ning" aan. Het gaat hier, zo onthult reeds
de stofomslag, om „het oude en nieuwe
testament, naar huidige inzichten verteld
door Stefan Anders". Naar ons gevoel
zullen de meeste bezwaren zich richten-
tegen dat „naar huidige inzichten".
Om enige indruk te krijgen van wat de
weerstanden bijvoorbeeld kunnen oproe
pen, hier enkele citaten: „Toen op aarde
en ook in de zee de planten zich vermenig
vuldigden en allerlei vormen hadden aange
nomen, schiep God in de zee, waar het on
diep was, de eerste dieren. Zij zagen er nog
uit als planten, maar God ook kon onder
scheiden dat het werkelijk dieren waren.
En uit de kleine dieren riep God spelender
wijs telkens andere en telkens grotere die
ren tevoorschijn, tot zij daarna zo geweldig
waren als de golven der zee en God
riep uit de zee enkele dieren naar het land,
liet hen een tijdlang in het ondiepe en in
plassen leven, tot zij aan het leven op de
aardbodem waren gewend. En het was God
een vreugde hoe de dieren in de dans van
hun leven van vorm veranderden".
Over Adam en Eva: „Daarop nam Hij
een mooi dier en sprak in zijn oor. God
blies met Zijn adem Zijn beeld in de mens
T~|e schrijfster Helma Wolf-Catz, die reeds
verscheidene romans op haar naam
had staan, verwierf daarna bij de literai
re kritiek en de fijnproevers onder de le
zers een zekere vermaardheid, en bewon
dering, om haar zevendelige prozacyclus
die aanving met het boek „Diepzee" en
eindigde met de roman „Luchtkristal".
Deze unieke letterkundige prestatie heeft
haar, die al jarenlang met een gedurig fa
lende gezondheid worstelt, geenszins uitge
put. Er heeft thans weer een nieuwe ro
man van haar hand het licht gezien, die
geheel los staat van de bovenvermelde cyc
lus, „Van Wit en van Zwart" genaamd,
en zojuist verschenen bij de uitgeverij Con
tact, te Amsterdam.
Evenals met haar vorige prozawerken
het geval is maakt de vrouwelijke auteur
het haar lezers niet gemakkelijk. Zij is 'n
schrijfster, wier creaties een visionaire in
druk maken, waarin tijd en plaats, perso
nen en gebeurtenissen soms in elkaar lij
ken te vloeien, dan weer in wijde kringen
uiteen gaan, schijnbaar zonder draad of
duidelijk motief waar de lezer zich aan
kan vasthouden, vol dichterlijke associa
ties, gedachtesprongen en duidingen die
symbolisch zijn, maar niet altoos even een
voudig achterhaalbaar. En evenals haar
vorige verhalen speelt ook dit boek zich
tegen vele wisselende decors af, in
Duitsland, in Frankrijk, en tenslotte zelfs
in Japan. Men verbaast zich telkens weer
over de enorme kennis aan merkwaardige
oa typerende details waarmee zij de ge
heel eigen atmosfeer van die landen, stre
ken, steden of dorpen beschrijft.
Men verbaast zich ook over de gevoelig
heid waarmee Helma Wolf-Catz haar con
tact met een moderne buitenwereld onder
houdt, die zij sinds jaren door haar bed
legerigheid niet gezien heeft, of inge
ademd. In zeker opzicht lijkt deze schrijf
ster op iemand die over magische gaven
beschikt, die een tweede gezicht heeft,
heendringend door muren en huiden, en
over grenzen en oceanen, met een lucidi
teit die de ogenschouw van menige bereis
de Roel en scherpe waarnemer ter plaat
se vaak zelfs verre overtreft.
T"|e romans van Helma Wolf-Catz zijn to-
venaarswerk. Het zou een uitgebreide
en langdurige maar uiterst boeiende studie
vergen, en overwaard zijn, nauwkeurig na
te gaan uit welke geheimzinnige of mis
schien doodgewoon studieuze bronnen al
die vele verfijnde plaatsbeschrijvingen en
karakters in haar romans zijn opgebloeid.
Wat haar laatste roman betreft geeft zij
zelf een kleine aanwijzing, door aan te te
kenen, dat het boek op drie (toevallige)
waarnemingselementeh werd geïnspireerd,
n.l. een schilderij begin 20e eeuw, voorstel
lend een Johannieter-edelman van hoge
rang, dat zich in een onzer kastelen bevindt:
voorts: enige kranteregels over een aan
onze kust in 1965 doodgevonden jongeman
(oorzaak onbekend); en tenslotte: de af
beelding van een peacemaker kaliber 45
uit „Foster-Harris", een catalogus, New
York, 1955. (Een peacemaker is een soort
Colt-revolver). Een wonderlijke combina
tie van willekeurige zaken dus, die schijn
baar niets met elkaar uitstaande hebben,
maar die in de verbeeldingrijke geest van
de schrijfster tot een tamelijk lijvige ro
man zijn uitgegroeid.
Een roman als „Zwart en Wit" is niet
met een paar (ik vrees ook niet met véél)
woorden na te vertellen. Natuurlijk is er
een bepaalde gang van gebeurtenissen, ge
compliceerd, maar met enige moeite wel
samen te vatten, zoals achterop het om
slag van het boek voor het goed begrip
van de lezer dan ook gebeurd is. Veel
heeft men er echter niet aan, omdat zoals
in alle romans van deze schrijfster die ge
beurtenissen en personages niet veelmeer
zijn dan het kader, het linnen en de lijst
van een schilderij. Binnen en achter deze
werkelijkheid bevindt zich 'n andere wer
kelijkheid, waar 't tenslotte op aan komt;
en zoals altoos bij Helma Wolf-Catz is dat
dan niet een evidente „boodschap", waar
aan men iets heeft, tastbaar en duidelijk,
maar een mysterieuze visie op het leven
en zijn vreemdheden, misschien mag men
zeggen een soort filosofie.
Een roman als „Van Wit en van Zwart"
bevat daarbij zovele, vaak wonderlijke, on
grijpbare en bij eerste lezing verwarrende
aspecten, dat de ontrafeling ervan tot een
dissertatie zou uitgroeien, die tenslotte
misschien toch nog verscheidene vraagte
kens open laat.
ITet voor de wat snel voortvarende lezer
verwarrende in deze roman -is overi
gens geen gevolg van een of ander compo
sitorisch manco, dunkt mij, maar het re
sultaat van een opzettelijkheid. Wat de
schrijfster naar ik meen bedoeld heeft is:
het ons voorhouden van een spiegel der
absurditeit van de wereldverhoudingen '67,
waarbij de naam van die Colt-revolver:
„peacemaker" als meerduidig „Stichwort"
moet worden opgevat. Die peacemaker, 'n
kostbaar wapen met een met diamanten
ingelegde greep, geraakt in verschillende
handen. Er is namelijk sprake van een
soort samenzwering van jongemensen, on
der aanvoering van een lid der Johannie-
ter Orde (met een zwart-witte mantel),
die tot doel heeft studenten uit een com
munistisch gebied naar het vrije westen te
smokkelen. Maar er zijn ook anderen die
dat trachten te verhinderen, waardoor de
zending mislukt. De Johannieter en zijn
vrienden wijden zich dan aan de verple
ging van chronisch zieken in Frankrijk,
doch ook hier treedt een conflict op en ont
wikkelt zich een drama, waarbij een naar
het schijnt onschuldige knaap het slachtof
fer wordt.
Het is alsof de schrijfster wil aanduiden
hoe allerlei partijen, groeperingen en ideo
logieën in deze wereld de vrede propageren
en trachten na te streven, op hun eigen
wijze, maar hoe dit de absurde situatie tot
gevolg heeft dat er juist moord en dood
slag van komt. De wereld lijkt zwart-wit,
maar weten wij zeker wat zwart is, wie
of wat wit? De „peacemaker", vredestich
ter, lijkt soms meer een dodelijk wapen
dan op een waarachtig vredes-instrument.
Eldert, een diplomatenzoon, die zelf ten
slotte op een ambassade in Japan belandt,
is de figuur die ietwat terzijde van dit dra
matisch gegeven tenslotte de absurditeit
van deze wereld van 1967 als diagnose
stelt, troost zoekend in de zuiverheid van
de natuur, een filosofische glimlach, met
een wijsgerige berusting die aan Ham-
merskjölds na zijn dood uitgegeven dag
boek herinnert.
Wat ik hier als indruk van deze roman
aangeef lijkt mij een kernmotief, waarom
heen in veelkleurige variaties tal van an
dere motieven, symbolische duidingen en
gedachten draaien. Het boek wordt daar
door tot een ware kaleidoscoop, die wel
aanstonds boeit maar waarbij het zeker
enige inspanning kost de véle verscheidene
aspecten klaar te onderscheiden, en van
elkaar te onderscheiden, opdat het totaal
beeld voor de lezer tenslotte niet alleen
kleurig en fascinerend maar ook geheel
helder en doorzichtig wordt.
„Y/an Wit en van Zwart" is dus zeker
geen roman om in een vloek en een
zucht uit te lezen, maar een boek om
lang mee bezig te zijn. De schrijfster heeft
met dit werk ook zichzelf voor een enorm
zware opgaaf gesteld. Dat het verhaal on
danks de aanvankelijke moeite om er in door
te dringe ons niettemin geobsedeerd
heeft, en ons enige dagen daarna nog
niet losliet, danken wij zeker aan de rijke
vlucht van haar verbeelding en de sugges
tieve raadsels die zij ons opgeeft; maar
niet in de laatste plaats mede aan haar
bijzonder krachtig stilistisch vermogen,
haar opmerkelijk, virtuoos schrijftalent.
en herschiep het dierlijk lichaam. Nu stond
Adam voor God en keek naar Hem als een
zoon. En God schiep een vrouw voor Adam.
Adam noemde zijn vrouw „Eva", dat bete
kent: „moeder van alle mensen". Adam en
Eva wisten niet wat „sterven" betekende.
„Toen liet God twee grote witte vogels
voor hen neerstorten. Bij het zien van de
stervende vogels schrokken zij zeer en bei
den beloofden God gehoorzaam te zijn en
niet van de boom te eten".
In het verhaal van de zondeval komt al
leen maar een stem voor, geen slang. Het
heeft geen zin het hele boek op deze ma
nier door te werken. Uit het bovenstaande
blijkt, dunkt ons, voldoende, dat Anders de
stof niet bedremmeld is tegemoet getreden.
Waarom deze vrijmoedigheid?
Anders blijft het antwoord niet schuldig.
H(j stelt om te beginnen: „Velen heb
ben in de bijbel gelezen doch weinigen ken
nen het boek werkelijk". Om de belangstel
ling voor de bijbel een nieuwe impuls te ge
ven zette hij zich aan het schrijven. Hem
stond een boek voor ogen „voor de op
groeiende mens en voor hen die in de
godsdienst belang stellen". Hij trachtte bo
vendien de stof zo te ordenen, dat de ach
tergrond van de bijbel de heilsgeschiedenis,
duidelijk tot uitdrukking komt. „Wat deze
heilsgeschiedenis inhoudt, begrijpt de le
zer als hem bewust wordt, dat de bijbelse
geschiedenis niet over het Joodse volk han
delt, evenmin over God, maar over God èn
het Joodse volk, dat thans gezien moet wor
den als de representant van het gehele
mensdom", zo lezen we in de introductie
van de bij Elsevier verschenen Nederland
se uitgave („De Bijbelse geschiedenis")
een voortreffelijk uitgevoerd boek van 446
bladzijden met 102 kleurenillustraties van
Gerhard Oberlander en een goed getrof
fen geautoriseerde vertaling van mevrouw
A. E. M. van der Laan-Herckenrath. Prijs
f 24,50.
Om de opvattingen over God van de le
lezers in onze tijd niet in verwarring
te brengen, heb ik, zo vertelt Anders, uit
mijn boek alle leugen- en bedroggeesten
weggelaten, die god persoonlijk uitstuurt
om de mens in verleiding te brengen in
zonde te laten vervallen en wel omdat het
hierbij gaat om een theologisch beeld dat
ons, zoals wij de Vader Jezus Christus
kennen, alleen maar onbegrijpelijk voor
komt. Anders heeft voor zijn boek ook de
boeken van de Makkabeeën gebruikt en
zelfs met enkele bladzijden over het huis
van de Hasmoneeën en Herodes, de „ko
ning van de Joden" uitgebreid. Hij hoopt,
dat men hem dit niet als een aanmatiging
aanrekent. Hij ontleende historische feiten
aan Flavius Josefus om het gat van 150
jaar tussen Simon de hogepriester en de
geboorte van Christus te sluiten. De ge
schiedenis van Palestina geeft over dit
tijdperk zoveel gruwelijke bijzonderheden,
„dat we, tegen de achtergrond van een zo
uitzichtloos duister, de opkomende „mor
genster die geen ondergang kent" pas goed
in al zijn luister begrijpen".
Bij de verhalen van het Nieuwe Testa
ment is geprobeerd deze oorzakelijk
met elkaar te verbinden, zodat een doorlo
pende handeling ontstaa.t De keuze van het
materiaal werd gedaan met de bedoeling
de figuur van Jezus dichter bij de mensen
van nu te brengen, „en zijn leer zonder
meer, ontdaan van alle gewijde en verhe
ven taal weer te geven".
Anders verzet zich tegen de gedachte
dat hij de bijbel tot banaal niveau wilde
verlagen. Hij wijst er in dit verband o.m.
op dat Jezus zelf nooit erg gewijde termen
gebruikte. Ook stelt hij dat de ingrepen de
betekenis van de vertellingen niet hebben
verzwakt of veranderd en dat de toevoegin
gen niets naders zijn dan in de tekst ver
borgen uiteenzettingen.
En mocht hij toch van een gebrek aan
eerbied beschuldigd worden, dan wil hij
wijzen op het meer dan tweeduizend jaar
oude gebruik van de schriftgeleerden, be
sloten in het woord „targum". Targum is
het tijdens het voorlezen vertalen, maar
meteen ook verklaren, verduidelijken van de
oude heilige teksten voor het volk in de
synagoge, waarbij bijvoorbeeld ruwheden
en termen die aanstoot kunnen geven wor
den weggelaten. Anders ziet zijn bijbelse
geschiedenis als een soort schriftelijk tar
gum. „Omdat deze wijze van schriftweer-
gave zelf bij de meest traditionele voorstan
ders van de heilige teksten in aanzien stond,
moet ze ook vandaag de dag zijn toege
staan".
"Oeaf, voorzichtige beat van The Blue
-■-* Devils in een r.k. mis. Geen plechtig
kerkorgelmaar een hammondorgelgeen
keurig koor, maar geicoon een heel stel
jongeren dat enthousiast, maar ook onder
de indruk, het lied van de negers zingt:
„We shall overcome".
Die beatband, vooral voor begeleiding
van 't zingen: een dartelende saxofoon,
felle gitaren, pittige zang van de beat jon
gens, ritme, ritme van de drummer op
een zondagmorgen om elf uur: jongeren-
misviering in de r-k kerk van Sas van
Gent. Beat in de kerk. De „blauwe dui
vels" doen mee.
„Noem het geen tienermis of beatmis,
maar gewoon jongerenmisviering.
Tienermis is niet prettig, dat is het
niet. We willen gewoon een kerkdienst
voor en door jongeren, die hén aanspreekt.
Daarom zijn we aan het experimenteren.
Het is niet een experiment om het experi
ment, maar experiment noem ik het graag
omdat we er nog lang niet zijn. Alleen
als we iets doen, als we dit doen en als
we volhouden zullen we van lieverlee de
juiste vormen leren kennen." Dat zegt ka
pelaan L. Testers (SI).
Fen half uur voor de mis zijn alle 900
■*-i gestencilde blaadjes met de liturgie
erop al uitgegeven. In de banken zitten in
totaal 1000 jongen en ouderen. Jongeren:
een koor van honderddertig tot honderd-
veertig veertien- tot zeventienjarigen in de
kerk voor de mis, dan: jongeren uit Sas
van Gent, omringende plaatsen, uit Bel
gië. Er zijn pastoors, kapelaans, van beide
zijden van de grens, ze komen zelfs uit
Brussel en Ronse. The Blue Devils spelen
wat ritmische muziek. De kerk is pas ver
bouwd: er is nu een altaartafel, priester
staat met het gezicht naar de gemeente.
Achter hem het koor en de beatjongens.
Er zijn twee dirigenten, één voor het koor
en één voor de gemeente. Rond de altaar
tafel een grote vaas met prachtige magno
lia's en één met aronskelken, verder een
frisse bak met een fikse gatenplant.
„Vorige keer hadden we er 1300. Dat is te
veel. Er was geen ruimte meer om te lo
pen. Moet er eens een flauw vallen, je
komt er niet meer uit. Nu was tenminste
het middenpad vrij. We hebben zo'n dienst
nu nog maar drie of vier keer per jaar.
Twee en een half jaar geleden kwam ik
hier in Sas van Gent. Ja, toen zijn we er
mee begonnen. Maar je kunt het ook niet
teveel doen, je moet twee of drie maal
geoefend hebben, we hebben het nu twee
maal in het verenigingsgebouw gedaan en
éénmaal in de kerk, je moet rekening hou
den met de school, met de examentijd der
jongeren, die de zanggroep vormen.
Protestantse jongeren Die zingen ook
mee in de jongerenmis, er komen trou
wens altijd protestanten natuurlijk. Is 't
gelukt, dan gaan we nu een vast koor for
meren, kan er wat regelmatiger zo'n jon
gerenmis worden gedaan. Waarom ze ko
men? Misschien is het belangrijkste wél,
dat het iets anders is. Veel ouderen vra
gen na afloop al wanneer de volgende is.
Maar ze voelen de sfeer aanzien hoe de
jongeren er echt bij betrekken zijn".
T ets anders: eenvoudige aangepajste,
volledig Nederlandse tekst, de jonge
ren doen zélf schriftlezingen, gezamenlij
ke voorbeden, dan dat koor en die band:
zes Vlaamse jongens uit Wabeke, onder
wijzers, studenten, jongens van kantoor.
Ze spelen gratis, komen graag, mogen in
hun eigen Belgische parochie nog niet zo
iets doen. De kapelaan is heel eenvoudig
aan de band gekomen: één van de meis
jes op catechisatie is met een bandlid
verloofd. De teksten voor de gebeden zijn
van kapelaan Testers, de liedteksten ko
men van elders. Muziek: Michael row the
boat ashore', ,We shall overcome', ,Oh,
when the saints go marching in', ,Mij
Lord, what a morning'. De preek: vijf tot
zes minuten, omdat langer de mens vol
gens de loetenschap niet kan luisteren.
,J)e eerste, twee en een half jaar gele
den was erg stuntelig en kinderachtig. We
moeten nu nog veel veranderen. Maar we
gaan in de goede richting. Het gaat er om
de mis aan te passen aan de jongeren,
perspectieven geven voor de gewone' li
turgieviering.
Er mag geen kortsluiting ontstaan tus
sen de misviering en de jongerenmis. Je
kunt daarom zo'n jongerendienst pas doen
als de normale progressiviteit in de pa
rochie aan de dag wordt gelgd, ook des
zondags. Anders zet je de jongeren in de
kou, als ze eenmaal naar de grote' mis
viering gaan. Maar die progressiviteit is
hier. Heel erg fijn!"
„Of die beat wel mag? Lees er maar de
constitutie over de heilige liturgie op na:
„in de liturgische vieriügen moet ruimte
worden gelaten voor wettige verschillen en
aanpassingen aan de onderscheidene groe
peringen, streken en vólken bij het op-
stéllen van richtlijnen moet dit goed voor
ogen worden gehouden.
De experimentele jongerendiensten lig
gen in die lijn. Ook in de lijn van de zo
pas uitgevaardigde voorschriften betref
fende de kerkmuziek, die weer dienen voor
uitvoering van gedeelten van het decreet
van het concilie. Daarom: die experimen
ten hebben niets van grens-overschrijding,
maar alles van grens-verkénning. We zijn
nu eindelijk zover, eigenlijk beginnen we
er pas mee, dat we vertrekken bij de men
sen voor wie en mét wie een misviering
houden. Als je bij de mensen vertrekt, hoe
ver staan ze, dan kan heel veel. Maar als
je van een instantie vertrekt, die vecht
voor de richtlijnen, dan kan niet veel. Als
je jongeren of de instuif serieus neemt,
moet je dat ook in de kerk doen. Jonge
mensen van 13 tot 25 vinden de meeste li
turgische vieringen niet of maar weinig
boeiend. Ze staat uitermate kritisch, ook
tegenover géteof en geloofsbeleving. Ritmi
sche muziek is waardevol, maar het moet
geen showbusiness zijn. De minziek moet
dienen als religieuze uiting van het samen
zijn dat eucharistie heet. Voor mij is bij
deze experimenten alles geoorloofd, je
komt er pas achter wat mag, als je 't ge
daan hebt".
Na de mis: opgewekte jongeren verdrin
gen zich om de blauwe duivels: handteke
ningen.
Bezigheid is de
arts der natuur en
de grondslag van
geluk.
GALENUS
Wie zal ons het goede doen zien? Deze
vraag uit psalm vier is een vraag
die het ene geslacht aan het andere heelt
doorgegeven.
Deze vraag klinkt luid op ook in onze
tijd, ondanks alle welvaart, ondanks ver
dergaande verstedelijking, ook op het
platteland. En als wij deze vraag stellen
dan kan het een vraag zijn vanuit een te
leurgesteld leven, misschien gehandicapt
voor altijdgedeprimeerd door ge
miste kansen, door onvervulbare verlan
gens.
Slagen in het leven, voorspoedwel
vaartwij zoeken het allereerst en al
lermeest vaak in het horizontale vlak.
David wijst in psalm vier als antwoord
op de gestelde vraag naar het goede niet
op beloften van een mens, hoe fascine
rend die ook kunnen zijn; niet op een pro
gramma of ideologie. David vraagt: Ver
hef Gij over ons het licht Uws aanschijns,
o Here.
God is voor hem de bron van zijn
vreugde. Zelfs zó dat Gods vreugde ver
uitreikt boven het genoegen van een brok
van de welvaart.
Koren en mostwat een inspan
ning is er om maar zo goed mogelijk
door het leven te komen! Wat een ja
loersheidwat een werken met de
ellebogen om maar zoveel mogelijk te
bemachtigen van „het koren en de most".
En dat terwijl waar blijft: „Het bezit van
de zaak is het einde van het vermaak".
Waarom? Omdat alles wat voor ogen is,
wat wij daarvan proeven als „Vreugde",
zo relatief, soms zo oppervlakkig is. Dat
alle vreugde in het horizontale vlak zo
betrekkelijk is blijkt uit de werkelijkheid
dat een hart verscheurd kan worden door
droefheid zelfs bij een welvoorziene ta
feleen leven vol zorgen kan zijn bij
het bezit van alle comfort.
Davids vreugde is van totaal andere
aard! Dat is vreugde van Boven, waarbij
alle betrekkelijke vreugde genoten in de
dingen van elke dag transparant wordt
tot op God.
Zelfs mijn uitgeschakeld zijn, ook om
mijn onvervulde verlangens, ja, mijn hele
leven met al zijn ups en downs wordt in
de vreugde van Boven vol zin en vol toe
komst! Dat is het gekende geheim van
het geloof. Deze vreugde kan komen in
mijn leven bij het gaan van de weg vol
gemiste kansen en onvervulde verwach
tingen. Deze vreugde komt waar ik mijn
verloren leven overstraald mag weten
door het licht van Gods aanschijn. Deze
vreugde heeft alles te maken met ae ver
zoening van mijn leven met God.
Deze vreugde is de glorie van Passen....
deze vreugde is de volheid van de Hei
lige Geest
deze vreugde is de heerlijkheid van
Christus' toekomst.
E.
De Bie
De resultaten van een onderzoek naar
het geloof van de Tweede Kamerleden ia
onlangs gepubliceerd. Van 149 Tweede Ka
merleden werd de kerkelijke status be
kend. Eén Kamerlid weigerde mededelin
gen te verstrekken. Dit Kamerlid is onder
„geen kerkgenootschap" geteld.
Volgens dit overzicht behoren 112 van de
150 Tweede Kamerleden tot een kerkge
nootschap.
Van de 150 Tweede Kamerleden zijn er
51 rooms-katholiek. Daarvan behoren er
42 tot de KVP, 6 tot de PvdA, 1 tot D'66
en 2 Boerenpartij.
De 36 hervormde Tweede Kamerleden
zijn verdeeld over 8 partijen, te weten: 12
CHU, 9 PvdA, 6 WD, 3 Boerenpartij, 2
ARP, 2 D'66, 1 PSP en 1 SGP.
Uit dit overzicht blijkt dat alleen bij de
KVP (allen r.-k.) en bij de CHU (allen
hervormd) alle Tweede Kamerleden tot
hetzelfde kerkgenootschap behoren.
De gereformeerden (synodaal) zijn over
3 partijen verdeeld: 11 ARP, 1 PvdA, 1
VVD.
In de Tweede Kamer zitten 2 leden van
de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt),
t.w. 1 bij de ARP en 1 bij het GPV.
Twee christelijk-gereformeerden, t.w. 1
ARP en 1 SGP.
Twee leden uit de Tweede Kamer beho
ren tot de Gereformeerde Gemeenten, na
melijk 1 SGP en 1 Boerenpartij.
De Remonstrantse Broederschap: 2 WD,
1 PvdA. De Evangelisch Lutherse Kerk:
1 VVD. De Doopsgezinden: 1 PSP. De uit
Perzië afkomstige mystieke Soefibeweging
1 WD.
Onder de 38 Tweede Kamerleden die
niet tot een kerkgenootschap behoren, zijn
er 20 PvdA, 5 CPN, 4 D'66, 1 Boerenpar
tij, 2 PSP en 6 VVD.
Van bovengenoemde 20 PvdA leden be
horen er 5 tot het Humanistisch Verbond.
Van de 36 hervormde Tweede Kamerle
den heeft precies de helft een Kamerzetel
van een partij met christelijke beginselen
(waarbij de Boerenpartij, krachtens zijn
program, ook geteld is).
■fME