Cultuur uit Apeldoorn Tegels in Aken Dat verklaart, dat er in de zeventiende en de achttiende eeuw in Den Haag vele meester-zilversmeden hebben gewoond en gewerkt. Het hof van de stadhouder bepaalde hun stijl van werken: statiger en verfijnd hoofser dan het kloeker gevormde en met versiering overladen Amsterdam se vakkundiger en met meer fantasie gemaakt dan het degelijk, maar wat provinciaalse Rotterdamse zilverwerk. Dat blijkt op het ogenblik, nu uit de snel toegenomen be langstelling voor het oude zilver in korte tijd enkele belang wekkende tentoonstellingen zijn voortgekomen, die vergelij king van Haags en Rotterdams zilver uit dezelfde periode mogelijk maken. Aan de rand van de Amsterdamse ag glomeratie in Buitenveldert en Am stelveen staan de langste flats van ons land, grijs met in hun balkons blauwe, ro de, gele accentjes. Tussen al deze hoog bouw, als een oase, plotseling het gulle groen, een breed water met langs de boor den fleurige bloemen en fris geboomte. Als een tent uit Abrahams tijden verrijst tegen een licht glooiende opgeworpen heu vel het bedehuis van de Hervormde Ge meente. Deze Paaskerk, op een vierkant grondvlak gebouwd, met zijn volgens een gewelfd regelvlak geconstrueerd dak, vormt een speels contrast met de rechte lange flats er wijd omheen. Als men binnentreedt komt men on der de indruk van de stemmige sfeer van het interieur, van de uit het halfduister gloeiende kleuren van het vierkante raam en de kleine willekeurig in de wanden ver spreide nisjes. Deze kerk, een eersterangs prestatie van zijn bouwmeester, ir. Baron van Asbeck, roept herinneringen op aan Le Corbusiers meesterwerk te Ronchamps. En zie, in de versiering, aan de volgens een vierkant gebouwde orgelkas, nog eens hetzelfde „Leitmotiv": vierkante en rechthoekige nu naar buiten gekeerde, met het interi eur overeenstemmende kleurige» nisjes in reliëf van massief eikehout. Zoals door de verspreide raampjes in de wanden het ge kleurde licht binnenstroomt, zullen door de nisjes in de frontversiering de orgel klankkleuren naar buiten treden. Hier moet een hechte en harmonieuze samen werking tussen vakmensen hebben plaats gevonden, die eikaars bedoelingen niet al leen hebben aangevoeld, maar ook hebben gerespecteerd. Zij moeten zich in dienst gesteld hebben van een grote en diepe grondgedachte. Dit gevoel wordt nog ver sterkt, als dit orgel gaat spelen. De kerk is inmiddels met mensen gevuld, en de Utrechtse organist en advisur bij de bouw ervan, Lambert Erné zal zo dadelijk het orgel met een bespeling aan de gemeen te overdragen. En daar zendt hij de eer ste tonen van Sweelincks „Vater unser im Himmelreich" de ruimte in: het zijn als zilver, helder als kristal. "JVTen spreekt tegenwoordig van een or- gelrenaissance en denkt dan aan pio niers als de Deense orgelbouwers. De se rieuze orgelbouwers van nu trachten weer de echtheid, de eenvoud en helderheid van toon te bereiken uit de bloeitijd van de barok. In de vervaltijd, vooral na 1900, werden de orgels zo omvangrijk mogelijk, vaak met voorbijzien van deugdelijkheid van materiaal en ook van klankevenwicht en helderheid, gebouwd. Houten orgelkas sen, voor bundeling en resonantie van de toon, ontbraken, terwijl de fronten zonder verband met de klavierwerken, dikdoene rig vaak met loze pijpen werden opgevuld. De overbrenging van klaviertoets en re gisterknop naar de pijpen was niet meer zoals vanouds mechanisch (met smalle latjes en hefboompjes) maar pneumatisch (met dunne luchtbuisjes) of elektrisch. Van een toucher bij het spelen was hele maal geen sprake meer en de aanslag op de klavieren was even slap en geestloos als het geluid dat door de goedkope zin ken pijpen werd voortgebracht. De door zichtigheid, zo vereist bij Bach e.a. gro te meesters ging meestal volkomen onder in een breiachtige, niet meer te onderschei den klankmassa. Dat velen, overigens gro te muziekliefhebbers, vaak geen orgellief hebbers zijn, is dikwijls te wijten aan de dorre klankenproduktie van de meeste or gels uit deze vervaltijd. W/at we echter hier in de Paaskerk ho ren en zien, is een zuiver staal van de herboren naoorlogse orgelbouwkunst, die overbodige opsmuk mijdt; de reliëf- versiering in het front heeft terdege een akoestische functie, zij zeeft a.h.w. het geluid. Bij deze orgelrenaissance worden uitsluitend weer de edelste en duurzaam ste materialen, o.m. soms tot 99 pet. tin, ko per en Slavonisch eikehout verwerkt. Van deze vernieuwde orgelbouwstijl was in Nederland Ernst Leeflang één der pio niers die samen met zijn energieke, vin dingrijke compagnon en stuwende kracht Jan Keyzer reeds veel belangrijke grote en kleinere orgels door geheel Nederland heeft gebouwd en veel historische orgels restaureert (Concertgebouw Amsterdam, Middelburg, Oene etc.) De intonateur Ma- rinus Schreutelkamp kan eveneens bogen op een rijke ervaring en kundigheid in zijn vak met de intonatie (het aanpas sen van de pijpklank bij de akoestische ruimte) van de grootste orgels in binnen- en buitenland (Michaelskerk Zwolle) Sinds enige jaren heeft men de Apel- doornse kunstenaar Harry Meek, die al veel monumentale kunst op zijn naam heeft staan, aangetrokken voor de aan passing en het ontwerpen van de orgel- frontversiering bij het kerkinterieur. Alle, ook nog ongenoemde medewerkers oefenen hun handwerk uit met een toewij ding, een nauwgezetheid en een teamgeest die doen denken aan de ambachtslieden die de kathedralen vele eeeuwn geleden schiepen. "l^ergelijkt men nu nog eens dit Paas- kerkorgel met het grotere, ook door de fa. Leeflang in Amsterdam-Buitenvel- dert onlangs afgeleverde orgel van de Pelgrimskerk, dan heeft dit instrument 'n monumentaal klassiek symmetrisch front met rugpositief eveneens met een stijlvol le frontversiering van Harry Meek. Hier is de toon ook overeenstemmend met de ze grotere kerk en haar akoestiek forser, agressiever zo ge wilt, maar altijd helder en transparant. In de Paaskerk evenwel een milder tim bre, passend bij de sfeer van de kerk en een voor de orgelbouw unieke en geheel nieuwe vormgeving door de vrij willekeu rige pijpenopstelling en de bijzonder fraai gekleurde houtreliëfversiering, die zo har monisch aansluit bij het aparte kerkinte rieur. Dat het allernieuwste wel eens op weerstanden van behouden geesten stuit, spreekt vanzelf. Zoals Sweelinck eens zijn kunst uit De- Venter naar Amsterdam bracht, zo heb ben Apeldoorners met hun culturele ex port naar de Hoofdstad het Nederlandse orgelbezit met waardevolle instrumenten verrijkt. Vijf eeuwen ZILVER r^acht glanzend in het stille licht van een kleine museumzaal staat op het ogenblik het prach tige zilveren koelvatdat bij dit artikel wordt af gebeeld, te prijken. Het is uit de kluizen van het Haagse Gemeentemuseum te voorschijn gehaald, om een van de hoogtepunten van de tentoonstel ling „Haags zilver uit vijf eeuwente zijn. Het neemt zijn plaats met ere in. Want het is inder daad een bijzonder mooi stuk, in 1756 door de Haagse meester Frangois van Stapele gemaakt. Voor wie? Dat wordt niet vermeld. Maar uit het feit, dat het is versierd met het wapen van een Engelse familie, mag men afleiden, dat het in Britse opdracht is vervaardigd en (hoe?) ooit in Nederland is teruggekeerd. Het is boeiend te zien, hoe een Haagse meester en niet de eerste de beste, dat blijkt uit zijn werkstuk het stijl eigen van zijn tijd heeft toegepast in de vorm en de ver siering van deze koeler. Want als Van Stapele deze koeler maakt, is de Louis XV-stijl volop in de mode. Dat is een stijl, die veel met ranken en met schelpvormige versierin gen werkt Het is soms, alsof gestileerde golven hun koppen over een werkstuk krullen. Nooit zijn twee helften van een versiering gelijk. Maar ze zijn wel steeds verrassend in ba- m 'mmê m wmm ln de oude keizersstad Aken is een uniek museum voor te gels geopend. Meer dan 6.000 kostbare tegets uit dé 17e en 18e eeuw sieren de wanden van de beide expositieruimten. Aan leiding tot stichting van dit museum was een zeer uitgebreide tegelverzameling, die een industrieel aan de stad vermaakt had. Experts konden deze zodanig aanvullen, dat ze voldoende was om er een eigen museum voor in te richten. Een uit de 17e eeuw stammend woonhuis met een grondoppervlak van zes maal zeven meter en slechts twee bovenelkaar liggende vertrek ken was uitstekend geschikt voor dit doel. Het zwaartepunt van de verzameling ligt bij exemplaren van voor 1750, voornamelijk uit de Nederlandse werkplaatsen in Rotterdam, Utrecht, Delft en Haarlem. In die tijd ontvingen de Middeleuropese producenten sterke artistieke impulsen uit Perzië en het Iberisch schiereiland voordien de centra, waar het branden van klei als kunstambacht beoefend werd. In het algemeen werden vier tegels tot een voorstelling of een patroon samengevoegd, die in blauw, de voor de 17e eeuw typische kleur, of in mangaan-bruin in de 18e eeuw overheersend op een witte achtergrond staan. - i Wam lans. De meesters, die deze versiering toepassen, hebben een heel verfijnd gevoel voor harmonie en evenwicht gehad. Want hoe rijk de versiering van deze periode ook kan zijn, ze wordt nooit overladen of protserig. Het is typisch de stijl, die voortvloeit uit een verfijnd hofleven. 'yT'erfijnd moet het leven aan het hof van de Franse ko ning Lodewijk XV zijn geweest. Het werd een voorbeeld voor het leven van vorsten en deftige families in heel Euro pa. De Franse stijl bepaalde ook de eisen van het stadhou derlijke hof in de Nederlanden en van de gegoede families, die met dat hof in meer om minder nauw contact stonden. Deze toestand vindt zo zijn weerslag in het werk van zil versmeden en andere kunstnijveren dier dagen. Vandaar de even rijke als harmonische en haast hoofse versiering van deze wijnkoeler. Het is boeiend, om aan de hand van „Vijf eeuwen Haags Zilver" (tot en met 27 augustus te zien) na te gaan welke invloed de ontwikkeling van het politieke en culturele leven in Europa op de vorm en de versiering van het zilverwerk heeft gehad. Nu is „vijf eeuwen" een wat ruim gemeten periode voor wat de tentoonstelling te zien geeft. Want er zijn dan wel een paar kleine zilveren voorwerpen van liturgisch karakter uit 1480 of 1500 in 1739 in de Jacobskerk opgegraven en vermoedelijk tijdens de beeldenstorm weggestopt en ook zijn er een paar stukken uit de zestiende eeuw, maar hun aantal zinkt in het niet bij de overvloed aan zilverwerk uit de zeventiende en achttiende eeuw. Den Haag heeft er nu eenmaal in de zestiende eeuw nog al eens van langs gehad. Maarten van Rossum met zijn Geldersen hield er in 1517 huis, de Spanjaarden en de Prinsgezinden deden het later nog eens dunnetjes over. Wa re het niet, dat stadhouder Maurits er zich had gevestigd, de plaats zou nooit het aanzien en de betekenis hebben ge kregen, die zij in de eeuwen daarna had. Dat is beslissend geweest voor de vestiging van ambachtslieden en kunst nijveren. Waar rijke mensen wonen is welvaart. Waar het hof zetelt, waar de regering vertegenwoordigers van vreem de mogendheden met statie ontvangt, daar zijn opdrachten te wachten voor kunstenaars en edelsmeden. Maar daar wor den ook eisen gesteld aan kunstvaardigheid en vakman schap. Die vergelijking is te beter mogelijk, omdat de Haagse tentoonstelling het eerste volledige overzicht van de produk- Verguld zilveren koelvat uit 1756, vervaardigd door Francois van Stapele. Het stuk is rijk versierd in Louis XV- stijl en draagt het wapen van Hamilton, baron Bent haven en Stenton. tie van de Haagse meesters in ongeveer tweeëneenhalve eeuw omvat. Dat ook hier nog een groot aantal onopgeloste en' onoplosbare raadsels bestaat wie zal dat verbazen? Want er zijn maar weinig archiefstukken meer over. Daar door konden vele meestertekens niet meer worden ontcij ferd en toegeschreven, zodat van een aantal werkstukken .wel onbekend zal blijven, wie er de maker van was. Nu zal dat de wetenschapsman meer verdrieten dan de leek, die alleen komt om van de schoonheid van het oude kunstwerk te genieten. Maar aan de andere kant zou men de leek wel wat meer hebben kunnen gerieven met eenvoudige informa tie over het tentoongestelde stuk, over de toegepaste tech nieken gieten, drijven, ciseleren de herkomst, mis schien het gebruik. Qverigens wordt ook uit de tentoonstelling wel duidelijk, wie in deze jaren vooral de opdrachtgevers zijn ge weest. De overheden stadhouderlijk hof, hoogheemraad schappen, stadsbesturen, maar ook vreemde vorsten heb ben veel bestellingen gedaan, omdat ze zo vaak een ver dienstelijk man met een kostbaar geschenk moesten be denken, dan wel hun eigen glorie dachten te verhogen met het aankopen van prachtige sierbekers, stempels voor het zegelen van hun stukken en dergelijke. Ik denk alleen maar aan het rijkgedreven zegel van het hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en West- Friesland uit 1588, of de kostbare beker, die het hoogheem raadschap van Edam in 1660 door Jeremias Micheel liet maken. Gilden bestelden pronk- en rouwschilden, stukken, die ons nu nog vaak inlichten over de samenstelling van hun bestuur in een bepaald jaar. In de achttiende eeuw zijn het vooral de gegoede burgers geweest, die zilver kochten vooral zilver serviesgoed van vaak bijzonder mooie, statige vorm. De ontwikkeling van de mode wordt dan op de voet gevolgd; de Haagse zilver smeden blijken ware meesters te zijn in de toepassing van de Franse vormentaal in hun werk. Daarnaast zijn er uiteraard door alle tijden heen de ker ken, die een overvloed aan liturgisch vaatwerk bestellen dan wel ten geschenke krijgen. Er zijn talloze prachtige voorbeelden van miskelken, Avondmaalszilver, doopbek kens, wierookbranders en monstransen maar ook van joodse siertorens en andere tot de joodse liturgie behoren de voorwerpen. Als na. het verdwijnen van de Franse overheersing eenmaal de Empire-stijl verleden tijd is, komen Haagse zilversmeden net als hun collega's tot de schepping van een eenvoudige, degelijke, burgerlijke stijl, die zij de hele ne gentiende eeuw door met wat varianten vasthouden. Daarin komen wat herinneringen aan oude stijlvormen voor. Dan kondigt zich de twintigste eeuw aan. Daaraan besteedt de tentoonstelling geen aandacht meer. Terecht: het zou een expositie apart hebben gevergd. MARC CHAGALL - het dromende kind Bij welke groep kan men de F rans-Rus sische schilder Marc Chagall eigenlijk indelen? Bij de expressionisten? Bij de sur realisten? Bij de kubisten in geen geval, want hij heeft maar nauwelijks schilderijen gemaakt die met deze stroming enige relatie hadden. Hij heeft het kubisme eigenlijk al leen maar als een uiterlijk maniertje gezien, niet als een vorm van beelden, die zijn wijze van zien recht deed. Misschien kan men Chagall wel het best aanduiden als „het dro mende kind". Want iets kinderlijks heeft zijn werk vrijwel zijn hele leven lang gehad en het was er de poëzie van. Met de droom heeft het altijd veel te maken gehad: met dromen van liefde, met dromen van zijn jeugd, met dromen van Rusland, met dro men van het joodse leven in zijn geboorte plaats Lyozjna. Marc Chagall wordt op 7 juli tachtig jaar. Een terugblik op zijn werk en zijn leven is dan al haast een necrologie. Wat achter hem ligt lijkt onafzienbaar lang en vruchtbaar, wat nog voor hem ligt onafzienbaar kort en dan heeft men eigenlijk al min of meer de neiging om de kunstenaar als overleden te beschouwen, terwijl de mens nog leeft. Is dat eigenlijk wel billijk? Wordt de waar de van Chagall uitsluitend bepaald door zijn schilderijen en zijn grafiek? Of heeft ook de mens recht op onze belangstelling en waarde ring? Qhagall werd geboren in het getto van Lyozna, in het Russische gouvernement Witebsk. Zijn vader was er knecht bij een ha- ringhandel. Zijn rijkdom aan kinderen tien! was groter dan die aan geld. Grootvader was slager en een zeer vroom man. Marcs oom Neuch was een vooraan staande figuur in de sekte der chassidim en dus aanhanger van een even mystieke als blijmoedige extase. Mare heeft vooral met zijn oom veel con tact gehad en sterk de invloed van diens vroomheid ondergaan. Men kan rustig zeg gen, dat de sfeer van het chassidisme in be langrijke mate zijn geestesleven en daarmee zijn werk heeft bepaald. Hoe arm de familie Chagall overigens ook was, Mare kreeg een goede opvoeding. Hij werd naar school gezonden en dat beteken de voor een jood in het keizerlijk Rusland heel veel! hij ging naar een tekenleraar in Witebsk en kwam nadien in contact met Leon Bakst, de decorontwerper van het bal- let-Diaghilew in St. Petersburg. Deze gaf hem eerst aanwijzingen en liet hem later eni ge tijd op zijn atelier werken. De ontmoetin gen met Bakst werden van beslissende bete kenis. Want de jonge Mare vond op. zijn ate lier de eerste reprodukties van moderne Franse meesters en dat stimuleerde hem naar Parijs te gaan en deze werken zelf te bezien. Het was toen intussen 1910 geworden. Cha gall kwam terecht in een internationaal gezelschap van jonge kunstenaars, die allen als door een magneet naar de lichtstad wa ren getrokken. Er bloeide een nieuwe kunst op en zij wilden deel hebben aan die ontwik keling. Voorlopig genoot Chagall vooral van een geestelijke overvloed. Hij werkte des nachts of praatte met zijn vrienden; overdag sliep hij een paar uur. Zijn voedsel: een fles slechte soep, een haring, een stuk brood. Hij werd voor het eerst bekend toen hij in 1914 deelnam aan een grote tentoonstelling van „Der Sturm" in Berlijn, waartoe Hel- muth Walden hem had uitgenodigd. Het was zijn eerste grote expositie. Voorlopig trou wens ook zijn laatste, want kort na de ope ning brak de Eerste Wereldoorlog uit, zodat de schilderijen tot 1918 in de Duitse hoofd stad moesten blijven. Intussen was Chagall teruggekeerd naar Witebsk, waar hij trouwde met zijn jeugd liefde Bella. Hij werd er in 1917 commissa ris voor schone kunsten, nam er van harte deel aan het werk van de communistische partij voor de volksontwikkeling, maar gaf er in 1922 toch de voorkeur aan, met vrouw en dochter naar het Westen terug te keren. Via Berlijn belandde hij in 1923 in Parijs, waar hij in contact werd gebracht met de beroemde kunsthandelaar en mecenas Am- broise Vollard steun en toeverlaat van vele belangrijke kunstenaars zijner dagen. pollard gaf hem onmiddellijk een grote op dracht voor grafisch werk: etsen bij een prachtuitgave van de „Dode Zielen" van Go- golj. Chagall werkte er drie jaar aan en kreeg onmiddellijk na voltooiing een tweede opdracht: etsen bij de fabels van La Fon taine. Daarmee was Chagall opnieuw drie jaar doende. In 1931 vertrok Chagall naar het Midden- Oosten om er de sfeer te proeven. Hij had het plan opgevat, een groot aantal bijbelillus traties te maken. Intussen overleed Vollard en zo duurde het tot na de Tweede Wereld oorlog, voordat dit plan tot uitvoering kwam. Toen ook pas werden de beide andere series prenten uitgegeven. De beklemming van de Spaanse burgeroor log, de. dreiging van de Tweede Wereldoor log en de gruwelijke vervolging van de jo den in Duitsland tussen 1936 en 1939 leidden tot het ontstaan van een groot aantal schil derijen, waarin zijn ontzetting hierover vorm kreeg. Het werden „Kruisigingen" en soort gelijke smartelijke doeken, waarin zijn ge kweldheid duidelijk werd Uitgesproken. In 1941 vluchtte Chagall met zijp gezin naar Amerika, waar in 1944 zijn vrouw over leed. Hij drong zijn verdriet hierover naar de achtergrond in de uitvoering van een aan tal grote opdrachten, onder meer voor toneel decors. Toen kon hij ook komen tot de vol voering van dat andere plan: het maken van een groot aantal litho's ter illustratie van de bijbel. Het werden de prachtigste en sober ste prenten van zijn rijke leven. Tegelijk viel hem de grote opdracht ten deel twaalf gebrandschilderde ramen te maken voor de synagoge van Jeruzalem, voorstellen de de twaalf stammen van Israël. De sym boliek ervoor ontleende hij geheel aan zijn eigen visie op de dierenwereld. Sinds 1947 woont hij weer in Parijs. De ramen heeft hij in 1961 voltooid; het werden de opvallendste glazen van de moderne tijd. |£n nu: zijn werk. Chagall is te midden van alle beroeringen steeds zichzelf geble ven. Hij heeft intensief contact gehad met talloze kunstenaars van onze dagen, maar nooit hun invloed ondergaan. In zijn eigen kinderlijke trant, in zijn eigen poëtische kleur, volkomen overeenkomstig zijn eigen innerlijke behoefte schilderde en tekende hij zijn herinneringen aan het dorp van zijn ge boorte, aan de vroomheid van het oude volk, aan de sprookjes van „Moedertje Rusland". Hij schilderde de tederheid van de gelie ven, het bonte leven van de circussen, de mens als clown in zijn tragiek. Hij verheer lijkte zijn tweede vaderstad Parijs in een deel van zijn werk. Hij vormde een dierenrijk naar zijn eigen behoefte. Musici werden onder zijn handen één met hun instrument, moeders één met hun kind. Hoewel hij er ogenschijnlijk „niets aan deed", was de bijbel hem een ononderbro ken vloeiende bron van wijsheid en geloof. Hij las hem- naast de gedichten van Verlaine en placht te zeggen, dat zijn werk zijn ge bed was. Zo ontstond een enorme stroom van grote en kleine schilderijen in de verrukkelijkste gloeiende en tere kleuren, waarin de dromen van het eeuwige kind werden uitgebeeld. Er ontstond grafiek, die tot de allermooiste van onze dagen behoort en waarin een wijs man zijn vroomheid beleed. Er ontstond ook een geschreven levensverhaal, „Mijn leven", ge ïllustreerd met mooie etsen, waarin de dich ter Chagall aan het woord kwam. Chagalls werk is een oeuvre, waarin naar het schijnt alleen plaats is voor een stille blijdschap. Maar dat is schijn. Voor een deel heeft hij het leed naar het tweede plan ver drongen, omdat het leven zelf in zijn veelvul digheid zo verrukkelijk is. Voor een deel ook heeft hij zich sterk beheerst in zijn uitingen, alhoewel een schilderij als „De Soldaten" uit 1914 er geen twijfel aan laat bestaan, dat hij de oorlog een dom en zinloos verschijnsel vindt hoewel verder zijn kruisigingen uit de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog vervuld zijn van een nameloze ontzetting. Over Chagall spreken, is spreken over een kunstenaar, die niet in een hokje te stoppen is is spreken over een kunstenaar, wiens werk een onuitsprekelijke rijkdom aan ge lukservaringen omvat. En waarom zouden wij ons dan niet rijk voelen met dit rijke kind? „Rabbi met wetsrol", een prachtige gouache van Marc Chagall, waarin zijn joodse vroomheid en de herinneringen aan Rusland gestalte kregen. (Foto Stedelijk Museum Amsterdam)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 3