Er zijn zes miljoen fietsen in Nederland
Amerikaanse jeugd
conventioneel en
tam vergeleken
bij Westeuropese
„Westerse ontaarding"
LANGHARIGEN EN DRAAGSTERS
VAN MINIROKJES HEBBEN HET
MOEILIJK IN OOST-EUROPA
„Het is zo'n droge boel in
N.O.-polder" zegt Fenny
Smallenbroek
Raad
in
van
State
VEEL „PRODUKTEN VAN 'N VREETWELVAART"
BIJEENKOMST
OASE VAN RIJST
ONGUNSTIG
Mee in de bus
Fiets huren
Engeland blijft
vragen om hulp
voor „Swing-Wing"
Nog natter
De helft
OOK AMRO-BANK
DEELNEMERS
Als jongere loop je hier tegen een muur
NOG NIET UIT
NIET ONZE SFEER
SCHOENEN W EL
ANDERE VRAGEN
MAAK VOOR WIELRIJDERS IN
1
I
I
I
I
I
Van een onzer redacteuren
DE Verenigde Staten hebben een Jeugdprobleem met een hoofdletter.
Ten minste: dat vinden de volwassen Amerikanen zelf. Men kan bijna
geen tijdschrift of dagblad openslaan of er staat wel een artikel of beschouwing
in over dat Jeugdprobleem.
Meisjes in mini en jongens met haar tot op de schouders, beatles en beatniks,
gekke poëzie en gebruik van verdovende middelen, wilde feestjes en woeste
relletjes, extra politie en vraag naar meer ontspanningsmogelijkheden.... Als
je het leest slaat de schrik je op het lijf.
Och arme! Wie de Londense jeugd kent
vindt Amerika's mini-textiel en
maxi-haar gewoon tam en constateert
bovendien dat maar een heel klein deel
van de jeugd daarvoor „in" is. Wie de
etalages in Londens Carnaby street
heeft bekeken vindt de „boutiques"
voor Amerika's jeugd bijna confectie-
huizen, zo weinig gek, zo conventioneel
zijn ze. Wie zich de Parijse jeugd herin
nert uit de hoogtijdagen van het
existentialisme, toen het „in" was om
op vuile blote voeten en in gerafelde
spijkerbroeken over de boulevards te
slenteren ziet dat Amerika's jeugd tien
jaar achterloopt want die blote voeten
en gerafelde broeken zijn nu alweer:
bij een klein deel van deze jeugd
mode. Wie, tenslotte de jeugd rondom
het Amsterdamse Lieverdje heeft gade
geslagen en de opwinding over provobo-
ten etcetera kent, begrijpt totaal niets
van al die gefronfte wenkbrauwen en
gerimpelde voorhoofden waarmee Ame
rikaanse ouders en opvoeders praten
over „onze jeugdproblematiek".
Dit Is een tamme, conventionele,
rustige jeugd, vergeleken met de West
europese.
Gebeuren er dan geen gekke of zelfs
gevaarlijke dingen?
Zeker aan de lopende band! Toen
wij in New York waren was er een
indrukwekkende politiemacht op de
been in Greenwich Village, New Yorks
oergezellige, schilderachtige kunste-
naarswijk. Op Washington Square, een
groot plein in het hart van deze buurt,
komen op zondagen enkele honderden
jongelui bijeen die gitaar spelen, pro
testsongs maken en zingen, van hun
onlustgevoelens blijk geven allemaal
vele malen kalmer dan in Amsterdam,
tussen twee haakjes en die dat best
mogen doen zo lang zij anderen geen
riserlast bezorgen. Maar zondag,
hadden zij het van eieren gemaakt; zij
waren met luidsprekers gaan werken
en hadden de rust der omwonenden
verstoord. Kijk, dat mag niet; burge
meester Lindsay gaf als zijn standpunt
dat elke Amerikaan mag doen wat hij
wil en hoe hij wil, zo lang hij anderen
geen overlast bezorgt. Dus die luidspre
kers mochten niet meer. En daar kwam
dan wat radauw van.
New York stond ervan op zijn kop
Amsterdam zou bij de gebeurtenis
sen die wij zagen, zeggen dat het een
echt rustige zomerzaterdag was ge
weest.
Bagatelliseren wij het Amerikaanse
jeugdprobleem? Waarachtig niet; alleen
vinden wij dat de volwassen Ameril«-
nen het, bij gebrek aan vergelijkings
mogelijkheden, zwaar overtrekken. Ook
al zijn er straatgevechten, relletjes, fik-
kiestekerijen, ook al heeft een jeugdlei
der pas de autoriteiten in Washington
gewaarschuwd dat er een hele moei
lijke zomer voor de deur staat omdat
de jeugd van Washington te weinig ont
spanningsmogelijkheden heeft, ook al
laten zich bij de vele rassenrelletjes de
jonge mensen niet onbetuigd, toch is
deze jeugd rustiger dan de onze. En bij
al haar recalcitrantie is zij het mag
zonder omwegen gezegd worden hof
felijker en volwassener dan onze jeugd.
Duizenden en duizenden New Yor
kers ontvluchten op mooie weekeinden
de hete stad. Een zondagmiddag met
stralend weer waren wij in Bear Park,
een der grote trekpleisters voor de New
Yorkse dagjesmensen. Het was er
barstensvol; op de immense parkeerter
reinen nabij een bergmeer stonden de
auto's bumper aan bumper en op de
grote zonneweiden vermaakten zich
tienduizenden mensen.
Het was er doodrustig.
Geen jengelend kind hebben we ge
hoord ook geen vaders met rood-aan-
gelopen hoofd die verbodsbepalingen
ronddonderden. Geen opgeschoten
jeugd was bezig met wilde spelletjes
waardoor de zonnebaders werden gehin
derd. Geen voetballen werden dwars
door de wandelende menigte getrapt.
Wie Scheveningen en Zandvoort kent
op zomerzondagen vond dat Bear Park
een oase van rust net als het overvol
le Central Park in hartje New York,
net als een stampvol Washingtonmonu-
ment waar honderden jongelui krioel
den in de nauwe gangen bij de uitzicht-
vensters.
Dit is een rustige jeugd. Dat zij het
moeilijk heeft, dat zij haar problemen
heeft, is duidelijk.
Ten eerste is er overal en altijd te
genstelling tussen de generaties ge
weest. Ten tweede rebelleert een deel
van de Amerikaanse jeugd tegen de
wel erg gladjes lopende technocratie
die het dagelijks bestaan vormt. Ten
derde zijn er voor de jongelui in de.
grote steden in het oosten des lands
inderdaad weinig ontspanningsmoge
lijkheden al doet men in New York
en Washington zijn best om overal ver
loren hoekjes te bestemmen tot base-
ballveld of gelegenheid tot volleyballen
of tennissen. Ten vierde zitten de oor
log in Vietnam en het rassenprobleem
deze jeugd enorm dwars. Vooral over
Vietnam wordt zeer veel gedebatteerd;
heel veel jonge Amerikanen twijfelen
sterk aan de juistheid van Amerika's
optreden daar, velen onttrokken zich
aan de dienstplicht door bij honder
den bijvoorbeeld naar Canada - te
gaan, velen demonstreren mee tegen de
regeringspolitiek. En in de strijd om de
gelijkstelling der rassen nemen blanke
en negerjongelui zij aan zij een heel
actief aandeel pro dan wel contra.
Maar het gaat alles kalmer, welover-
wogener, ja, volwassener toe dan bij
voorbeeld in Nederland.
Zijn wij bezig die Amerikaanse jeugd
te idealiseren?
Neen. Zij steekt in andere opzichten
ongunstig af bij de Europese. Zij is
vaak te conformistisch, te ouwelijk
zelfs. Zeer velen eten te zwaar, snoepen
te overdadig, doen te weinig aan sport,
waardoor men onvoorstelbaar veel dik-,
ke, logge, slome jongens en meisjes
ziet, produkten van een vreetwelvaart.
Het land heeft duidelijk een gillende
behoefte aan diëtisten en heilgym-
nasten. En een flink percentage van
deze jeugd is erg vroeg volwassen;
„vaste verkering" moet je hebben
omstreeks je dertiende jaar, een meisje
dat op haar achttiende jaar nog geen
definitieve trouwplannen heeft is bang
te blijven zitten, de jongen die op zijn
twintigste jaar nog niet precies weet
hoe hij zijn verdere leven zal inrichten
is een buitenbeentje. Men streeft naar
een snelle carrière, snel veel geld ver
dienen, snel tot de wereld der volwasse
nen behoren. Daarom zijn er zo weinig
lange haren, zo weinig leren vesten, zo
weinig anti-houdingen, in vergelijking
tot bijvoorbeeld Nederland of Enge
land. En toch: de volwassen Amerikanen
zijn ervan overtuigd dat zij een enorm
jeugdprobleem hebben
Het is alweer: in vergelijking
een tam probleem, naast al die andere
zeer grote die de Amerikaanse samenle
ving wel heeft.
STADSCENTRA SLUIPWEGEN
pje Nederlandse fietser moet van sluipwegen gebruik kunnen maken. Niet
stiekem, ongezien of met een nylonkous over het gezicht, maar officieel,
open en bloot, fier rechtop zittend op ons nationale vervoermiddel. Men kan
die sluipwegen ook „tracés" noemen, dat klinkt iets sjieker. Maar een feit is,
dat we zes miljoen fietsen in dit land hebben en dat zo'n voertuig, bereden of
geparkeerd, weinig ruimte inneemt. „Daarom moeten we er ook zoveel moge
lijk profijt uit halen", zei ir. F. H. van der Linde van Sprankhuizen tegen de
vergaderde leden van de ANWB waarvan hij voorzitter is. Er zijn steeds meer
steden die het centrum óf helemaal dicht maken voor gemotoriseerd verkeer
óf eenrichtingsverkeer invoeren. In Den Haag vonden twee andere ANWB'ers
„Daarvan moeten de fietsers niet het slachtoffer worden".
Ik wist het helemaal niet, maar de
heer J. W. Ankersmit, algemeen redac
teur van de ANWB, zegt me: „Fietsen
wordt in Amerika zwaar gepropageerd.
Als middel tot recreatie en om niet te
dik te worden. Dat is naar ons overge
slagen. Vandaar dat je steeds meer
mannen op vouwfietsjes ziet. Je kunt
twee dingen combineren: de parkeer
plek wat verder zoeken en de beweging
op de fiets zelf".
Nu moet niemand denken, dat een
uitneembare fiets iets nieuws is. „In
1908 werd de vouwfiets als gepresen
teerd, er is niets nieuws onder de zon",
aldus de heer Akersmit.
Hij vindt dat je de „kleine fietsjes"
steeds meer ziet. „In Engeland hele
maal", vertelt hij uit eigen aanschou
wing. „Maar het grote voordeel in En
geland is, dat je ze mag meenemen in
de openbare vervoermiddelen: in de
ondergrondse en in de bussen".
Vroeger kon dat in Nederland ook
herinnert de heer Ankersmit zich. „El
ke stoomtram had wel een bagagewa
gentje voor fietsen en elke bus had wel
eeen bagagerek. Tegenwoordig met de
treinen is het ook niet alles. De lading-
meester met vakantie. Het zijn werk
studenten die de fietsen inladen. Daar
zijn toch een hoop karretjes van drie
honderd en meer guldens bij; je houdt
soms je hart vast".
Dat meenemen van fietsen zit de
heer Ankersmit eigenlijk wat hoog. Hij
zegt het niet zo, maar het is aan alles
te merken.
„Over de belading van de wagons
spraken ze in de negentiende eeuw al",
zegt hij. „Ik heb zo het idee dat de
Spoorwegen iets heel goeds (en veel
mensen een plezier) zouden doen wan
neer men zich eens op een beter ver
voer van de fietsen wierp. Men is op
dat gebied achter. Ik weet het wel, je
hoort steeds: „tekort aan mensen". In
de dienstenverlenende sector is plaats
voor duizenden mensen, maar dat
schijnt te duur te zijn, dus blijven ze
maar werkloos".
Er is de Stichting Fiets en die
krijgt, wanneer het aan de heer Anker
smit ligt, gewoon een bos bloemen.
Die Stichting doet goed werk", zegt
hij. „Men heeft ook de ondernemers
van de stationsstallingen geanimeerd
om weer fietsen te gaan verhuren en
dat gebeurt steeds meer".
In mijn jonge jaren kostte het huren
van een tandem een kwartje per uur.
En nu een fiets, voor een hele dag? Na
enkele „steekproeven" zijn we erach
ter: het bedrag ligt tegen de rijksdaal
der aan.
Fietsen, oude (heel veel) en nieu
we, grote en kleine, lichte sport-
modellen en dergelijke toerrijwie-
len. Geen voertuig is in ons land
nog steeds zo populair. Maar
er moet wel wat worden gedaan om
het rijwiel zijn populariteit voor
al in de steden te doen behou-
deh.
WENEN Langharige en gebaarde beatniks en meisjes in mini-rokjes hebben
het over het algemeen niet gemakkelijk in communistisch Oost-Europa, waar de
autoriteiten hun uiterlijk voorkomen als „westerse ontaarding" beschouwen.
Er zijn berichten ontvangen, volgens welke beatniks uit het westen onder een
of ander voorwendsel de toegang tot Oosteuropese landen is geweigerd en de po
litie de plaatselijke langharigcn met harde hand aanpakt.
Terwijl evenwel de meeste Oosteuropese landen zich ertoe beperken, de heat-
niks aan de kaak te stellen en in sommige gevallen, waar sprake is geweest van
verzwarende omstandigheden, enkele arrestaties te verrichten, bestrijdt de Oost-
duitse politie hen met maatregelen, variërende van waterkanonnen tot dwangar
beid.
In een recent artikel oefende het in de
Duitse taal verschijnende Roemeense
dagblad „Neuer Weg" kritiek uit op
luidruchtige jongelui met lang haar en
grote belangstelling voor sterke drank.
In een ander Roemeens blad, „Scin-
teia", dat het officiële standpunt weer
spiegelt en in het Joegoslavische com
munistische blad „Politika" zijn artike
len verschenen, waarin de sociale as
pecten van openbare dronkenschap,
lang haar en tuchteloosheid aan de or
de werden gesteld.
Volgens dit blad bestaat deze groep
uit piet werkende gewezen universi
teitsstudenten, die wegens slechte stu
dieresultaten van de universiteit zijn
gestuurd en „het haar langer dragen
dan in dit deel van de wereld gebruike
lijk is, terwijl slobberbroeken een on
misbaar deel van hun kleding uitma
ken".
Het blad laat hierop volgen, dat het
luisteren naar beat-muziek van Radio
Wenen en programma's van Radio Vrij
Europa de jongelui op dwaalwegen had
geleid.
Twee jaar geleden heeft het Oosten
rijkse communistische blad „Volksstim-
me" een onderzoek gedaan naar de
straatschenderij in Oost-Duitsland en
Oostduitse jongelui geciteerd, die zei
den:. „Waarom zouden wij ons haar
niet lang dragen? Dat deden Mozart,
Marx en Einstein ook."
DEN HAAG Met ingang van 1 sep
tember zijn de heren J. Smallenbroek
uit Den Haag en prof. mr. J. H. Beek
huis uit Groningen tot lid van de Raad
van State benoemd.
De heer Smallenbroek, die in het ka-
binet-Cals minister van Binnenlandse
Zaken is geweest, moest die functie vo
rig jaar neerleggen.
LONDEN Minister Healey (de
fensie) heeft gisteren opnieuw gezegd,
dat Engeland met Nederland,
West-Duitsland en Italië wil samenwer
ken bij het ontwerpen van een nieuw
gevechtstoestel met beweegbare vleu
gels, een zogenaamd swing-wing vlieg
tuig.
Het is ir. J. Barkhof chef ver-
keersafdeling ANWB die op die
sluipwegen voor fietsers in wil gaan.
Natuurlijk, hij weet dat het doorgaans
niet anders kan dat in een stad een
deel van het centrum ineens eenrich
tingsverkeer krijgt. Het is een nood
sprong om het verkeer gaande te hou
den. „Maar in vele gevallen wordt de
fietser onnodig en zwaar getroffen",
zegt de heer Barkhof.
Hij gaat verder: „Wij geloven wel in
die „eenrichting" om het verkeer soe
peler te laten lopen. En dat omwegge-
tje is voor de automobilist niet zo erg,
maar voor de fietser kan het net die
bekende druppel zijn. Hij is de beschut
ting van de binnenstad kwijt, wanneer
hij om moet rijden; hij wordt nog kou
der of nog natter".
Ir. Barkhof is er van overtuigd, dat
steeds meer steden in ons land de bin
nenstad helemaal of gedeeltelijk voor
autoverkeer zullen gaan afsluiten.
„Wij zeggen dan: houdt paadjes
open voor de fietsers, sluipwegen, spe
ciale tracés. Een voorbeeld geeft Haar
lem", aldus de heer Barkhof. „Het was
de eerste stad die het doorgaande ver
keer uit de straten haalde door een
richtingverkeer in te voeren, maar te
gelijk „sluipwegen" openhield voor het
openbaar vervoer (de bussen). Op de
zelfde manier kan dat ook voor fietsers
gebeuren".
„Wij zijn", zegt de heer Barkhof,
„tegenstanders van fietspaden in de be
bouwde kom. Niet alleen vanwege de
ruimte die wordt ingenomen, maar ze
ker ook vanwege de veiligheid, want je
krijgt bij elke kruising complicaties.
Maar intussen geven wij per jaar twee
honderd en vijftig keer gevraagd en
vierhonderd keer ongevraagd advies in
zaken van de verkeerstechniek. En
daarbij denken wij dan steeds aan die
fietsers".
Voor de goede orde: als de twee
mannen van de ANWB over „fietsers"
praten, dan bedoelen zij daar ook de
brommers mee. Ook die bromfietsers
moeten hun sluipwegen hebben in de
steden, waar autoverkeer niet mag ko
men of moet omrijden.
„De fietser moet zijn fiets bij wij
ze van spreke tegen de pui van de win
kel kunnen zetten", zegt ir. Barkhof.
Dan wordt het fietsen weer aantrekke
lijk, bijvoorbeeld bij het boodschappen
doen. Niet wanneer men door de blau
we borden met de witte pijl naar boven
gedwongen wordt eerst zes straten om
te rijden.
Zes miljoen fietsen in Nederland en
ingewijden beweren, dat bijna de helft
„gammel" is. Het percentage lijkt me
erg hoog, maar goed, de zes miljoen
blijven en dat is één op twee en een
half miljoen brommers bij.
De Nederlander doet gemiddeld ne
gen jaar met een fiets en dit jaar
wordt verwacht, dat er weer 600.000
van die rijwielen zonder hulpmotor
worden gekocht.
Bij de ANWB wil niemand speciale
fietsroutes aanleggen door de steden,
maar wel straten open houden voor de
wielrijder.
„We zijn nu bezig met een advies
voor de gemeente Roosendaal", zegt ir.
Barkhof. „En daarbij gaan we er a
priori van uit, dat voor de fietsers
doorgaande wegen moeten worden open
gehouden".
De voorzitter van de Grote Neder
landse Fietsclub (als ik de ANWB even
zo mag noemen) heeft ook gezegd:
„Laat de fietser geen extra rondjes be
hoeven te draaien, opdat hij zich van
de specifieke voordelen van zijn twee-
wieler bewust moge blijven, zelfs bij
kou en regen".
Zo'n zes miljoen Nederlanders zullen
het daarmee graag eens zijn.
Dat is de helft van ons volk.
AMSTERDAM (ANP) De Amster
dam-Rotterdam Bank gaat ook samen
met andere Europese banken middel
lang krediet verstrekken. Daartoe is de
Banque Européenne de Credit a Moyen
Terme in Brussel opgericht met een
gestort kapitaal van 750 miljoen Bel
gische franc.
Behalve de Amro-Bank nemen hierin
deel: de Deutsche Bank. de Midland
Bank, de Société Générale de Banque
en Samuel Montagu Co. Verwacht
wordt dat andere Europese banken zich
in de toekomst bij deze combinatie zul
len aansluiten.
Vjjf en twintig jaar droog. Het staat op een tent, midden in Emmeloord, waar
aan die kwart eeuw Noordoostpolder aandacht wordt besteed. „Behoorlijk droog",
zegt Fenny Hakkers met een beetje sarcastisch trekje om haar niet alledaagse
mond. Ze bedoelt: er is hier in de polder voor jonge mensen niets te beleven. Wel
aardappelen en graan en beste boerderijen. Meer dan genoeg te eten en plastic
emmers in alle gewenste maten. Wel een HBS, een lyceum, drie Ulo's en een mid
delbare landbouwschool. Wel heel veel jongeren. „Maar nergens een punt, een
centrum, een plek waar je elkaar tegen het lijf kunt lopen. Er z(jn wel een paar
terrasjes of zo, maar daar ga je niet heen, want je weet dat je er toch niemand
tegenkomt", aldus Fenny Hakkers.
Een wijd en vruchtbaar land, maar
de jeugd heeft nog andere behoef
ten.
We lopen samen door Emmeloord
en soms wordt er een blik naar haar
jurk geworpen. Nogal een „stadsjurk'
met veel bloot op de rug. „Die kan
nooit in Emmeloord gekocht zijn",
dat is de blik waarmee gekeken wordt.
Dat klopt dan ook, wat Fenny heeft
die jurk met haar achttienjarige vin
gers zelf gemaakt. „Succes van de
vormingsklas", lacht ze kort.
Fenny Hakkers is wel eens „voor
loopster" van de jeugd in de Noord
oostpolder genoemd, maar met die ti
tel is ze zelf helemaal niet zo blij. Ze
is lid geweest van de jeugdgemeente-
raad, maar ze stapte eruit.
En nu? Fenny Hakkers werkt (vol
gende maand) twee jaar in de boek
handel van d'Ailly in Emmeloord van
's ochtends half negen tot 's middags
half één en dan weer van half twee tot
zes uur. „De gewone winkeltijden",
vertelt ze. „Op zaterdag werk ik ook,
maar maandagochtend en donderdag
middag krijg ik dan weer vrij".
Ze komt uit Ens elke dag en dat is
tien kilometer verder. Fenny reist
met de bus van haar ouderlijk huis
naar de boekwinkel en terug. Haar va
der is landarbeider. „Hij heeft veel
met werkloosheid te kampen", vertelt
Fenny. „Op dit moment werkt hij".
Wat ze thuis zijn? „Nederlands Her
vormd". En Fenny zelf? „Ik? Ik
weet het niet", antwoord ze eerlijk.
„Ik ben er nog lang niet uit".
Als meisje van twee jaar is Fenny
Hakkers in de polder komen wonen,
maar ze voelt nauwelijks binding met
het nieuwe land. Waar ze later wil wo
nen? „Geen idee, maar eerst wil ik
een heleboel van het eigen land en van
het buitenland zien", is haar ant
woord.
Fenny (ze heeft één jongere broer,
hij is 17) ging vroeger op de fiets naar
Emmeloord. Dat was toen ze de vier
jarige Ulo bezocht. Ze deed eindexa
men en daarna nog een jaar vormings
klas. „Daar leer je het huishouden
doen, kleuterverzorging en meer van
die dingen".
Er was geen uitgesproken beroep
dat haar trok. „Daarom ben ik in de
boekwinkel gaan werken", vertelt ze.
„Dan kom je meer tot lezen, je leert
er een hoop door".
Eind vorige maand is er een ge
sprek geweest tussen de plaatselijke
krant Het Nieuwe Land („Heb ik ook
nog een beetje voor gewerkt", zegt
Fenny) en zes jongeren. „Het waren
vier scholieren, een getrouwde me
vrouw van 21 jaar en ikzelf", hoor ik
van Fenny Hakkers.
„Wij konden zeggen wat onze groep
vond. Nou, die vindt dat er hier in de
polder iets moet komen. Een bar-dan-
cing of iets dergelijks, een plek waar
je elkaar kunt ontmoeten en zomaar
tegenkomen. Wij hebben niets wat
daar ook maar op lijkt. Ik geloof dat
een grote groep jongeren zich hier wél
amuseert", zegt Fenny en als ik vraag
welke jongeren dat dan zijn, komt het
er een beetje voorzichtig uit: „Van de
technische en de huishoudschool".
Een keertje in de maand wordt er
gedanst in Emmeloord, in een zaal
van Het Voorhuys. „Daar gaan heel
veel mensen heen, maar het is niet de
sfeer die wij zoeken", legt Fenny uit.
„Wij willen een beetje bar-publiek,
mensen bij wie je zo naar binnen kunt
lopen en ook weggaan, als je wilt".
Fenny gelooft, dat in een stad die
sfeer vanzelf ontstaat. „Ik heb ge
hoord, dat ze elkaar gewoon in een
busstation ontmoeten. Daar leggen ze
dan min of meer beslag op. Het kan
ook een heel andere plek zijn. Ik wil
de polder helemaal niet afbreken,
maar hier kan zoiets allemaal niet".
Fenny Hakkers vindt, dat je als
jongere in de Noordoostpolder „te
gen een muur loopt Ze zou hier eigenlijk
weg willen. Voor een tijdje, „want je
ouders wonen hier, dus kom je terug".
Ze denkt dan ook wel, dat ze een tijdje
wég gaat.
„Ze leven hier zo gewoon in de pol
der", zegt ze. „Ik geloof niet dat de
mensen er enig idee van hebben wat
er allemaal om hen heen gebeurt. Ze
trouwen en doen net als pa en ma.
Niets is hier een beetje soepel. Nou ja,
er zijn natuurlijk een paar uitzonderin
gen, anders denkt men dat ik niets
goed aan de polder vind, en dat is nu
ook weer niet waar".
Driehonderd gulden bruto verdient
Fenny Hakkers in de boekwinkel per
maand. Wat ze doet met haar vrije
tijd? Als het goed weer is bootje va
ren en zeilen op de IJssel met een
groepje geestgenoten. Is er dan nooit
iets in Emmeloord, waar ze heen kan?
„Eens per week, op woensdag is er
film. Altijd films Van drie jaar oud en
doorgaans slecht van kwaliteit", zegt
ze.
Thuis staat er een televisie-toestel
(eerste net). Fenny kijkt vrij veel,
maar als het programma haar niet
boeit, gaat ze lezen of een jurk maken.
Koopt ze geen kleren in de polder?
„Jawel, schoenen, maar als je een jas
of een leuk strandpakje wilt hebben
moet je naar Zwolle en slagen we daar
niet dan gaan we naar Amsterdam.
Soms met een vriendin per trein, soms
met een groepje per auto, maar dat
gebeurt niet veel".
Waar het eigenlijk op neer komt:
een groepje jongeren in de Noord-oost
polder vindt de mentaliteit te „burger
lijk". Van Emmeloord zegt Fenny:
„De stad is aangepast aan de mensen.
Misschien is hier behoefte aan C. &A.,
maar niet aan een boutiekje".
En ineens: „Je hoort en ziet veel
over Vietnam op de televisie, je denkt
erover, je praat er eens met iemand
over, leest in de krant, maar tot dis
cussies kom je hier niet. Luister, het
hoeft voor mij beslist geen Amster
dam of een andere grote stad te zijn,
maar ik zou het allemaal wat soepeler
willen, de mogelijkheid willen hebben
andere stromingen tegen te komen,
eens over andere culturen te praten.
Dat is hier uitgesloten. Wanneer je
hier niet iemand met de neus op een
onderwerp drukt, dan hebben ze het er
niet over. Ze kijken niet verder dan
die neus lang is. Lekker rustig en ge
borgen, dat wel".
Fenny Hakkers heeft geen vaste
vriend en is dus ook niet verloofd.
„Het is misschien wel vrouwelijk om
gebonden te willen zijn", zegt ze, „en
natuurlijk is het onzin om te zeggen:
Ik wil geen verkering, maar voorlo
pig heb ik er geen behoefte aan. Ik
wil zien wat er in de wereld te koop is,
voor ik me bind".
Bier drinkt Fenny niet, ze houdt wel
van cola-tic, port en sherry. Gaat ze
naar de tentoonstelling „25. Jaar
droog" in Emmeloord?
„Ja". Een kaartje gekregen? „Ja",
lacht ze. „Anders, ik moet het eer
lijk toegeven, zou ik het niet gekocht
hebben. Er is daar een stal vol koeien
en nog het een en ander. Ik ben niet
zo van: Dat moet ik beslist zien. Maar
ik ga er wel heen.
i
De pioniers van vijfentwintig jaar
geleden, die alleen hard werken en hét
land vruchtbaar maken voor ogen had
den, hoeven niet te denken dat die
geest volledig op hun nageslacht over
slaat. De jongeren zijn gewend aan de
goedboerende polder.
Ze vragen zich niet af: Hoe is het
mogelijk dat we op een vroegere zee
bodem zitten. Dat vertellen de va-
ders-toeristen aan hun zoontjes, als ze
voorbij het grote anker naast Het
Voorhuys wandelen.
De jongeren van de polder vragen
wel: Waarom hebben wij hier geen
beat? Waar is onze eigen kelder?
Waar kunnen we elkaar zien bij een
cola of een pilsje en over Israël, de
mini-mode, Viëtnam of Sandie Shaw
praten?
In een klein eethuis in Emmeloord
zit een mevrouw aan een-tafeltje-al
leen hardop te vertellen aan twee men
sen wat verderop: „Mijn man was
hartpatiënt. Mijn oudste zoon vaart,
hard leven hoor, visserman. Mijn
jongste zoon heeft nog nooit geen last
van zijn maag gehad, toch afgekeurd
voor dienst. Juffrouw, ik een ijsje,
maar een kleintje. Ik moet alles met
gebruiksaanwijzing doen: mijn gal".
Het zijn niet de gesprekken waarin
Fenny Hakkers en „de haren" geïn
teresseerd zijn. Maar ze worden wel
gehouden, in „25 jaar droog".
Té droog, zeggen de jongeren.