Er zijn zes miljoen fietsen in Nederland Amerikaanse jeugd conventioneel en tam vergeleken bij Westeuropese „Westerse ontaarding" LANGHARIGEN EN DRAAGSTERS VAN MINIROKJES HEBBEN HET MOEILIJK IN OOST-EUROPA „Het is zo'n droge boel in N.O.-polder" zegt Fenny Smallenbroek Raad in van State VEEL „PRODUKTEN VAN 'N VREETWELVAART" BIJEENKOMST OASE VAN RIJST ONGUNSTIG Mee in de bus Fiets huren Engeland blijft vragen om hulp voor „Swing-Wing" Nog natter De helft OOK AMRO-BANK DEELNEMERS Als jongere loop je hier tegen een muur NOG NIET UIT NIET ONZE SFEER SCHOENEN W EL ANDERE VRAGEN MAAK VOOR WIELRIJDERS IN 1 I I I I I Van een onzer redacteuren DE Verenigde Staten hebben een Jeugdprobleem met een hoofdletter. Ten minste: dat vinden de volwassen Amerikanen zelf. Men kan bijna geen tijdschrift of dagblad openslaan of er staat wel een artikel of beschouwing in over dat Jeugdprobleem. Meisjes in mini en jongens met haar tot op de schouders, beatles en beatniks, gekke poëzie en gebruik van verdovende middelen, wilde feestjes en woeste relletjes, extra politie en vraag naar meer ontspanningsmogelijkheden.... Als je het leest slaat de schrik je op het lijf. Och arme! Wie de Londense jeugd kent vindt Amerika's mini-textiel en maxi-haar gewoon tam en constateert bovendien dat maar een heel klein deel van de jeugd daarvoor „in" is. Wie de etalages in Londens Carnaby street heeft bekeken vindt de „boutiques" voor Amerika's jeugd bijna confectie- huizen, zo weinig gek, zo conventioneel zijn ze. Wie zich de Parijse jeugd herin nert uit de hoogtijdagen van het existentialisme, toen het „in" was om op vuile blote voeten en in gerafelde spijkerbroeken over de boulevards te slenteren ziet dat Amerika's jeugd tien jaar achterloopt want die blote voeten en gerafelde broeken zijn nu alweer: bij een klein deel van deze jeugd mode. Wie, tenslotte de jeugd rondom het Amsterdamse Lieverdje heeft gade geslagen en de opwinding over provobo- ten etcetera kent, begrijpt totaal niets van al die gefronfte wenkbrauwen en gerimpelde voorhoofden waarmee Ame rikaanse ouders en opvoeders praten over „onze jeugdproblematiek". Dit Is een tamme, conventionele, rustige jeugd, vergeleken met de West europese. Gebeuren er dan geen gekke of zelfs gevaarlijke dingen? Zeker aan de lopende band! Toen wij in New York waren was er een indrukwekkende politiemacht op de been in Greenwich Village, New Yorks oergezellige, schilderachtige kunste- naarswijk. Op Washington Square, een groot plein in het hart van deze buurt, komen op zondagen enkele honderden jongelui bijeen die gitaar spelen, pro testsongs maken en zingen, van hun onlustgevoelens blijk geven allemaal vele malen kalmer dan in Amsterdam, tussen twee haakjes en die dat best mogen doen zo lang zij anderen geen riserlast bezorgen. Maar zondag, hadden zij het van eieren gemaakt; zij waren met luidsprekers gaan werken en hadden de rust der omwonenden verstoord. Kijk, dat mag niet; burge meester Lindsay gaf als zijn standpunt dat elke Amerikaan mag doen wat hij wil en hoe hij wil, zo lang hij anderen geen overlast bezorgt. Dus die luidspre kers mochten niet meer. En daar kwam dan wat radauw van. New York stond ervan op zijn kop Amsterdam zou bij de gebeurtenis sen die wij zagen, zeggen dat het een echt rustige zomerzaterdag was ge weest. Bagatelliseren wij het Amerikaanse jeugdprobleem? Waarachtig niet; alleen vinden wij dat de volwassen Ameril«- nen het, bij gebrek aan vergelijkings mogelijkheden, zwaar overtrekken. Ook al zijn er straatgevechten, relletjes, fik- kiestekerijen, ook al heeft een jeugdlei der pas de autoriteiten in Washington gewaarschuwd dat er een hele moei lijke zomer voor de deur staat omdat de jeugd van Washington te weinig ont spanningsmogelijkheden heeft, ook al laten zich bij de vele rassenrelletjes de jonge mensen niet onbetuigd, toch is deze jeugd rustiger dan de onze. En bij al haar recalcitrantie is zij het mag zonder omwegen gezegd worden hof felijker en volwassener dan onze jeugd. Duizenden en duizenden New Yor kers ontvluchten op mooie weekeinden de hete stad. Een zondagmiddag met stralend weer waren wij in Bear Park, een der grote trekpleisters voor de New Yorkse dagjesmensen. Het was er barstensvol; op de immense parkeerter reinen nabij een bergmeer stonden de auto's bumper aan bumper en op de grote zonneweiden vermaakten zich tienduizenden mensen. Het was er doodrustig. Geen jengelend kind hebben we ge hoord ook geen vaders met rood-aan- gelopen hoofd die verbodsbepalingen ronddonderden. Geen opgeschoten jeugd was bezig met wilde spelletjes waardoor de zonnebaders werden gehin derd. Geen voetballen werden dwars door de wandelende menigte getrapt. Wie Scheveningen en Zandvoort kent op zomerzondagen vond dat Bear Park een oase van rust net als het overvol le Central Park in hartje New York, net als een stampvol Washingtonmonu- ment waar honderden jongelui krioel den in de nauwe gangen bij de uitzicht- vensters. Dit is een rustige jeugd. Dat zij het moeilijk heeft, dat zij haar problemen heeft, is duidelijk. Ten eerste is er overal en altijd te genstelling tussen de generaties ge weest. Ten tweede rebelleert een deel van de Amerikaanse jeugd tegen de wel erg gladjes lopende technocratie die het dagelijks bestaan vormt. Ten derde zijn er voor de jongelui in de. grote steden in het oosten des lands inderdaad weinig ontspanningsmoge lijkheden al doet men in New York en Washington zijn best om overal ver loren hoekjes te bestemmen tot base- ballveld of gelegenheid tot volleyballen of tennissen. Ten vierde zitten de oor log in Vietnam en het rassenprobleem deze jeugd enorm dwars. Vooral over Vietnam wordt zeer veel gedebatteerd; heel veel jonge Amerikanen twijfelen sterk aan de juistheid van Amerika's optreden daar, velen onttrokken zich aan de dienstplicht door bij honder den bijvoorbeeld naar Canada - te gaan, velen demonstreren mee tegen de regeringspolitiek. En in de strijd om de gelijkstelling der rassen nemen blanke en negerjongelui zij aan zij een heel actief aandeel pro dan wel contra. Maar het gaat alles kalmer, welover- wogener, ja, volwassener toe dan bij voorbeeld in Nederland. Zijn wij bezig die Amerikaanse jeugd te idealiseren? Neen. Zij steekt in andere opzichten ongunstig af bij de Europese. Zij is vaak te conformistisch, te ouwelijk zelfs. Zeer velen eten te zwaar, snoepen te overdadig, doen te weinig aan sport, waardoor men onvoorstelbaar veel dik-, ke, logge, slome jongens en meisjes ziet, produkten van een vreetwelvaart. Het land heeft duidelijk een gillende behoefte aan diëtisten en heilgym- nasten. En een flink percentage van deze jeugd is erg vroeg volwassen; „vaste verkering" moet je hebben omstreeks je dertiende jaar, een meisje dat op haar achttiende jaar nog geen definitieve trouwplannen heeft is bang te blijven zitten, de jongen die op zijn twintigste jaar nog niet precies weet hoe hij zijn verdere leven zal inrichten is een buitenbeentje. Men streeft naar een snelle carrière, snel veel geld ver dienen, snel tot de wereld der volwasse nen behoren. Daarom zijn er zo weinig lange haren, zo weinig leren vesten, zo weinig anti-houdingen, in vergelijking tot bijvoorbeeld Nederland of Enge land. En toch: de volwassen Amerikanen zijn ervan overtuigd dat zij een enorm jeugdprobleem hebben Het is alweer: in vergelijking een tam probleem, naast al die andere zeer grote die de Amerikaanse samenle ving wel heeft. STADSCENTRA SLUIPWEGEN pje Nederlandse fietser moet van sluipwegen gebruik kunnen maken. Niet stiekem, ongezien of met een nylonkous over het gezicht, maar officieel, open en bloot, fier rechtop zittend op ons nationale vervoermiddel. Men kan die sluipwegen ook „tracés" noemen, dat klinkt iets sjieker. Maar een feit is, dat we zes miljoen fietsen in dit land hebben en dat zo'n voertuig, bereden of geparkeerd, weinig ruimte inneemt. „Daarom moeten we er ook zoveel moge lijk profijt uit halen", zei ir. F. H. van der Linde van Sprankhuizen tegen de vergaderde leden van de ANWB waarvan hij voorzitter is. Er zijn steeds meer steden die het centrum óf helemaal dicht maken voor gemotoriseerd verkeer óf eenrichtingsverkeer invoeren. In Den Haag vonden twee andere ANWB'ers „Daarvan moeten de fietsers niet het slachtoffer worden". Ik wist het helemaal niet, maar de heer J. W. Ankersmit, algemeen redac teur van de ANWB, zegt me: „Fietsen wordt in Amerika zwaar gepropageerd. Als middel tot recreatie en om niet te dik te worden. Dat is naar ons overge slagen. Vandaar dat je steeds meer mannen op vouwfietsjes ziet. Je kunt twee dingen combineren: de parkeer plek wat verder zoeken en de beweging op de fiets zelf". Nu moet niemand denken, dat een uitneembare fiets iets nieuws is. „In 1908 werd de vouwfiets als gepresen teerd, er is niets nieuws onder de zon", aldus de heer Akersmit. Hij vindt dat je de „kleine fietsjes" steeds meer ziet. „In Engeland hele maal", vertelt hij uit eigen aanschou wing. „Maar het grote voordeel in En geland is, dat je ze mag meenemen in de openbare vervoermiddelen: in de ondergrondse en in de bussen". Vroeger kon dat in Nederland ook herinnert de heer Ankersmit zich. „El ke stoomtram had wel een bagagewa gentje voor fietsen en elke bus had wel eeen bagagerek. Tegenwoordig met de treinen is het ook niet alles. De lading- meester met vakantie. Het zijn werk studenten die de fietsen inladen. Daar zijn toch een hoop karretjes van drie honderd en meer guldens bij; je houdt soms je hart vast". Dat meenemen van fietsen zit de heer Ankersmit eigenlijk wat hoog. Hij zegt het niet zo, maar het is aan alles te merken. „Over de belading van de wagons spraken ze in de negentiende eeuw al", zegt hij. „Ik heb zo het idee dat de Spoorwegen iets heel goeds (en veel mensen een plezier) zouden doen wan neer men zich eens op een beter ver voer van de fietsen wierp. Men is op dat gebied achter. Ik weet het wel, je hoort steeds: „tekort aan mensen". In de dienstenverlenende sector is plaats voor duizenden mensen, maar dat schijnt te duur te zijn, dus blijven ze maar werkloos". Er is de Stichting Fiets en die krijgt, wanneer het aan de heer Anker smit ligt, gewoon een bos bloemen. Die Stichting doet goed werk", zegt hij. „Men heeft ook de ondernemers van de stationsstallingen geanimeerd om weer fietsen te gaan verhuren en dat gebeurt steeds meer". In mijn jonge jaren kostte het huren van een tandem een kwartje per uur. En nu een fiets, voor een hele dag? Na enkele „steekproeven" zijn we erach ter: het bedrag ligt tegen de rijksdaal der aan. Fietsen, oude (heel veel) en nieu we, grote en kleine, lichte sport- modellen en dergelijke toerrijwie- len. Geen voertuig is in ons land nog steeds zo populair. Maar er moet wel wat worden gedaan om het rijwiel zijn populariteit voor al in de steden te doen behou- deh. WENEN Langharige en gebaarde beatniks en meisjes in mini-rokjes hebben het over het algemeen niet gemakkelijk in communistisch Oost-Europa, waar de autoriteiten hun uiterlijk voorkomen als „westerse ontaarding" beschouwen. Er zijn berichten ontvangen, volgens welke beatniks uit het westen onder een of ander voorwendsel de toegang tot Oosteuropese landen is geweigerd en de po litie de plaatselijke langharigcn met harde hand aanpakt. Terwijl evenwel de meeste Oosteuropese landen zich ertoe beperken, de heat- niks aan de kaak te stellen en in sommige gevallen, waar sprake is geweest van verzwarende omstandigheden, enkele arrestaties te verrichten, bestrijdt de Oost- duitse politie hen met maatregelen, variërende van waterkanonnen tot dwangar beid. In een recent artikel oefende het in de Duitse taal verschijnende Roemeense dagblad „Neuer Weg" kritiek uit op luidruchtige jongelui met lang haar en grote belangstelling voor sterke drank. In een ander Roemeens blad, „Scin- teia", dat het officiële standpunt weer spiegelt en in het Joegoslavische com munistische blad „Politika" zijn artike len verschenen, waarin de sociale as pecten van openbare dronkenschap, lang haar en tuchteloosheid aan de or de werden gesteld. Volgens dit blad bestaat deze groep uit piet werkende gewezen universi teitsstudenten, die wegens slechte stu dieresultaten van de universiteit zijn gestuurd en „het haar langer dragen dan in dit deel van de wereld gebruike lijk is, terwijl slobberbroeken een on misbaar deel van hun kleding uitma ken". Het blad laat hierop volgen, dat het luisteren naar beat-muziek van Radio Wenen en programma's van Radio Vrij Europa de jongelui op dwaalwegen had geleid. Twee jaar geleden heeft het Oosten rijkse communistische blad „Volksstim- me" een onderzoek gedaan naar de straatschenderij in Oost-Duitsland en Oostduitse jongelui geciteerd, die zei den:. „Waarom zouden wij ons haar niet lang dragen? Dat deden Mozart, Marx en Einstein ook." DEN HAAG Met ingang van 1 sep tember zijn de heren J. Smallenbroek uit Den Haag en prof. mr. J. H. Beek huis uit Groningen tot lid van de Raad van State benoemd. De heer Smallenbroek, die in het ka- binet-Cals minister van Binnenlandse Zaken is geweest, moest die functie vo rig jaar neerleggen. LONDEN Minister Healey (de fensie) heeft gisteren opnieuw gezegd, dat Engeland met Nederland, West-Duitsland en Italië wil samenwer ken bij het ontwerpen van een nieuw gevechtstoestel met beweegbare vleu gels, een zogenaamd swing-wing vlieg tuig. Het is ir. J. Barkhof chef ver- keersafdeling ANWB die op die sluipwegen voor fietsers in wil gaan. Natuurlijk, hij weet dat het doorgaans niet anders kan dat in een stad een deel van het centrum ineens eenrich tingsverkeer krijgt. Het is een nood sprong om het verkeer gaande te hou den. „Maar in vele gevallen wordt de fietser onnodig en zwaar getroffen", zegt de heer Barkhof. Hij gaat verder: „Wij geloven wel in die „eenrichting" om het verkeer soe peler te laten lopen. En dat omwegge- tje is voor de automobilist niet zo erg, maar voor de fietser kan het net die bekende druppel zijn. Hij is de beschut ting van de binnenstad kwijt, wanneer hij om moet rijden; hij wordt nog kou der of nog natter". Ir. Barkhof is er van overtuigd, dat steeds meer steden in ons land de bin nenstad helemaal of gedeeltelijk voor autoverkeer zullen gaan afsluiten. „Wij zeggen dan: houdt paadjes open voor de fietsers, sluipwegen, spe ciale tracés. Een voorbeeld geeft Haar lem", aldus de heer Barkhof. „Het was de eerste stad die het doorgaande ver keer uit de straten haalde door een richtingverkeer in te voeren, maar te gelijk „sluipwegen" openhield voor het openbaar vervoer (de bussen). Op de zelfde manier kan dat ook voor fietsers gebeuren". „Wij zijn", zegt de heer Barkhof, „tegenstanders van fietspaden in de be bouwde kom. Niet alleen vanwege de ruimte die wordt ingenomen, maar ze ker ook vanwege de veiligheid, want je krijgt bij elke kruising complicaties. Maar intussen geven wij per jaar twee honderd en vijftig keer gevraagd en vierhonderd keer ongevraagd advies in zaken van de verkeerstechniek. En daarbij denken wij dan steeds aan die fietsers". Voor de goede orde: als de twee mannen van de ANWB over „fietsers" praten, dan bedoelen zij daar ook de brommers mee. Ook die bromfietsers moeten hun sluipwegen hebben in de steden, waar autoverkeer niet mag ko men of moet omrijden. „De fietser moet zijn fiets bij wij ze van spreke tegen de pui van de win kel kunnen zetten", zegt ir. Barkhof. Dan wordt het fietsen weer aantrekke lijk, bijvoorbeeld bij het boodschappen doen. Niet wanneer men door de blau we borden met de witte pijl naar boven gedwongen wordt eerst zes straten om te rijden. Zes miljoen fietsen in Nederland en ingewijden beweren, dat bijna de helft „gammel" is. Het percentage lijkt me erg hoog, maar goed, de zes miljoen blijven en dat is één op twee en een half miljoen brommers bij. De Nederlander doet gemiddeld ne gen jaar met een fiets en dit jaar wordt verwacht, dat er weer 600.000 van die rijwielen zonder hulpmotor worden gekocht. Bij de ANWB wil niemand speciale fietsroutes aanleggen door de steden, maar wel straten open houden voor de wielrijder. „We zijn nu bezig met een advies voor de gemeente Roosendaal", zegt ir. Barkhof. „En daarbij gaan we er a priori van uit, dat voor de fietsers doorgaande wegen moeten worden open gehouden". De voorzitter van de Grote Neder landse Fietsclub (als ik de ANWB even zo mag noemen) heeft ook gezegd: „Laat de fietser geen extra rondjes be hoeven te draaien, opdat hij zich van de specifieke voordelen van zijn twee- wieler bewust moge blijven, zelfs bij kou en regen". Zo'n zes miljoen Nederlanders zullen het daarmee graag eens zijn. Dat is de helft van ons volk. AMSTERDAM (ANP) De Amster dam-Rotterdam Bank gaat ook samen met andere Europese banken middel lang krediet verstrekken. Daartoe is de Banque Européenne de Credit a Moyen Terme in Brussel opgericht met een gestort kapitaal van 750 miljoen Bel gische franc. Behalve de Amro-Bank nemen hierin deel: de Deutsche Bank. de Midland Bank, de Société Générale de Banque en Samuel Montagu Co. Verwacht wordt dat andere Europese banken zich in de toekomst bij deze combinatie zul len aansluiten. Vjjf en twintig jaar droog. Het staat op een tent, midden in Emmeloord, waar aan die kwart eeuw Noordoostpolder aandacht wordt besteed. „Behoorlijk droog", zegt Fenny Hakkers met een beetje sarcastisch trekje om haar niet alledaagse mond. Ze bedoelt: er is hier in de polder voor jonge mensen niets te beleven. Wel aardappelen en graan en beste boerderijen. Meer dan genoeg te eten en plastic emmers in alle gewenste maten. Wel een HBS, een lyceum, drie Ulo's en een mid delbare landbouwschool. Wel heel veel jongeren. „Maar nergens een punt, een centrum, een plek waar je elkaar tegen het lijf kunt lopen. Er z(jn wel een paar terrasjes of zo, maar daar ga je niet heen, want je weet dat je er toch niemand tegenkomt", aldus Fenny Hakkers. Een wijd en vruchtbaar land, maar de jeugd heeft nog andere behoef ten. We lopen samen door Emmeloord en soms wordt er een blik naar haar jurk geworpen. Nogal een „stadsjurk' met veel bloot op de rug. „Die kan nooit in Emmeloord gekocht zijn", dat is de blik waarmee gekeken wordt. Dat klopt dan ook, wat Fenny heeft die jurk met haar achttienjarige vin gers zelf gemaakt. „Succes van de vormingsklas", lacht ze kort. Fenny Hakkers is wel eens „voor loopster" van de jeugd in de Noord oostpolder genoemd, maar met die ti tel is ze zelf helemaal niet zo blij. Ze is lid geweest van de jeugdgemeente- raad, maar ze stapte eruit. En nu? Fenny Hakkers werkt (vol gende maand) twee jaar in de boek handel van d'Ailly in Emmeloord van 's ochtends half negen tot 's middags half één en dan weer van half twee tot zes uur. „De gewone winkeltijden", vertelt ze. „Op zaterdag werk ik ook, maar maandagochtend en donderdag middag krijg ik dan weer vrij". Ze komt uit Ens elke dag en dat is tien kilometer verder. Fenny reist met de bus van haar ouderlijk huis naar de boekwinkel en terug. Haar va der is landarbeider. „Hij heeft veel met werkloosheid te kampen", vertelt Fenny. „Op dit moment werkt hij". Wat ze thuis zijn? „Nederlands Her vormd". En Fenny zelf? „Ik? Ik weet het niet", antwoord ze eerlijk. „Ik ben er nog lang niet uit". Als meisje van twee jaar is Fenny Hakkers in de polder komen wonen, maar ze voelt nauwelijks binding met het nieuwe land. Waar ze later wil wo nen? „Geen idee, maar eerst wil ik een heleboel van het eigen land en van het buitenland zien", is haar ant woord. Fenny (ze heeft één jongere broer, hij is 17) ging vroeger op de fiets naar Emmeloord. Dat was toen ze de vier jarige Ulo bezocht. Ze deed eindexa men en daarna nog een jaar vormings klas. „Daar leer je het huishouden doen, kleuterverzorging en meer van die dingen". Er was geen uitgesproken beroep dat haar trok. „Daarom ben ik in de boekwinkel gaan werken", vertelt ze. „Dan kom je meer tot lezen, je leert er een hoop door". Eind vorige maand is er een ge sprek geweest tussen de plaatselijke krant Het Nieuwe Land („Heb ik ook nog een beetje voor gewerkt", zegt Fenny) en zes jongeren. „Het waren vier scholieren, een getrouwde me vrouw van 21 jaar en ikzelf", hoor ik van Fenny Hakkers. „Wij konden zeggen wat onze groep vond. Nou, die vindt dat er hier in de polder iets moet komen. Een bar-dan- cing of iets dergelijks, een plek waar je elkaar kunt ontmoeten en zomaar tegenkomen. Wij hebben niets wat daar ook maar op lijkt. Ik geloof dat een grote groep jongeren zich hier wél amuseert", zegt Fenny en als ik vraag welke jongeren dat dan zijn, komt het er een beetje voorzichtig uit: „Van de technische en de huishoudschool". Een keertje in de maand wordt er gedanst in Emmeloord, in een zaal van Het Voorhuys. „Daar gaan heel veel mensen heen, maar het is niet de sfeer die wij zoeken", legt Fenny uit. „Wij willen een beetje bar-publiek, mensen bij wie je zo naar binnen kunt lopen en ook weggaan, als je wilt". Fenny gelooft, dat in een stad die sfeer vanzelf ontstaat. „Ik heb ge hoord, dat ze elkaar gewoon in een busstation ontmoeten. Daar leggen ze dan min of meer beslag op. Het kan ook een heel andere plek zijn. Ik wil de polder helemaal niet afbreken, maar hier kan zoiets allemaal niet". Fenny Hakkers vindt, dat je als jongere in de Noordoostpolder „te gen een muur loopt Ze zou hier eigenlijk weg willen. Voor een tijdje, „want je ouders wonen hier, dus kom je terug". Ze denkt dan ook wel, dat ze een tijdje wég gaat. „Ze leven hier zo gewoon in de pol der", zegt ze. „Ik geloof niet dat de mensen er enig idee van hebben wat er allemaal om hen heen gebeurt. Ze trouwen en doen net als pa en ma. Niets is hier een beetje soepel. Nou ja, er zijn natuurlijk een paar uitzonderin gen, anders denkt men dat ik niets goed aan de polder vind, en dat is nu ook weer niet waar". Driehonderd gulden bruto verdient Fenny Hakkers in de boekwinkel per maand. Wat ze doet met haar vrije tijd? Als het goed weer is bootje va ren en zeilen op de IJssel met een groepje geestgenoten. Is er dan nooit iets in Emmeloord, waar ze heen kan? „Eens per week, op woensdag is er film. Altijd films Van drie jaar oud en doorgaans slecht van kwaliteit", zegt ze. Thuis staat er een televisie-toestel (eerste net). Fenny kijkt vrij veel, maar als het programma haar niet boeit, gaat ze lezen of een jurk maken. Koopt ze geen kleren in de polder? „Jawel, schoenen, maar als je een jas of een leuk strandpakje wilt hebben moet je naar Zwolle en slagen we daar niet dan gaan we naar Amsterdam. Soms met een vriendin per trein, soms met een groepje per auto, maar dat gebeurt niet veel". Waar het eigenlijk op neer komt: een groepje jongeren in de Noord-oost polder vindt de mentaliteit te „burger lijk". Van Emmeloord zegt Fenny: „De stad is aangepast aan de mensen. Misschien is hier behoefte aan C. &A., maar niet aan een boutiekje". En ineens: „Je hoort en ziet veel over Vietnam op de televisie, je denkt erover, je praat er eens met iemand over, leest in de krant, maar tot dis cussies kom je hier niet. Luister, het hoeft voor mij beslist geen Amster dam of een andere grote stad te zijn, maar ik zou het allemaal wat soepeler willen, de mogelijkheid willen hebben andere stromingen tegen te komen, eens over andere culturen te praten. Dat is hier uitgesloten. Wanneer je hier niet iemand met de neus op een onderwerp drukt, dan hebben ze het er niet over. Ze kijken niet verder dan die neus lang is. Lekker rustig en ge borgen, dat wel". Fenny Hakkers heeft geen vaste vriend en is dus ook niet verloofd. „Het is misschien wel vrouwelijk om gebonden te willen zijn", zegt ze, „en natuurlijk is het onzin om te zeggen: Ik wil geen verkering, maar voorlo pig heb ik er geen behoefte aan. Ik wil zien wat er in de wereld te koop is, voor ik me bind". Bier drinkt Fenny niet, ze houdt wel van cola-tic, port en sherry. Gaat ze naar de tentoonstelling „25. Jaar droog" in Emmeloord? „Ja". Een kaartje gekregen? „Ja", lacht ze. „Anders, ik moet het eer lijk toegeven, zou ik het niet gekocht hebben. Er is daar een stal vol koeien en nog het een en ander. Ik ben niet zo van: Dat moet ik beslist zien. Maar ik ga er wel heen. i De pioniers van vijfentwintig jaar geleden, die alleen hard werken en hét land vruchtbaar maken voor ogen had den, hoeven niet te denken dat die geest volledig op hun nageslacht over slaat. De jongeren zijn gewend aan de goedboerende polder. Ze vragen zich niet af: Hoe is het mogelijk dat we op een vroegere zee bodem zitten. Dat vertellen de va- ders-toeristen aan hun zoontjes, als ze voorbij het grote anker naast Het Voorhuys wandelen. De jongeren van de polder vragen wel: Waarom hebben wij hier geen beat? Waar is onze eigen kelder? Waar kunnen we elkaar zien bij een cola of een pilsje en over Israël, de mini-mode, Viëtnam of Sandie Shaw praten? In een klein eethuis in Emmeloord zit een mevrouw aan een-tafeltje-al leen hardop te vertellen aan twee men sen wat verderop: „Mijn man was hartpatiënt. Mijn oudste zoon vaart, hard leven hoor, visserman. Mijn jongste zoon heeft nog nooit geen last van zijn maag gehad, toch afgekeurd voor dienst. Juffrouw, ik een ijsje, maar een kleintje. Ik moet alles met gebruiksaanwijzing doen: mijn gal". Het zijn niet de gesprekken waarin Fenny Hakkers en „de haren" geïn teresseerd zijn. Maar ze worden wel gehouden, in „25 jaar droog". Té droog, zeggen de jongeren.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 7