OERKRACHT VAN DE
DANS IN DE MUZIEK
Bijbel niet
lezen door
bril der
filosofie
De doop wordt oecumenisch
Gods kijk
op de
jnensen
muziekfeuilleton
LERARES ENGELS SCHREEF BOEKJE
OMDAT THEOLOGIE HAAR HOBBY IS
DOMINEE EN KARDINAAL VONDEN ELKAAR
door
henri th, timmerman
DEZE WEEK
Gereformeerd
-* Vtjf minuten
Kritiek
Zuivere prediking
I
T~|ansen doordringen onze hele muziek.
Misschien veel meer dan wij beseffen
en in ieder geval meer dan we ons steeds
bewust zijn bij het luisteren naar de mu
ziek die we gemakshalve maar de klassie
ke muziek zijn gaan noemen. Ook mensen
die nooit een voet op de dansvloer zetten en
evenmin ooit mee doen aan een volksdans
hebben toch voortdurend te maken met de
dansvormen in de muziek, schijnbaar ver
verwijderd van hun oorspronkelijke dansen.
Want deze dansvormen of patronen wer
ken zoals we zullen nagaan, nog voortdu
rend na; zij zijn verwerkt in ontzaglijk veel
muziek van 't hoogste niveau, kerkmuziek
niet uitgezonderd. Over de oorsprong van
de muziek is veel geschreven, maar is ook
veel over gefantaseerd. Er zijn, zoals dit
heet, tal van hypotheses ontwikkeld, maar
absolute zekerheid bestaat er niet, evenmin
overeenstemming over de eerste vormen
van muziek. Maar we kunnen zeker aanne
men, dat toen uit de schemering van de
tijd zich 't verschijnsel mens aftekende, de
mens met zijn intuïtie en verstand, zijn da
dendrang en nog prille artistieke creativi
teit ook de dans ging behoren tot 't voor-
hands nog uiterst kleine wereldje, moei
zaam veroverd en gebouwd op de grimmi
ge oeroude aarde.
Zonder twijfel was deze primitieve dans
een onscheidbaar deel van de religie, ri
tueel of de magie. Een dans ook, opgeno
men in de gesloten kringloop welke de po
len van het menselijk bestaan omsluiten.
Dansen, verbonden en verstrengeld met
liefde en voortplanting, jachtbuit, oogst en
stamconflict. Dansen van een bevoorrechte
eenling of kleine uitverkoren groep en
van de gemeenschap, gescheiden in religi
euze en profane dansen, maar ook in een
vermenging van religieuze, rituele en ero
tische en nog andere motieven.
Door vergelijking met volken of stam
men, die eeuwenlang in strikt isolement
hebben geleefd en door de prehistorische
tekeningen van dansende figuren kunnen
we met aan zekerheid grenzende waar
schijnlijkheid vaststellen, dat de mensheid
al in het prille begin van haar beschaving
heeft gedanst. De dans als voortvloeisel
van de ritmische beweging is de mens ook
ingeschapen en niet alleen de mens, maar
de hele natuur wordt beheerst door het le-
vensritme, dat de nog primitieve mens in
zich voelde, maar dat hij ook zag in de
hem omringende natuur. De primitieve
dans kan volkomen een ritmisch bewegen
zijn, waarbij de dansers op dezelfde plaats
blijven staan of zitten, zoals nu nog op de
Samoa-eilanden te zien is. Maar dans is
behalve ritme ook vorm en de vermenging
van deze elementen heeft bij de zogenaam
de primitieve volken en later bij de cul
tuurvolken de dans als kunst in een rijke
verscheidenheid doen ontstaan. Dit sloot
echter niet uit, dat deze dans als kunst bij
na steeds nauw verbonden was aan de reli
gie of een gemeenschapsritueel. De verede
ling on stilering van de dans heeft ook
vaak een splitsing gebracht in de volks
kunst en de volksdans en de dans voor een
elite, in tempels of aan de hoven. Toch is
juist de terugkeer van de volksdans, het op
nieuw samenvloeien van de dans die leefde
in het volk en de latere veredelde hofdans,
een hoogtepunt geworden in de muziek
van Europa. Dit moment, dat uiteraard 'n
evolutie was, het als het ware enten van
de volksdans op de muziek, heeft een onge
ëvenaarde overvloed van muziek doen ont
staan.
Tnstrumentale en voor een deel vocale
muziek, die later over heel de wereld
het predikaat: klassieke muziek zou krij
gen zijn in hun oorsprong sterk verbonden
met de volksdans.
Uit de oude volksdansen, die al grif en In
allerlei variaties werden gedanst én gezon
gen en gespeeld lang voor er sprake was
van de zuiver instrumentale muziek zoals
we deze nu kennen, is inderdaad een mu
ziekvorm gegroeid, die nu nog door vele
componisten als basis wordt gebruikt. Tot
voor kort meende men, dat de vroegste
instrumentale dansen, gebundeld in reek
sen zogenaamde variatie-suites in het be
gin van de zeventiende eeuw waren ver
schenen. Toen werden namelijk bundels
„Padouan, Intrada, Dantz, Galliarda"
voor allerlei combinaties snareninstrumen
ten van Paul Peuerl en „Padouanen, Ga-
gliarden, Courenten, Allemanden" voor
strijkorkest of blazers van Johann Scheinn
verspreid. Kennelijk zat deze toen nieuwe
muziekvorm, die zulk een opvallend bin
dend element in artistiek Europa zou wor
den en dit eigenlijk in de veel simpeler
en vaak gesmade vorm van volksmuziek
al was in de lucht. Want 't heeft niet
lang geduurd, of deze reeksen instrumen
tale dansen kregen 'n enorme populariteit,
in alle landen van Europa en doorliepen ook
een grote ontwikkeling, omdat de meeste
componisten, ook de grootsten, vele bundels
muziek in deze suite-vorm componeerden.
Al voegden sommige componisten er een
enkel stuk dat geen dansritme tot basis had
aan toe de instrumentale suite was overwe
gend een opeenvolging van dansen. Ook de
namen van de oude volksdansen werden in
deze ontwikkeling, die van volksmuziek tot
hofkunst en concertmuziek voerde, ver
edeld en geïnternationaliseerd zouden we
kunnen zeggen. Maar juist hun latere func
tie in de instrumentale suite heeft voor de
meesten van ons de afkomst van de dansen
verdoezeld. Voor velen is bijvoorbeeld de
Menuet bij uitstek de Franse hofdans, de
uitdrukking van een hoofse levensstijl, ge
situeerd in de schitterende periode van de
Zonnekoning, die inderdaad aan zijn hof
zelf de eerste Menuet heeft gedanst. Maar
waarheid is ook de Menuet als volksdans
veel qyder dan de hofdans; zij stamt uit het
gebied van Poitou, een volksdans evenwel
van kleine passen, zoals het stamwoord:
menu, dit is: klein en sierlijk al aangeeft.
Ook de Pavane kennen we nog alleen als
een langzaam-schrijdende plechtig-statige
hofdans, meestal ook als Spaanse dans aan
geduid. Maar voor deze Pavane inderdaad
aan het zeer pompeuze Spaanse hof werd
gedanst, was deze langzame dans in twee
delige maat al als volksdans bekend
in Italië. Uit Spanje kwam de Sarabande
naar West-Europa, eveneens een statige en
vaak ernstig-expressieve dans, in driedeli
ge maat met het accent op de tweede tel.
Graven we bij deze Sarabande dieper naar
de oorsprong, dan vinden we een erotische
paardans, die men in Spanje te wulps acht
te en door een religieus-publicist van het
einde van de zestiende eeuw als „de pest
van de dans" werd gekenmerkt en door ko
ning Philips II verboden. Het is typerend
voor de verschuiving van deze dansen, van
volksdansen tot hof- of suite-dansen, dat
juist door het opnemen van deze danstypen
uit bijna alle landen van West-Europa de
volle nadruk is komen te liggen op deze
dansen in hun sterk veredelde vorm en ka
rakter en de zo veel oudere volksdansen die
er aan ten grondslag lagen, nagenoeg ver
geten werden. Zoals ook bijna altijd wordt
vergeten, dat niet alleen zo ontzaglijk
veel instrumentale muziek, maar ook dui
zenden liederen één van de oude volksdan
sen als basis hadden.
jyiet pas in het begin van de zeventiende
eeuw, zoals men meestal nog kan le
zen, maar al in de middeleeuwen was er
sprake van zuiver instrumentale muziek in
een nog primitieve vorm van suite. De mid
deleeuwse speelliederen plachten op allerlei
festiviteiten bij de dans en zang te spelen,
maar na verloop van tijd lieten zij zich ook
afzonderlijk horen. Zij speelden dan ook
dansen, soms wat gevarieerd of gestileerd
zoals we dit zouden noemen in ons spraak
gebruik, maar in dit spelen van toen was
al het principe van de latere danssuite te
bespeuren. Er werden namelijk reeksen
dansen gespeeld, contrasterend door ver
schillende maatsoorten en in de afwisseling
van langzame en snelle dansen, ongeveer al
zoals we dit in de veel latere instrumenta
le suites op hoog niveau kennen. Dit mid
deleeuwse spelen was dus 'n onmiskenbaar
zuivere instrumentale muziek als de vroeg
ste verschijning van de beroemde suites.
Toen echter nog duidelijk verbonden aan
de echte volksdansen, waarvan zij zoals we
al zagen een sóórt onderbreking waren. Na
de speellieden volgden de luitspelers, die
hun eigen danssuites hadden, dansliederen
welke echter niet meer gezongen werden,
maar op de luit gespeeld. Later vinden we
in bijna alle landen iets gewijzigde dans
vormen, meestal in paren, maar ondanks
geringe verschillen in de namen kunnen we
duidelijk de gemeenschappelijke naam
vaststellen. De instrumentale suite wordt
steeds meer veredeld, steeds rijker en daar
door gaat zoals voor de hand ligt ook het
contact met de oude volksdansen steeds
meer verloren. De grootste componisten, in
de Duits-Oostenrijkse landen, in Frankrijk
en Italië, in Engeland en Spanje gingen in
strumentale suites componeren, voor or
kest, maar ook voor klavecimbel en orgel,
voor allerlei combinaties. De hoog-ontwik-
kelde instrumentale suite van gestileerde
dansen kreeg een echt Westeuropees signa
tuur: in de veelvuldig voorkomende opvol
ging in de suite: Allemande-Courante-Sa-
rabande-Gigue vinden we het Duitse, Fran
se, Spaanse en Engelse aandeel als oer
vorm terug. Later wordt de volgorde ook:
Pavane - Gaillarde - Allemande - Couran
te en worden dansvormen als Menuet, Ga
votte, Musette, Bourrée en Passepied en
hun variaties of doubles ingelast. Op deze
hechte basis hebben de componisten een on
gelofelijke rijkdom aan muziek geschapen,
al of niet met toevoegingen welke niet tot
de dans behoren. Het is de erfenis, nog el
ke dag aangevuld overigens, van een merk
waardige her-ontmoeting van de oeroude
volksdans en de veredelde, gestileerde
dans.
De edele mens is
onwrikbaar, maar
niet stijfhoofdig.
„•TT HEBBEN ME onder luidruch-
tig gegiechel aangemoedigd:
draag het maar aan ons op. De meis
jes wilden het graag, ze hebben ook
steeds met veel plezier gevolgd of het
zou lukken of niet". Het is gelukt: het
boekje is er gekomen en de schrijfster,
mejuffrouw T. E. N. Ozinga, lerares
Engels aan de christelijke HBS en
MMS in Middelburg, droeg het op aan
de M5-klas, die kort geleden de school
verliet.
Het is een boekje door een lerares
Engels over haar hobby: theologie. Het
is geschreven vorig jaar zomer, toen
het toch slecht weer was. Het is net
verschenen bij de Goese uitgever Oos-
terbaan en Le Cointre N.V. Het heet:
„Schepping en herschepping in de vijf
boeken van Mozes". Een titel die mis
schien niet direct tot lezen noodt, maar
het boekje zelf is het lezen waard. Het
is ook leesbaar. Mejuffrouw Ozinga
hoopt, dat haar boekje zal worden ge
lezen door de „gewone kerkganger",
door de geïnteresseerde leek, waarbij
ze wel gelooft, dat een gereformeerde,
een lid van de gereformeerde gezindte
in bredere zin, „het wel iets meer aan
kan dan een ander". Haar boekje is,
omdat het nader ingaat op een aantal
zaken, die momenteel sterk in discus
sie zijn in de Gereformeerde Kerken,
actueel en zelfs enigszins polemisch.
De lerares schreef dus een boekje
over haar hobby. De theologie kreeg
ze overigens wel met de paplepel in
gegoten. Haar vader was gerefor
meerd predikant, haar broer mr.
mr. J. Ozinga is eveneens gere
formeerd predikant. Ook een oom en
haar grootvader waren predikant. En
allen verspreid over drie kerkgenoot
schappen. Zelf bracht vooral haar
studie Engels met de belangstel
ling voor land en volk haar tot de
theologiestudie. De Engelsen hadden
haar altijd al geïnteresseerd vooral
door hun opwekkingsbewegingen, zo
als de Oxfordgroep en de methodis
ten. Ook de Amerikaanse opwekkings
bewegingen trokken haar aandacht.
Toen ze in Engeland tijdens haar stu
die in contact kwam met Amerikaan-
s methodisten kreeg ze te horen:
,,Je kan je niet ontwikkeld noemen
als je de States niet hebt bezocht."
Ze ging dus mee naar de States en
was daar een maand of zeven de
gast van de gesloten religieuze ge
meenschap van de methodisten. Alle
activiteiten van de groep waren ge
richt op het naleven en verbreiden
van het evangelie. De methodisten
beschiken daarvoor over een eigen
vliegtuig, twee radiozenders, een
paar scholen en twee „colleges". De
groep kende geen eigen bezit. Mej.
Ozinga gaf er les, onder andere ver
zorgde ze een cursus Shakespeare en
ze ging met de methodisten mee op
de straatprediking.
Ze raakte er diep onder de indruk
van hun streven, ze leerde er veel,
denkt er zelfs wel met enige heimwee
naar terug, maar de medaille had
aan terug, maar de medaille had
zegt: „Wat ik uit mijn vele contacten
met hen en met andere groeperingen
overhield was „gereformeerd"."
Daarom ging ze naar het Westmin
ster theological seminary in Philadel
phia, waar ze vier jaar theologie stu
deerde. Tegelijkertijd was ze ver
pleeghulp in een ziekenhuis, van vier
uur tot half elf, vijf avonden per
week: „Het waren slopende jaren,
maar ik had het niet willen missen."
De studie Engels werd na de oorlog
in de vrije tijd gedaan, nadat ze zich
voor de oorlog op „studiedwaalwe
gen" had begeven en in de oorlog op
illegale wegen zwierf als koerierster
voor „Trouw". Over die illegale we
gen wil ze niet zoveel meer zeggen
nu. Ze noemt nog wel een naam: or
ganisatie Albrecht.
Mej. Ozinga had na de oorlog di
verse banen: op een vertaalbureau,
in de Bijenkorf. Sinds 1963 is ze lera
res aan de christelijke HBS voor
Walcheren en daarvoor was ze vijf
jaar lerares in Arnhem.
Engels is dus het „hoofdvak",
maar ook de theologie komt natuur
lijk wel eens ter sprake, al is het
mav in een vijf minuten-speechje bij
het begin van de schooldag. ,,Je kunt
er bij sommige onderwerpen natuur
lijk ook niet altijd omheen."
„Het boekje heeft als achtergrond
onderwerpen uit de eerste vijf bijbel
boeken, die mej. Ozinga enkele jaren
voor diverse bijbelkringen besprak,
voor een middelbare schoolklas en
een gereformeerde vrouwenvereni
ging. Ze kreeg dikwijls te horen:
„Wat u gezegd hebt willen we best
nog eens nalezen." Zo ontstond het
eerste boekje van mej. Ozinga. „Of
er nog meer komen? Je moet er de
tijd voor hebben, ik denk, dat ik het
hierbij laat. Hoewel ik nog dolgraag
iets over de profeten zou willen
doen."
Mejuffrouw Ozinga hoopt, dat ze
met haar boekje het gewone kerkpu
bliek kan helpen een opinie te vor
men over bepaalde zaken, die mo
menteel in discussie zijn in de Gere
formeerde KerkenSchriftbeschou
wing, schepping en paradijs. Verder
heeft ze zich gewaagd aan een hoofd
stuk over het evolutievraagstuk: een
overzicht van de gegevens, die voor
het beoordelen van dit vraagstuk van
belang zijn. „Het grote gevaar is dat
wij in onze haast bij of zelfs vóór te
blijven van een hypothese een dogma
maken. Wij, dat zijn de gereformeer
den. Het is me opgevallen, dat deze
neiging bij andersdenkenden, die zich
met dit vraagstuk bezighouden, veel
minder sterk is." Ze weet daarom
ook, dat in de Gereformeerde Kerken
een bepaalde groep is, die het niet
leuk vindt dat dit boekje verschijnt.
De Middelburgse lerares heeft
nogal wat kritiek op theologische
stromingen van thans in de Gere
formeerde Kerkwereld. „Ze doen
aan een theologie, die onder invloed
staat van zeer eigentijdse filosofie-
en. Dan kun je wel om de dertig
jaar iets anders leren. Ik vind, dat
de Paulinische lijn moet worden
aangehouden: de Schrift zichzelf la
ten verklaren en niet de bijbel le
zen door een filosofische bril. Je
kunt de bijbel wel zó lezen, dat het
geen evangelie meer is. De Gere
formeerde Kerken bevinden zich
naar mijn mening nu in het grens
gebied van een existentialistische
verschuiving. Het is zaak in een
steeds terugkerend filosofisch getij
een vaste koers te sturen."
„Of ik graag predikant had wil
len worden? Nee, niet graag. Het is
zo'n zwaar bestaan: praktisch een
hele gemeente op je nek nemen.
Bovendien ben ik er niet van over
tuigd, dat de vrouw het ambt moet
hebben. De vrouw kan toch genoeg
doen in de kerk."
Wat vindt ze van de samenwerking
der kerken? „Ik zou bijzonder graag
een hereniging zien van de gerefor
meerden, artikel 31 en de christelijke
gereformeerden. Het is vreselijk die
scheiding, vooral de historie van de
gereformeerden en artikel 31.
Er is bijzonder weinig tegen zo'n
hereniging in te brengen, dacht ik.
De verschillen tussen hervormden en
gereformeerden zijn essentieel, maar
de kerken van de gereformeerde ge
zindte staan héél dicht bij elkaar en
een hereniging schijnt toch niet te
verwezenlijken. Men zou meer met
elkaar de problemen moeten bepra
ten."
Over haar gereformeerd zijn en
haar kerk: „Ik kan niet zonder de
ondergrond van de gereformeerde
belijdenis en ook niet zonder de gere
formeerde prediking. Ik dacht dat
een kerk, dé Kerk, staat en valt met
de zuivere prediking. Andere dingen
zijn ook belangrijk, maar niet door
slaggevend. De Engelse Staatskerk
heeft bijvoorbeeld ^en onovertroffen
liturgie, maar die kerk is leeg; er
komt niemand meer in kerken, die
eens voor honderden mensen zijn ge
bouwd."
De „revival"-idee trekt haar aan.
„Ik wou dat de gereformeerden
daar iets meer van hadden: de
idee: nou ben ik bekeerd en nu ga
ik het anders doen. Neem die Cliff
Richard, ik hoorde hem door de ra
dio in een gesprek met andere lui
uit de showbusiness. Cliff vertelde,
dat hij bekeerd was. Net als Paulus
op de weg naar Damascus had hij
de living Lord ontmoet in de bijbel,
zei hij. Dat is in Engeland moge
lijk. Dat een jonge vent, van wie je
het helemaal niet verwacht, opstaat
en zegt: ik ben bekeerd en nu doe
ik voortaan alles anders."
Toen Hij de schare zag, werd Hij met
ontferming over hen bewogen, daar
zij voortgejaagd en afgemat waren
als schapen die geen herder hebben.
Matth. 936.
U zult het ook wel ervaren hebben of nu
nog mee maken, hoe je in de vakantietijd in
de toeristencentra, in de grote steden, op d«
stations of aan het strand in deze verrukke
lijke zomer een massa mensen ziet.
In soms onafzienbare golven krioelen de
meest uiteenlopende mensen uit binnen- en
buitenland door elkaar, zonder elkaar te ken
nen of zich voor elkaar te interesseren. Maar
achter elk gezicht ligt 'n aparte levensgeschie
denis, 'n eigen gedachtenwereld, allerlei per
soonlijke tragiek, vreugde en problematiek.
Dat realiseren wij ons maar nauwelijks.
Als Jezus Christus echter de scharen ziet,
dan is Hij met ontferming bewogen, vertelt
ons het Evangelie. Geen mens is Hem onver
schillig. Hij ziet de mensen aan, één voor één,
met goddelijk mededogen en met een onge
kend erbarmen.
Achter al die bedrijvigheid en verveling, de
gewichtigheid en het plezier van de mensen,
ziet Hij hoe zij vermoeid en belast, verdwaald
en verloren zijn in zichzelf. Hoe zij voortge
jaagd en afgemat zijn in een verlangen naar
geluk, vrede en houvast, dat blijven zal, maar
dat altijd weer onbereikbaar blijkt. Als scha
pen, die geen herder hebben en die daarom
zoeken en jagen, maar niet weten waar te
zoeken en echt te vinden ook. Het zijn allen
mensen die door Hem, de goede Herder, ge
vonden en terechtgebracht moeten worden.
De scharen raken Hem en met ontferming is
Hij over al die mensen bewogen.
En onder hen ziet Hij ook zo naar ieder van
ons, wie we ook zijn en hoe het er ook in ons
leven uitziet.
Hij is de Heiland. Hij heeft geheeld wat
kapot is. Al wat stuk is tussen God en de
mensen bracht Hij in orde aan het kruis. Hij
is voor ons de verzoening en vrede, alle heil
en geluk.
En Hij gaat door met zijn Heilandswerk. In
Hem gaat God's genade dagelijks naar ons
allen uit.
Wie naar Jezus' stem hoort en zich tot Hem
wendt in het vertrouwen, dat Hij de weg weet
en thuis brengt in God's veiligheid, die wordt
verlost telkens opnieuw van angst, onvrede
en schuld. Nu al. En eenmaal voorgoed en
volmaakt.
Wie weet dat de Heiland zo bewogen naar
de massa's en de enkeling omziet, die gaat
ook met Christus mee zien in bewogenheid
naar de scharen. En met Christus naar de
ander omzien.
Met verwachting en vreugde gaat hij de
gelegenheden aangrijpen om anderen in aan
raking te brengen met de goede Herder, die
Zijn leven gaf voor de schapen en Die wil en
zorgt, dat zij leven zullen hebben en vrede in
overvloed.
Veenendaal, ds. H. Nijeboer
Geen enkele krant in Nederland heeft de foto ge
mist: de twee „kerkgrootsten" in Nederland, kardi
naal Alfrink en dr. G. de Ru in een hartelijk ge
sprek, nadat bekend was gemaakt dat tussen de
bisschoppen van de rooms-katholieke kerk in Neder
land en het moderamen van de hervormde synode
overeenstemming was bereikt over de wederzijdse
dooperkenning tussen beide kerken.
Als men hem goed bekijkt een beetje merkwaardi
ge foto: het achtergrondgordijn achter de kardinaal
is geheel anders dan dat achter de dominee bijna
zou men gaan geloven dat het een trucfoto is! Dat
is natuurlijk niet zo, maar de foto is op deze manier
welhaast een symbool geworden: ondanks de geheel
verschillende achtergrond is men tot elkaar geko
men. Toen drie jaar geleden de gramschap oplaaide
na de voorwaardelijke herdoop van prinses Irene
(voordien hervormd gedoopt) had niemand kunnen
denken dat men elkaar toch nog in een zo korte
tijd cou kunnen vinden. En meer dan dat zelfs. Er is
bekend geworden dat hoogleraren uit de kringen van
de gereformeerde kerken, de christelijke geformeer
de kerken en de remonstrantse broederschap infor
meel bij het gesprek in de commissie betrokken zijn
geweest. Ze waren er als persoon, zonder dus hun
kerken te binden. Maar het opent de mogelijkheid
dat er binnenkort meer wederzijdse dooperkenningen
zullen volgen. De doop wordt oecumenisch! Boven
dien is bekend geworden dat de gemeenschappelijke
commissie die op het punt van de doop succes heeft
geboekt, niet zal worden ontbonden. De commissie
zal zich nu gaan bezighouden met het vraagstuk van
•het gemengde huwelijk tussen rooms-katholieken en
protetanten, met de intercommunie en met de even
tuele wederzijdse erkenning van eucharistie en heilig
avondmaal.
Bij alle juichkreten die over dit elkaar vinden zijn
aangeheven, is de inhoud van het gesloten akkoord
een beetje in de verdrukking geraakt. Gelukkig heeft
dr. De Ru hierover zijn licht laten schijnen we
nemen graag zijn uiteenzetting over uit het bulletin
van het Hervormd Persbureau.
„Bij overgangen tussen beide kerken zal desge
vraagd - aldus dr. De Ru een schriftelijk doopbe
wijs orden afgegeven door de betreffende her
vormde gemeente of de r.k. parochie. Bij twijfel over
de geldigheid van de eerder ontvangen doop zal een
ernstig onderzoek worden ingesteld naar de wijze
waarop deze heeft plaatsgehad, waaraan de betrok
ken gemeente of parochie haar medewerking ver
leent. Bij eventueel nog blijvende twijfel zullen de
argumenten waarom men de eerste doop ongeldig
acht, indien gewenst schriftelijk worden meegedeeld
aan de gemeente of parochie.
De doophandeling zal moeten gebeuren met water
en kan plaatsvinden in de vorm van onderdompeling,
van begieting of van besprenkeling. In ieder geval
zal het doopwater de dopeling zelf dienen aan te ra
ken. Gedoopt moet worden in de naam van de Vader,
van de Zoon en van de Heilige Geest (de zg. trinita-
rische doopformule). Hierbij wordt door beide ker
ken als criterium aangenomen het belijden van de
gehele kerkgemeenschap als zodanig, waarin de
de doop plaatsvindt, en niet van de afzonderlijke be
dienaar.
De bisschoppen zullen het verdwijnen van de nood
doop aan kinderen uit niet-rooms-katholieke of niet-
christelijke ouders, waarbij de instemming van de
ouders niet verondersteld kan worden, bevorderen.
De Hervormde Kerk heeft uitdrukkelijk gesteld, dat
van een erkenning van deze nooddoop (bijv. in een
ziekenhuis door een verpleger) geen sprake kan zijn,
wanneer de instemming van de ouders ontbreekt.