OERKRACHT VAN DE DANS IN DE MUZIEK Bijbel niet lezen door bril der filosofie De doop wordt oecumenisch Gods kijk op de jnensen muziekfeuilleton LERARES ENGELS SCHREEF BOEKJE OMDAT THEOLOGIE HAAR HOBBY IS DOMINEE EN KARDINAAL VONDEN ELKAAR door henri th, timmerman DEZE WEEK Gereformeerd -* Vtjf minuten Kritiek Zuivere prediking I T~|ansen doordringen onze hele muziek. Misschien veel meer dan wij beseffen en in ieder geval meer dan we ons steeds bewust zijn bij het luisteren naar de mu ziek die we gemakshalve maar de klassie ke muziek zijn gaan noemen. Ook mensen die nooit een voet op de dansvloer zetten en evenmin ooit mee doen aan een volksdans hebben toch voortdurend te maken met de dansvormen in de muziek, schijnbaar ver verwijderd van hun oorspronkelijke dansen. Want deze dansvormen of patronen wer ken zoals we zullen nagaan, nog voortdu rend na; zij zijn verwerkt in ontzaglijk veel muziek van 't hoogste niveau, kerkmuziek niet uitgezonderd. Over de oorsprong van de muziek is veel geschreven, maar is ook veel over gefantaseerd. Er zijn, zoals dit heet, tal van hypotheses ontwikkeld, maar absolute zekerheid bestaat er niet, evenmin overeenstemming over de eerste vormen van muziek. Maar we kunnen zeker aanne men, dat toen uit de schemering van de tijd zich 't verschijnsel mens aftekende, de mens met zijn intuïtie en verstand, zijn da dendrang en nog prille artistieke creativi teit ook de dans ging behoren tot 't voor- hands nog uiterst kleine wereldje, moei zaam veroverd en gebouwd op de grimmi ge oeroude aarde. Zonder twijfel was deze primitieve dans een onscheidbaar deel van de religie, ri tueel of de magie. Een dans ook, opgeno men in de gesloten kringloop welke de po len van het menselijk bestaan omsluiten. Dansen, verbonden en verstrengeld met liefde en voortplanting, jachtbuit, oogst en stamconflict. Dansen van een bevoorrechte eenling of kleine uitverkoren groep en van de gemeenschap, gescheiden in religi euze en profane dansen, maar ook in een vermenging van religieuze, rituele en ero tische en nog andere motieven. Door vergelijking met volken of stam men, die eeuwenlang in strikt isolement hebben geleefd en door de prehistorische tekeningen van dansende figuren kunnen we met aan zekerheid grenzende waar schijnlijkheid vaststellen, dat de mensheid al in het prille begin van haar beschaving heeft gedanst. De dans als voortvloeisel van de ritmische beweging is de mens ook ingeschapen en niet alleen de mens, maar de hele natuur wordt beheerst door het le- vensritme, dat de nog primitieve mens in zich voelde, maar dat hij ook zag in de hem omringende natuur. De primitieve dans kan volkomen een ritmisch bewegen zijn, waarbij de dansers op dezelfde plaats blijven staan of zitten, zoals nu nog op de Samoa-eilanden te zien is. Maar dans is behalve ritme ook vorm en de vermenging van deze elementen heeft bij de zogenaam de primitieve volken en later bij de cul tuurvolken de dans als kunst in een rijke verscheidenheid doen ontstaan. Dit sloot echter niet uit, dat deze dans als kunst bij na steeds nauw verbonden was aan de reli gie of een gemeenschapsritueel. De verede ling on stilering van de dans heeft ook vaak een splitsing gebracht in de volks kunst en de volksdans en de dans voor een elite, in tempels of aan de hoven. Toch is juist de terugkeer van de volksdans, het op nieuw samenvloeien van de dans die leefde in het volk en de latere veredelde hofdans, een hoogtepunt geworden in de muziek van Europa. Dit moment, dat uiteraard 'n evolutie was, het als het ware enten van de volksdans op de muziek, heeft een onge ëvenaarde overvloed van muziek doen ont staan. Tnstrumentale en voor een deel vocale muziek, die later over heel de wereld het predikaat: klassieke muziek zou krij gen zijn in hun oorsprong sterk verbonden met de volksdans. Uit de oude volksdansen, die al grif en In allerlei variaties werden gedanst én gezon gen en gespeeld lang voor er sprake was van de zuiver instrumentale muziek zoals we deze nu kennen, is inderdaad een mu ziekvorm gegroeid, die nu nog door vele componisten als basis wordt gebruikt. Tot voor kort meende men, dat de vroegste instrumentale dansen, gebundeld in reek sen zogenaamde variatie-suites in het be gin van de zeventiende eeuw waren ver schenen. Toen werden namelijk bundels „Padouan, Intrada, Dantz, Galliarda" voor allerlei combinaties snareninstrumen ten van Paul Peuerl en „Padouanen, Ga- gliarden, Courenten, Allemanden" voor strijkorkest of blazers van Johann Scheinn verspreid. Kennelijk zat deze toen nieuwe muziekvorm, die zulk een opvallend bin dend element in artistiek Europa zou wor den en dit eigenlijk in de veel simpeler en vaak gesmade vorm van volksmuziek al was in de lucht. Want 't heeft niet lang geduurd, of deze reeksen instrumen tale dansen kregen 'n enorme populariteit, in alle landen van Europa en doorliepen ook een grote ontwikkeling, omdat de meeste componisten, ook de grootsten, vele bundels muziek in deze suite-vorm componeerden. Al voegden sommige componisten er een enkel stuk dat geen dansritme tot basis had aan toe de instrumentale suite was overwe gend een opeenvolging van dansen. Ook de namen van de oude volksdansen werden in deze ontwikkeling, die van volksmuziek tot hofkunst en concertmuziek voerde, ver edeld en geïnternationaliseerd zouden we kunnen zeggen. Maar juist hun latere func tie in de instrumentale suite heeft voor de meesten van ons de afkomst van de dansen verdoezeld. Voor velen is bijvoorbeeld de Menuet bij uitstek de Franse hofdans, de uitdrukking van een hoofse levensstijl, ge situeerd in de schitterende periode van de Zonnekoning, die inderdaad aan zijn hof zelf de eerste Menuet heeft gedanst. Maar waarheid is ook de Menuet als volksdans veel qyder dan de hofdans; zij stamt uit het gebied van Poitou, een volksdans evenwel van kleine passen, zoals het stamwoord: menu, dit is: klein en sierlijk al aangeeft. Ook de Pavane kennen we nog alleen als een langzaam-schrijdende plechtig-statige hofdans, meestal ook als Spaanse dans aan geduid. Maar voor deze Pavane inderdaad aan het zeer pompeuze Spaanse hof werd gedanst, was deze langzame dans in twee delige maat al als volksdans bekend in Italië. Uit Spanje kwam de Sarabande naar West-Europa, eveneens een statige en vaak ernstig-expressieve dans, in driedeli ge maat met het accent op de tweede tel. Graven we bij deze Sarabande dieper naar de oorsprong, dan vinden we een erotische paardans, die men in Spanje te wulps acht te en door een religieus-publicist van het einde van de zestiende eeuw als „de pest van de dans" werd gekenmerkt en door ko ning Philips II verboden. Het is typerend voor de verschuiving van deze dansen, van volksdansen tot hof- of suite-dansen, dat juist door het opnemen van deze danstypen uit bijna alle landen van West-Europa de volle nadruk is komen te liggen op deze dansen in hun sterk veredelde vorm en ka rakter en de zo veel oudere volksdansen die er aan ten grondslag lagen, nagenoeg ver geten werden. Zoals ook bijna altijd wordt vergeten, dat niet alleen zo ontzaglijk veel instrumentale muziek, maar ook dui zenden liederen één van de oude volksdan sen als basis hadden. jyiet pas in het begin van de zeventiende eeuw, zoals men meestal nog kan le zen, maar al in de middeleeuwen was er sprake van zuiver instrumentale muziek in een nog primitieve vorm van suite. De mid deleeuwse speelliederen plachten op allerlei festiviteiten bij de dans en zang te spelen, maar na verloop van tijd lieten zij zich ook afzonderlijk horen. Zij speelden dan ook dansen, soms wat gevarieerd of gestileerd zoals we dit zouden noemen in ons spraak gebruik, maar in dit spelen van toen was al het principe van de latere danssuite te bespeuren. Er werden namelijk reeksen dansen gespeeld, contrasterend door ver schillende maatsoorten en in de afwisseling van langzame en snelle dansen, ongeveer al zoals we dit in de veel latere instrumenta le suites op hoog niveau kennen. Dit mid deleeuwse spelen was dus 'n onmiskenbaar zuivere instrumentale muziek als de vroeg ste verschijning van de beroemde suites. Toen echter nog duidelijk verbonden aan de echte volksdansen, waarvan zij zoals we al zagen een sóórt onderbreking waren. Na de speellieden volgden de luitspelers, die hun eigen danssuites hadden, dansliederen welke echter niet meer gezongen werden, maar op de luit gespeeld. Later vinden we in bijna alle landen iets gewijzigde dans vormen, meestal in paren, maar ondanks geringe verschillen in de namen kunnen we duidelijk de gemeenschappelijke naam vaststellen. De instrumentale suite wordt steeds meer veredeld, steeds rijker en daar door gaat zoals voor de hand ligt ook het contact met de oude volksdansen steeds meer verloren. De grootste componisten, in de Duits-Oostenrijkse landen, in Frankrijk en Italië, in Engeland en Spanje gingen in strumentale suites componeren, voor or kest, maar ook voor klavecimbel en orgel, voor allerlei combinaties. De hoog-ontwik- kelde instrumentale suite van gestileerde dansen kreeg een echt Westeuropees signa tuur: in de veelvuldig voorkomende opvol ging in de suite: Allemande-Courante-Sa- rabande-Gigue vinden we het Duitse, Fran se, Spaanse en Engelse aandeel als oer vorm terug. Later wordt de volgorde ook: Pavane - Gaillarde - Allemande - Couran te en worden dansvormen als Menuet, Ga votte, Musette, Bourrée en Passepied en hun variaties of doubles ingelast. Op deze hechte basis hebben de componisten een on gelofelijke rijkdom aan muziek geschapen, al of niet met toevoegingen welke niet tot de dans behoren. Het is de erfenis, nog el ke dag aangevuld overigens, van een merk waardige her-ontmoeting van de oeroude volksdans en de veredelde, gestileerde dans. De edele mens is onwrikbaar, maar niet stijfhoofdig. „•TT HEBBEN ME onder luidruch- tig gegiechel aangemoedigd: draag het maar aan ons op. De meis jes wilden het graag, ze hebben ook steeds met veel plezier gevolgd of het zou lukken of niet". Het is gelukt: het boekje is er gekomen en de schrijfster, mejuffrouw T. E. N. Ozinga, lerares Engels aan de christelijke HBS en MMS in Middelburg, droeg het op aan de M5-klas, die kort geleden de school verliet. Het is een boekje door een lerares Engels over haar hobby: theologie. Het is geschreven vorig jaar zomer, toen het toch slecht weer was. Het is net verschenen bij de Goese uitgever Oos- terbaan en Le Cointre N.V. Het heet: „Schepping en herschepping in de vijf boeken van Mozes". Een titel die mis schien niet direct tot lezen noodt, maar het boekje zelf is het lezen waard. Het is ook leesbaar. Mejuffrouw Ozinga hoopt, dat haar boekje zal worden ge lezen door de „gewone kerkganger", door de geïnteresseerde leek, waarbij ze wel gelooft, dat een gereformeerde, een lid van de gereformeerde gezindte in bredere zin, „het wel iets meer aan kan dan een ander". Haar boekje is, omdat het nader ingaat op een aantal zaken, die momenteel sterk in discus sie zijn in de Gereformeerde Kerken, actueel en zelfs enigszins polemisch. De lerares schreef dus een boekje over haar hobby. De theologie kreeg ze overigens wel met de paplepel in gegoten. Haar vader was gerefor meerd predikant, haar broer mr. mr. J. Ozinga is eveneens gere formeerd predikant. Ook een oom en haar grootvader waren predikant. En allen verspreid over drie kerkgenoot schappen. Zelf bracht vooral haar studie Engels met de belangstel ling voor land en volk haar tot de theologiestudie. De Engelsen hadden haar altijd al geïnteresseerd vooral door hun opwekkingsbewegingen, zo als de Oxfordgroep en de methodis ten. Ook de Amerikaanse opwekkings bewegingen trokken haar aandacht. Toen ze in Engeland tijdens haar stu die in contact kwam met Amerikaan- s methodisten kreeg ze te horen: ,,Je kan je niet ontwikkeld noemen als je de States niet hebt bezocht." Ze ging dus mee naar de States en was daar een maand of zeven de gast van de gesloten religieuze ge meenschap van de methodisten. Alle activiteiten van de groep waren ge richt op het naleven en verbreiden van het evangelie. De methodisten beschiken daarvoor over een eigen vliegtuig, twee radiozenders, een paar scholen en twee „colleges". De groep kende geen eigen bezit. Mej. Ozinga gaf er les, onder andere ver zorgde ze een cursus Shakespeare en ze ging met de methodisten mee op de straatprediking. Ze raakte er diep onder de indruk van hun streven, ze leerde er veel, denkt er zelfs wel met enige heimwee naar terug, maar de medaille had aan terug, maar de medaille had zegt: „Wat ik uit mijn vele contacten met hen en met andere groeperingen overhield was „gereformeerd"." Daarom ging ze naar het Westmin ster theological seminary in Philadel phia, waar ze vier jaar theologie stu deerde. Tegelijkertijd was ze ver pleeghulp in een ziekenhuis, van vier uur tot half elf, vijf avonden per week: „Het waren slopende jaren, maar ik had het niet willen missen." De studie Engels werd na de oorlog in de vrije tijd gedaan, nadat ze zich voor de oorlog op „studiedwaalwe gen" had begeven en in de oorlog op illegale wegen zwierf als koerierster voor „Trouw". Over die illegale we gen wil ze niet zoveel meer zeggen nu. Ze noemt nog wel een naam: or ganisatie Albrecht. Mej. Ozinga had na de oorlog di verse banen: op een vertaalbureau, in de Bijenkorf. Sinds 1963 is ze lera res aan de christelijke HBS voor Walcheren en daarvoor was ze vijf jaar lerares in Arnhem. Engels is dus het „hoofdvak", maar ook de theologie komt natuur lijk wel eens ter sprake, al is het mav in een vijf minuten-speechje bij het begin van de schooldag. ,,Je kunt er bij sommige onderwerpen natuur lijk ook niet altijd omheen." „Het boekje heeft als achtergrond onderwerpen uit de eerste vijf bijbel boeken, die mej. Ozinga enkele jaren voor diverse bijbelkringen besprak, voor een middelbare schoolklas en een gereformeerde vrouwenvereni ging. Ze kreeg dikwijls te horen: „Wat u gezegd hebt willen we best nog eens nalezen." Zo ontstond het eerste boekje van mej. Ozinga. „Of er nog meer komen? Je moet er de tijd voor hebben, ik denk, dat ik het hierbij laat. Hoewel ik nog dolgraag iets over de profeten zou willen doen." Mejuffrouw Ozinga hoopt, dat ze met haar boekje het gewone kerkpu bliek kan helpen een opinie te vor men over bepaalde zaken, die mo menteel in discussie zijn in de Gere formeerde KerkenSchriftbeschou wing, schepping en paradijs. Verder heeft ze zich gewaagd aan een hoofd stuk over het evolutievraagstuk: een overzicht van de gegevens, die voor het beoordelen van dit vraagstuk van belang zijn. „Het grote gevaar is dat wij in onze haast bij of zelfs vóór te blijven van een hypothese een dogma maken. Wij, dat zijn de gereformeer den. Het is me opgevallen, dat deze neiging bij andersdenkenden, die zich met dit vraagstuk bezighouden, veel minder sterk is." Ze weet daarom ook, dat in de Gereformeerde Kerken een bepaalde groep is, die het niet leuk vindt dat dit boekje verschijnt. De Middelburgse lerares heeft nogal wat kritiek op theologische stromingen van thans in de Gere formeerde Kerkwereld. „Ze doen aan een theologie, die onder invloed staat van zeer eigentijdse filosofie- en. Dan kun je wel om de dertig jaar iets anders leren. Ik vind, dat de Paulinische lijn moet worden aangehouden: de Schrift zichzelf la ten verklaren en niet de bijbel le zen door een filosofische bril. Je kunt de bijbel wel zó lezen, dat het geen evangelie meer is. De Gere formeerde Kerken bevinden zich naar mijn mening nu in het grens gebied van een existentialistische verschuiving. Het is zaak in een steeds terugkerend filosofisch getij een vaste koers te sturen." „Of ik graag predikant had wil len worden? Nee, niet graag. Het is zo'n zwaar bestaan: praktisch een hele gemeente op je nek nemen. Bovendien ben ik er niet van over tuigd, dat de vrouw het ambt moet hebben. De vrouw kan toch genoeg doen in de kerk." Wat vindt ze van de samenwerking der kerken? „Ik zou bijzonder graag een hereniging zien van de gerefor meerden, artikel 31 en de christelijke gereformeerden. Het is vreselijk die scheiding, vooral de historie van de gereformeerden en artikel 31. Er is bijzonder weinig tegen zo'n hereniging in te brengen, dacht ik. De verschillen tussen hervormden en gereformeerden zijn essentieel, maar de kerken van de gereformeerde ge zindte staan héél dicht bij elkaar en een hereniging schijnt toch niet te verwezenlijken. Men zou meer met elkaar de problemen moeten bepra ten." Over haar gereformeerd zijn en haar kerk: „Ik kan niet zonder de ondergrond van de gereformeerde belijdenis en ook niet zonder de gere formeerde prediking. Ik dacht dat een kerk, dé Kerk, staat en valt met de zuivere prediking. Andere dingen zijn ook belangrijk, maar niet door slaggevend. De Engelse Staatskerk heeft bijvoorbeeld ^en onovertroffen liturgie, maar die kerk is leeg; er komt niemand meer in kerken, die eens voor honderden mensen zijn ge bouwd." De „revival"-idee trekt haar aan. „Ik wou dat de gereformeerden daar iets meer van hadden: de idee: nou ben ik bekeerd en nu ga ik het anders doen. Neem die Cliff Richard, ik hoorde hem door de ra dio in een gesprek met andere lui uit de showbusiness. Cliff vertelde, dat hij bekeerd was. Net als Paulus op de weg naar Damascus had hij de living Lord ontmoet in de bijbel, zei hij. Dat is in Engeland moge lijk. Dat een jonge vent, van wie je het helemaal niet verwacht, opstaat en zegt: ik ben bekeerd en nu doe ik voortaan alles anders." Toen Hij de schare zag, werd Hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren als schapen die geen herder hebben. Matth. 936. U zult het ook wel ervaren hebben of nu nog mee maken, hoe je in de vakantietijd in de toeristencentra, in de grote steden, op d« stations of aan het strand in deze verrukke lijke zomer een massa mensen ziet. In soms onafzienbare golven krioelen de meest uiteenlopende mensen uit binnen- en buitenland door elkaar, zonder elkaar te ken nen of zich voor elkaar te interesseren. Maar achter elk gezicht ligt 'n aparte levensgeschie denis, 'n eigen gedachtenwereld, allerlei per soonlijke tragiek, vreugde en problematiek. Dat realiseren wij ons maar nauwelijks. Als Jezus Christus echter de scharen ziet, dan is Hij met ontferming bewogen, vertelt ons het Evangelie. Geen mens is Hem onver schillig. Hij ziet de mensen aan, één voor één, met goddelijk mededogen en met een onge kend erbarmen. Achter al die bedrijvigheid en verveling, de gewichtigheid en het plezier van de mensen, ziet Hij hoe zij vermoeid en belast, verdwaald en verloren zijn in zichzelf. Hoe zij voortge jaagd en afgemat zijn in een verlangen naar geluk, vrede en houvast, dat blijven zal, maar dat altijd weer onbereikbaar blijkt. Als scha pen, die geen herder hebben en die daarom zoeken en jagen, maar niet weten waar te zoeken en echt te vinden ook. Het zijn allen mensen die door Hem, de goede Herder, ge vonden en terechtgebracht moeten worden. De scharen raken Hem en met ontferming is Hij over al die mensen bewogen. En onder hen ziet Hij ook zo naar ieder van ons, wie we ook zijn en hoe het er ook in ons leven uitziet. Hij is de Heiland. Hij heeft geheeld wat kapot is. Al wat stuk is tussen God en de mensen bracht Hij in orde aan het kruis. Hij is voor ons de verzoening en vrede, alle heil en geluk. En Hij gaat door met zijn Heilandswerk. In Hem gaat God's genade dagelijks naar ons allen uit. Wie naar Jezus' stem hoort en zich tot Hem wendt in het vertrouwen, dat Hij de weg weet en thuis brengt in God's veiligheid, die wordt verlost telkens opnieuw van angst, onvrede en schuld. Nu al. En eenmaal voorgoed en volmaakt. Wie weet dat de Heiland zo bewogen naar de massa's en de enkeling omziet, die gaat ook met Christus mee zien in bewogenheid naar de scharen. En met Christus naar de ander omzien. Met verwachting en vreugde gaat hij de gelegenheden aangrijpen om anderen in aan raking te brengen met de goede Herder, die Zijn leven gaf voor de schapen en Die wil en zorgt, dat zij leven zullen hebben en vrede in overvloed. Veenendaal, ds. H. Nijeboer Geen enkele krant in Nederland heeft de foto ge mist: de twee „kerkgrootsten" in Nederland, kardi naal Alfrink en dr. G. de Ru in een hartelijk ge sprek, nadat bekend was gemaakt dat tussen de bisschoppen van de rooms-katholieke kerk in Neder land en het moderamen van de hervormde synode overeenstemming was bereikt over de wederzijdse dooperkenning tussen beide kerken. Als men hem goed bekijkt een beetje merkwaardi ge foto: het achtergrondgordijn achter de kardinaal is geheel anders dan dat achter de dominee bijna zou men gaan geloven dat het een trucfoto is! Dat is natuurlijk niet zo, maar de foto is op deze manier welhaast een symbool geworden: ondanks de geheel verschillende achtergrond is men tot elkaar geko men. Toen drie jaar geleden de gramschap oplaaide na de voorwaardelijke herdoop van prinses Irene (voordien hervormd gedoopt) had niemand kunnen denken dat men elkaar toch nog in een zo korte tijd cou kunnen vinden. En meer dan dat zelfs. Er is bekend geworden dat hoogleraren uit de kringen van de gereformeerde kerken, de christelijke geformeer de kerken en de remonstrantse broederschap infor meel bij het gesprek in de commissie betrokken zijn geweest. Ze waren er als persoon, zonder dus hun kerken te binden. Maar het opent de mogelijkheid dat er binnenkort meer wederzijdse dooperkenningen zullen volgen. De doop wordt oecumenisch! Boven dien is bekend geworden dat de gemeenschappelijke commissie die op het punt van de doop succes heeft geboekt, niet zal worden ontbonden. De commissie zal zich nu gaan bezighouden met het vraagstuk van •het gemengde huwelijk tussen rooms-katholieken en protetanten, met de intercommunie en met de even tuele wederzijdse erkenning van eucharistie en heilig avondmaal. Bij alle juichkreten die over dit elkaar vinden zijn aangeheven, is de inhoud van het gesloten akkoord een beetje in de verdrukking geraakt. Gelukkig heeft dr. De Ru hierover zijn licht laten schijnen we nemen graag zijn uiteenzetting over uit het bulletin van het Hervormd Persbureau. „Bij overgangen tussen beide kerken zal desge vraagd - aldus dr. De Ru een schriftelijk doopbe wijs orden afgegeven door de betreffende her vormde gemeente of de r.k. parochie. Bij twijfel over de geldigheid van de eerder ontvangen doop zal een ernstig onderzoek worden ingesteld naar de wijze waarop deze heeft plaatsgehad, waaraan de betrok ken gemeente of parochie haar medewerking ver leent. Bij eventueel nog blijvende twijfel zullen de argumenten waarom men de eerste doop ongeldig acht, indien gewenst schriftelijk worden meegedeeld aan de gemeente of parochie. De doophandeling zal moeten gebeuren met water en kan plaatsvinden in de vorm van onderdompeling, van begieting of van besprenkeling. In ieder geval zal het doopwater de dopeling zelf dienen aan te ra ken. Gedoopt moet worden in de naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest (de zg. trinita- rische doopformule). Hierbij wordt door beide ker ken als criterium aangenomen het belijden van de gehele kerkgemeenschap als zodanig, waarin de de doop plaatsvindt, en niet van de afzonderlijke be dienaar. De bisschoppen zullen het verdwijnen van de nood doop aan kinderen uit niet-rooms-katholieke of niet- christelijke ouders, waarbij de instemming van de ouders niet verondersteld kan worden, bevorderen. De Hervormde Kerk heeft uitdrukkelijk gesteld, dat van een erkenning van deze nooddoop (bijv. in een ziekenhuis door een verpleger) geen sprake kan zijn, wanneer de instemming van de ouders ontbreekt.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 11