na 20 jaar
Eenstemmigheid
over de noodzaak,
meningsverschil
over de omvang,
aldus dr. Drees
FEITEN
EN
CIJFERS
„Het was net gewapende padvinderij - maar we voelden
ons zwaar bekocht na het „staakt het vuren"-bevel!"
- aldus een oud-marinier
ZIEZO
zaterdag 29 juli 1967
EERSTE
Y///A Demarcatie gebied
Bezet gebied
Opmars Ned.froepen
too km
POLITIËLE
ACTIE
op 20 Juli 1947 begin in Indonesië, dat toen nog onder Neder
landse soevereiniteit stond, de eerste politiële actie. De
beslissing ertoe was voor het Nederlandse kabinet een zaak
die niet gemakkelijk heeft gelegen. Maar - de uitspraak is
van dr. W. Drees n u, 20 jaar nadien de vraag van de
noodzaak van de actie was daarbij niet de zwaarstwe
gende kwestie; veel meer moeite kostte het het kabinet-
Beel alle stemmen eensluidend te krijgen over de omvang
van de voorgenomen operaties. Dat is uiteindelijk gelukt. De
uitkomst is geweest dat Nederland een beperkte actie zou
voeren „niet uit oorlogs- maar uit vredeswil", zoals de
toenmalige minister van Overzeese Gebiedsdelen, mr. Jonk
man, in de Tweede Kamer verklaarde.
Aan het bewind was in juli 1947 het kabinet-Beel. Mr. Jonk
man, eertijds officier van Justitie in Makassar en Semarang
en oud-lid en oud-voorzitter van de Volksraad in Nederlands
Oost-lndië, was als minister van Overzeese Gebiedsdelen
uiteraard het nauwst betrokken bij de dramatische gebeur
tenissen die zich rondom de regeling van de verhouding van
Nederland tot Indonesië afspeelden. Misschien is het mede
daardoor geweest dat hij negen dagen na het begin van de
politiële actie, weer door hoge koortsen geplaagd nog al
tijd het gevolg van de behandeling, die hij in de Japanse
gevangenkampen had ondergaan - ernstig ziek werd en
enige tijd van zijn dagelijkse werkzaamheden was uitgeslo
ten. Het was een zware verantwoordelijkheid, die het kabi
net en hij in het bijzonder op zich namen.
Een moeilijke beslissing? Eigenlijk niet. Althans niet vol
gens dr. Drees, die hier als zegsman fungeert. Dr. Drees
heeft niet alleen in 't kabinet-Beel (3juli '46 7 augustus '48)
maar ook daarna in het ministerie-Drees-Van Schaik (7
augustus 1948 - 15 maart 1951) veel bemoeienis gehad met
de Indonesische affaire en de afwikkeling daarvan.
Er heeft tussen de toenmalige ministers wel enig verschil
van mening bestaan over de kwestie of een militaire actie
gevoerd zou worden. Het was echter niet van dien aard dat
men er groot gewicht aan kan hechten. De beslissing om tot
militaire actie over te gaan is betrekkelijk zonder strubbe
lingen in de ministerraad tot stand gekomen, al waren er
nuanceverschillen over de waardering van een zodanige
actie, aldus dr. Drees. Diepgaand verschil van mening heeft
echter bestaan over het antwoord op de vraag, hoever men
met de politiële actie, waarvan vaststond dat Nederland
daarbij het heft in handen zou hebben, zou gaan. Met name
ging het erom of men naar Djokjakarta zou doorstoten of
niet. Het resultaat van het overleg is geweest dat de minis
terraad daarvan heeft afgezien.
Er waren trouwens doorslaggevende redenen om de actie
op een beperkte schaal te houden, niet alleen met het oog
op de offers aan geld, materiaal en eventueel mensenlevens,
maar ook om het beoogde doel namelijk de (geringe) mo
gelijkheden tot onderhandelingen niet volledig uit handen
te laten glippen.
Y^at ging eraan vooraf? Nadat op 14 augustus 1945 Japan
volledig had gecapituleerd, had Soekarno reeds op 17
augustus de republiek Indonesia uitgeroepen. Op 28 septem
ber vormde hij een kabinet. Dit waren eenzijdige maatrege
len die door Nederland niet als rechtsgeldig erkend konden
worden. Wel was het bereid om besprekingen te voeren over
de eventuele onafhankelijkheid van Indonesië, maar het
hield de soevereiniteit over dit land in handen en daarmee
de verantwoordelijkheid voor de wederopbouw, zowel mate
rieel als bestuurlijk.
Er volgde een moeilijke tijd van confereren, van misver
standen, van overeenkomsten, van „aan- en uitkleden" van
overeenkomsten, van schendingen van afspraken, van be
middelingspogingen, van incidenten, van commissies voor
goede diensten en van activiteiten van een Hoge Vertegen
woordiger der Kroon, doch langzaam maar zeker zakte het
gordijn dat eenmaal definitief Indonesië tot zelfstandig
heid gekomen van Nederland zou scheiden. Het bleek niet
mogelijk met de machthebbers van de Indonesische „Repu
bliek1' op de door Nederland nuttig geachte manier te onder
handelen.
In juli 1947 was de toestand zodanig verslechterd dat een
krachtdadig ingrijpen van de Nederlandse regering niet
meer te voorkomen scheen.
Het was nodig, zo zegt dr. Drees, de ruimte te scheppen
die wij in Indonesië op dat ogenblik nodig hadden. De Ne-
Foto van de toenmalige minister van sociale zaken W.
Drees, thans minister van staat dr. W. Drees. Dr. Drees
behoort tot de Nederlandse politici die nauw betrokken zijn
geweest bij het Indonesische conflict. Juist daarom is zijn
beschouwing-achteraf interessant.
derlanders oefenden nog altijd de controle over Indonesië
uit. De grote steden stonden formeel onder Nederlands be
stuur, doch bij de Indonesiërs bestond de neiging om die ste
den af te snijden van de gebieden, waarin de Nederlanders
nog opereren konden. Dit betekende een afsnijden van de
toevoer van voed^l en water, die de Nederlanders nodig
hadden. De Indonesiërs streefden ernaar de zogenaamde
perimeter hun „vrije" leefruimte uit te breiden, een
opzet die Nederland niet kon tolereren, alleen al niet om de
levensvoorwaarden voor de in Indonesië vertoevende Neder
landse troepen en burgers niet in de waagschaal te stellen.
Het handhaven van die levensvoorwaarden was een kwes
tie van relatief bescheiden omvang. Vandaar dat in het ka
binet geen onoverkomelijke moeilijkheden gerezen zijn over
het besluit tot het inzetten van een politiële actie.
Maar op het punt van de doelen van het militaire optreden
ontstonden grote spanningen dr. Drees verheelt dat niet.
Zou men - zoals* sommigen wilden tot Djokjakarta door
stoten, dan betekende dit een uitschakelen van leidende per
soonlijkheden in Indonesië als onderhandelingspartners want
Djokja was nu eenmaal het centrum van hun revolutie.
In Djokja zaten Indonesiërs die scherp wilden optreden te
gen elke Nederlandse bemoeiing, toch - zo moest men ho
pen - zouden na de actie weer besprekingen op gang kun
nen komen mits men Djokja tenminste met rust zou hebben
gelaten. Zoals gezegd, speelden bij het bepalen van de om
vang ook economische motieven mee.
De meerderheid van de bewindslieden bleek tenslotte voor
een beperkte actie. Belangrijkste argument was daarbij dat
men de republiek Indonesië wilde blijven zien als een de
facto bestaande, georganiseerde eenheid, waarmee onder
handelingen mogelijk waren. Ooit moest men toch eens tot
een oplossing komen die Indonesië de gewenste soevereini
teit zou verschaffen.
'poen het besluit eenmaal gevallen was, gingen de richtlij
nen naar Batavia uit. De Nederlandse strijdkrachten kwa
men op 20 juli 1947 te middernacht in actie. In de loop van
die dag hield minister-president dr. Beel een radiorede,
waarin hij het Nederlandse volk meedeelde, dat de regering
de luitenant-gouverneur-generaal, de heer Van Mook, ge
machtigd had met de hem ter beschikking staande strijd
macht tot politieel optreden over te gaan. De regering riep
de Tweede Kamer, die op reces was gegaan, telegrafisch
tegen 23 juli bijeen. In deze vergadering legde dr. Beel in
aanwezigheid van het voltallige kabinet een verklaring af.
Hij gaf een overzicht van de feiten, die tot de dramatische
ontwikkeling hadden geleid; hij deelde onder andere mee,
dat Indonesië zich tussen 25 maart en 15 juni 1947 aan 681
bestandsschendingen had schuldig gemaakt en dat generaal
Soedirman de Indonesische strijdorganisaties in een vijandi
ge propagAndarede had opgewekt om de strijd onvermin
derd voort te zetten. Hij noemde als onmiddellijke aanleiding
tot het conflict de handhaving door de republiek van haar
vijandige opstelling en de negering van het ultimatieve ka
rakter van het Nederlandse verlangen tot beëindiging door
Indonesië van de vijandelijkheden en vernielingen.
De luitenant-gouverneur-generaal en de Commissie-Gene
raal gaven eenstemmig als hun mening te kennen dat geen
andere weg meer mogelijk was dan een politiële actie met
militaire middelen. „De Nederlandse regering heeft, na met
diepe ernst te hebben nagegaan, of inderdaad alleen dat
„uiterste middel" was overgebleven, besloten met de con
clusies van de luitenant-gouverneur-generaal en de Commis
sie-Generaal in te stemmen", zo bevestigde dr. Beel onder
doodse stilte van de vergadering het besluit van de regering.
De 18e juli had de regering de landvoogd gemachtigd tot een
politiële actie over te gaan, maar zo beperkt mogelijk.
De minister van Overzeese Gebiedsdelen, mr. Jonkman,
zei in deze Tweede-Kamervergadering onder andere: „Het
betreft hier niet oorlogswil, maar vredeswil." Ten aanzien
van de omvang van de actie dat was het moeilijke punt
in de bijeenkomst van de ministerraad geweest - merkte
hij op dat zij beperkt was in middelen, territoir en duur. Zij
zou zo spoedig mogelijk moeten worden gevolgd door over
leg.
P)e Veiligheidsraad berustte echter niet in de situatie. Hij nam
op 31 juli 1947 het geschil tussen Nederland en de repu
bliek Indonesia in behandeling en aanvaardde een resolutie
luidende: De Veiligheidsraad, met bezorgdheid de voortgang
vindende vijandelijkheden tussen de strijdmachten van Ne
derland en de republiek Indonesië vaststellend, maant de
partijen aan: a. om onmiddellijk de vijandelijkheden te sta
ken en b. hun geschillen langs de weg van arbitrage of door
andere vreedzame middelen te regelen en de Veiligheids
raad op de hoogte te houden omtrent de vordering van de
regeling hiervan". Op 3 augustus 1947 hield dr. Van Mook
een radiorede, waarin hij constateerde dat de Veiligheids
raad zijn bevoegdheden te buiten was gegaan, omdat hij
zich gemengd had in een interne aangelegenheid van het ko
ninkrijk en waarin hij bekendmaakte dat Nederland niette
min besloten had aan het in de resolutie vervatte beroep
gevolg te geven. Daarom werd het bevel uitgevaardigd om
de actie uiterlijk te middernacht van 4 op 5 augustus 1947
af te sluiten.
Daarmee was een eind gekomen aan een van de onver
kwikkelijke episoden uit het proces, dat tot de soevereini
teitsoverdracht door Nederland aan Indonesië zou leiden. Er
is echter nog heel wat water naar de zee gevloeid voor het
twee jaar later zover was..
„Marbrig" stond er op de trucks en tanks waarmee de
mariniers-brigade haar aandeel leverde in de politiële
actie. De brigade was naar de begrippen van die dagen bij-
zpnder goed uitgerust en ze bracht dan ook de haar toege
wezen taak bijzonder vlug tot een goed einde.
De eerste politiële actie in Indonesië duurde
van 21 juli 1947 (00.00 uur, toen het in Neder
land nog 20 juli was) tot 5 augustus. In die
periode braken Nederlandse troepen op Java en
Sumatra uit hun demarcatiegebieden en bezetten
grote stukken republikeins gebied. In het alge
meen werd zwakke tegenstand gerapporteerd. Dat
de tegenstander de TRI in feite echter niet
zó zwak was, bleek na de door de Veiligheids
raad gelaste beëindiging: in de door de Neder
landse troepen gecontroleerde gebieden leefde een
sterke guerrilla-activiteit op, die zelfs met inten
sieve patrouillegang nauwelijks te beteugelen
bleek.
Tussen 21 juli en 5 augustus bezetten Neder
landse troepen op Sumatra vanuit respectievelijk
Medan, Padang en Palembang, sectoren, die om
vatten:
a. een gebied met een straal van
150 kilometer rond Medan;
b. de vlakte van Padang;
c. een gebied dat zich 150 kilome
ter ten noorden en zuidwesten
van Palembang uitstrekte.
Op het eiland Madoera werd de
hele zuid- en westkust onder Ne
derlandse controle gebracht.
Op West- en Midden-Java werd
een gebied bezet, in het westen be
grensd door een l|jn die liep van
Kramat, 30 km noordwest van
Batavia, zuidwaarts naar de Wijnkoopsbaai aan
de zuidkust en in het oosten door een lijn
van Pekalongan in het noorden tot een punt 70
km noordoostelijk van de haven Tjilatjap. Voorts
werden bezet de districten Salatiga, Ambarawa
en Demak in het regentschap Semarang. Oost-
Java tussen Straat Bali en de lijn Malang-
Djombang-Grissee werd geheel bezet.
Officieel is na afloop medegedeeld, dat de Ne
derlandse verliezen tot 5 augustus 74 doden, 16
vermisten en 178 gewonden bedroegen. Een maand
later echter werd in een Nederlands leger
communiqué gemeld, dat sinds het „staakt het
vuren" in Indonesië op 4 augustus nog eens 106
doden, 6 vermisten en 290 gewonden te betreuren
waren.
De politiële actie begon met de bezetting van
alle republikeinse gebouwen in Batavia, het in
arrest stellen van de daar aangetroffen republi
keinse ministers Gani en Tamzil en het bombar
deren door Nederlandse vliegtuigen van republi
keinse vliegvelden.
Op Java overschreden de Nederlandse strijd
krachten op tal van punten de demarcatielijnen.
Uit de smalle Nederlandse sector die van Batavia
naar Bandoeng liep, trokken colonnes op in ooste
lijke, zuidoostelijke, zuidwestelijke en zuidelijke
richting. Het doel van de troepen die langs Java's
noordkust in oostelijke richting trokken, was Se
marang. Op 23 juli waren zij 80 kilometer ge
vorderd, Krawang was toen gevallen, Cheribon
bereikt. Op 27 juli viel Tegal in een gecombi
neerde aanval van landmacht en marine. Van
hieruit zwenkten Nederlandse troepen zuidwaarts
en veroverden achtereenvolgens Banjoemas en
Poerwokerto; op 3 augustus werd Tjilatjap be
zet. Op dezelfde dag kwam vanuit Tegal de ver
binding over land met Semarang tot stand.
De Wijnkoopsbaai werd reeds op 27 juli bereikt
en daarmee was voor de republiek de verbinding
tussen Midden- en West-Java afge
sneden. Uit Ba doeng werd via
Tasikmalaja eveneens de zuidkust
bereikt. Vanuit Semarang werd op
23 juli Oengaran, Toentang, Sala
tiga en het waterkrachtstation Am
barawa bezet; hier bleven de acties
verder beperkt.
Grote Nederlandse militaire ac
tiviteit werd ontplooid op Oost-
Java. De Koninklijke Marine zette
troepen aan land op verschillende
plaatsen aan de noordkust van
Oost-Java en voerde bovendien bij Banjoewangi
op de oostelijke wal een grootscheepse operatie
uit. Op 22 juli vielen als gevolg van deze actie
Proboli ggo, Loemadjang, Besocki, Bondowoso,
Djember en Banjoewangi zelf. Vanaf de noord
kust trokken Nederlandse eenheden diep het bin
nenland in. Lawang werd op 27 juli bezet. Op
1 augustus kwam de verbinding over land tussen
Sitoebondo en Banjoewangi tot stand. Malang
viel op dezelfde dag in handen van de Neder
landse troepen, die op verschillende plaatsen
doorstootten tot de zuidkust. Naarmate de strijd
vorderde werd de republikeinse tegenstand ster
ker. Vooral bij Malang en Modjokerto werden
hevige gevechten gemeld.
Ook na de wapenstilstand van 4 augustus werd
er nog gevochten. De Nederlandse troepen voerden
in hun nieuw-veroverde gebied zuiveringsactiën
uit die tot consolidatie moesten leidden. Rond de
perimeters bleven de republikeinen met eenheden
van grotere sterkte actief binnen de Neder
landse perimeters hielden zjj een krachtige
guerrilla in stand.
„Mijn vrouw begreep er niets van.
De zuster in het Leger des Heilszieken-
huis aan de Reiniersboulevard in Soera-
baja evenmin. Daar stond ik, bezweet,
in een vuile plunje, een smerig gezicht,
aan haar bed met aardbeien. Mijn
eerste dochter was een paar dagen
oud. Mijn vrouw wist niet beter of ik
zat ergens aan het front in Oost-Java.
Stond ik opeens naast haar met aard
beien. Die hadden we gevonden in ijs
kasten, in verlaten bungalows, in het
hooggelegen Batoe, dat we donderdag
31 juli hadden bezet. Mijn dochter is nu
twintig. Ik hoef maar naar haar te kij
ken om me de eerste politiële actie in
Indonesië te herinneren."
Dat zegt de heer R. H. de Jonge
Oudraat (45), die enkele jaren geleden
als hoofdofficier het korps mariniers
verliet om een functie in het bedrijfsle
ven te aanvaarden. „In die dagen was
ik eerste-luitenant der mariniers, hoofd
van de verbindingsdienst van het derde
infanteriebataljon van de mariniersbri
gade. Ik moest zorgen dat het radio- en
telefonisch contact tussen de bataljons
onderdelen en met Soerabaja in stand
werd gehouden."
Luitenant Rob de Jonge Oudraat was
een markante figuur in de mariniers
brigade. Zo zag je hem in een jeep door
Soerabaja „scheuren" of hij stond een
paar uur later alweer vele kilometers
verder in Porrong te kijken of een tele
foondraad goed werd afgerold of liep
zelf, hevig transpirerend, een kilome
terslange lijn te herstellen. Hij was
overal en nergens. Soms dagenlang on
vindbaar. Aan de verbindingen man
keerde nooit iets. Nu zegt hij: „Daar
ging het toch om." Lachend: „Mate
riaal versierde ik altijd 's nachts. Over
dag duurde het me te lang om in Soera
baja draad of apparatuur los te krijgen.
Teveel formaliteiten. Teveel gevraag of
het wel nodig was. In de nacht waren
ze makkelijker in de magazijnen. Dan
kon ik te pakken krijgen wat ik wilde.
Soms kon ik weer met tweehonderd ki
lometer draad terug naar de troep."
„Ja, het was wel gevaarlijk, maar
daar hield je rekening mee. Je schrok
wel eens, wanneer je hoorde dat er een
truck op een landmijn was gelopen, ter
wijl je die dag vele keren over die weg
was gejakkerd in je jeep. Door mijn
functie kon ik mij gemakkelijk bewegen en
zo af en toe in Soerabaja opduiken. Kij
ken of thuis alles in orde was. Mijn
vrouw was er tenslotte helemaal
vreemd. Ze was voor het eerst van haar
leven naar Indonesië gekomen. Ik was
haar gaan halen in Batavia. Daar
kreeg ik de order onmiddellijk terug te
komen. Toen wist ik het al. Trouwens,
iedereen was al lang van tevoren op de
hoogte dat er een actie zou komen. In
Soerabaja kon ik mijn vrouw, die in
verwachting was, nog net opvangen en
naar huis brengen. Zeggen van „Nou, je
redt het wel, ik moet er vandoor."
Op 23 juni 1947 had de majoor der ma
riniers Arends als commandant van het
derde infanteriebataljon opdracht ge
kregen het bezetten voor te bereiden
van de driehoek Porrong-Passeroean-
Poerwosari. Dat was de „actie product
Zuid die aansloot op de „actie pro
duct", het zo snel mogelijk bezetten van
de oosthoek van Oost-Java. Eind maart
1947 was door de staf van de mariniers
brigade al een begin gemaakt met het
uitwerken der plannen voor de „actie
product". Begin mei waren de definitie
ve plannen gereed en op 6 mei werd
het brigadebevel aan de ondercomman
danten uitgegeven. Op 13 april werd een
begin gemaakt om verschillende eenhe
den van de mariniersbrigade, in Ameri
ka onder oorlogsomstandigheden ge
traind, uit door haar bezette gebieden
terug te trekken.
Rob de Jonge Oudraat: „Het derde in
fanteriebataljon was algemeen reserve.
De „actie product" zou beginnen met
landingen te Pasir Poetih en in de Me-
nengbaai. Het derde infanteriebataljon
zou zijn actie inzetten vanuit Porrong.
D-dag was tenslotte zondag 20 juli 1947.
Bij Pasir Poetih (wit zand) werd des
morgens om negen uur begonnen met
de landing. In de Menengbaai was men
om kwart over zes al aan land gegaan."
De mariniersbrigade was door haar,
voor die dagen, moderne Amerikaanse
outillage geheel self-supporting en be
hoefde voor geen enkele zware opdracht
op anderen terug te vallen. Alle moei
lijkheden konden worden overwonnen:
gemineerd terrein, vernielde wegen en
bruggen. De brigade was daarom bij
uitstek geschikt de spits af te bijten en
operaties uit te voeren in een voor de
vijand verrassend en overrompelend
tempo.
Gevechtscolonnes waren na de landin
gen bijna overal op zichzelf aangewezen
maar moesten toch ook weer zo snel
mogelijk contact maken om alle
belangrijke wegen en spoorwegen goed
in handen te krijgen. Het derde infante
riebataljon van de mariniersbrigade
trok vanuit Porrong op. Maar op D-dag
kwam het bataljon nog niet in actie. Dat
zou pas maandag 21 juli gebeuren.
Rob de Jonge Oudraat: „De opwin
ding was groot. Terwijl we wisten dat
de anderen al in actie waren, lagen wij
daar nog in Porrong, terwille van de
coördinatie. Maar maak dat mariniers
maar eens wijs, die zich al maanden
als het ware hebben verveeld en zich
alleen maar ergerden aan infiltraties,
sluipschutters en andere narigheden,
zonder erop af te kunnen gaan. Nee, we
moesten onze beurt afwachten."
„Van een werkelijke oorlog was na
tuurlijk geen sprake. Die Tentara Re
publiek Indonesia was geen tegenpartij
al maakte zij de opmars moeilijk door
zware versperringen, mortiervuur op de
wegen, artillerievuur op bruggen, door
vernielde bruggen, geboobytrapte tank
vallen en de ontelbare landmijnen. In
de avonduren en het nachtelijke duister
strooiden de lieden van de TRI boven
dien handgranaten als pepernoten op
Sinterklaasavond."
Amfiebietractoren vooral werden vaak
opgehouden. Waren bruggen niet di
rect herstelbaar, dan werd door de
kali getrokken. Het kon, want het was
oostmoesson, de droge tijd, met weinig
of geen water in de kali's. Met bulldo
zers werden over de weg gedeponeerde
enorme boomstammen, hup, de kali in
geschoven. Snelheid was geboden. Op
23 en 24 juli werden de suikerfabriek
Kedawoeng en de waterbronnen te
Oemboelah bezet. Daarmee was de „ac
tie product Zuid" voltooid. De verlie
zen aan de zijde van het derde infante
riebataljon bedroegen drie aan verwon
dingen overledenen, drie zwaar gewon
den, twaalf licht gewonden. Verliezen
aan de zijde van de vijand: 281 doden.
Een overste van de TRI behoorde tot de
vele gevangenen. De Jonge Oudraat:
„Een bewijs dat het in feite, zoals ik het
noem, gewapende padvinderij was."
„Wat wel opviel was de enorme hoe
veelheid explosieven waarmee de TRI-
jongens werkten. Dat was formidabel.
Door het optrekken werd ons gebied
steeds groter. Dat was een ellende want
als je 's morgens weer tegen de tropen
zon stond te knipperen met je ogen,
hoorde je van links en rechts, van voor
en achter, dat op ontelbare plaatsen des
nachts de telefoondraden waren doorge
knipt. Dan ging je maar weer met de
mannen aan de slag. Tegen de avond
was alles weer hersteld en dan ging je
op zoek naar een flesje bier. Dat was
dan wel verdiend. Of je dook lekker in
het water, om een beetje op te frissen.
Wel vaak met een paar mariniers ge
wapend op wacht. Werd je de andere
morgen wakker dan was het weer zo
ver, doorgeknipt. Op die manier kwam
je tijd te kort."
„De opmars ging soms zo snel dat de
voorhoede in een stadje in een Chinees
eethuisje al zat te buffelen en zo het
binnentrekken van de hoofdmacht gade
sloeg. De Indonesische bevolking stond
wat onverschillig te kijken. Die was
misschien wel bang of bedreigd door
hun eigen mensen. De Chinezen waren
blij met onze komst, die hadden door
gaans geen beste tijd achter de rug."
„Heel vervelend was vijandelijk mor
tiervuur. Altijd lastig te lokaliseren.
We verhuisden een keer naar een an
der onderkomen. Wat gebeurt er? De
volgende morgen zweeft een granaat
naar binnen en maakt het oude huis met
de grond gelijk vanuit ons nieuwe
verblijf stak een marinier zijn hoofd
om de deur, keek naar het huis en zei
alleen maar: „We hebben gesloft." En
hij stak rustig een sigaret op. Zo word
je: ijskoud.
„Een geweldige kerel was kapitein
Theo Grijzen, commandant van com
pagnie L. Als onderofficier van de
MLD had hij de laatste Catalina weg
gebracht uit Soerabaja. Vóór de capi
tulatie van Java in maart 1942. Als of
ficier van de mariniers kwam hij na de
bevrijding terug. Hij kreeg te maken
met jonge mariniers, die het nogal
zwaar te verduren kregen en waar de
stemming in mineur was. Theo Grijzen
haalde ze over het dode punt heen.
Een vent, waar je voor door het vuur
ging. Kapitein Joost Dourlein com
mandant van de l-compagnie net zo'n
kerel. Voor de duivel niet bang. HIJ
heeft ook de MWO gekregen. Verdiend.
Hem ging geen zee te hoog. Laat ik kort
zijn, je zou ook niet anders van mij
verwachten: mariniers waren van hoog
tot laag beste kerels, waar je mee uit
vissen kon gaan."
„Zwaar bekocht voelden we ons toen
in de nacht van maandag 4 op dinsdag
5 augustus (1947) het bevel „Staakt het
dTuren" kwam. Daar stonden we, in af
wachting van de dingen die zouden ko
men. Op de plaats rust, met het geweer
aan de voet. Of ik zo'n vechtjas ben?
Niet direct. Maar daar waren we toch
niet voor uit Nederland naar Amerika
gegaan - om in Oost-Java terecht te
komen, nadat Japan was gecapituleerd,
en om maar heen en weer te worden ge
schoven."
„Welnee, haatgevoelens jegens de In
donesiërs waren er niet. Waarom? We
voerden gegeven opdrachten uit. Zij
ook. Maar dan ineens gebeuren er din
gen die je niet kan bevatten. Het is
voorbij. Het is twintig jaar geleden.
We hebben beste kerels moeten achter
laten. Er zijn in die periode vriend
schappen voor het leven gesmeed en als
er kameraden moeten worden geholpen
wordt het gedaan. Daarvoor blijven we
altijd mariniers."