na 20 jaar Eenstemmigheid over de noodzaak, meningsverschil over de omvang, aldus dr. Drees FEITEN EN CIJFERS „Het was net gewapende padvinderij - maar we voelden ons zwaar bekocht na het „staakt het vuren"-bevel!" - aldus een oud-marinier ZIEZO zaterdag 29 juli 1967 EERSTE Y///A Demarcatie gebied Bezet gebied Opmars Ned.froepen too km POLITIËLE ACTIE op 20 Juli 1947 begin in Indonesië, dat toen nog onder Neder landse soevereiniteit stond, de eerste politiële actie. De beslissing ertoe was voor het Nederlandse kabinet een zaak die niet gemakkelijk heeft gelegen. Maar - de uitspraak is van dr. W. Drees n u, 20 jaar nadien de vraag van de noodzaak van de actie was daarbij niet de zwaarstwe gende kwestie; veel meer moeite kostte het het kabinet- Beel alle stemmen eensluidend te krijgen over de omvang van de voorgenomen operaties. Dat is uiteindelijk gelukt. De uitkomst is geweest dat Nederland een beperkte actie zou voeren „niet uit oorlogs- maar uit vredeswil", zoals de toenmalige minister van Overzeese Gebiedsdelen, mr. Jonk man, in de Tweede Kamer verklaarde. Aan het bewind was in juli 1947 het kabinet-Beel. Mr. Jonk man, eertijds officier van Justitie in Makassar en Semarang en oud-lid en oud-voorzitter van de Volksraad in Nederlands Oost-lndië, was als minister van Overzeese Gebiedsdelen uiteraard het nauwst betrokken bij de dramatische gebeur tenissen die zich rondom de regeling van de verhouding van Nederland tot Indonesië afspeelden. Misschien is het mede daardoor geweest dat hij negen dagen na het begin van de politiële actie, weer door hoge koortsen geplaagd nog al tijd het gevolg van de behandeling, die hij in de Japanse gevangenkampen had ondergaan - ernstig ziek werd en enige tijd van zijn dagelijkse werkzaamheden was uitgeslo ten. Het was een zware verantwoordelijkheid, die het kabi net en hij in het bijzonder op zich namen. Een moeilijke beslissing? Eigenlijk niet. Althans niet vol gens dr. Drees, die hier als zegsman fungeert. Dr. Drees heeft niet alleen in 't kabinet-Beel (3juli '46 7 augustus '48) maar ook daarna in het ministerie-Drees-Van Schaik (7 augustus 1948 - 15 maart 1951) veel bemoeienis gehad met de Indonesische affaire en de afwikkeling daarvan. Er heeft tussen de toenmalige ministers wel enig verschil van mening bestaan over de kwestie of een militaire actie gevoerd zou worden. Het was echter niet van dien aard dat men er groot gewicht aan kan hechten. De beslissing om tot militaire actie over te gaan is betrekkelijk zonder strubbe lingen in de ministerraad tot stand gekomen, al waren er nuanceverschillen over de waardering van een zodanige actie, aldus dr. Drees. Diepgaand verschil van mening heeft echter bestaan over het antwoord op de vraag, hoever men met de politiële actie, waarvan vaststond dat Nederland daarbij het heft in handen zou hebben, zou gaan. Met name ging het erom of men naar Djokjakarta zou doorstoten of niet. Het resultaat van het overleg is geweest dat de minis terraad daarvan heeft afgezien. Er waren trouwens doorslaggevende redenen om de actie op een beperkte schaal te houden, niet alleen met het oog op de offers aan geld, materiaal en eventueel mensenlevens, maar ook om het beoogde doel namelijk de (geringe) mo gelijkheden tot onderhandelingen niet volledig uit handen te laten glippen. Y^at ging eraan vooraf? Nadat op 14 augustus 1945 Japan volledig had gecapituleerd, had Soekarno reeds op 17 augustus de republiek Indonesia uitgeroepen. Op 28 septem ber vormde hij een kabinet. Dit waren eenzijdige maatrege len die door Nederland niet als rechtsgeldig erkend konden worden. Wel was het bereid om besprekingen te voeren over de eventuele onafhankelijkheid van Indonesië, maar het hield de soevereiniteit over dit land in handen en daarmee de verantwoordelijkheid voor de wederopbouw, zowel mate rieel als bestuurlijk. Er volgde een moeilijke tijd van confereren, van misver standen, van overeenkomsten, van „aan- en uitkleden" van overeenkomsten, van schendingen van afspraken, van be middelingspogingen, van incidenten, van commissies voor goede diensten en van activiteiten van een Hoge Vertegen woordiger der Kroon, doch langzaam maar zeker zakte het gordijn dat eenmaal definitief Indonesië tot zelfstandig heid gekomen van Nederland zou scheiden. Het bleek niet mogelijk met de machthebbers van de Indonesische „Repu bliek1' op de door Nederland nuttig geachte manier te onder handelen. In juli 1947 was de toestand zodanig verslechterd dat een krachtdadig ingrijpen van de Nederlandse regering niet meer te voorkomen scheen. Het was nodig, zo zegt dr. Drees, de ruimte te scheppen die wij in Indonesië op dat ogenblik nodig hadden. De Ne- Foto van de toenmalige minister van sociale zaken W. Drees, thans minister van staat dr. W. Drees. Dr. Drees behoort tot de Nederlandse politici die nauw betrokken zijn geweest bij het Indonesische conflict. Juist daarom is zijn beschouwing-achteraf interessant. derlanders oefenden nog altijd de controle over Indonesië uit. De grote steden stonden formeel onder Nederlands be stuur, doch bij de Indonesiërs bestond de neiging om die ste den af te snijden van de gebieden, waarin de Nederlanders nog opereren konden. Dit betekende een afsnijden van de toevoer van voed^l en water, die de Nederlanders nodig hadden. De Indonesiërs streefden ernaar de zogenaamde perimeter hun „vrije" leefruimte uit te breiden, een opzet die Nederland niet kon tolereren, alleen al niet om de levensvoorwaarden voor de in Indonesië vertoevende Neder landse troepen en burgers niet in de waagschaal te stellen. Het handhaven van die levensvoorwaarden was een kwes tie van relatief bescheiden omvang. Vandaar dat in het ka binet geen onoverkomelijke moeilijkheden gerezen zijn over het besluit tot het inzetten van een politiële actie. Maar op het punt van de doelen van het militaire optreden ontstonden grote spanningen dr. Drees verheelt dat niet. Zou men - zoals* sommigen wilden tot Djokjakarta door stoten, dan betekende dit een uitschakelen van leidende per soonlijkheden in Indonesië als onderhandelingspartners want Djokja was nu eenmaal het centrum van hun revolutie. In Djokja zaten Indonesiërs die scherp wilden optreden te gen elke Nederlandse bemoeiing, toch - zo moest men ho pen - zouden na de actie weer besprekingen op gang kun nen komen mits men Djokja tenminste met rust zou hebben gelaten. Zoals gezegd, speelden bij het bepalen van de om vang ook economische motieven mee. De meerderheid van de bewindslieden bleek tenslotte voor een beperkte actie. Belangrijkste argument was daarbij dat men de republiek Indonesië wilde blijven zien als een de facto bestaande, georganiseerde eenheid, waarmee onder handelingen mogelijk waren. Ooit moest men toch eens tot een oplossing komen die Indonesië de gewenste soevereini teit zou verschaffen. 'poen het besluit eenmaal gevallen was, gingen de richtlij nen naar Batavia uit. De Nederlandse strijdkrachten kwa men op 20 juli 1947 te middernacht in actie. In de loop van die dag hield minister-president dr. Beel een radiorede, waarin hij het Nederlandse volk meedeelde, dat de regering de luitenant-gouverneur-generaal, de heer Van Mook, ge machtigd had met de hem ter beschikking staande strijd macht tot politieel optreden over te gaan. De regering riep de Tweede Kamer, die op reces was gegaan, telegrafisch tegen 23 juli bijeen. In deze vergadering legde dr. Beel in aanwezigheid van het voltallige kabinet een verklaring af. Hij gaf een overzicht van de feiten, die tot de dramatische ontwikkeling hadden geleid; hij deelde onder andere mee, dat Indonesië zich tussen 25 maart en 15 juni 1947 aan 681 bestandsschendingen had schuldig gemaakt en dat generaal Soedirman de Indonesische strijdorganisaties in een vijandi ge propagAndarede had opgewekt om de strijd onvermin derd voort te zetten. Hij noemde als onmiddellijke aanleiding tot het conflict de handhaving door de republiek van haar vijandige opstelling en de negering van het ultimatieve ka rakter van het Nederlandse verlangen tot beëindiging door Indonesië van de vijandelijkheden en vernielingen. De luitenant-gouverneur-generaal en de Commissie-Gene raal gaven eenstemmig als hun mening te kennen dat geen andere weg meer mogelijk was dan een politiële actie met militaire middelen. „De Nederlandse regering heeft, na met diepe ernst te hebben nagegaan, of inderdaad alleen dat „uiterste middel" was overgebleven, besloten met de con clusies van de luitenant-gouverneur-generaal en de Commis sie-Generaal in te stemmen", zo bevestigde dr. Beel onder doodse stilte van de vergadering het besluit van de regering. De 18e juli had de regering de landvoogd gemachtigd tot een politiële actie over te gaan, maar zo beperkt mogelijk. De minister van Overzeese Gebiedsdelen, mr. Jonkman, zei in deze Tweede-Kamervergadering onder andere: „Het betreft hier niet oorlogswil, maar vredeswil." Ten aanzien van de omvang van de actie dat was het moeilijke punt in de bijeenkomst van de ministerraad geweest - merkte hij op dat zij beperkt was in middelen, territoir en duur. Zij zou zo spoedig mogelijk moeten worden gevolgd door over leg. P)e Veiligheidsraad berustte echter niet in de situatie. Hij nam op 31 juli 1947 het geschil tussen Nederland en de repu bliek Indonesia in behandeling en aanvaardde een resolutie luidende: De Veiligheidsraad, met bezorgdheid de voortgang vindende vijandelijkheden tussen de strijdmachten van Ne derland en de republiek Indonesië vaststellend, maant de partijen aan: a. om onmiddellijk de vijandelijkheden te sta ken en b. hun geschillen langs de weg van arbitrage of door andere vreedzame middelen te regelen en de Veiligheids raad op de hoogte te houden omtrent de vordering van de regeling hiervan". Op 3 augustus 1947 hield dr. Van Mook een radiorede, waarin hij constateerde dat de Veiligheids raad zijn bevoegdheden te buiten was gegaan, omdat hij zich gemengd had in een interne aangelegenheid van het ko ninkrijk en waarin hij bekendmaakte dat Nederland niette min besloten had aan het in de resolutie vervatte beroep gevolg te geven. Daarom werd het bevel uitgevaardigd om de actie uiterlijk te middernacht van 4 op 5 augustus 1947 af te sluiten. Daarmee was een eind gekomen aan een van de onver kwikkelijke episoden uit het proces, dat tot de soevereini teitsoverdracht door Nederland aan Indonesië zou leiden. Er is echter nog heel wat water naar de zee gevloeid voor het twee jaar later zover was.. „Marbrig" stond er op de trucks en tanks waarmee de mariniers-brigade haar aandeel leverde in de politiële actie. De brigade was naar de begrippen van die dagen bij- zpnder goed uitgerust en ze bracht dan ook de haar toege wezen taak bijzonder vlug tot een goed einde. De eerste politiële actie in Indonesië duurde van 21 juli 1947 (00.00 uur, toen het in Neder land nog 20 juli was) tot 5 augustus. In die periode braken Nederlandse troepen op Java en Sumatra uit hun demarcatiegebieden en bezetten grote stukken republikeins gebied. In het alge meen werd zwakke tegenstand gerapporteerd. Dat de tegenstander de TRI in feite echter niet zó zwak was, bleek na de door de Veiligheids raad gelaste beëindiging: in de door de Neder landse troepen gecontroleerde gebieden leefde een sterke guerrilla-activiteit op, die zelfs met inten sieve patrouillegang nauwelijks te beteugelen bleek. Tussen 21 juli en 5 augustus bezetten Neder landse troepen op Sumatra vanuit respectievelijk Medan, Padang en Palembang, sectoren, die om vatten: a. een gebied met een straal van 150 kilometer rond Medan; b. de vlakte van Padang; c. een gebied dat zich 150 kilome ter ten noorden en zuidwesten van Palembang uitstrekte. Op het eiland Madoera werd de hele zuid- en westkust onder Ne derlandse controle gebracht. Op West- en Midden-Java werd een gebied bezet, in het westen be grensd door een l|jn die liep van Kramat, 30 km noordwest van Batavia, zuidwaarts naar de Wijnkoopsbaai aan de zuidkust en in het oosten door een lijn van Pekalongan in het noorden tot een punt 70 km noordoostelijk van de haven Tjilatjap. Voorts werden bezet de districten Salatiga, Ambarawa en Demak in het regentschap Semarang. Oost- Java tussen Straat Bali en de lijn Malang- Djombang-Grissee werd geheel bezet. Officieel is na afloop medegedeeld, dat de Ne derlandse verliezen tot 5 augustus 74 doden, 16 vermisten en 178 gewonden bedroegen. Een maand later echter werd in een Nederlands leger communiqué gemeld, dat sinds het „staakt het vuren" in Indonesië op 4 augustus nog eens 106 doden, 6 vermisten en 290 gewonden te betreuren waren. De politiële actie begon met de bezetting van alle republikeinse gebouwen in Batavia, het in arrest stellen van de daar aangetroffen republi keinse ministers Gani en Tamzil en het bombar deren door Nederlandse vliegtuigen van republi keinse vliegvelden. Op Java overschreden de Nederlandse strijd krachten op tal van punten de demarcatielijnen. Uit de smalle Nederlandse sector die van Batavia naar Bandoeng liep, trokken colonnes op in ooste lijke, zuidoostelijke, zuidwestelijke en zuidelijke richting. Het doel van de troepen die langs Java's noordkust in oostelijke richting trokken, was Se marang. Op 23 juli waren zij 80 kilometer ge vorderd, Krawang was toen gevallen, Cheribon bereikt. Op 27 juli viel Tegal in een gecombi neerde aanval van landmacht en marine. Van hieruit zwenkten Nederlandse troepen zuidwaarts en veroverden achtereenvolgens Banjoemas en Poerwokerto; op 3 augustus werd Tjilatjap be zet. Op dezelfde dag kwam vanuit Tegal de ver binding over land met Semarang tot stand. De Wijnkoopsbaai werd reeds op 27 juli bereikt en daarmee was voor de republiek de verbinding tussen Midden- en West-Java afge sneden. Uit Ba doeng werd via Tasikmalaja eveneens de zuidkust bereikt. Vanuit Semarang werd op 23 juli Oengaran, Toentang, Sala tiga en het waterkrachtstation Am barawa bezet; hier bleven de acties verder beperkt. Grote Nederlandse militaire ac tiviteit werd ontplooid op Oost- Java. De Koninklijke Marine zette troepen aan land op verschillende plaatsen aan de noordkust van Oost-Java en voerde bovendien bij Banjoewangi op de oostelijke wal een grootscheepse operatie uit. Op 22 juli vielen als gevolg van deze actie Proboli ggo, Loemadjang, Besocki, Bondowoso, Djember en Banjoewangi zelf. Vanaf de noord kust trokken Nederlandse eenheden diep het bin nenland in. Lawang werd op 27 juli bezet. Op 1 augustus kwam de verbinding over land tussen Sitoebondo en Banjoewangi tot stand. Malang viel op dezelfde dag in handen van de Neder landse troepen, die op verschillende plaatsen doorstootten tot de zuidkust. Naarmate de strijd vorderde werd de republikeinse tegenstand ster ker. Vooral bij Malang en Modjokerto werden hevige gevechten gemeld. Ook na de wapenstilstand van 4 augustus werd er nog gevochten. De Nederlandse troepen voerden in hun nieuw-veroverde gebied zuiveringsactiën uit die tot consolidatie moesten leidden. Rond de perimeters bleven de republikeinen met eenheden van grotere sterkte actief binnen de Neder landse perimeters hielden zjj een krachtige guerrilla in stand. „Mijn vrouw begreep er niets van. De zuster in het Leger des Heilszieken- huis aan de Reiniersboulevard in Soera- baja evenmin. Daar stond ik, bezweet, in een vuile plunje, een smerig gezicht, aan haar bed met aardbeien. Mijn eerste dochter was een paar dagen oud. Mijn vrouw wist niet beter of ik zat ergens aan het front in Oost-Java. Stond ik opeens naast haar met aard beien. Die hadden we gevonden in ijs kasten, in verlaten bungalows, in het hooggelegen Batoe, dat we donderdag 31 juli hadden bezet. Mijn dochter is nu twintig. Ik hoef maar naar haar te kij ken om me de eerste politiële actie in Indonesië te herinneren." Dat zegt de heer R. H. de Jonge Oudraat (45), die enkele jaren geleden als hoofdofficier het korps mariniers verliet om een functie in het bedrijfsle ven te aanvaarden. „In die dagen was ik eerste-luitenant der mariniers, hoofd van de verbindingsdienst van het derde infanteriebataljon van de mariniersbri gade. Ik moest zorgen dat het radio- en telefonisch contact tussen de bataljons onderdelen en met Soerabaja in stand werd gehouden." Luitenant Rob de Jonge Oudraat was een markante figuur in de mariniers brigade. Zo zag je hem in een jeep door Soerabaja „scheuren" of hij stond een paar uur later alweer vele kilometers verder in Porrong te kijken of een tele foondraad goed werd afgerold of liep zelf, hevig transpirerend, een kilome terslange lijn te herstellen. Hij was overal en nergens. Soms dagenlang on vindbaar. Aan de verbindingen man keerde nooit iets. Nu zegt hij: „Daar ging het toch om." Lachend: „Mate riaal versierde ik altijd 's nachts. Over dag duurde het me te lang om in Soera baja draad of apparatuur los te krijgen. Teveel formaliteiten. Teveel gevraag of het wel nodig was. In de nacht waren ze makkelijker in de magazijnen. Dan kon ik te pakken krijgen wat ik wilde. Soms kon ik weer met tweehonderd ki lometer draad terug naar de troep." „Ja, het was wel gevaarlijk, maar daar hield je rekening mee. Je schrok wel eens, wanneer je hoorde dat er een truck op een landmijn was gelopen, ter wijl je die dag vele keren over die weg was gejakkerd in je jeep. Door mijn functie kon ik mij gemakkelijk bewegen en zo af en toe in Soerabaja opduiken. Kij ken of thuis alles in orde was. Mijn vrouw was er tenslotte helemaal vreemd. Ze was voor het eerst van haar leven naar Indonesië gekomen. Ik was haar gaan halen in Batavia. Daar kreeg ik de order onmiddellijk terug te komen. Toen wist ik het al. Trouwens, iedereen was al lang van tevoren op de hoogte dat er een actie zou komen. In Soerabaja kon ik mijn vrouw, die in verwachting was, nog net opvangen en naar huis brengen. Zeggen van „Nou, je redt het wel, ik moet er vandoor." Op 23 juni 1947 had de majoor der ma riniers Arends als commandant van het derde infanteriebataljon opdracht ge kregen het bezetten voor te bereiden van de driehoek Porrong-Passeroean- Poerwosari. Dat was de „actie product Zuid die aansloot op de „actie pro duct", het zo snel mogelijk bezetten van de oosthoek van Oost-Java. Eind maart 1947 was door de staf van de mariniers brigade al een begin gemaakt met het uitwerken der plannen voor de „actie product". Begin mei waren de definitie ve plannen gereed en op 6 mei werd het brigadebevel aan de ondercomman danten uitgegeven. Op 13 april werd een begin gemaakt om verschillende eenhe den van de mariniersbrigade, in Ameri ka onder oorlogsomstandigheden ge traind, uit door haar bezette gebieden terug te trekken. Rob de Jonge Oudraat: „Het derde in fanteriebataljon was algemeen reserve. De „actie product" zou beginnen met landingen te Pasir Poetih en in de Me- nengbaai. Het derde infanteriebataljon zou zijn actie inzetten vanuit Porrong. D-dag was tenslotte zondag 20 juli 1947. Bij Pasir Poetih (wit zand) werd des morgens om negen uur begonnen met de landing. In de Menengbaai was men om kwart over zes al aan land gegaan." De mariniersbrigade was door haar, voor die dagen, moderne Amerikaanse outillage geheel self-supporting en be hoefde voor geen enkele zware opdracht op anderen terug te vallen. Alle moei lijkheden konden worden overwonnen: gemineerd terrein, vernielde wegen en bruggen. De brigade was daarom bij uitstek geschikt de spits af te bijten en operaties uit te voeren in een voor de vijand verrassend en overrompelend tempo. Gevechtscolonnes waren na de landin gen bijna overal op zichzelf aangewezen maar moesten toch ook weer zo snel mogelijk contact maken om alle belangrijke wegen en spoorwegen goed in handen te krijgen. Het derde infante riebataljon van de mariniersbrigade trok vanuit Porrong op. Maar op D-dag kwam het bataljon nog niet in actie. Dat zou pas maandag 21 juli gebeuren. Rob de Jonge Oudraat: „De opwin ding was groot. Terwijl we wisten dat de anderen al in actie waren, lagen wij daar nog in Porrong, terwille van de coördinatie. Maar maak dat mariniers maar eens wijs, die zich al maanden als het ware hebben verveeld en zich alleen maar ergerden aan infiltraties, sluipschutters en andere narigheden, zonder erop af te kunnen gaan. Nee, we moesten onze beurt afwachten." „Van een werkelijke oorlog was na tuurlijk geen sprake. Die Tentara Re publiek Indonesia was geen tegenpartij al maakte zij de opmars moeilijk door zware versperringen, mortiervuur op de wegen, artillerievuur op bruggen, door vernielde bruggen, geboobytrapte tank vallen en de ontelbare landmijnen. In de avonduren en het nachtelijke duister strooiden de lieden van de TRI boven dien handgranaten als pepernoten op Sinterklaasavond." Amfiebietractoren vooral werden vaak opgehouden. Waren bruggen niet di rect herstelbaar, dan werd door de kali getrokken. Het kon, want het was oostmoesson, de droge tijd, met weinig of geen water in de kali's. Met bulldo zers werden over de weg gedeponeerde enorme boomstammen, hup, de kali in geschoven. Snelheid was geboden. Op 23 en 24 juli werden de suikerfabriek Kedawoeng en de waterbronnen te Oemboelah bezet. Daarmee was de „ac tie product Zuid" voltooid. De verlie zen aan de zijde van het derde infante riebataljon bedroegen drie aan verwon dingen overledenen, drie zwaar gewon den, twaalf licht gewonden. Verliezen aan de zijde van de vijand: 281 doden. Een overste van de TRI behoorde tot de vele gevangenen. De Jonge Oudraat: „Een bewijs dat het in feite, zoals ik het noem, gewapende padvinderij was." „Wat wel opviel was de enorme hoe veelheid explosieven waarmee de TRI- jongens werkten. Dat was formidabel. Door het optrekken werd ons gebied steeds groter. Dat was een ellende want als je 's morgens weer tegen de tropen zon stond te knipperen met je ogen, hoorde je van links en rechts, van voor en achter, dat op ontelbare plaatsen des nachts de telefoondraden waren doorge knipt. Dan ging je maar weer met de mannen aan de slag. Tegen de avond was alles weer hersteld en dan ging je op zoek naar een flesje bier. Dat was dan wel verdiend. Of je dook lekker in het water, om een beetje op te frissen. Wel vaak met een paar mariniers ge wapend op wacht. Werd je de andere morgen wakker dan was het weer zo ver, doorgeknipt. Op die manier kwam je tijd te kort." „De opmars ging soms zo snel dat de voorhoede in een stadje in een Chinees eethuisje al zat te buffelen en zo het binnentrekken van de hoofdmacht gade sloeg. De Indonesische bevolking stond wat onverschillig te kijken. Die was misschien wel bang of bedreigd door hun eigen mensen. De Chinezen waren blij met onze komst, die hadden door gaans geen beste tijd achter de rug." „Heel vervelend was vijandelijk mor tiervuur. Altijd lastig te lokaliseren. We verhuisden een keer naar een an der onderkomen. Wat gebeurt er? De volgende morgen zweeft een granaat naar binnen en maakt het oude huis met de grond gelijk vanuit ons nieuwe verblijf stak een marinier zijn hoofd om de deur, keek naar het huis en zei alleen maar: „We hebben gesloft." En hij stak rustig een sigaret op. Zo word je: ijskoud. „Een geweldige kerel was kapitein Theo Grijzen, commandant van com pagnie L. Als onderofficier van de MLD had hij de laatste Catalina weg gebracht uit Soerabaja. Vóór de capi tulatie van Java in maart 1942. Als of ficier van de mariniers kwam hij na de bevrijding terug. Hij kreeg te maken met jonge mariniers, die het nogal zwaar te verduren kregen en waar de stemming in mineur was. Theo Grijzen haalde ze over het dode punt heen. Een vent, waar je voor door het vuur ging. Kapitein Joost Dourlein com mandant van de l-compagnie net zo'n kerel. Voor de duivel niet bang. HIJ heeft ook de MWO gekregen. Verdiend. Hem ging geen zee te hoog. Laat ik kort zijn, je zou ook niet anders van mij verwachten: mariniers waren van hoog tot laag beste kerels, waar je mee uit vissen kon gaan." „Zwaar bekocht voelden we ons toen in de nacht van maandag 4 op dinsdag 5 augustus (1947) het bevel „Staakt het dTuren" kwam. Daar stonden we, in af wachting van de dingen die zouden ko men. Op de plaats rust, met het geweer aan de voet. Of ik zo'n vechtjas ben? Niet direct. Maar daar waren we toch niet voor uit Nederland naar Amerika gegaan - om in Oost-Java terecht te komen, nadat Japan was gecapituleerd, en om maar heen en weer te worden ge schoven." „Welnee, haatgevoelens jegens de In donesiërs waren er niet. Waarom? We voerden gegeven opdrachten uit. Zij ook. Maar dan ineens gebeuren er din gen die je niet kan bevatten. Het is voorbij. Het is twintig jaar geleden. We hebben beste kerels moeten achter laten. Er zijn in die periode vriend schappen voor het leven gesmeed en als er kameraden moeten worden geholpen wordt het gedaan. Daarvoor blijven we altijd mariniers."

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9