of lichtdragers Voorbtjgangers Ter overdenking Over het getuigenis van de Heilige Geest Nabeschouwing op het achtste Doopsgezinde Wereldcongres in het Amsterdamse RAI-gebouw Diepgaand Secties Vruchtbaar LITERAIRE KRONIEK door WvJLÜU», DEZE WEEK door DS. R. J. FABER Doopsgezind predikant te Apeldoorn IS DE TAAL DOOD Tie Amerikaanse criticus en filosoof George Steiner heeft onlangs in zijn boek „Language and Silence" (bij Athe neum, N. York) als zijn mening uitge sproken dat de taal als verbaal commu nicatie-middel stervende is. Belangrijke gebieden van betekenis-overdracht worden in deze technologische tijd door mathema tische symbolen beheerst, maar ook in de literatuur, schilderkunst en muziek, wor den betekenissen hoe langer hoe minder door de eeuwenlang gebruikelijke beelden getransfereerd, in woord, voorstelling, klank of notenschrift. Vele moderne schilderijen bestaan uit wat hij noemt „tornado's van verf", hedendaagse muziek klinkt als een aaneenschakeling van gekreun, gillende kreten en andere soorten van ongearticu leerd geluid. Ook de taal van dichters en schrijvers sluit zich daar in vele gevallen bij aan. Wij brengen geen begrippen meer over door taal; de moderne kunstenaar verzet zich tegen een „verbale" uitdrukkingswijs, die zijn werk, als vroeger, voor de ietwat achtergebleven lezer verstaanbaar maakt. De rest zegt Steiner, en dat betreft dan vermoedelijk het grootste deel van de artistieke poging tot communicatie, „the rest is silence". Steiner meent dat de bijl, die onze taal vernietigt en van zijn mening scheidt, het eerst en het zwaarst in de Walpurgisnacht van het nazisme gevallen is„ toen Hitier de spraak van Goethe en Heine in een jar gon van verschrikking en gruwelijkheid veranderde. Hij merkte op; hoe kan bijvoor beeld een woord als spritzen nog ooit zijn oorspronkelijke betekenis terug verkrijgen nadat het gebruikt is om aan te duiden hoe het bloed van miljoenen Joden van het mes „spritzt"? De val van het nazidom heeft het ver raad aan de taal niet doen ophouden. Een der meest totalitair geregeerde landen van Europa noemt zichzelf notabene de Duitse Democratische Republiek. De stelling, dat onze taal stervende zou zijn, wordt overigens door Steiners helder en knap-geschreven boek zelf weersproken. Maar de diagnose is daarom op zichzelf nog niet geheel en al onjuist. Zij geeft in elk geval een verklaring voor de anti-ver bale neigingen bij zoveel moderne kunste naars, en ook van het driftig zoeken naar nieuwe woorden, nieuwe uitdrukkingsmid delen, zowel als voor de „stilte", die tegen woordig in zoveel moderne poëzie, de Ja panse haikoe navolgend, gevonden wordt, evenals trouwens in een deel der schilder kunst. T)ie „stilte" die volgens Steiner tegen- woordig zo vaak voor de bedorven taal in de plaats treedt, vinden wij o.a. te rug in een nieuw-verschenen dichtbundel van Cor Stutvoet: „Strandpaal" genaamd, verschenen bij de U.M. Holland, te Haar lem. Het zijn over het algemeen zeer kor te gedichten, als vluchtige Impressies van een aandoenings-moment, een treffende observatie, waarin de stilte daaromheen een belangrijke rol speelt Het gedicht zweeft als het ware in de ruimte, als een kosmisch partikel, een atoom. Het is dit soort poëzie, waarvan men met Steiner mag zeggen dat „reality begins outside verbal language". Typerend is een kort gedicht uit deze bundel dat „vreemde" heet; een uitdruk king van menselijke vervreemding op aar de, dat 't druk gedoe van ons mensenwe reldje tot een poppentheater relativeert: „Gewelven met blinde ogen dit is geen land van herkenning toneelpoppen spe len een spel zonder gratie ik ben een vreemde één van een andere ster". Bij al die verstilling in het vers blijft het werk van Stutvoet overigens voor de poë- zie-gevoelige lezer toch zeer wel verstaan baar. Het is dichtkunst als de flageolettoon op een viool, ijl en onaards maar met tril lingen die het menselijk oor nog kunnen bereiken. De subtiliteit waarmee de dich ter in zeer beknopte vorm gevoelens en gedachten overbrengt, met heel zuivere en voorzichtige woordkeus, heeft recht op bewondering, en onderscheidt Stutvoet als een hedendaags dichter die de aandacht verdient. GEORGE STEINER O T\e bundel „Personages" van H. C. ten Berge, bij Polak en van Gennep ver schenen, stelt ons voor een moeilijker op gaaf. Ten Berge heeft dit blijkbaar zelf voorzien en zijn bundel met verscheidene verklarende noten en aantekeningen aan gevuld Het merendeel van deze poëzie is geïnspireerd op de ondergang van het Az- tekenrijk, weer andere verzen hebben be trekking op Dürer, Vlaamse primitieven, middeleeuwse vaganten-literatuur of het Japanse noh-spel. In het 54 pagina's omvattende verzen boekje is ongetwijfeld een schat van ken nis en belezenheid aanwezig, die bij de le zer voor-ondersteld wordt, want de vele noten zijn toch niet voldoende om ons ge heel wegwijs te maken. Het gevolg is dat men, deze verzen lezend, het gevoel krijgt dat Ten Berge zijn poëzie niet in de ons bekende taal geschreven heeft, maar in het rongo-rongo, een ideografisch schrift dat men op het Paas-eiland ontdekt heeft en waarvan nog steeds niemand weet wat het betekent. Ten Berge's verzen zijn evocerend, dra matisch en kleurig van beeldkracht, maar voor niet-specialisten op zijn encyclope- disch-studieus gebied vrijwel overal duis ter, vol woorden en aanduidingen waar van ons betekenis en achtergrond volledig ontgaan. Men vermoedt wel, dat hier een belangrijk dichter aan het woord is, zoals ook het rongo-rongo van de Paas-eilanders ons op een gegeven ogenblik kan fascine ren, maar het vereist een diepgaande en jarenlange studie op allerlei buiten-poëti sche gebieden om te begrijpen waar het bij Ten Berge om en over gaat. Ook dit is een manier om, zoals Steiner het uitdrukt, de taal (zoals ook de religie) „op zoek te doen gaan naar nieuwe goden, nieuwe profeten en bezweerders"; en Erza Pound, door wie Ten Berge sterk beïn vloed moet zijn, is de dichter van „Perso nages" daarin al heel wat indrukwekken der voorgegaan. Of de verbijsterde lezer, die van poëzie communicatie voor en met zijn gevoelswe reld verwacht, hem daarvoor tenslotte dankbaar moet zijn, lijkt mij echter aan een gerechtvaardigde twijfel onderhevig. p elukkiger achten wij ons in elk geval met een bij dezelfde uitgever verschenen dichtbundel van Jacques Hamelink, „Een koude onrust". Hamelinks dichtkunst sluit in barok-romantische (maar toch zeer oor spronkelijke) toon aan bij zijn proza. Zij is vol geheimzinnige, duistere kracht, als oergevoelens, geschreven in een taal zo fel en kleurrijk als schilderijen van Brueghel en Jeroen Bosch (hij noemt trouwens er gens Brueghels befaamde Dulle Griet), be wogen-aangrijpend van elementaire men selijke dramatiek. Hier wordt de taal niet tot stilte ge maakt. noch intellectualistisch opgepoetst, maar zij schijnt terug te grijpen naar de woeste zuiverheid van haar oorsprong: naar de taal van profeten en magiërs, de bezwering van een middeleeuwse alche mist, de hoge spraak van een bijbelse Je- remia. Zolang er dichters zijn als Hamelink zal de taal niet sterven; uit de diepste nood en de hoogste vreugden van de mens sme den zij telkens nieuwe woorden en beelden als een schild voor onze eenzaamheid. Een van Hamelinks gedichten in deze prachtige verzenbundel eindigt aldus: In mijn broeikas, gekerkerd, koortsig, Gnostiek doordrenkt van mijn eigen bloed, Smeed ikf een nieuw, veiliger harnas Van hars, barnsteen, oeroud verdriet. Er worden ons in het evangelie naar Johannes niet" zoveel verhalen verteld over wat de Here Jezus eenmaal heeft ge daan. Johannes vertelt ons namelijk veel meer wat Jezus toen gezegd heeft. En wanneer hij ons dan toch een enkel ge beuren beschrijft, zoals bijvoorbeeld de genezing van die blindgeborene, is dat slechts bedoeld om daarmee die woorden van de Here Jezus nog eens duidelijk te onderstrepen. Zo volgt het verhaal over die genezing dan ook op de boodschap waarin Jezus zeer uitvoerig over zichzelf heeft gesproken, en waarmee Hij zich te gelijk aan ons heeft voorgesteld als het licht der wereld. „Ik ben het licht der we reld, wie Mij volgt zal nimmer in de duis ternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben." En wanneer Jezus dit gezegd heeft, ziet Hij even later aan de kant van de weg dus een blinde zitten. Die man zat daar eigenlijk alleen maar om te bedelen, om zich slechts in leven te houden met een aalmoes van de voorbijgangers. En zo za gen die voorbijgangers ook van hun kant deze man, zodat zij dus aan hem voorbij gingen zonder verder ook maar enige aan dacht nog aan hem te besteden. Zij wa ren er immers al aan gewend geraakt dat hij daar maar altijd op diezelfde plaats zat. En hoogstens gaven ze hem in het voorbijgaan nog wel eens een aalmoes, maar verder bemoeiden ze zich toch niet met hem. Er waren trouwens nog wel meer van dergelijke mensen, die op pre cies dezelfde wijze moesten leven van hun liefdadigheid. Het is helaas zo, dat er nog altijd van die voorbijgangers zijn en dat ook wij daar soms wel toe behoren. Wij weten immers dat er in de wereld heel wat na righeid en moeite is, en dat niet alleen Veraf maar ook dichtbij, ook in onze om geving. Er zijn namelijk zoveel mensen, die ergens aan de kant van de weg zitten met hun teleurstelling of verdriet, of zo maar in alle eenzaamheid en duisternis. En zo gaan wij dikwijls ook aan hen voor bij, omdat we er langzamerhand wel aan gewend zijn geraakt dat ze er zo „bij" zitten. Zo lezen we onder andere toch de krant, of kijken we naar de televisie met al die beelden en berichten over zoveel honger en ellende, over alle armoede en verkeersongevallen. En soms worden we daardoor nog wel even opgeschrikt, voor al wanneer het gaat om mensen die we kennen. Maar het is net als met een steen die in het water wordt gegooid: eerst is er een geweldige opschudding, terwijl daarna de golven als vanzelf weer kleiner worden totdat het water zich ten slotte als het ware gladtrekt en dan dus net lijkt alsof er niets gebeurd is. Zo gaat ook bij ons het leven even later weer ge woon door, en wennen we ons eenvoudig aan de omstandigheden zoals die er nu eenmaal zijn. En ter verontschuldiging zeggen we dan hoogstens nog: je kunt er toch niet bij stil blijven staan, of: je kunt dit alles toch niet met je meedragen. Daarvoor is die last immers veel te zwaar omdat je bovendien ook nog je eigen zor gen en problemen hebt. Maar terwijl wij vaak zo aan elkaar voorbijgaan, is het juist opvallend dat Je zus dit niet doet maar dat Hij nu ook bij die blindgeborene blijft staan. Voor Hem is dit dus geen geval, zoals er nog zoveel andere zijn en waar men ook maar aan moet wennen. Neen, Hij is het licht der wereld. En daarom wil Hij ook in het le ven van deze man dat licht brengen, zo dat hij niet in die duisternis hoeft te blijven maar hij het licht mag hebben, „het licht des levens." Dat is het licht, dat als vanzelf zichtbaar wordt en ook ons leven binnenkomt wanneer wij daarin de Here Jezus ontmoeten. En zo geneest Je zus dus ook deze blinde, voor wie 't daar door licht wordt en hij in dat licht zijn Heer en Heiland ziet. Zo gaat Jezus steeds rond, met diezelf de boodschap: „Ik ben het licht der we reld, wie Mij volgt zal nimmer in de duis ternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben." En misschien is het toch wel goed, om het daarbij te beden ken dat Jezus ook van ons eens heeft ge zegd: „gij zijt het licht der wereld." Want als dat nu zo is, dan betekent dit toch dat wij aan alle duisternis en moeite, waarin zoveel mensen moeten leven niet zomaar voorbij mogen gaan omdat wij hier op een gegeven ogenblik eenvoudig aan gewend zijn geraakt. Neen, dan is die duisternis dus ook voor ons steeds weer een aanleiding en uitdaging, om hier wat licht in aan te brengen. Wij mogen voor elkaar nooit zonder meer voorbijgangers zijn, maar lichtdragers die elkaar ook wij zen op Hem die hét licht is. Veenendaal Ds. G. C. Vijzelaar. Sommige mensen kunnen langer blijven in een uur dan anderen in een week. William Dean Howell s. Vele waren de faciliteiten, die deze gro te organisatie van het congres deden sla gen. Radio, versterkers, televisie, ver taalwerk in vier talen (mondeling, per koptelefoon en schriftelijk), een uitgebreid en zeer nauwkeurig programmaboekje, een liederenbundel in vier talen, naam kaartjes op de revers, al deze dingen ver gemakkelijkten het ons, ons spoedig thuis te voelen als enkelingen in de gro te broedergemeenschap, die tastbaar en voelbaar aanwezig was. Een nieuws-bulle- tin bracht elke dag informatie, twee ten toonstellingen van doperse activiteiten in en buiten Nederland, én van oude hand schriften, boeken, kunst en curiosa uit de beginperiode der wederdopers (16de eeuw) brachten enige variatie, terwijl men ook terecht kon bij bijbels en boeken, bij de vrouwenstand en de vredestand. „Het plein van de minste der broeders" zo heette de glazen zaal, waar vele fo to's en interessante zaken geëxposeerd waren rond een klaterende fontein, eigen lijk aller ontmoetingspunt. Zangmuziek van koren uit Amerika, Duitsland, Zwit serland en van een internationaal vrijwil- ligerskoor wisselde de lezingen af. Vele discussie-uren werden beneden en boven in zes groepen besteed om het gezegde samen te overwegen en hierover met el kaar van gedachten te wisselen, een le vendig aspect van het congres temidden van de niet altijd even gemakkelijke re feraten. "TT" "7" T feraten. leven en de leer van Jezus Christus wen telen, besprak apostelen en voorvaderen en stelde ons zeer indringende vragen. De anthropoloog-zendeling Donald Ja cobs uit Afrika getuigde van de „Heilige Geest in de Verkondiging van het Evan gelie en in de Zending". De spil van het zendingswerk is de Heilige Geest. Deze maakt alle mensen gelijk, geeft leiding aan het ambt der verkondiging, is leraar en krachtbron in deze verkondiging. Grote inspirerende en verrijkende kracht ging van deze inleidingen uit, zij vorm den een deel van de kern der conferen tie. Over elke lezing werd dan nog in groepen en in een panel-discussie twee uur nagepraat. Dit is het achtste congres geweest. Het eerste was eigenlijk in Berne, Indiana, USA, 1913, doch later werd het 400-jarig bestaan van de doperse beweging te Ba zel en Zürich gevierd (1925), welke bijeen komst van honderd personen het eerste congres heette. Vervolgens kwamen aan de beurt Danzig (1930, gewijd aan het bestuderen van het hulpwerk van de Doopsgez. broederschappen), Amsterdam (1936, over Menno Simons), Goshen (In diana) en Newton (Kansas) na de oorlog in 1948. Bazel volgt in 1952 (met als the ma: „De Gemeente van Christus en haar opdracht"), Karlsruhe (1957: „Het Evan gelie van Jezus Christus in de wereld"), Kitchener (1962: „Christus als Heer"). Het thema van het huidige congres vindt U boven dit artikel: „Het getuigenis van de H. Geest". Onder presidium van twee Noord-Ameri kanen (Waltner en Wenger) één Zuid- Amerikaan (Wiens), één Nederlander (prof. dr. J. A. Oosterbaan) en één Duit ser (Braun), met C. J. Dyck als uitvoe rend secretaris van de gehele conferentie werd diepgaand over het hoofdonderwerp gesproken. Erland Waltner sprak over „de Ge meenschap van de Heilige Geest". Dit was het eerste van de vijf grote onderde len, waarin het thema was verdeeld. Het zou te ver voeren, op al deze lezingen (en alles met elkaar waren het er tachtig!) uitvoerig in te gaan. Ik volsta met een enkele samenvatting. Van uit de gemeen schap (koinonia) in het Nieuwe Testa ment komt spr. tot het beklemtonen van vitaliteit en kracht, van eenheid in ver scheidenheid, van getuigenis en dienst, van vrijheid en gebondenheid, en het vervuld zijn van Heilige Geest. Over „Woord en Geest", sprak prof. Oosterbaan, de vice- voorzitter. In verband hiermee werden ge schiedenis, drie-eenheid, de oosters-ortho- doxe visie, en de doperse standpunten aca demisch besproken. Gods Woord en Gods Geest horen samen en zijn zichtbaar aan de vruchten van de Geest. Arthur Climenhaga behandelde „Geest en Gemeente". In Gemeente, Kerk en Oecumene wil de Heilige Geest wonen, zo geloven wij, opdat Christus in de navol ging opnieuw verschijnt. Reuben Short refereerde over een „Nieuwe Geboorte en een Nieuw Leven". Het nieuwe leven in God werd in vijf as pecten belicht: als een „aanwezig zijn" in de samenleving, als het geweten van, het zuurdeeg in en een ideologie voor de samenleving, als eis voor broederschap en verantwoordelijkheid. Samuel Gerber liet zijn onderwerp „Vrijheid en gehoorzaamheid" rondom het In dertien secties werden bovendien nog vele kortere en langere lezingen gehou den. Elke dag begon met tien gebeds groepen en daarna tien bij belgroepen. Ook dit waren twee secties. Verder werd aan dacht besteed aan zending, hulpwerk, gods dienstige opvoeding, historie en sociologie, studenten, vrouwen, leken, jeugd, evange lisatie, vrede, theologie, maatschappelijk werk èn lectuur. Drie van deze secties licht ik nader toe: a. Op donderdag 27 juli kwamen de vrouwen samen, voor wie spraken Frau E. Dyck-Pauls, Mrs. H. Duerk- sen, mevr. Djojodihardjo en mej. ds. M. de Boer. Hun resp. onderwerpen, waarnaar velen uit den lande en vele gasten geluisterd' hebben, waren: De H. Geest in ons persoonlijk leven, Vrouwen in dienst van de H. Geest in de Gemeente, en in de wereld, Vrou wen in beweging. Vooral het feit, dat de predikant Soehadiweko Djojodihar djo met zijn echtgenote van Java waar 18.000 Doopsgezinden wonen speciaal naar Amsterdam gekomen was voor dit congres, zette luister bij aan de bijeenkomst. b. De jeugd kwam samen met 400 per sonen in Haarlem op deze zelfde dag. Ds. L. Koopmans sprak over de „H. Geest en het persoonlijk getuigen". Een eerst trage, doch later zéér le vendige discussie ontspon zich, waar uit een voorstel aan het algemeen pre sidium te voorschijn kwam, dat de volgende dag op de afgevaardigden- vergadering werd voorgelezen. Het jongere geslacht wenste speciaal met het oog op de wereld-problemen en -noden meer contact met het dagelijks congres-bestuur voor de volgende con ferentie in 1972 (in Brazilië) en een inpassen van een of meer lezingen voor jongeren in het kader van het hele congres. c. De lezing van de negerpredikant Vincent Harding in de grote Congres zaal op zaterdagmiddag 29 juli over „het vredesgetuigenis en moderne re volutionaire stromingen" was zeer ge laden en bewogen. Dit pleidooi voor gerechtigheid voor de negers begon met enkele overtuigingen: I. dat de 20ste eeuw het probleem geeft van de verhouding van het blan ke en het gekleurde ras. 2. dat de meeste Doopsgezinden zich zeer wei nig om de explosieve werelden van kleur en omwenteling (revolution) be kommeren. 3. dat het noodzakelijk is, het revolutionaire denken der rassen, die met elkaar verbonden zijn, aldus in te leiden. Zes stemmen, die van vrede en verzoe ning getuigen, haalde hij aan, met als achtergrond het woord van Kennedy: „Zij die een vreedzame omwenteling on mogelijk maken, zullen een omwenteling door geweld onvermijdelijk maken". Een getuigenis voor de vrede volgde hierop, zo persoonlijk en brandend op de rand van weerloosheid en revolutionaire macht dat het op allen een buitengewoon die pe indruk maakte. U kunt zich voorstellen, dat de ene In druk zich op de andere stapelde. Van deze vele impressies wil ik er enkele noemen. Een tocht van duizend Mennonieten voerde naar het oude Witmarsum, waar de pastoor Menno Simons zich in 1536 bij de wederdoperen voegde als hun regene rator. De vele, vele discussies en gesprekken over en weer met totaal-onbekenden, in een mengelmoes van talen en opvattingen werken lang na, zo dat er een sterk ge voel van verbondenheid en verwantschap is gegroeid. Enorm was de Avondmaalsdienst op zaterdagochtend, waar een kleine 5000 personen aan deelnamen, geleid door Wal ter Gering (van Normal, Illinois USA). In de zondagmorgendienst 30 juli door de T.V. uitgezonden ging ds. H. Bremer van Amsterdam voor, met als tekst Handelingen III21 „Jezus, die de hemel moest opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van Zijn heilige profeten, van oudsher". Dit was Petrus' woord tot de kreupele, die genezen werd en tot de omstanders. Na hem sprak Vincent Harding in reactie hierop. Zijn gegeven was: „De bedelaars rukten op... waar zijn de Heiligen?" Op nieuw een boodschap, die allen hevig aan greep. Er ware nog veel meer te noemen: kleine, witte gebedskapjes, die de vrouwe lijke Mennonites droegen; prachtige koor zang, een duo van twee predikanten: cello en piano (Dufour - Sipkema) Het grote geheel sloeg als een branding over je heen, het geheel van alles en al len, waardoor je dan plotseling weer aan strand geworpen werd, om opnieuw op te staan. Doch het voornaamste was niet de buitenkant met vertoon en drukte en af leiding, maar de binnenkant: een diepge wortelde overtuiging, die telkens opnieuw tot je kwam en overgedragen werd, steeds weer van de een op de ander. Aan het slot van de week werd een Congres-boodschap samengesteld en door allen aanvaard. Het slotgedeelte daarvan volgt nu: lilde. „Met smart gedenken wij de vele volken in deze wereld, die leven in grote armoede en gebrek; hen, die leven onder een ernstige inperking van hun burgerlijke vrijheden, of die leven daar waar grof onrecht de overhand heeft. Wij denken in het bij zonder aan het lijden van de minder heden, zowel naar ras als naar reli gie, zoals in de Verenigde Staten, in Rusland en in Zuid-Afrika op verschil lende wijze. Wij gedenken ook die gebieden, waar de moderne oorlogsvoering verschrik kelijk lijden en afschuwelijke verwoes ting brengt over hulpeloze volken. Wij zijn in het bijzonder geschokt door de voortdurende en versneld toenemende oorlog in Viëtnam, en door het tragi sche conflict en de „onbehagelijke" wapenstilstand tussen Israël en de Arabische staten. Wij vragen alle re geringen in de naam van Christus dringend en ernstig te zoeken naar wegen tot vrijheid en rechtvaardig heid voor alle mensen; om zich te verheffen boven een zelfzuchtig, zon dig nationalisme en de aanmatiging af te leggen, die er van uitgaat, dat vre de en veiligheid door een massale ver nietiging en geweld bereikt zouden kunnen worden. Wij smeken de ver schillende regeringen alle mogelijke middelen, instellingen en machten te gebruiken tot verzoening, samenwer king en vrede. Bovenal zien wij in ge loof èn hoop uit naar de heerlijke dag, wanneer „de mensen hun zwaarden zullen omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen en zij de oorlog niet meer zullen leren". Welke zijn de gevolgen van deze groot scheepse bijeenkomst? Persoonlijk wil ik het aldus samenvatten. Voor de enkele Fraai is het interieur van de Doopsgezin de schuilkerk te Amsterdam, nu de Sin gelkerk genoemd, daterend uit de 17# eeuw. deelnemer afzonderlijk, die er geweest Is, of ervan gelezen of gehoord, of ernaar ge keken heeft, moet deze conferentie een grote stimulans zijn geweest, evenal# voor mij, om opnieuw in je geloof te staan en van hieruit te leven, te werken, te ge tuigen en te dienen met woord en daad. Voor de aparte Gemeenten, die het merg van de Broederschap uitmaken, heeft deze conferentie inspirerend, op bouwend, moedgevend, vermannend ge werkt. Een licht is aan het Grote Licht ontstoken, dat zijn stralen tot in de ver ste hoeken uitzendt. In de Broederschap van de 460.000 Doopsgezinden in 32 landen is meer in nerlijke eenheid en samenwerking, meer gemeenschappelijk getuigenis en gezame- lijke dienst in naam van Christus tot stand gekomen. Het is een groot voor recht voor Nederland dit uniek gebeuren te hebben mogen organiseren! Dicht bij de noden van de wereld, open naar de kerken rondom en de oecumene, waartoe ook de Dopers behoren, bereid om zich voor het welzijn der gemeen schap in te zetten, heeft dit congres ook mundiale betekenis (dus: zin voor de we reld), vooral wat maatschappelijke acti viteit en sociaal gericht dienstbetoon be treft. In de afscheidssamenkomst sprak o.a. Cornelius J. Dyck, die op vier punten de nadruk legde: 1. tegenover de wereld zijn wij verant woording schuldig; 2. onze toekomst zal hiervan afhangen in hoeverre wij de bijbel gebruiken; 3. en in hoeverre wij bidden; 4. in grote mate zal de toekomst afhan gen van onze eigen verhouding tot de plaatselijke kerk als individuën en tot de universele kerk als gemeenten en broederschappen. Over de toekomst sprak behalve Goertz en Hege ook ds. J. J. J. van Sluys, voor zitter der Algemene Doopsgezinde Socië teit. „Als variant van de christelijke ker ken behoren ook wij tot het kader van de oecumenische beweging. Door het con gres zijn ons hulpwerk, onze zending, onze vredes-beweging juist door deze inter nationale contacten beinvloed en ge stimuleerd. Het élan van het geloofsleven was bezielend. Onze versmelting in het geheel der Nederlandse cultuur en onze relatie met de andere kerken in Neder land zullen op de duur betekenis verkrij gen ook voor de ontwikkeling der Broe derschappen elders. De doop is uit drukking van de vrije, individuele, strikt persoonlijke geloofskeuze. Wij willen ernst maken met het priesterschap van alle ge lovigen. In het veelstemmig koor der christelijke kerken kunnen w(j een eigen geluid laten horen, werkend in de wereld, getuigend in en buiten de gemeenten." Met deze aanhaling heb ik vertrouwen in een vruchtbaar en vérstrekkend ge volg van deze wereldwijde conferentie. Aldus heeft ook dit achtste congres aan zijn beide doelstellingen beantwoord: 1. Het doel van het Doopsgezinde we reldcongres is Doopsgezinden uit de hele wereld in broederlijke gemeenschap op geregelde tijden bijeen te brengen. Zo doende wordt getracht hen tot dieper be sef te brengen van de wereldwijde broe derschap, waarvan zij deel uitmaken. 2. Op de geregelde bijeenkomsten wordt getracht, onder leiding van de Heilige Geest, geloof en hoop te verdiepen en het dienstbetoon aan de wereld te stimuleren en te steunen, namelijk door groter ge hoorzaamheid aan de Heer Jezus Chris tus en door de bevordering van Zijn ko ninkrijk in de wereld. Voor de organisatie moet alle lof en dank aan Ds. J. Matthijssen te A'dam worden toegebracht, hetgeen ook door de vergadering geschiedde met groot ap plaus. Doch ik eindig mijn verslag met de slotwoorden der conferentie: „alleen God zij de eer", Soli Deo Gloria. Boven het podium in de grote Zuidhal van het nieuwe RAI-gebouw te Amster dam hing een eenvoudig, aansprekend teken: de wereldbol en daar doorheen het kruis. De hele week waarin het achtste Doopsgezinde Wereldcongres in deze hal vergaderde, hing het er, dominerend over alles wat gezegd, gebeden, gezongen, be sloten werd. Kerkorgel en vleugelpiano stonden Links en rechts van de lange presi diumtafel en bloemen, fraaie Aalsmeerse boeketten, sierden het geheel. Het was een blij begin toen op zondagavond 23 juli voorzitter Erland Waltner alle deelnemers van harte welkom heette. Zijn begroetingswoord gold evenzeer de afgevaardigden van verschillende kerken en kerkgenootschappen onder anderen de bisschop van Haarlem en de loco-burgemeester van Amsterdam dr. Koets, die het stadsbestuur vertegenwoordigde en namens de stad Amsterdam de congres gangers hartelijk toesprak. Volgens hem hebben de Doopsgezinden en Amsterdam steeds veel met elkaar te maken gehad. Het was een feestelijk en aangrijpend mo ment, toen van de aanwezigen telkens een deel zich verhief, wanneer de naam van hun land werd afgeroepen. Behalve veel Noord-Amerikanen, Canadezen en Euro peanen waren er ook uit Japan, Taiwan, Congo, Tanzania, Rhodesië, Java, India, Zuid-Amerika (Paraguay, Uruguay, Argentinië, Brazilië, Bolivia) en Mexico. Het totaal aantal deelnemers was ruim 5000; bij de grote lezingen waren hiervan 2000 k 3000 aanwezig, bij de grote diensten 4000 k 5000.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 11