of lichtdragers
Voorbtjgangers Ter overdenking
Over het
getuigenis
van de
Heilige Geest
Nabeschouwing op het achtste Doopsgezinde
Wereldcongres in het Amsterdamse RAI-gebouw
Diepgaand
Secties
Vruchtbaar
LITERAIRE KRONIEK
door
WvJLÜU»,
DEZE WEEK
door
DS. R. J. FABER
Doopsgezind predikant
te Apeldoorn
IS DE TAAL DOOD
Tie Amerikaanse criticus en filosoof
George Steiner heeft onlangs in zijn
boek „Language and Silence" (bij Athe
neum, N. York) als zijn mening uitge
sproken dat de taal als verbaal commu
nicatie-middel stervende is. Belangrijke
gebieden van betekenis-overdracht worden
in deze technologische tijd door mathema
tische symbolen beheerst, maar ook in de
literatuur, schilderkunst en muziek, wor
den betekenissen hoe langer hoe minder
door de eeuwenlang gebruikelijke beelden
getransfereerd, in woord, voorstelling, klank
of notenschrift. Vele moderne schilderijen
bestaan uit wat hij noemt „tornado's van
verf", hedendaagse muziek klinkt als een
aaneenschakeling van gekreun, gillende
kreten en andere soorten van ongearticu
leerd geluid.
Ook de taal van dichters en schrijvers
sluit zich daar in vele gevallen bij aan.
Wij brengen geen begrippen meer over
door taal; de moderne kunstenaar verzet
zich tegen een „verbale" uitdrukkingswijs,
die zijn werk, als vroeger, voor de ietwat
achtergebleven lezer verstaanbaar maakt.
De rest zegt Steiner, en dat betreft dan
vermoedelijk het grootste deel van de
artistieke poging tot communicatie, „the
rest is silence".
Steiner meent dat de bijl, die onze taal
vernietigt en van zijn mening scheidt, het
eerst en het zwaarst in de Walpurgisnacht
van het nazisme gevallen is„ toen Hitier
de spraak van Goethe en Heine in een jar
gon van verschrikking en gruwelijkheid
veranderde. Hij merkte op; hoe kan bijvoor
beeld een woord als spritzen nog ooit zijn
oorspronkelijke betekenis terug verkrijgen
nadat het gebruikt is om aan te duiden hoe
het bloed van miljoenen Joden van het
mes „spritzt"?
De val van het nazidom heeft het ver
raad aan de taal niet doen ophouden. Een
der meest totalitair geregeerde landen van
Europa noemt zichzelf notabene de Duitse
Democratische Republiek.
De stelling, dat onze taal stervende zou
zijn, wordt overigens door Steiners helder
en knap-geschreven boek zelf weersproken.
Maar de diagnose is daarom op zichzelf
nog niet geheel en al onjuist. Zij geeft in
elk geval een verklaring voor de anti-ver
bale neigingen bij zoveel moderne kunste
naars, en ook van het driftig zoeken naar
nieuwe woorden, nieuwe uitdrukkingsmid
delen, zowel als voor de „stilte", die tegen
woordig in zoveel moderne poëzie, de Ja
panse haikoe navolgend, gevonden wordt,
evenals trouwens in een deel der schilder
kunst.
T)ie „stilte" die volgens Steiner tegen-
woordig zo vaak voor de bedorven
taal in de plaats treedt, vinden wij o.a. te
rug in een nieuw-verschenen dichtbundel
van Cor Stutvoet: „Strandpaal" genaamd,
verschenen bij de U.M. Holland, te Haar
lem. Het zijn over het algemeen zeer kor
te gedichten, als vluchtige Impressies van
een aandoenings-moment, een treffende
observatie, waarin de stilte daaromheen
een belangrijke rol speelt Het gedicht
zweeft als het ware in de ruimte, als een
kosmisch partikel, een atoom. Het is dit
soort poëzie, waarvan men met Steiner mag
zeggen dat „reality begins outside verbal
language".
Typerend is een kort gedicht uit deze
bundel dat „vreemde" heet; een uitdruk
king van menselijke vervreemding op aar
de, dat 't druk gedoe van ons mensenwe
reldje tot een poppentheater relativeert:
„Gewelven met blinde ogen dit is geen
land van herkenning toneelpoppen spe
len een spel zonder gratie ik ben een
vreemde één van een andere ster".
Bij al die verstilling in het vers blijft het
werk van Stutvoet overigens voor de poë-
zie-gevoelige lezer toch zeer wel verstaan
baar. Het is dichtkunst als de flageolettoon
op een viool, ijl en onaards maar met tril
lingen die het menselijk oor nog kunnen
bereiken. De subtiliteit waarmee de dich
ter in zeer beknopte vorm gevoelens en
gedachten overbrengt, met heel zuivere
en voorzichtige woordkeus, heeft recht op
bewondering, en onderscheidt Stutvoet als
een hedendaags dichter die de aandacht
verdient.
GEORGE STEINER
O
T\e bundel „Personages" van H. C. ten
Berge, bij Polak en van Gennep ver
schenen, stelt ons voor een moeilijker op
gaaf. Ten Berge heeft dit blijkbaar zelf
voorzien en zijn bundel met verscheidene
verklarende noten en aantekeningen aan
gevuld Het merendeel van deze poëzie is
geïnspireerd op de ondergang van het Az-
tekenrijk, weer andere verzen hebben be
trekking op Dürer, Vlaamse primitieven,
middeleeuwse vaganten-literatuur of het
Japanse noh-spel.
In het 54 pagina's omvattende verzen
boekje is ongetwijfeld een schat van ken
nis en belezenheid aanwezig, die bij de le
zer voor-ondersteld wordt, want de vele
noten zijn toch niet voldoende om ons ge
heel wegwijs te maken. Het gevolg is dat
men, deze verzen lezend, het gevoel krijgt
dat Ten Berge zijn poëzie niet in de ons
bekende taal geschreven heeft, maar in
het rongo-rongo, een ideografisch schrift
dat men op het Paas-eiland ontdekt heeft
en waarvan nog steeds niemand weet wat
het betekent.
Ten Berge's verzen zijn evocerend, dra
matisch en kleurig van beeldkracht, maar
voor niet-specialisten op zijn encyclope-
disch-studieus gebied vrijwel overal duis
ter, vol woorden en aanduidingen waar
van ons betekenis en achtergrond volledig
ontgaan. Men vermoedt wel, dat hier een
belangrijk dichter aan het woord is, zoals
ook het rongo-rongo van de Paas-eilanders
ons op een gegeven ogenblik kan fascine
ren, maar het vereist een diepgaande en
jarenlange studie op allerlei buiten-poëti
sche gebieden om te begrijpen waar het
bij Ten Berge om en over gaat.
Ook dit is een manier om, zoals Steiner
het uitdrukt, de taal (zoals ook de religie)
„op zoek te doen gaan naar nieuwe goden,
nieuwe profeten en bezweerders"; en Erza
Pound, door wie Ten Berge sterk beïn
vloed moet zijn, is de dichter van „Perso
nages" daarin al heel wat indrukwekken
der voorgegaan.
Of de verbijsterde lezer, die van poëzie
communicatie voor en met zijn gevoelswe
reld verwacht, hem daarvoor tenslotte
dankbaar moet zijn, lijkt mij echter aan
een gerechtvaardigde twijfel onderhevig.
p elukkiger achten wij ons in elk geval met
een bij dezelfde uitgever verschenen
dichtbundel van Jacques Hamelink, „Een
koude onrust". Hamelinks dichtkunst sluit
in barok-romantische (maar toch zeer oor
spronkelijke) toon aan bij zijn proza. Zij
is vol geheimzinnige, duistere kracht, als
oergevoelens, geschreven in een taal zo fel
en kleurrijk als schilderijen van Brueghel
en Jeroen Bosch (hij noemt trouwens er
gens Brueghels befaamde Dulle Griet), be
wogen-aangrijpend van elementaire men
selijke dramatiek.
Hier wordt de taal niet tot stilte ge
maakt. noch intellectualistisch opgepoetst,
maar zij schijnt terug te grijpen naar de
woeste zuiverheid van haar oorsprong:
naar de taal van profeten en magiërs, de
bezwering van een middeleeuwse alche
mist, de hoge spraak van een bijbelse Je-
remia.
Zolang er dichters zijn als Hamelink zal
de taal niet sterven; uit de diepste nood
en de hoogste vreugden van de mens sme
den zij telkens nieuwe woorden en beelden
als een schild voor onze eenzaamheid.
Een van Hamelinks gedichten in deze
prachtige verzenbundel eindigt aldus:
In mijn broeikas, gekerkerd, koortsig,
Gnostiek doordrenkt van mijn eigen
bloed,
Smeed ikf een nieuw, veiliger harnas
Van hars, barnsteen, oeroud verdriet.
Er worden ons in het evangelie naar
Johannes niet" zoveel verhalen verteld
over wat de Here Jezus eenmaal heeft ge
daan. Johannes vertelt ons namelijk veel
meer wat Jezus toen gezegd heeft. En
wanneer hij ons dan toch een enkel ge
beuren beschrijft, zoals bijvoorbeeld de
genezing van die blindgeborene, is dat
slechts bedoeld om daarmee die woorden
van de Here Jezus nog eens duidelijk te
onderstrepen. Zo volgt het verhaal over
die genezing dan ook op de boodschap
waarin Jezus zeer uitvoerig over zichzelf
heeft gesproken, en waarmee Hij zich te
gelijk aan ons heeft voorgesteld als het
licht der wereld. „Ik ben het licht der we
reld, wie Mij volgt zal nimmer in de duis
ternis wandelen, maar hij zal het licht
des levens hebben."
En wanneer Jezus dit gezegd heeft, ziet
Hij even later aan de kant van de weg
dus een blinde zitten. Die man zat daar
eigenlijk alleen maar om te bedelen, om
zich slechts in leven te houden met een
aalmoes van de voorbijgangers. En zo za
gen die voorbijgangers ook van hun kant
deze man, zodat zij dus aan hem voorbij
gingen zonder verder ook maar enige aan
dacht nog aan hem te besteden. Zij wa
ren er immers al aan gewend geraakt dat
hij daar maar altijd op diezelfde plaats
zat. En hoogstens gaven ze hem in het
voorbijgaan nog wel eens een aalmoes,
maar verder bemoeiden ze zich toch niet
met hem. Er waren trouwens nog wel
meer van dergelijke mensen, die op pre
cies dezelfde wijze moesten leven van
hun liefdadigheid.
Het is helaas zo, dat er nog altijd van
die voorbijgangers zijn en dat ook wij
daar soms wel toe behoren. Wij weten
immers dat er in de wereld heel wat na
righeid en moeite is, en dat niet alleen
Veraf maar ook dichtbij, ook in onze om
geving. Er zijn namelijk zoveel mensen,
die ergens aan de kant van de weg zitten
met hun teleurstelling of verdriet, of zo
maar in alle eenzaamheid en duisternis.
En zo gaan wij dikwijls ook aan hen voor
bij, omdat we er langzamerhand wel aan
gewend zijn geraakt dat ze er zo „bij"
zitten. Zo lezen we onder andere toch de
krant, of kijken we naar de televisie met
al die beelden en berichten over zoveel
honger en ellende, over alle armoede en
verkeersongevallen. En soms worden we
daardoor nog wel even opgeschrikt, voor
al wanneer het gaat om mensen die we
kennen. Maar het is net als met een
steen die in het water wordt gegooid:
eerst is er een geweldige opschudding,
terwijl daarna de golven als vanzelf weer
kleiner worden totdat het water zich ten
slotte als het ware gladtrekt en dan dus
net lijkt alsof er niets gebeurd is. Zo gaat
ook bij ons het leven even later weer ge
woon door, en wennen we ons eenvoudig
aan de omstandigheden zoals die er nu
eenmaal zijn. En ter verontschuldiging
zeggen we dan hoogstens nog: je kunt er
toch niet bij stil blijven staan, of: je kunt
dit alles toch niet met je meedragen.
Daarvoor is die last immers veel te zwaar
omdat je bovendien ook nog je eigen zor
gen en problemen hebt.
Maar terwijl wij vaak zo aan elkaar
voorbijgaan, is het juist opvallend dat Je
zus dit niet doet maar dat Hij nu ook bij
die blindgeborene blijft staan. Voor Hem
is dit dus geen geval, zoals er nog zoveel
andere zijn en waar men ook maar aan
moet wennen. Neen, Hij is het licht der
wereld. En daarom wil Hij ook in het le
ven van deze man dat licht brengen, zo
dat hij niet in die duisternis hoeft te
blijven maar hij het licht mag hebben,
„het licht des levens." Dat is het licht,
dat als vanzelf zichtbaar wordt en ook ons
leven binnenkomt wanneer wij daarin de
Here Jezus ontmoeten. En zo geneest Je
zus dus ook deze blinde, voor wie 't daar
door licht wordt en hij in dat licht zijn
Heer en Heiland ziet.
Zo gaat Jezus steeds rond, met diezelf
de boodschap: „Ik ben het licht der we
reld, wie Mij volgt zal nimmer in de duis
ternis wandelen, maar hij zal het licht
des levens hebben." En misschien is het
toch wel goed, om het daarbij te beden
ken dat Jezus ook van ons eens heeft ge
zegd: „gij zijt het licht der wereld." Want
als dat nu zo is, dan betekent dit toch
dat wij aan alle duisternis en moeite,
waarin zoveel mensen moeten leven niet
zomaar voorbij mogen gaan omdat wij
hier op een gegeven ogenblik eenvoudig
aan gewend zijn geraakt. Neen, dan is die
duisternis dus ook voor ons steeds weer
een aanleiding en uitdaging, om hier wat
licht in aan te brengen. Wij mogen voor
elkaar nooit zonder meer voorbijgangers
zijn, maar lichtdragers die elkaar ook wij
zen op Hem die hét licht is.
Veenendaal Ds. G. C. Vijzelaar.
Sommige mensen
kunnen langer
blijven in een uur
dan anderen in
een week.
William Dean
Howell s.
Vele waren de faciliteiten, die deze gro
te organisatie van het congres deden sla
gen. Radio, versterkers, televisie, ver
taalwerk in vier talen (mondeling, per
koptelefoon en schriftelijk), een uitgebreid
en zeer nauwkeurig programmaboekje,
een liederenbundel in vier talen, naam
kaartjes op de revers, al deze dingen ver
gemakkelijkten het ons, ons spoedig
thuis te voelen als enkelingen in de gro
te broedergemeenschap, die tastbaar en
voelbaar aanwezig was. Een nieuws-bulle-
tin bracht elke dag informatie, twee ten
toonstellingen van doperse activiteiten in
en buiten Nederland, én van oude hand
schriften, boeken, kunst en curiosa uit de
beginperiode der wederdopers (16de
eeuw) brachten enige variatie, terwijl
men ook terecht kon bij bijbels en boeken,
bij de vrouwenstand en de vredestand.
„Het plein van de minste der broeders"
zo heette de glazen zaal, waar vele fo
to's en interessante zaken geëxposeerd
waren rond een klaterende fontein, eigen
lijk aller ontmoetingspunt. Zangmuziek
van koren uit Amerika, Duitsland, Zwit
serland en van een internationaal vrijwil-
ligerskoor wisselde de lezingen af. Vele
discussie-uren werden beneden en boven
in zes groepen besteed om het gezegde
samen te overwegen en hierover met el
kaar van gedachten te wisselen, een le
vendig aspect van het congres temidden
van de niet altijd even gemakkelijke re
feraten.
"TT" "7" T feraten.
leven en de leer van Jezus Christus wen
telen, besprak apostelen en voorvaderen
en stelde ons zeer indringende vragen.
De anthropoloog-zendeling Donald Ja
cobs uit Afrika getuigde van de „Heilige
Geest in de Verkondiging van het Evan
gelie en in de Zending". De spil van het
zendingswerk is de Heilige Geest. Deze
maakt alle mensen gelijk, geeft leiding
aan het ambt der verkondiging, is leraar
en krachtbron in deze verkondiging.
Grote inspirerende en verrijkende kracht
ging van deze inleidingen uit, zij vorm
den een deel van de kern der conferen
tie. Over elke lezing werd dan nog in
groepen en in een panel-discussie twee uur
nagepraat.
Dit is het achtste congres geweest. Het
eerste was eigenlijk in Berne, Indiana,
USA, 1913, doch later werd het 400-jarig
bestaan van de doperse beweging te Ba
zel en Zürich gevierd (1925), welke bijeen
komst van honderd personen het eerste
congres heette. Vervolgens kwamen aan
de beurt Danzig (1930, gewijd aan het
bestuderen van het hulpwerk van de
Doopsgez. broederschappen), Amsterdam
(1936, over Menno Simons), Goshen (In
diana) en Newton (Kansas) na de oorlog
in 1948. Bazel volgt in 1952 (met als the
ma: „De Gemeente van Christus en haar
opdracht"), Karlsruhe (1957: „Het Evan
gelie van Jezus Christus in de wereld"),
Kitchener (1962: „Christus als Heer").
Het thema van het huidige congres vindt
U boven dit artikel: „Het getuigenis van
de H. Geest".
Onder presidium van twee Noord-Ameri
kanen (Waltner en Wenger) één Zuid-
Amerikaan (Wiens), één Nederlander
(prof. dr. J. A. Oosterbaan) en één Duit
ser (Braun), met C. J. Dyck als uitvoe
rend secretaris van de gehele conferentie
werd diepgaand over het hoofdonderwerp
gesproken.
Erland Waltner sprak over „de Ge
meenschap van de Heilige Geest". Dit
was het eerste van de vijf grote onderde
len, waarin het thema was verdeeld. Het
zou te ver voeren, op al deze lezingen (en
alles met elkaar waren het er tachtig!)
uitvoerig in te gaan. Ik volsta met een
enkele samenvatting. Van uit de gemeen
schap (koinonia) in het Nieuwe Testa
ment komt spr. tot het beklemtonen van
vitaliteit en kracht, van eenheid in ver
scheidenheid, van getuigenis en dienst, van
vrijheid en gebondenheid, en het vervuld
zijn van Heilige Geest. Over „Woord en
Geest", sprak prof. Oosterbaan, de vice-
voorzitter. In verband hiermee werden ge
schiedenis, drie-eenheid, de oosters-ortho-
doxe visie, en de doperse standpunten aca
demisch besproken. Gods Woord en Gods
Geest horen samen en zijn zichtbaar aan
de vruchten van de Geest.
Arthur Climenhaga behandelde „Geest
en Gemeente". In Gemeente, Kerk en
Oecumene wil de Heilige Geest wonen, zo
geloven wij, opdat Christus in de navol
ging opnieuw verschijnt.
Reuben Short refereerde over een
„Nieuwe Geboorte en een Nieuw Leven".
Het nieuwe leven in God werd in vijf as
pecten belicht: als een „aanwezig zijn"
in de samenleving, als het geweten van,
het zuurdeeg in en een ideologie voor de
samenleving, als eis voor broederschap en
verantwoordelijkheid.
Samuel Gerber liet zijn onderwerp
„Vrijheid en gehoorzaamheid" rondom het
In dertien secties werden bovendien nog
vele kortere en langere lezingen gehou
den. Elke dag begon met tien gebeds
groepen en daarna tien bij belgroepen. Ook
dit waren twee secties. Verder werd aan
dacht besteed aan zending, hulpwerk, gods
dienstige opvoeding, historie en sociologie,
studenten, vrouwen, leken, jeugd, evange
lisatie, vrede, theologie, maatschappelijk
werk èn lectuur.
Drie van deze secties licht ik nader toe:
a. Op donderdag 27 juli kwamen de
vrouwen samen, voor wie spraken
Frau E. Dyck-Pauls, Mrs. H. Duerk-
sen, mevr. Djojodihardjo en mej. ds.
M. de Boer. Hun resp. onderwerpen,
waarnaar velen uit den lande en vele
gasten geluisterd' hebben, waren: De
H. Geest in ons persoonlijk leven,
Vrouwen in dienst van de H. Geest in
de Gemeente, en in de wereld, Vrou
wen in beweging. Vooral het feit, dat
de predikant Soehadiweko Djojodihar
djo met zijn echtgenote van Java
waar 18.000 Doopsgezinden wonen
speciaal naar Amsterdam gekomen
was voor dit congres, zette luister bij
aan de bijeenkomst.
b. De jeugd kwam samen met 400 per
sonen in Haarlem op deze zelfde dag.
Ds. L. Koopmans sprak over de „H.
Geest en het persoonlijk getuigen".
Een eerst trage, doch later zéér le
vendige discussie ontspon zich, waar
uit een voorstel aan het algemeen pre
sidium te voorschijn kwam, dat de
volgende dag op de afgevaardigden-
vergadering werd voorgelezen. Het
jongere geslacht wenste speciaal met
het oog op de wereld-problemen en
-noden meer contact met het dagelijks
congres-bestuur voor de volgende con
ferentie in 1972 (in Brazilië) en een
inpassen van een of meer lezingen
voor jongeren in het kader van het
hele congres.
c. De lezing van de negerpredikant
Vincent Harding in de grote Congres
zaal op zaterdagmiddag 29 juli over
„het vredesgetuigenis en moderne re
volutionaire stromingen" was zeer ge
laden en bewogen. Dit pleidooi voor
gerechtigheid voor de negers begon
met enkele overtuigingen:
I. dat de 20ste eeuw het probleem
geeft van de verhouding van het blan
ke en het gekleurde ras. 2. dat de
meeste Doopsgezinden zich zeer wei
nig om de explosieve werelden van
kleur en omwenteling (revolution) be
kommeren. 3. dat het noodzakelijk is,
het revolutionaire denken der rassen,
die met elkaar verbonden zijn, aldus
in te leiden.
Zes stemmen, die van vrede en verzoe
ning getuigen, haalde hij aan, met als
achtergrond het woord van Kennedy:
„Zij die een vreedzame omwenteling on
mogelijk maken, zullen een omwenteling
door geweld onvermijdelijk maken". Een
getuigenis voor de vrede volgde hierop, zo
persoonlijk en brandend op de rand
van weerloosheid en revolutionaire macht
dat het op allen een buitengewoon die
pe indruk maakte.
U kunt zich voorstellen, dat de ene In
druk zich op de andere stapelde. Van deze
vele impressies wil ik er enkele noemen.
Een tocht van duizend Mennonieten
voerde naar het oude Witmarsum, waar
de pastoor Menno Simons zich in 1536 bij
de wederdoperen voegde als hun regene
rator.
De vele, vele discussies en gesprekken
over en weer met totaal-onbekenden, in
een mengelmoes van talen en opvattingen
werken lang na, zo dat er een sterk ge
voel van verbondenheid en verwantschap
is gegroeid.
Enorm was de Avondmaalsdienst op
zaterdagochtend, waar een kleine 5000
personen aan deelnamen, geleid door Wal
ter Gering (van Normal, Illinois USA).
In de zondagmorgendienst 30 juli
door de T.V. uitgezonden ging ds. H.
Bremer van Amsterdam voor, met als
tekst Handelingen III21 „Jezus, die de
hemel moest opnemen tot de tijden van de
wederoprichting aller dingen, waarvan
God gesproken heeft bij monde van Zijn
heilige profeten, van oudsher".
Dit was Petrus' woord tot de kreupele,
die genezen werd en tot de omstanders.
Na hem sprak Vincent Harding in reactie
hierop. Zijn gegeven was: „De bedelaars
rukten op... waar zijn de Heiligen?" Op
nieuw een boodschap, die allen hevig aan
greep.
Er ware nog veel meer te noemen:
kleine, witte gebedskapjes, die de vrouwe
lijke Mennonites droegen; prachtige koor
zang, een duo van twee predikanten: cello
en piano (Dufour - Sipkema)
Het grote geheel sloeg als een branding
over je heen, het geheel van alles en al
len, waardoor je dan plotseling weer aan
strand geworpen werd, om opnieuw op te
staan. Doch het voornaamste was niet de
buitenkant met vertoon en drukte en af
leiding, maar de binnenkant: een diepge
wortelde overtuiging, die telkens opnieuw
tot je kwam en overgedragen werd, steeds
weer van de een op de ander.
Aan het slot van de week werd een
Congres-boodschap samengesteld en door
allen aanvaard. Het slotgedeelte daarvan
volgt nu:
lilde. „Met smart gedenken wij de
vele volken in deze wereld, die leven
in grote armoede en gebrek; hen, die
leven onder een ernstige inperking
van hun burgerlijke vrijheden, of
die leven daar waar grof onrecht de
overhand heeft. Wij denken in het bij
zonder aan het lijden van de minder
heden, zowel naar ras als naar reli
gie, zoals in de Verenigde Staten, in
Rusland en in Zuid-Afrika op verschil
lende wijze.
Wij gedenken ook die gebieden, waar
de moderne oorlogsvoering verschrik
kelijk lijden en afschuwelijke verwoes
ting brengt over hulpeloze volken. Wij
zijn in het bijzonder geschokt door de
voortdurende en versneld toenemende
oorlog in Viëtnam, en door het tragi
sche conflict en de „onbehagelijke"
wapenstilstand tussen Israël en de
Arabische staten. Wij vragen alle re
geringen in de naam van Christus
dringend en ernstig te zoeken naar
wegen tot vrijheid en rechtvaardig
heid voor alle mensen; om zich te
verheffen boven een zelfzuchtig, zon
dig nationalisme en de aanmatiging af
te leggen, die er van uitgaat, dat vre
de en veiligheid door een massale ver
nietiging en geweld bereikt zouden
kunnen worden. Wij smeken de ver
schillende regeringen alle mogelijke
middelen, instellingen en machten te
gebruiken tot verzoening, samenwer
king en vrede. Bovenal zien wij in ge
loof èn hoop uit naar de heerlijke dag,
wanneer „de mensen hun zwaarden
zullen omsmeden tot ploegscharen en
hun speren tot snoeimessen en zij de
oorlog niet meer zullen leren".
Welke zijn de gevolgen van deze groot
scheepse bijeenkomst? Persoonlijk wil ik
het aldus samenvatten. Voor de enkele
Fraai is het interieur van de Doopsgezin
de schuilkerk te Amsterdam, nu de Sin
gelkerk genoemd, daterend uit de 17#
eeuw.
deelnemer afzonderlijk, die er geweest Is,
of ervan gelezen of gehoord, of ernaar ge
keken heeft, moet deze conferentie een
grote stimulans zijn geweest, evenal#
voor mij, om opnieuw in je geloof te staan
en van hieruit te leven, te werken, te ge
tuigen en te dienen met woord en daad.
Voor de aparte Gemeenten, die het
merg van de Broederschap uitmaken,
heeft deze conferentie inspirerend, op
bouwend, moedgevend, vermannend ge
werkt. Een licht is aan het Grote Licht
ontstoken, dat zijn stralen tot in de ver
ste hoeken uitzendt.
In de Broederschap van de 460.000
Doopsgezinden in 32 landen is meer in
nerlijke eenheid en samenwerking, meer
gemeenschappelijk getuigenis en gezame-
lijke dienst in naam van Christus tot
stand gekomen. Het is een groot voor
recht voor Nederland dit uniek gebeuren
te hebben mogen organiseren!
Dicht bij de noden van de wereld, open
naar de kerken rondom en de oecumene,
waartoe ook de Dopers behoren, bereid
om zich voor het welzijn der gemeen
schap in te zetten, heeft dit congres ook
mundiale betekenis (dus: zin voor de we
reld), vooral wat maatschappelijke acti
viteit en sociaal gericht dienstbetoon be
treft.
In de afscheidssamenkomst sprak o.a.
Cornelius J. Dyck, die op vier punten de
nadruk legde:
1. tegenover de wereld zijn wij verant
woording schuldig;
2. onze toekomst zal hiervan afhangen in
hoeverre wij de bijbel gebruiken;
3. en in hoeverre wij bidden;
4. in grote mate zal de toekomst afhan
gen van onze eigen verhouding tot de
plaatselijke kerk als individuën en tot
de universele kerk als gemeenten en
broederschappen.
Over de toekomst sprak behalve Goertz
en Hege ook ds. J. J. J. van Sluys, voor
zitter der Algemene Doopsgezinde Socië
teit. „Als variant van de christelijke ker
ken behoren ook wij tot het kader van de
oecumenische beweging. Door het con
gres zijn ons hulpwerk, onze zending, onze
vredes-beweging juist door deze inter
nationale contacten beinvloed en ge
stimuleerd. Het élan van het geloofsleven
was bezielend. Onze versmelting in het
geheel der Nederlandse cultuur en onze
relatie met de andere kerken in Neder
land zullen op de duur betekenis verkrij
gen ook voor de ontwikkeling der Broe
derschappen elders. De doop is uit
drukking van de vrije, individuele, strikt
persoonlijke geloofskeuze. Wij willen ernst
maken met het priesterschap van alle ge
lovigen. In het veelstemmig koor der
christelijke kerken kunnen w(j een eigen
geluid laten horen, werkend in de wereld,
getuigend in en buiten de gemeenten."
Met deze aanhaling heb ik vertrouwen
in een vruchtbaar en vérstrekkend ge
volg van deze wereldwijde conferentie.
Aldus heeft ook dit achtste congres aan
zijn beide doelstellingen beantwoord:
1. Het doel van het Doopsgezinde we
reldcongres is Doopsgezinden uit de hele
wereld in broederlijke gemeenschap op
geregelde tijden bijeen te brengen. Zo
doende wordt getracht hen tot dieper be
sef te brengen van de wereldwijde broe
derschap, waarvan zij deel uitmaken.
2. Op de geregelde bijeenkomsten wordt
getracht, onder leiding van de Heilige
Geest, geloof en hoop te verdiepen en het
dienstbetoon aan de wereld te stimuleren
en te steunen, namelijk door groter ge
hoorzaamheid aan de Heer Jezus Chris
tus en door de bevordering van Zijn ko
ninkrijk in de wereld.
Voor de organisatie moet alle lof en
dank aan Ds. J. Matthijssen te A'dam
worden toegebracht, hetgeen ook door de
vergadering geschiedde met groot ap
plaus. Doch ik eindig mijn verslag met de
slotwoorden der conferentie: „alleen God
zij de eer", Soli Deo Gloria.
Boven het podium in de grote Zuidhal van het nieuwe RAI-gebouw te Amster
dam hing een eenvoudig, aansprekend teken: de wereldbol en daar doorheen het
kruis. De hele week waarin het achtste Doopsgezinde Wereldcongres in deze hal
vergaderde, hing het er, dominerend over alles wat gezegd, gebeden, gezongen, be
sloten werd. Kerkorgel en vleugelpiano stonden Links en rechts van de lange presi
diumtafel en bloemen, fraaie Aalsmeerse boeketten, sierden het geheel.
Het was een blij begin toen op zondagavond 23 juli voorzitter Erland Waltner
alle deelnemers van harte welkom heette. Zijn begroetingswoord gold evenzeer de
afgevaardigden van verschillende kerken en kerkgenootschappen onder anderen
de bisschop van Haarlem en de loco-burgemeester van Amsterdam dr. Koets,
die het stadsbestuur vertegenwoordigde en namens de stad Amsterdam de congres
gangers hartelijk toesprak. Volgens hem hebben de Doopsgezinden en Amsterdam
steeds veel met elkaar te maken gehad. Het was een feestelijk en aangrijpend mo
ment, toen van de aanwezigen telkens een deel zich verhief, wanneer de naam van
hun land werd afgeroepen. Behalve veel Noord-Amerikanen, Canadezen en Euro
peanen waren er ook uit Japan, Taiwan, Congo, Tanzania, Rhodesië, Java, India,
Zuid-Amerika (Paraguay, Uruguay, Argentinië, Brazilië, Bolivia) en Mexico. Het
totaal aantal deelnemers was ruim 5000; bij de grote lezingen waren hiervan 2000
k 3000 aanwezig, bij de grote diensten 4000 k 5000.