Krotbewoners in greep van de wanhoop Tijdbom tikt in rottend hart van Amerikaanse steden H J ZIEZO ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1967 2 3 Het is voor iemand uit Europa bepaald niet gemakkelijk enig in zicht te krijgen in de wanhoop, die ten grondslag ligt aan de Amerikaanse rassenrellen. Als wij aan Amerika denken, denken wij immers niet aan armoede. En zelfs als wij dit kunnen opbrengen, is de armoede die haar stempel heeft gedrukt op de negerwijken van een stad als Detroit dermate ontstellend, dat elke vergelijking met een Europese situatie mank gaat. 6 T wee sprookjes hebben een lang Q Het is eigenlijk een hele geschiedenis. Sommige aspecten kunnen niettemin kort en bondig worden samengevat om meteen al een indruk te geven van de omvang en de aard van het bederf dat een greep heeft gekregen op de grote Amerikaanse steden, in een tijdperk dat de macht en de welvaart van de Verenigde Staten aanzienlijker zijn dan ooit tevoren. Er xtyn drie feitent 1 Een van de drie negers in de meeste steden in het noorden van de VS is werkloos of nagenoeg werkloos, aldus blijkt uit de jongste gegevens van het ministerie van Arbeid. Op scholen is meer sprake van rassenscheiding dan ooit tevoren, ofschoon het Hooggerechtshof dit soort praktyken reeds dertien jaar geleden onwettig ver klaarde. In de getto's in de steden, waar de meeste negers wonen, is het gemiddelde inko men in de jaren zestig gedaald en dat in een periode met een spectaculaire economische groei, na zes jaren onafgebroken expansie. Deze ontwikkeling ging door, ofschoon verscheidene jaren lang aan de negers schone beloften waren gedaan. Van die beloften is amper iets terecht gekomen. Het blijkt nu, dat in de Amerikaanse samenleving geheimzinnige krachten aan het werk zijn, waardoor bijna elke poging om de armen te helpen en de „armen" wil in de meeste gevallen zeggen: de negers ertoe leidt, dat de rijken rijker en de armen armer worden. Het is een paradoxale situatie. Alleen reeds dit jaar heeft de regering te Washington twee miljard gulden beschikbaar gesteld voor bouwprojecten in de steden. Met dit geld worden in krotwijk'en middenstandshuizen gebouwd, die voor krotbewoners te duur zijn. Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling kan de aanpak in een stad als Detroit nog „progressief" worden genoemd, ofschoon ook daar al in vijftien jaar tijd geen behoorlijk project voor woningbouw tot stand is gebracht. Juist daarom heeft Stokeley Carmichael, de apostel van „Black Power"opgeroepen, een guerrilla tegen de blanken te ontketenen. Het is een buitensporige eis. De noodtoestand van de neger is echter al even ongerijmd. De huidige golf van gewelddadigheid is immers in wezen een verlengstuk van een reeks van 36 moordaanslagen in het zuiden, waarbij pioniers van de actie voor burgerrech ten om het leven kwamen. Slechts in drie gevallen werd de dader gevonnist en de straf was hoogstens tien jaar. Zelfs gematigde voormannen van de negers geven onomwonden toe, dat zij in hun hart met Carmichael sympathiseren. Bayard Rustin, de leider van de grote opmars van negers naar het Congres in 1963, gaf bijvoorbeeld te kennen: „Stokeley wil eigenlijk zeggen, dat na alles wat wij hebben moeten doormaken de zaak nog erger is geworden en dan moet er iets helemaal scheef zitten in het land, bij de progressiéven, de joden, de vakbonden en de hele troep die in de modder is blijven steken. Hij heeft de hoop opgegeven, dat de Amerikaanse samenleving als geheel vooruit zal komen. Daarom wendt hij zich alleen nog maar tot de negers W alter Llppmann, de gezagheb bendste politieke commentator in Amerika, heeft het probleem van de Amerikaanse ras senrellen aldus onder woorden gebracht: „Het rassenvraagstuk waarmee wij worden geconfronteerd, is in wezen een bijprodukt van onze systeemloze, gedesorganiseerde, besmeurde en op drift geraakte democratie. Wij moeten nog leren hoe wij een ieder on derdak kunnen brengen, hoe wij een ieder arbeid met een redelijk loon kunnen ver schaffen, hoe wij zelfrespect kunnen aan kweken, burgerlijke vrijheden waarborgen, onderwijs en een goede vrijetijdsbesteding geven. Zolang dit niet het geval is zal elke discussie over het rassenprobleem boosaar dig gepraat blijven. In een verdorven bescha ving zullen de betrekkingen tussen gekleur- den en blanken al even verdorven zijn. Alleen In een eerlijke beschaving kunnen mensen van beiderlei ras eerlijk samenwerken." Hoe traag Amerika op zo'n vonnis heeft ge reageerd, blijkt als wij ons even realiseren wanneer het werd uitgesproken. Lippmann schreef deze regels namelijk in 1919. Toen maakte Amerika de „rode zomer" door, de eerste van een hele reeks lange, hete zomers. In 1919 botsten de rassen tot twintigmaal op elkaar. In zeven gevallon leidde dit tot heftige onlusten. In Chicago vonden toen in de maand Juli 23 negers en 15 blanken de dood. leven. Het eerste komt erop neer dat Ameri ka al sedert de burgeroorlog, honderd jaar geleden, met het probleem worstelt. Het tweede sprookje behelst dat de gewelddadig heden in de negergetto's in de Amerikaanse steden, die de afgelopen vier jaren zo sterk de aandacht hebben getrokken, eigenlijk iets nieuws zijn. De harde waarheid daarentegen is, dat de regering in Washington tot het einde van de Tweede Wereldoorlog, soms stilzwijgend, doch doorgaans uitdrukkelijk, de scheiding tussen negers en blanken heeft willen handhaven. President Wilson, de staatsman die zo zelf verzekerd de vrede in Europa herstelde na de Eerste Wereldoorlog, heeft bijvoorbeeld bij het gehele apparaat van de centrale over heid rassenscheiding ingevoerd. In diezelfde periode was het alleen aan het ingrijpen van het Hooggerechtshof te danken dat het be ginsel van „apartheid" niet zijn intrede in de wetgeving kon doen. Zelfs de sociale pro jecten van Roosevelt, de „New Deal", waren op rassenscheiding gebaseerd, met name bij de huisvesting in de grote steden. Woonwij ken voor negers werden gewoon een verleng stuk van de oude getto's. Niettemin leidde de „New Deal" tot een bondgenootschap waarop de negers hun hoop voor de nabije toekomst konden vesti gen: een gezamenlijk front van negerorgani saties en de vakbonden van de blanken. Hier is het eigenlijk aan te danken geweest dat een periode van rust intrad die 21 jaar heeft geduurd en pas in 1964 ten einde liep. Van de kant van de vakbonden was de samenwer king bepaald niet belangeloos. De leiders van de vakbonden herinnerden zich de jaren dertig, toen miljoenen arbeiders werkloos waren geworden. De negers zouden gemak kelijk als stakingbrekers kunnen optreden. Daarom Is het beter de negers te vriend te houden. Het was juist in Detroit, het bolwerk van de machtige „United Auto Workers", dat de negers en de blanke vakbonden uiteengingen. In 1960 had het oude wantrouwen jegens de negers weer de overhand gekregen. De breujc was onheilspellend, doch onvermijdelijk. Als gevolg van de voortschrijdende automatise ring bij de industrie konden steeds meer on geschoolde en half-geschoolde arbeiders worden ingeschakeld en daardoor waren de negers op de arbeidsmarkt andermaal ernsti ge concurrenten geworden van de blanke ar beiders, voor zover deze de laagste sporten van de maatschappelijke ladder bezetten. In 1954 heeft het Hooggerechtshof zich met nadruk uitgesproken tegen rassenscheidng op de scholen. Dit wordt wel eens als een mijlpaal in de strijd van de negers voor ge lijkheid beschouwd. In de praktijk heeft het echter niet tot het beoogde doel geleid. Bij de „aanpassing" werd uitzonderlijk veel soe pelheid betracht. Het verklaart ten dele het toenemende wantrouwen van de neger jegens de regering en het Hooggerechtshof. In 1963 bezocht 1,8 procent van de neger kinderen in het zuiden geïntegreerde scholen. In 1965 was het percentage tot 5,8 gestegen, momenteel tot amper 13. En dat veertien jaar nadat het hoogste rechterlijke college in het land had bepaald dat ieder kind er recht op had. Het ontbindingsproces, dat dit jaar in een stad als Detroit tot uitbarsting is gekomen, was intussen al volop aan de gang. Daarbij moet er dan andermaal aan worden herin nerd dat Detroit tot op zekere hoogte een progressieve stad was. In het „Negro Hand book", een uitgave van het tijdschrift „Ebo ny", wordt Detroit gerekend tot de tien ste den waar negers bij het zoeken naar werk nog de beste kansen maken. winds de eeuwwisseling zijn onaf gebroken negers van het zuiden van de Ver enigde Staten naar de steden in het noorden getrokken en wel naarmate de werkgelegen heid op de katoenplantages minder werd. Se dert 1940 bedroeg het aantal vier miljoen. Nog altijd is tweederde van alle volwassen negers in het noorden geboren in het zuiden. Steeds groter wordt de invloed van de me chanisatie bij de landbouw. Verwacht wordt dat alleen reeds in het dal van de Mississip pi 60.000 negers dit seizoen geen werk zullen vinden. De grote boeren hebben aan de negers geen behoefte meer en zien hen graag weg trekken. Velen hunner betalen met alle ge noegen de kaartjes voor de lange busrit, als de vroegere werknemers maar in noordelij ke richting verdwijnen. Dag in, dag uit staan complete negergezinnen in het zuiden op de bus te wachten om naar Harlem, Watts of Detroit te gaan, al hun bezittingen in karton nen dozen meenemend. De meesten kunnen lezen noch schrijven en hebben alleen erva ring als los arbeider bij de landbouw. In de steden in het noorden betrekken zij wonin gen, die voorheen door blanken werden be woond. Zelf hebben de blanken zich geves tigd in de buitenwijken, de typische woonoor den voor de middenklasse. Volgens een offi ciële prognose zullen de centra van minstens veertien steden in 1970 voor meer dan 40 pro cent door negers worden bewoond. In drie steden, te weten Washington, Baltimore en Detroit, is deze grens nu reeds overschreden. In tien jaar tijds in de toestand ook in een ander opzicht drastisch gewijzigd. Niet. al leen de blanken zijn uit de centra getrokken, ook een belangrijk deel van de industrie is naar de buitenwijken verplaatst. In Detroit bijvoorbeeld is de werkgelegenheid in de oude stadskern in dit tijdvak met 34,4 pro cent teruggelopen. Terzelfder tijd hebben zich 183.000 mensen, bijna uitsluitend negers, in dat centrum gevestigd. I et behoeft geen betoog dat de sociale omstandigheden in zo'n wegkwijnend centrum uitermate slecht zijn. Hoe slecht bleek pas onlangs toen het ministerie van Ar beid bij de president een rapport indiende. „Een nader overzicht inzake werkloosheid in steden en krotwijken". Het rapport heeft geen sensatie gewekt, doch als men kennis neemt van de bijzonderheden verbaast men zich niet over de recente onlusten; men is verbaasd dat zij niet veel eerder zijn uitgebro ken. Vóór alles bleek dat de werkloosheid veel ernstiger is dan op grond van ondeugdelijke gegevens tevoren was aangenomen. Voor Amerika als geheel geldt 'n percentage werk lozen van 3,7 k 4 procent ten opzichte van de beroepsbevolking. Van de jeugdige negers in Philadelphia werd echter 36 procent als werkloos geregistreerd. Voorts is aan het licht gekomen dat meer dan eenderde van de inwoners van de krotwijken niet in staat is een minimaal levensniveau te bereiken. Tien k twintig procent van de werlkozen had ove rigens de moed opgegeven, nog langer naar arbeid uit te kijken. Tijdens het onderzoek is aangetoond dat de werkloosheid in deze categorie niet zozeer het gevolg is van de economische situatie in het algemeen. In hoofdzaak vloeit zij voort uit de ontoereikende opleidng. In de afgelopen tien jaar, de periode se dert het Congres de wet op de burgerrech ten bekrachtigde, hebben de Amerikaanse negers de ene teleurstelling na de andere moeten incasseren. Er is inderdaad sprake geweest van „vooruitgang", doch hiervan profiteren de middengroepen, niet de men sen in de getto's, in hoofdzaak negers. Sinds 1957 zijn in achttien staten en in verscheide ne steden wetten afgekondigd waarbij dis criminatie bij de aankoop van onroerend goed werd verboden. Maar aangezien veruit de meeste negers nu eenmaal geen huis kun nen kopen, zijn de voordelen in hoofdzaak louter symbolisch. En wordt dan nog in de een of andere staat zo'n wet verworpen, dan wordt het gunstige effect volkomen tenietge daan. Pohn F. Kennedy heeft in 1960 de presidentsverkiezingen gewonnen op een pro gramma, waarin concrete beloften met be trekking tot de burgerrechten werden ge daan. Hij heeft er de steun van de negers aan te danken gehad. Kennedy betoogde on der meer dat president Eisenhower „met één enkele pennestreek" alle discriminatie bij huisvesting zou kunnen wegnemen. En daarmee had hij gelijk. Toen hij echter zelf de macht in handen had, bleek Kennedy niet bijster vlot met de pen te zijn. Pas in 1962 deed hij een stap, doch het bleek slechts een lapmiddeltje te zijn. In 1964 werd de wet op de burgerrechten afgekon digd, een voortreffelijke wet, maar in feite een kopie van de wet op de burgerrechten anno 1875, die in 1883 door 't Hooggerechts hof was uitgehold. De hoop onder de negers werd enig nieuw leven ingeblazen toen president Lyndon B. Johnson het heft in handen nam op basis van een krachtig programma inzake de bur gerrechten. De verkiezingscampagne had im mers in het teken gestaan van „We Shall Overcome", het oude strijdlied van de ne gers. Bij de Congresverkiezingen van 1966 werd de Democratische meerderheid even wel in tal van staten tenietgedaan en de re gering maakte prompt een einde aan projec ten voor het onderwijs. In januari 1967 heeft Johnson slechts 45 woorden aan de burger rechten gewijd in zijn boodschap aan het Congres. Daarentegen legde hij de nadruk op de bestrijding van de „misdaad op de open bare weg", dat wil zeggen: naar de trant van Goldwater de „rebelse negers". ledereen leek met blindheid te zijn geslagen, ook het Congres. In het afge lopen jaar werden in de Verenigde Staten 14.000 kinderen door de beet van een rat ge dood of verminkt. Niettemin verwierp het Congres op 20 juli j.l. een wet voor de be strijding van ratten. In de volksvertegen woordiging is hartelijk gelachen over „rat- tenbescherming" en een „rattenpolitie". Dit was weer zo'n geval van bestedingsbe perking. Johnson vroeg het Congres 62 mil joen dollar voor een project van „modelste den". Het werd met één derde besnoeid. Hij vroeg 40 miljoen voor huursubsidies. Hij kreeg niets. Hij vroeg 230 miljoen om het openbaar vervoer te verbeteren. Het bedrag werd met een kwart verminderd. Het Con gres heeft bovendien de greep van de centra le regering op het onderwijs ingeperkt en die van de afzonderlijke staten versterkt. Na dit alles moet nog de vraag worden ge steld in hoeverre blank Amerika zich be wust is van de binnenlandse noodtoestand. Maken de Amerikaanse blanken zich eigen lijk wel druk? Ten behoeve van Watts, een wijk van Los Angeles, waar in augustus 1965 tijdens een oproer 34 doden vielen en een schade van 140 miljoen gulden werd aangericht, heeft de centrale regering 15 miljoen gulden be schikbaar gesteld voor sociale programa's. Hiervan is evenwel 51 procent ten goede ge komen aan „administratieve kosten" en so ciale werkers vragen zich af waar de rest van het geld eigenlijk is gebleven. De houding van de volksvertegenwoordi ging met betrekking tot de ratten is eigen lijk symbolisch. Het is hoogst benauwend, dat cijfer, die 14.000 Amerikaanse kinderen, die gedood of verminkt zijn door ratten. Aan de ene kant zien wij een gemeenschap die technisch dusdanig is geperfectioneerd dat zulk nauwkeurig statistisch materiaal beschikbaar kan worden gesteld. Aan de an dere kant is diezelfde gemeenschap zo onver antwoordelijk, dat er niets aan wordt gedaan.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9