Boekennieuws
Franse jeugd tekent
eerlijk zelfportret
Hitier ontdekte dat zijn
Atlantikwal" had gefaald
AUGUSTUS
IN 1942
Bres in
de gordel
van staal
BOEING-727 KREEG VERLENGDE VERSIE
Predikanten kijken in de
industriële keuken
Aan de hand van richtlijnen en vragen
van de minister voor Jeugdzaken
Boekwerk
Evenbeeld
Minderheid
Verdwenen
Waarom
PARIJS Franqois Missojfe houdt er van zijn zaken grondig aan te pak
ken. Als minister van binnenlandse handel riep hij indertijd de hulp van de
huisvrouwen in om zijn gevecht tegen de slagers en hun prijsverhogingen tol
een goed einde te brengen. Als ambassadeur van Frankrijk in Tokio schonk hij
het hoornvlies van zijn ene oog, dat hij niet kon behouden aan een arme blinde
Japanner en hij betaalde tevens zijn operatie.
Nu is hij minister van sport en jeugd
zaken en wordt geconfornteerd met de
tekorten aan sportaccommodaties, met
de eisen van de sportorganisaties en
met de problemen van de vrijetijds
besteding, zoals die in alle landen van
de wereld bestaan.
„Neen", zei hij tegen de sportorga
nisaties en de instellingen tot bevorde
ring van de vrijetijdsbesteding, „niet
jullie dienen te worden geholpen, maar
de jeugd." Daarna volgde zijn opróep
tot de jeugd: „Wat willen jullie? Waar
kan ik helpen? Maar voor alles, wie
zijn jullie feitelijk?"
De oproep tot de jeugd was een vol
treffer. Ruim 280.000 jongens en meisjes
tussen 15 en 24 jaar, verspreid over ge
heel Frankrijk, tekenden aan de hand
van de door de minister verschafte
richtlijnen en vragenlijsten in zeven
duizend rapporten 'n eerlijk en natuur
getrouw zelfportret. Tegelijkertijd ver
richtte het instituut voor opinie-onder-
zoek op verzoek van het ministerie een
diepgaande peiling bij Franse jonge
ren tussen 16 en 20 jaar, die voor het
ministerie onbereikbaar waren.
De Franse televisie gaf in een serie
gesprekken en forumavonden met jon
geren, eveneens een waardevolle bij
drage. Alle gegevens, op deze wijze
door het ministerie verzameld, werden
in handen gegeven van psychologen,
sociologen en opvoedkundigen voor een
volledige analyse.
De gehele winter en een groot deel
van de lente hebben zij aan 't „portret
van de huidige Franse jeugd" gewerkt.
Pas tegen het einde van mei boden zij
het kant en klaar, in een boekwerk
van bijna vierhonderd bladzijden aan
de minister aan.
Het resultaat viel niet tegen!
Jean, de Franse jongen, is een heel
gewone verschijning. Hij draagt geen
lange haren of uitzonderlijke kleding.
Hij is geen yeah-yeah of bla-bla of wat
dan ook. Hij heeft geen moeilijkheden
met de politie of met de maatschappij.
LSD'of marihuana Kent Hij niét. Hij be
hoort tot 99,6 procent van de Franse
jeugd, die zich echter gemakkelijk laat
overschreeuwen door een luidruchtiger
en spectaculairder 0.4 procent, omdat
hij er geen behoefte aan heeft zich te
manifesteren. Jacqueline, het Franse
meisje, is zijn evenbeeld.
Het beeld dat de Franse jeugd van
zichzelf heeft gegeven, is tegelijkertijd
verrassend en banaal. Verrassend, om
dat zij anders is, dan zij ons zo vaak
wordt voorgehouden als opstandig moei
lijk, vaak verontrustend; banaal, om
dat zij in feite precies zo is als de jeugd
van vorige generaties. Het enige ver
schil is, dat zij thans wat onafhankelij
ker is^ maar dat zij daarentegen een
groter verantwoordelijkheidsgevoel
heeft en op vele punten ernstiger is dan
haar voorgangsters waren.
„Als onze opvoeders over onze pro
blemen praten", zo zegt een groepje
jongeren uit dt omgeving van Dijon,
„denken ze in de eerste plaats aan on
ze ontspanning. Want de organisatie
van deze ontspanning dient hun rust te
garaderen. Maar onze grootste zorg is
voor alles ons beroep en onze toekomst"
Deze woorden zijn Jean en Jacque
line uit het hart gegrepen. Beiden wer
ken dan ook, zoals zeventig pet. van
de jongeren tussen 16 en 21 jaar. Het
aantal studenten groeit weliswaar van
jaar tot jaar, maar met driehonderd
duizend vormen ze toch een belangrijke
minderheid bij de ruimt drie miljoen
jonge arbeiders. Hoewel Jean met zijn
twintig jaar niet meer dan 525 francs
(386 gulden) per maand verdient, slaagt
hij er, zoals 63 pet. van de jongens en
meisjes van zijn leeftijd, in iets opzij te
leggen. Jean doet dit om een auto te
kopen en Jacqueline om zo spoedig mo
gelijk te kunnen trouwen.
Deze haast, zowel bij de jongens als
bij de meisjes, om een eigen huishou
den te stichten is een van de markant
ste trekken van de huidige Franse jeugd
Niet minder dan 226.000 jonggehuwden
zijn nog geen 25 jaar oud. Het huwelijk
is voor hen echter geen bevlieging, maar
een zeer ernstige aangelegenheid. De
partners beschouwen alkaar hierin als
elkanders gelijken, zowel in rechten als
in plichten. Eerlijk verdelen zij de ver
antwoordelijkheden van hun gezin, zo
wel de financiële, als de materiële,
als de sentimentele. Daarom zijn zij
ook huiverig om kinderen ter wereld
te brengen. Zij doen dit bepaald niet zo
lang zij niet over de middelen beschik
ken om de kinderen op correcte wijze
op te voeden. Daarom hebben zij zich
voor hun huwelijk laten voorlichten
over seksuele vraagstukken en gezins
planning.
Meer dan tachtig procent van de
jonggetrouwden kan zich in de eerste
jaren van het huwelijk geen kinderen
veroorloven. Beiden dienen te werken.
Zij voor de huur en voor de afbetaling
van de auto, de huishoudmachines en de
televisie: hij voor de belasting en het
dagelijks levensonderhoud. Verder moet
hij 's avonds studeren om in zijn be
roep vooruit te komen. De zorg voor een
of meer kinderen zet de toekomst van
de jongen en daarmee die van het hele
huishouden op het spel. Want met het
huwelijk is het slagen in zijn beroep
het belangrijkste levensdoel van de
Franse jongen.
Niet alleen in het persoonlijke vlak
is Jean bereid verantwoordelijkheid te
dragen, maar ook in het openbare. Hij
interesseert zich voor alles en vooral
voor de grote problemen van zijn tijd:
de ontwikkeling van Frankrijk, het
atoomwapen, de hulp aan ontwikke
lingslanden, de oorlog in Viëtnam, de
Europese eenwording. Hij heeft over
dit alles zijn mening. Bovendien vindt
hij, dat de ouderen hierover te veel
praten en te weinig daden stellen. Hij
trappelt van ongeduld om zelf mee te
helpen aan de oplossing van al deze
problemen.
Toch meent hij met 75 procent van
de zijnen, dat de kiesgerechtigde leef
tijd niet lager mag zijn dan 21 jaar.
Wel zou hij graag zien, dat men de
jongeren van 18 jaar of méér betrok in
het verenigingsleven, dat men hen in
staat stelde als waarnemers raadszit
tingen bij te wonen en dat ook zij hun
stem zouden kunnen laten horen bij het
nemen van grote besluiten.
Voorlopig volgt hij hetgeen er in de
wereld gebeurt op de radio, televisie
en in de krant, waarvan hij een van de
twee miljoen dagelijkse lezers tussen
15 en 20 jaar is. De radio heeft hij voor
zijn idolen en zijn chansons; op de te
levisie volgt hij vooral de actuele en
wetenschappelijke uitzendingen en Jac
queline de films en de toneelstukken;
in de krant volgt hij de sport, de poli
tiek en het gemengde nieuws, terwijl
Jacqueline eerst de mode en de horo
scoop bekijkt*, voordat zij gemengde be
richten en vooral liefdesverhalen leest.
Jean en Jacqueline hebben een on
miskenbare idolenverering, maar deze
gaat niet verder dan hun poremonnaie
toelaat. Zij zijn bereid hun idool te vol
gen in kleding, in eten en drinken, in
uitgaan, doch niet verder dan hun per
soonlijk budget reikt.
Dit is hun leven. Zoals wij in 't be
gin reeds zeiden: verrassend en banaal.
Inderdaad met een groter verantwoor
delijkheidsgevoel en ernstiger dan hun
voorgangers.
Maar toch ontbreekt er iets aan, dat
altijd juist de gevaarlijke kant van de
jeugd is geweest: de zucht naar avon
tuur en het nemen van risico's. Deze
twee karaktertrekken, die vroeger het
kenteken waren van jeugd en levens
lust zijn praktisch geheel verdwenen.
UTRECHT. „Na een paar maandun
zei men tegen de dominee: U preekt al
heel anders." De grijzende dr. J. C. C.
Rupp (58) zegt het met een tevreden
lachje.
Dat mag dan ook. De dominee is er
een van de veertig, die bij hem in de
leer zijn voor het vak „industriële ver
houdingen"; pardon: die door het Uni
versitair instituut vormingswerk be
drijfsleven worden „begeleid" op dit
gebied. Want zelfoverschatting is een
naar ding en dr. Rupp houdt er niet
van anderen op de tenen te staan.
Het instituut, dat sinds 1957 vooral
cursussen voor het Nederlandse be-
drijfskader organiseert, is gevestigd in
een van Utrechts oude straatjes: Ach
ter Sint Pieter nummer veertien. Daar
wordt gewerkt aan de „bewustmaking
van de achtergronden van het bedrijfs-
gebeuren", dit alles onder verantwoor
delijkheid van de Universiteit van
Utrecht, de vakcentrales en de werkge
versorganisaties, uitgezonderd het NKV
en de katholieke werkgeversorganisa
tie. Maar ook beide laatste zullen zo
wordt verwacht binnenkort het cura
torium van het instituut komen verster
ken.
Drie jaar geleden begon dr. R^
met wat men oneerbiedig zou kunnen
noemen de „predikantencursus in eco
nomie, sociologie en sociale psyycholo-
gie". Waarom?
Dr. Rupp: „Niet om de theologische
studie te willen vernieuwen. Het blij
ven theologen. We" willen er ook echt
geen halfbakken economen van maken.
Onze opleiding fungeert als keuzevak
voor het doctoraal examen theologie.
Zij is bedoeld als ontmoeting van de
theoloog met de werkelijkheid. In
plaats van economie en sociologie zou
dat bijvoorbeeld ook kunnen als keuze
vak met natuurwetenschappen of kunst.
Mede-directeur dr. H. M. de Lange
vult aan: „Die confrontatie van de pre
dikant met de werkelijkheid is naar
mijn smaak wel eens achtergebleven.
De predikant wordt geroepen voor be
grafenissen en het ziekbed. Maar voor
de vragen van alle dag de arbeid
wordt hij niet gehaald. Dan is hij na
melijk geen gesprekspartner, verstaat
hij zeis het jargon niet".
Het is duidelijk, dat het Utrechts
instituut volgend jaar versterkt met
een Rotterdams filiaal daar veran
dering in wil brengen. Ruim drie jaar
geleden is men er al mee begonnen.
Twintig dominees uit verschillende ker
ken begonnen de studie van de „in
dustriële verhoudingen". In oktober
meldden er zich veertig, vastbesloten
het sociaal-economische keuzevak tot
een goed einde te brengen.
Deze zomer hebben zij hun kennis
opgedaan in studieweken en thuis,
uit de literatuur in praktijk ge
bracht. Vier weken lang werkten de
predikanten in verschillende onderne
mingen van Philips. Zij monteerden
televisietoestellen, sjouwden in de ma
gazijnen of stonden aan de lopende
Het nieuwste verkeersvliegtuig van
de Boeing-fabrieken: de verlengde
versie van de driemotorige Boeing
727, die 727-200 is gedoopt. Het
toestel zal maximaal 178 passa
giers kunnen vervoeren. De „lucht-
bus" die onlangs zijn eerste vlucht
maakte, is 6.10 meter langer dan
de 727, waarmee de Lufthansa o.a.
vliegt.
band. Alles ter beter begrip van hun
gemeenteleden.
Zoals overal veranderen ook op ker
kelijk terrein de vormen. Nieuwe ty
pen van „gemeenten" ontstaan, niet
langer bepaald door de grenzen op de
kaart. Een daarvan is het werkterrein
van de industriepredikant.
Verscheidene van de studenten van
dr. Rupp zijn of zullen ook daar hun
plaats vinden.
Welk nut heeft deze man voor de on
derneming?
Dr. Rupp: „Hij kan vertrouwensman
zijn. Hij kan geraadpleegd worden bij
allerlei beslissingen van de directie. Bij
voorbeeld bij het overschakelen op zon-
dagsarbeid."
Wordt de predikant in zo'n geval dan
niet gebruikt voor het „verkopen" van
een moeilijke zaak aan het personeel?
Dr. Rupp: „Hij is een onafhankelij
ke figuur en mag zich dus niet voor 'n
karretje laten spannen. Zijn taak is, de
mensen directie en personeel de
achtergronden van het bedrijfsgebeu-
ren bewust te maken, hetzij goed, het
zij kwaad. Op grond daarvan zal ieder
echter zelf verantwoordelijkheid ne
men."
Het is duidelijk hoe dr. Rupp de toe
komst ziet: Predikanten die anders dan
voorheen midden in het bedrijfsleven
staan, die van economie en sociologie
een graantje hebben meegepikt en
daarmee tot een gesprekspartner wor
den ook als de vragen van alledag aan
de orde komen.
Tn de „Arendsoog"-serie van P. No-
wee, een reeks, waaraan nooit
meer een eind schijnt te komen, ver
scheen onlangs bij de uitgeverij L. C.
G. Malmberg te 's-Hertogenbosch het
vierendertigste nummer, getiteld:
„Schoten om middernacht".
Ook in dit verhaal van de avonturen
van Arendsoog en Witte Veder, het
edele steeds tot hulp bereid zijnde
tweetal, dat vaak doet denken aan
Winnetou en Old Shatterhand, weet
Nowee de nodige spanning in zijn vlot
vertelde geschiedenis te leggen, ook
al spint hij detailzaken wel eens wat
te lang uit. De 'avonturen betreffen
ditmaal een aan de zelfkant van het
leven terechtgekomen cowboy, die het
onder druk van anderen op het leven
van onze beide helden heeft gemunt,
maar door de sportiviteit van 't tweetal
tot betere gedachten en daden wordt
gebracht. Jongens in de leeftijd van
twaalf tot zestien,, en wellicht ouder,
zullen aan dit deel van de bekende se
rie wel een prettige avond beleven.
P. Nowee: „Schoten om
middernacht". Uitgave:
Malmberg, Den Bosch.
XJet schrijven van meisjesboeken Is,
is, de ervaring heeft het geleerd,
een zeer bijzondere zaak. Het is niet
zozeer de toon, die bepaalt of zo'n
door tieners te lezen boek een succes
wordt als wel de materie, die wordt
behandeld. Dat moet ergens een schot
in de roos zijn.
Gre de Reus heeft dat rake schot
afgevuurd in „Een stukje van de he
mel", het verhaal van een meisje,
echt een kind van deze tijd, dat het
slachtoffer dreigt te worden van een
disharmonieus huwelijk. De schrijfster
verdiept zich niet in psychologische
achtergronden, maar geeft de situatie
op een begrijpelijke, menselijke wijze
weer en laat haar hoofdfiguur, Sacha,
zelf ontdekken wat nu eigenlijk de
waarden van het leven zijn. Afgezien
van een enkele vreemde zinswending,
leest het boek erg vlot. Schokkende
zaken waaraan overigens niemand
behoefte heeft bij ontspanningslectuur
komen in het verhaal niet voor en
ieder meisje zal de belevenissen en
gevoelens van Sacha goed aan kunnen
voelen. En natuurlijk genieten van de
goede afloop.
Gre de Reus: „Een stukje
van de hemel". Uitgave:
West-Friesland - Hoorn.
/Aver de situatie in het voormalige
Nederlands Indië ten tijde van
de politieke acties is in ons land, al
thans in bredere kring, nooit veel dui
delijk geweest. Ook de mensen, die
daar de laatste strijd gestreden heb
ben, zullen vaak niet precies geweten
hebben wat er nu precies gaande was.
Daarvoor was alles vaak veel te veel
verward.
Toch heeft V. L. van der Eb, in
„Van afgeschreven zaken", een met
veel verve geschreven boek, de avon
turen' van Marine-mannen en KNIL-
soldaten tegen de achtergrond van een
heldere visie inzake politiek en rassen
problemen voor de lezer begrijpelijk
weten te maken. Het gaat in grote
trekken om de strijd tegen de smok
kelhandel, waarbij allerlei interessante
figuren nader belicht worden. Hier
geen happy-end, maar een echt drama,
dat ergens duidelijk maakt waarom het
toen eigenlijk in Indonesië ging. Een
boeiend en leerzaam boek, waarin de
stof tot een aantrekkelijk verhaal is
verwerkt.
V. L. van der Eb: „Van af
geschreven zaken". Uitgave:
„West-Friesland" - Hoorn.
HET PSYCHOLOGISCHE SUCCES VAN DIEPPE
WANNEER het woord is geboren, weet niemand meer precies, maar in
eens was het er en werd het door iedereen gebruikt: HET TWEEDE
FRONT.
De Engelse zender dreigde er dagelijks mee. De Duitsers werden er bij
zonder zenuwachtig van. Voor alle bezette landen was het woord een bron
van hoop.
VWVWVW>A^
Geallieerde raid op
Dieppe
Duitse aanval op
Stalingrad breekt
los.
Vijf gijzelaars in
Haaren dood
geschoten.
Joodse meisjes
uit Amsterdam op
transport,
Duitsers diep in de
Kaukasus,
Maandenlange
Amerikaanse aanval
op Guadalcanal
begint.
In de zomer van 1942 wist ieder kind
wat er met HET TWEEDE FRONT
werd bedoeld: op een mooie dag zou
den sterke geallieerde legers over de
Noordzee naar de Westkust van het
bezette Europa varen en dan zou de
bevrijding komen. Wat er tussen die
aankomst en de bevrijding kon gebeu
ren, interesseerde de mensen nauwe
lijks.
„Als die Engelsen en die Amerika
nen nou eindelijk maar eens kwamen
om dat botte Duitse gezicht in elkaar
te timmeren", verzuchtte een Rotter
damse typiste in haar dagboek.
Dan maar vechten en bombarderen,
alles leek de Nederlanders in de zo
mer van 1942 beter dan de honende
Duitse terreur die met de dag bloedi
ger werd.
De Duitsers waren doodsbang voor
Het Tweede Front niet alleen de
gewone soldaat, maar vooral de top
nazi's en de legerleiding.
In de Eerste Wereldoorlog hadden de
Duitsers op twee fronten moeten
vechten en dat was hun slecht beko
men. In 1939 had Hitier zijn trawan
ten plechtig beloofd: „Ik zal er voor
zorgen, dat Duitsland nooit meer aan
twee fronten tegelijk behoeft te vech
ten."
Maar de bliksemoorlog tegen Rus
land was in de vroege winter van
1941 mislukt; het Oostfront eiste in
1942 steeds meer mensen en mate
riaal. Ondertussen bleven de Britten
maar vertellen welk een gigantische
legermacht in Engeland en Amerika
werd opgebouwd om de Duitsers in 't
Westen te kraken.
In de zomer van 1942 gingen de
Duitsers openlijk praten en schrijven
over het Tweede Front. Zo verscheen
er in augustus 1942 een officiële be
kendmaking in de Nederlandse kran
ten, waarin de vaderlanders erop wer
den gewezen hoe gevaarlijk het op
straat zou zijn als Het Tweede Front
aan de Nederlandse kust zou worden
gevormd. We moesten ons vooral
niet met de gevechtshandelingen be
moeien, zo deelden de Duitsers ons
mee, want dat was héél gevaarlijk.
Het beste konde- we maar binnenblij
ven. We zouden wel tijdig worden ge
waarschuwd, want de bekendmaking
eindigde: „De ervaring leert dat een
dergelijke waarschuwing nooit vroeg
genoeg kan worden verstrekt. Mocht
het op Nederlands grondgebied tot
gevechtshandelingen komen dan zal
de bevolking door aanplakbiljetten,
de radio of op andere passende wijze
nog nadere nauwkeurige voorschrif
ten verkrijgen hoe zij zich zal hebben
te gedragen."
En toen opeens scheen dat veelbe
lovende Tweede Front er te zijn. De
radio kwam op woensdag 19 augustus
1942 met het bericht: „In de vroege
morgenuren zijn sterke Britse, Ame
rikaanse en Franse troepeneenheden
bij Dieppe aan land gegaan, gesteund
door zwaar scheepsgeschut en vlieg
tuigbescherming. Het Duitse leger
was paraat en is thans bezig de vij
and te vernietigen en in zee te drij
ven."
Een machtige golf van opwinding
sloeg door de bezette landen. „Even
tjes afwachten", glunderden de Ne
derlanders die het toch ergens een op
luchtende oplossing vonden dat de
landingen niet bij Scheveningen wa
ren uitgevoerd, want het Duitse le-
gerbericht sprak over grote vernie
lingen en slachtoffers onder de bur
gerbevolking. „Eventjes afwachten",
deden de vaderlanders opgewekt,
„dat vernietigen en in zee drijven
kan best meevallen: de geallieerden
weten heus wel wat ze doen."
Maar het viel niet mee. 's Avonds
zaten de bezette gebieden weer in
zak en as. De aanval was werkelijk
afgeslagen en de jubelende Duitsers
verdubbelden ieder uur het aantal
aanvallers om zo hun glorie steeds gro
ter te maken.
„Wat heeft dat nou voor zin?" zei
den de Nederlanders, sommigen met
tranen in de ogen. „Het moet honder
den mensenlevens hebben gekost. Zijn
die Engelsen en die Amerikanen dan
werkelijk niet in staat om iets goed te
doen?"
De raid op Dieppe deed de gealli
eerden in de bezette gebieden geen
goed. Pas na de oorlog zou het duide
lijk worden wat het doel van deze op
het eerste gezicht onbekookte actie
was geweest.
Rusland was in een titanenstrijd ge
wikkeld en het voerde vooral een ge
vecht met de tijd: iedere seconde
winst kon beslissend zijn.
Amerika en Engeland waren nog
lang niet gereed voor een doeltreffen
de aanval in het Westen, waardoor
de druk op Rusland verminderd kon
worden.
De Engelse dreiging met het Twee
de Front had Hitier wel zenuwachtig
gemaakt, maar hij achtte het gevaar
in 1942 nog niet zo acuut, dat hij
troepen van het Oostfront naar de
Westkust wilde zenden.
Hitler had aan de Westkust de „At
lantikwal" gebouwd, „een muur van
staal en beton", en Hitier zei dat die
muur ondoordringbaar was.
De westkust was echter 2.700 kilo
meter lang en de Duitse generaals
waren er lang niet zeker van dat zo'n
lange kustlijn met een vrij magere
bezetting doeltreffend te verdedigen
was.
„Ze komen niet eens aan land",
wist Hitier. „Als ze binnen schootsbe-
reik komen, maaien de kanonnen van
de Atlantikwal hen weg".
Op 19 augustus 1942 kwamen de ge
allieerden bij Dieppe echter wel aan
land en Hitier werd grauw van ellen
de. De Canadese commando's wisten
door te dringen tot het centrum van
de vissersplaats en zij verpulverden
ter plaatse de hele Alantikwal.
De raid duurde tien uur; negenhon
derd Canadezen hadden het leven ver
loren tweeduizend waren gevangen
genomen. In Hitiers ogen had de At-
lantikwel echter gefaald en in paniek
gaf hij enkele keurkorpsen aan het
Oostfront opdracht onverwijld naar 't
Westen te gaan.
Behalve dit psychologische succes
kregen de geallieerden door de raid
vele gegevens waarvan twee jaren la
ter de echte invasietroepen de vruch
ten zouden plukken.
De opwinding over Dieppe hield de
Nederlanders niet zo erg lang bezig,
want een zeer ernstige zaak was sinds
enkele weken onderwerp van felle dis
cussie.
Bij Rotterdam hadden verzets
mensen een aanslag gepleegd op een
militaire trein en in dikomlijnde be
kendmakingen liet Rauter de op-
perbeul in Nederland weten dat er
gijzelaars zouden worden gefusilleerd
als de daders zich niet zouden mel
den.
Er kwam een verhit gesprek op
gang. Sommigen hadden direct hun
mening klaar: „Die snotneuzen waren
lafaards als ze zich niet zouden mel
den." De Duitsers gokten op dergelij
ke gevoelens, want dan konden zij via
de gijzelaars het hele Nederlandse
verzet onmogelijk maken.
Rotterdam vreesde dat er Rotter
damse gijzelaars zouden worden ge
fusilleerd en enkele Rotterdammers
begonnen een actie, waarin zij de
verzetsdaad afkeurden.
De illegale pers schreef: „Het gaat
de Duitsers niet in de eerste plaats
om de verzetsdaad. Zij zijn bang
voor het Tweede Front en zij willen
de Nederlanders door fusilleren van
gijzelaars bang en gehoorzaam ma
ken. De Duitsers willen de terreur
omdat zij ons volk te weerbaar vin
den."
Op 14 augustus was er groot appel
in het gijzelaarskamp van Haaren. Er
werden vijf namen gelezen; vijf man
nen moesten zich melden.
Zaterdag 15 augustus stond de ap
pelplaats weer vol met gijzelaars.
Twee Duitsers lazen een eindeloos
lang document voor, waarin stond,
dat de vijf gijzelaars waren doodge
schoten.
Een leraar, gijzelaar in Haaren,
schreef in zijn dagboek: „God geve
dat we de dood rustig en moedig zul
len aanvaarden. Maar wat bekruipt
en bespringt is de afkeer, de ontzet
ting over het onrecht."
De man die voor deze moord op Ne
derlanders aansprakelijk was, is ge
neraal Christiansen. Deze generaal is
thans 87 jaar. Hij werd na de oorlog
tot ereburger van de Duitse stad Wyk
gemaakt.
Wat Christiansen, Rauter en al de
andere Duitse misdadigers beoogden
met het neerschieten van gijzelaars,
werd niet bereikt. Het Nederlandse
volk kromp niet ineen van angst. De
golf van haat werd na de moord op
de gijzelaars zo tastbaar, dat Christi
ansen zelfs een moment heeft overwo
gen geen gijzelaars meer dood te
schieten. In oktober 1942 zijn er ech
ter weer vijftien gijzelaars gefusil
leerd. Daarna ging Christiansen tot
een ander moordsysteem over: hij
liet in de buurt waar een sabotage
daad was verricht, willekeurige men
sen oppakken en ombrengen.
In de zomer van 1942 brak de bru
tale openlijke terreur over ons land
los. De Duitsers deden geen enkele
moeite meer om hun vreselijke mis
daden te verbergen. Het ondragelijke
voor slachtoffers en bedreigden was
dat al die wandaden de vorm kregen
van een schoolmeesterachtige pedan
terie, van een domme ambtelijkheid,
die lachwekkend was geweest, als
men er niet in machteloze woede om
had moeten huilen.
In augustus 1942 kregen honderden
Joodse gezinnen in het getto in Am
sterdam per post een oproep thuis:
de dochters tussen de zestien en twin
tig jaar moesten zich 's avonds mel
den „voor transport". Als de dochters
niet kwamen werden de ouders gear
resteerd.
Dit is geen gruwelverhaal uit een
ver verleden toen de mensheid nog
moest leren mens te zijn. Dit is in
onze tijd gebeurd. De hele examen
klas van een Joods lyceum moest
zich melden. Het waren meisjes als
onze eigen dochters van nu, die we
met zorg opvoeden en voor wie we da
gelijks hopen dat het leven mild voor
hen zal zijn. Het waren meisjes als
uw en onze dochter en hun ouders
hadden dezelfde gevoelens als u en
wij.
Onze dochters kunnen in vrijheid
en bescherming groot worden, maar
die honderden meisjes in het getto
van Amsterdam werden in augustus
1942, nu 25 jaar geleden, door af
zichtelijke onmensen via de post bij
hun ouders weggesleurd om SS-borde-
len te bevolken, waar na enkele on
beschrijfelijke maanden de dood hen
als een milde verlosser kwam bevrij
den.
Laten we maar niet pogen ons voor
te stellen wat er allemaal is gebeurd
in het getto van Amsterdam op de
avond van het vertrek. De meisjes
zijn gegaan, alleen de donkere nacht
in, want de ouders mochten hen niet
wegbrengen. Zij zijn gegaan omdat
ze dachten hun ouders te redden
binnen het jaar zou blijken dat hun
offer vergeefs was geweest.
Het was in die warme zomermaan
den van 1942 dat het leven voor vele
duizenden Nederlanders bijna ondraag
lijk werd. Natuurlijk, men was zich
niet dag en nacht zijn ellende bewust.
Men werd afgeleid door de ondrama
tische zorgen voor het dagelijks be
staan. Men poogde het leven zijn ge
wone gang te laten gaan door te wer
ken en door zo nu en dan in besloten
kring een feestje te vieren.
Steeds vaker kwamen echter de
momenten waarin men zich de ramp
spoed waarin men was geraakt, be
wust werd. Er was in die tijd slechts
één hoop: Het Tweede Front. Eens
moest de dag komen dat de veroorza
kers van al het leed als jankende hon
den zouden worden weggejaagd. Dit
visioen gaf de mens in 1942 de moed
om verder te leven: de droom kon
iedere dag werkelijkheid worden.
Op 19 augustus gaf generaal Paulus
het zesde Duitse leger opdracht Sta
lingrad aan te vallen. De Duitse le
gers waren dronken van machtswaan-
zin in Rusland. Duizenden vrouwen en
kinderen werden er dagelijks zinloos
afgeslacht, omdat heel Westelijk Rus
land ontruimd moest worden voor de
Germaanse Übermensch. Op 21 augus
tus werd op de vijfduizend meter ho
ge berg Elbroes in de Kaukasus de
hakenkruisvlag gehesen en door alle
bezette gebieden daverden de radio's:
„Deutschland, Deutschland, über al
les in der Welt". Wat is het in wezen
vernederend voor het Duitse volk dat
dit besmeurde volkslied na de oorlog
werd gehandhaafd.
Hoe goed is het nu, een kwart
eeuw later, te weten dat vlak achter
deze machtsdronkenheid, dat vlak
achter de hoge Elbroes de totale ver
nietiging voor de grenzenloze hoog
moed lag. In augustus 1942 marcheer
de het zesde leger van Paulus naar
Stalingrad om daar in een hel van
vuur en ijs voorgoed te verdwijnen.
De eerste flauwe tekenen van de
toekomstige ineenstorting werden
echter niet in Europa genoteerd,
maar in het bijna ruimteloze gebied
van de Stille Oceaan, waar Amerika
nen en Australiërs wanhopig naar 'n
weg terug aan het zoeken waren. De
Japanners dreigden via Nieuw-Guinea
waar zij een bolwerk van hadden ge
maakt, de sprong naar Australië te
doen. MacArthur, de opperbevelheb
ber van de geallieerde strijdmacht in
Azië, besloot op dit eiland, gevuld met
onbetreden oerwouden, de Japanners
te land het eerste halt toe te roepen.
Toen de Japanse troepen Port Mo
resby aan de zuidkust van Nieuw-Gui-
nea tot op dertig kilometer waren ge
naderd, werd in augustus 1942 de te
genaanval begonnen.
De geallieerde troepen hadden ge
brek aan alles. Zij aten slechts één
keer per dag en munitie was kost
baarder dan goud, maar de Japan
ners werden in het ondoordringbare
oerwoud teruggedreven. Een Ameri
kaanse soldaat schreef de dag voor
hij sneuvelde in zijn dagboek: „We
noteren onze dagelijkse terreinwinst
hier in meters."
Het aantal gesneuvelden werd met
honderden tegelijk geteld, maar de
Japanner moest wijken.
Wilde deze actie echter blijvend
succes hebben, dan moest de verbin
dingslijn Amerika - Australië open
blijven. Deze lijn werd geblokkeerd
door de Salomonseilanden, die door
de Japanners waren ingericht als uit
valspost, van waaruit zy ieder be-
voorradingsconvooi van Amerika
naar Australië konden onderscheppen.
Hoewel er in feite nog zelfs geen
begin was gemaakt met de opbouw
van het deerlijk geschonden Ameri
kaanse leger, sprongen in de vroege
morgen van 7 augustus 1942 Ameri
kaanse mariniers van hun landingsbo-
ten op een smalle strook strand, om
zoomd door bergen met dichte wilder
nis begroeid. De vele tienduizenden
Japanners hadden zich op die ber
gen teruggetrokken en wachtten daar
de Amerikanen op. De naam van een
onbeduidend eilandje kreeg op 7 au
gustus 1942 een plaats in het geschie
denisboekje van de toekomst: Guadal
canal.
Geallieerde leger, vloot en lucht
macht zouden op en om Guadalcanal
zes maanden vechten zonder op ver
liezen te letten. Het gevecht zou zo
onmenselijk wreed worden dat de be
schrijvingen later aan de koortsfanta
sieën van een geestelijk gestoorde de
den denken. Op het kleine stipje in de
Oceaan zouden bijna honderdduizend
soldaten een graf vinden. Toen zij
werden teruggedrongen, vochten de
Japanners zich letterlijk dood er
werden nog geen honderd Japanners
krijgsgevangen gemaakt.
De zwaar bevochten zege van de
Amerikanen op Guadalcanal werd
meer dan een beveiliging voor de toe
voer. Het werd de opening van het
Japanse front en het werd de onder
gang van de Japanse vloot en de Ja
panse luchtmacht.
Guadalcanal werd voor de Amerika
nen het begin van een zeer lange weg
terug.