Boekennieuws Franse jeugd tekent eerlijk zelfportret Hitier ontdekte dat zijn Atlantikwal" had gefaald AUGUSTUS IN 1942 Bres in de gordel van staal BOEING-727 KREEG VERLENGDE VERSIE Predikanten kijken in de industriële keuken Aan de hand van richtlijnen en vragen van de minister voor Jeugdzaken Boekwerk Evenbeeld Minderheid Verdwenen Waarom PARIJS Franqois Missojfe houdt er van zijn zaken grondig aan te pak ken. Als minister van binnenlandse handel riep hij indertijd de hulp van de huisvrouwen in om zijn gevecht tegen de slagers en hun prijsverhogingen tol een goed einde te brengen. Als ambassadeur van Frankrijk in Tokio schonk hij het hoornvlies van zijn ene oog, dat hij niet kon behouden aan een arme blinde Japanner en hij betaalde tevens zijn operatie. Nu is hij minister van sport en jeugd zaken en wordt geconfornteerd met de tekorten aan sportaccommodaties, met de eisen van de sportorganisaties en met de problemen van de vrijetijds besteding, zoals die in alle landen van de wereld bestaan. „Neen", zei hij tegen de sportorga nisaties en de instellingen tot bevorde ring van de vrijetijdsbesteding, „niet jullie dienen te worden geholpen, maar de jeugd." Daarna volgde zijn opróep tot de jeugd: „Wat willen jullie? Waar kan ik helpen? Maar voor alles, wie zijn jullie feitelijk?" De oproep tot de jeugd was een vol treffer. Ruim 280.000 jongens en meisjes tussen 15 en 24 jaar, verspreid over ge heel Frankrijk, tekenden aan de hand van de door de minister verschafte richtlijnen en vragenlijsten in zeven duizend rapporten 'n eerlijk en natuur getrouw zelfportret. Tegelijkertijd ver richtte het instituut voor opinie-onder- zoek op verzoek van het ministerie een diepgaande peiling bij Franse jonge ren tussen 16 en 20 jaar, die voor het ministerie onbereikbaar waren. De Franse televisie gaf in een serie gesprekken en forumavonden met jon geren, eveneens een waardevolle bij drage. Alle gegevens, op deze wijze door het ministerie verzameld, werden in handen gegeven van psychologen, sociologen en opvoedkundigen voor een volledige analyse. De gehele winter en een groot deel van de lente hebben zij aan 't „portret van de huidige Franse jeugd" gewerkt. Pas tegen het einde van mei boden zij het kant en klaar, in een boekwerk van bijna vierhonderd bladzijden aan de minister aan. Het resultaat viel niet tegen! Jean, de Franse jongen, is een heel gewone verschijning. Hij draagt geen lange haren of uitzonderlijke kleding. Hij is geen yeah-yeah of bla-bla of wat dan ook. Hij heeft geen moeilijkheden met de politie of met de maatschappij. LSD'of marihuana Kent Hij niét. Hij be hoort tot 99,6 procent van de Franse jeugd, die zich echter gemakkelijk laat overschreeuwen door een luidruchtiger en spectaculairder 0.4 procent, omdat hij er geen behoefte aan heeft zich te manifesteren. Jacqueline, het Franse meisje, is zijn evenbeeld. Het beeld dat de Franse jeugd van zichzelf heeft gegeven, is tegelijkertijd verrassend en banaal. Verrassend, om dat zij anders is, dan zij ons zo vaak wordt voorgehouden als opstandig moei lijk, vaak verontrustend; banaal, om dat zij in feite precies zo is als de jeugd van vorige generaties. Het enige ver schil is, dat zij thans wat onafhankelij ker is^ maar dat zij daarentegen een groter verantwoordelijkheidsgevoel heeft en op vele punten ernstiger is dan haar voorgangsters waren. „Als onze opvoeders over onze pro blemen praten", zo zegt een groepje jongeren uit dt omgeving van Dijon, „denken ze in de eerste plaats aan on ze ontspanning. Want de organisatie van deze ontspanning dient hun rust te garaderen. Maar onze grootste zorg is voor alles ons beroep en onze toekomst" Deze woorden zijn Jean en Jacque line uit het hart gegrepen. Beiden wer ken dan ook, zoals zeventig pet. van de jongeren tussen 16 en 21 jaar. Het aantal studenten groeit weliswaar van jaar tot jaar, maar met driehonderd duizend vormen ze toch een belangrijke minderheid bij de ruimt drie miljoen jonge arbeiders. Hoewel Jean met zijn twintig jaar niet meer dan 525 francs (386 gulden) per maand verdient, slaagt hij er, zoals 63 pet. van de jongens en meisjes van zijn leeftijd, in iets opzij te leggen. Jean doet dit om een auto te kopen en Jacqueline om zo spoedig mo gelijk te kunnen trouwen. Deze haast, zowel bij de jongens als bij de meisjes, om een eigen huishou den te stichten is een van de markant ste trekken van de huidige Franse jeugd Niet minder dan 226.000 jonggehuwden zijn nog geen 25 jaar oud. Het huwelijk is voor hen echter geen bevlieging, maar een zeer ernstige aangelegenheid. De partners beschouwen alkaar hierin als elkanders gelijken, zowel in rechten als in plichten. Eerlijk verdelen zij de ver antwoordelijkheden van hun gezin, zo wel de financiële, als de materiële, als de sentimentele. Daarom zijn zij ook huiverig om kinderen ter wereld te brengen. Zij doen dit bepaald niet zo lang zij niet over de middelen beschik ken om de kinderen op correcte wijze op te voeden. Daarom hebben zij zich voor hun huwelijk laten voorlichten over seksuele vraagstukken en gezins planning. Meer dan tachtig procent van de jonggetrouwden kan zich in de eerste jaren van het huwelijk geen kinderen veroorloven. Beiden dienen te werken. Zij voor de huur en voor de afbetaling van de auto, de huishoudmachines en de televisie: hij voor de belasting en het dagelijks levensonderhoud. Verder moet hij 's avonds studeren om in zijn be roep vooruit te komen. De zorg voor een of meer kinderen zet de toekomst van de jongen en daarmee die van het hele huishouden op het spel. Want met het huwelijk is het slagen in zijn beroep het belangrijkste levensdoel van de Franse jongen. Niet alleen in het persoonlijke vlak is Jean bereid verantwoordelijkheid te dragen, maar ook in het openbare. Hij interesseert zich voor alles en vooral voor de grote problemen van zijn tijd: de ontwikkeling van Frankrijk, het atoomwapen, de hulp aan ontwikke lingslanden, de oorlog in Viëtnam, de Europese eenwording. Hij heeft over dit alles zijn mening. Bovendien vindt hij, dat de ouderen hierover te veel praten en te weinig daden stellen. Hij trappelt van ongeduld om zelf mee te helpen aan de oplossing van al deze problemen. Toch meent hij met 75 procent van de zijnen, dat de kiesgerechtigde leef tijd niet lager mag zijn dan 21 jaar. Wel zou hij graag zien, dat men de jongeren van 18 jaar of méér betrok in het verenigingsleven, dat men hen in staat stelde als waarnemers raadszit tingen bij te wonen en dat ook zij hun stem zouden kunnen laten horen bij het nemen van grote besluiten. Voorlopig volgt hij hetgeen er in de wereld gebeurt op de radio, televisie en in de krant, waarvan hij een van de twee miljoen dagelijkse lezers tussen 15 en 20 jaar is. De radio heeft hij voor zijn idolen en zijn chansons; op de te levisie volgt hij vooral de actuele en wetenschappelijke uitzendingen en Jac queline de films en de toneelstukken; in de krant volgt hij de sport, de poli tiek en het gemengde nieuws, terwijl Jacqueline eerst de mode en de horo scoop bekijkt*, voordat zij gemengde be richten en vooral liefdesverhalen leest. Jean en Jacqueline hebben een on miskenbare idolenverering, maar deze gaat niet verder dan hun poremonnaie toelaat. Zij zijn bereid hun idool te vol gen in kleding, in eten en drinken, in uitgaan, doch niet verder dan hun per soonlijk budget reikt. Dit is hun leven. Zoals wij in 't be gin reeds zeiden: verrassend en banaal. Inderdaad met een groter verantwoor delijkheidsgevoel en ernstiger dan hun voorgangers. Maar toch ontbreekt er iets aan, dat altijd juist de gevaarlijke kant van de jeugd is geweest: de zucht naar avon tuur en het nemen van risico's. Deze twee karaktertrekken, die vroeger het kenteken waren van jeugd en levens lust zijn praktisch geheel verdwenen. UTRECHT. „Na een paar maandun zei men tegen de dominee: U preekt al heel anders." De grijzende dr. J. C. C. Rupp (58) zegt het met een tevreden lachje. Dat mag dan ook. De dominee is er een van de veertig, die bij hem in de leer zijn voor het vak „industriële ver houdingen"; pardon: die door het Uni versitair instituut vormingswerk be drijfsleven worden „begeleid" op dit gebied. Want zelfoverschatting is een naar ding en dr. Rupp houdt er niet van anderen op de tenen te staan. Het instituut, dat sinds 1957 vooral cursussen voor het Nederlandse be- drijfskader organiseert, is gevestigd in een van Utrechts oude straatjes: Ach ter Sint Pieter nummer veertien. Daar wordt gewerkt aan de „bewustmaking van de achtergronden van het bedrijfs- gebeuren", dit alles onder verantwoor delijkheid van de Universiteit van Utrecht, de vakcentrales en de werkge versorganisaties, uitgezonderd het NKV en de katholieke werkgeversorganisa tie. Maar ook beide laatste zullen zo wordt verwacht binnenkort het cura torium van het instituut komen verster ken. Drie jaar geleden begon dr. R^ met wat men oneerbiedig zou kunnen noemen de „predikantencursus in eco nomie, sociologie en sociale psyycholo- gie". Waarom? Dr. Rupp: „Niet om de theologische studie te willen vernieuwen. Het blij ven theologen. We" willen er ook echt geen halfbakken economen van maken. Onze opleiding fungeert als keuzevak voor het doctoraal examen theologie. Zij is bedoeld als ontmoeting van de theoloog met de werkelijkheid. In plaats van economie en sociologie zou dat bijvoorbeeld ook kunnen als keuze vak met natuurwetenschappen of kunst. Mede-directeur dr. H. M. de Lange vult aan: „Die confrontatie van de pre dikant met de werkelijkheid is naar mijn smaak wel eens achtergebleven. De predikant wordt geroepen voor be grafenissen en het ziekbed. Maar voor de vragen van alle dag de arbeid wordt hij niet gehaald. Dan is hij na melijk geen gesprekspartner, verstaat hij zeis het jargon niet". Het is duidelijk, dat het Utrechts instituut volgend jaar versterkt met een Rotterdams filiaal daar veran dering in wil brengen. Ruim drie jaar geleden is men er al mee begonnen. Twintig dominees uit verschillende ker ken begonnen de studie van de „in dustriële verhoudingen". In oktober meldden er zich veertig, vastbesloten het sociaal-economische keuzevak tot een goed einde te brengen. Deze zomer hebben zij hun kennis opgedaan in studieweken en thuis, uit de literatuur in praktijk ge bracht. Vier weken lang werkten de predikanten in verschillende onderne mingen van Philips. Zij monteerden televisietoestellen, sjouwden in de ma gazijnen of stonden aan de lopende Het nieuwste verkeersvliegtuig van de Boeing-fabrieken: de verlengde versie van de driemotorige Boeing 727, die 727-200 is gedoopt. Het toestel zal maximaal 178 passa giers kunnen vervoeren. De „lucht- bus" die onlangs zijn eerste vlucht maakte, is 6.10 meter langer dan de 727, waarmee de Lufthansa o.a. vliegt. band. Alles ter beter begrip van hun gemeenteleden. Zoals overal veranderen ook op ker kelijk terrein de vormen. Nieuwe ty pen van „gemeenten" ontstaan, niet langer bepaald door de grenzen op de kaart. Een daarvan is het werkterrein van de industriepredikant. Verscheidene van de studenten van dr. Rupp zijn of zullen ook daar hun plaats vinden. Welk nut heeft deze man voor de on derneming? Dr. Rupp: „Hij kan vertrouwensman zijn. Hij kan geraadpleegd worden bij allerlei beslissingen van de directie. Bij voorbeeld bij het overschakelen op zon- dagsarbeid." Wordt de predikant in zo'n geval dan niet gebruikt voor het „verkopen" van een moeilijke zaak aan het personeel? Dr. Rupp: „Hij is een onafhankelij ke figuur en mag zich dus niet voor 'n karretje laten spannen. Zijn taak is, de mensen directie en personeel de achtergronden van het bedrijfsgebeu- ren bewust te maken, hetzij goed, het zij kwaad. Op grond daarvan zal ieder echter zelf verantwoordelijkheid ne men." Het is duidelijk hoe dr. Rupp de toe komst ziet: Predikanten die anders dan voorheen midden in het bedrijfsleven staan, die van economie en sociologie een graantje hebben meegepikt en daarmee tot een gesprekspartner wor den ook als de vragen van alledag aan de orde komen. Tn de „Arendsoog"-serie van P. No- wee, een reeks, waaraan nooit meer een eind schijnt te komen, ver scheen onlangs bij de uitgeverij L. C. G. Malmberg te 's-Hertogenbosch het vierendertigste nummer, getiteld: „Schoten om middernacht". Ook in dit verhaal van de avonturen van Arendsoog en Witte Veder, het edele steeds tot hulp bereid zijnde tweetal, dat vaak doet denken aan Winnetou en Old Shatterhand, weet Nowee de nodige spanning in zijn vlot vertelde geschiedenis te leggen, ook al spint hij detailzaken wel eens wat te lang uit. De 'avonturen betreffen ditmaal een aan de zelfkant van het leven terechtgekomen cowboy, die het onder druk van anderen op het leven van onze beide helden heeft gemunt, maar door de sportiviteit van 't tweetal tot betere gedachten en daden wordt gebracht. Jongens in de leeftijd van twaalf tot zestien,, en wellicht ouder, zullen aan dit deel van de bekende se rie wel een prettige avond beleven. P. Nowee: „Schoten om middernacht". Uitgave: Malmberg, Den Bosch. XJet schrijven van meisjesboeken Is, is, de ervaring heeft het geleerd, een zeer bijzondere zaak. Het is niet zozeer de toon, die bepaalt of zo'n door tieners te lezen boek een succes wordt als wel de materie, die wordt behandeld. Dat moet ergens een schot in de roos zijn. Gre de Reus heeft dat rake schot afgevuurd in „Een stukje van de he mel", het verhaal van een meisje, echt een kind van deze tijd, dat het slachtoffer dreigt te worden van een disharmonieus huwelijk. De schrijfster verdiept zich niet in psychologische achtergronden, maar geeft de situatie op een begrijpelijke, menselijke wijze weer en laat haar hoofdfiguur, Sacha, zelf ontdekken wat nu eigenlijk de waarden van het leven zijn. Afgezien van een enkele vreemde zinswending, leest het boek erg vlot. Schokkende zaken waaraan overigens niemand behoefte heeft bij ontspanningslectuur komen in het verhaal niet voor en ieder meisje zal de belevenissen en gevoelens van Sacha goed aan kunnen voelen. En natuurlijk genieten van de goede afloop. Gre de Reus: „Een stukje van de hemel". Uitgave: West-Friesland - Hoorn. /Aver de situatie in het voormalige Nederlands Indië ten tijde van de politieke acties is in ons land, al thans in bredere kring, nooit veel dui delijk geweest. Ook de mensen, die daar de laatste strijd gestreden heb ben, zullen vaak niet precies geweten hebben wat er nu precies gaande was. Daarvoor was alles vaak veel te veel verward. Toch heeft V. L. van der Eb, in „Van afgeschreven zaken", een met veel verve geschreven boek, de avon turen' van Marine-mannen en KNIL- soldaten tegen de achtergrond van een heldere visie inzake politiek en rassen problemen voor de lezer begrijpelijk weten te maken. Het gaat in grote trekken om de strijd tegen de smok kelhandel, waarbij allerlei interessante figuren nader belicht worden. Hier geen happy-end, maar een echt drama, dat ergens duidelijk maakt waarom het toen eigenlijk in Indonesië ging. Een boeiend en leerzaam boek, waarin de stof tot een aantrekkelijk verhaal is verwerkt. V. L. van der Eb: „Van af geschreven zaken". Uitgave: „West-Friesland" - Hoorn. HET PSYCHOLOGISCHE SUCCES VAN DIEPPE WANNEER het woord is geboren, weet niemand meer precies, maar in eens was het er en werd het door iedereen gebruikt: HET TWEEDE FRONT. De Engelse zender dreigde er dagelijks mee. De Duitsers werden er bij zonder zenuwachtig van. Voor alle bezette landen was het woord een bron van hoop. VWVWVW>A^ Geallieerde raid op Dieppe Duitse aanval op Stalingrad breekt los. Vijf gijzelaars in Haaren dood geschoten. Joodse meisjes uit Amsterdam op transport, Duitsers diep in de Kaukasus, Maandenlange Amerikaanse aanval op Guadalcanal begint. In de zomer van 1942 wist ieder kind wat er met HET TWEEDE FRONT werd bedoeld: op een mooie dag zou den sterke geallieerde legers over de Noordzee naar de Westkust van het bezette Europa varen en dan zou de bevrijding komen. Wat er tussen die aankomst en de bevrijding kon gebeu ren, interesseerde de mensen nauwe lijks. „Als die Engelsen en die Amerika nen nou eindelijk maar eens kwamen om dat botte Duitse gezicht in elkaar te timmeren", verzuchtte een Rotter damse typiste in haar dagboek. Dan maar vechten en bombarderen, alles leek de Nederlanders in de zo mer van 1942 beter dan de honende Duitse terreur die met de dag bloedi ger werd. De Duitsers waren doodsbang voor Het Tweede Front niet alleen de gewone soldaat, maar vooral de top nazi's en de legerleiding. In de Eerste Wereldoorlog hadden de Duitsers op twee fronten moeten vechten en dat was hun slecht beko men. In 1939 had Hitier zijn trawan ten plechtig beloofd: „Ik zal er voor zorgen, dat Duitsland nooit meer aan twee fronten tegelijk behoeft te vech ten." Maar de bliksemoorlog tegen Rus land was in de vroege winter van 1941 mislukt; het Oostfront eiste in 1942 steeds meer mensen en mate riaal. Ondertussen bleven de Britten maar vertellen welk een gigantische legermacht in Engeland en Amerika werd opgebouwd om de Duitsers in 't Westen te kraken. In de zomer van 1942 gingen de Duitsers openlijk praten en schrijven over het Tweede Front. Zo verscheen er in augustus 1942 een officiële be kendmaking in de Nederlandse kran ten, waarin de vaderlanders erop wer den gewezen hoe gevaarlijk het op straat zou zijn als Het Tweede Front aan de Nederlandse kust zou worden gevormd. We moesten ons vooral niet met de gevechtshandelingen be moeien, zo deelden de Duitsers ons mee, want dat was héél gevaarlijk. Het beste konde- we maar binnenblij ven. We zouden wel tijdig worden ge waarschuwd, want de bekendmaking eindigde: „De ervaring leert dat een dergelijke waarschuwing nooit vroeg genoeg kan worden verstrekt. Mocht het op Nederlands grondgebied tot gevechtshandelingen komen dan zal de bevolking door aanplakbiljetten, de radio of op andere passende wijze nog nadere nauwkeurige voorschrif ten verkrijgen hoe zij zich zal hebben te gedragen." En toen opeens scheen dat veelbe lovende Tweede Front er te zijn. De radio kwam op woensdag 19 augustus 1942 met het bericht: „In de vroege morgenuren zijn sterke Britse, Ame rikaanse en Franse troepeneenheden bij Dieppe aan land gegaan, gesteund door zwaar scheepsgeschut en vlieg tuigbescherming. Het Duitse leger was paraat en is thans bezig de vij and te vernietigen en in zee te drij ven." Een machtige golf van opwinding sloeg door de bezette landen. „Even tjes afwachten", glunderden de Ne derlanders die het toch ergens een op luchtende oplossing vonden dat de landingen niet bij Scheveningen wa ren uitgevoerd, want het Duitse le- gerbericht sprak over grote vernie lingen en slachtoffers onder de bur gerbevolking. „Eventjes afwachten", deden de vaderlanders opgewekt, „dat vernietigen en in zee drijven kan best meevallen: de geallieerden weten heus wel wat ze doen." Maar het viel niet mee. 's Avonds zaten de bezette gebieden weer in zak en as. De aanval was werkelijk afgeslagen en de jubelende Duitsers verdubbelden ieder uur het aantal aanvallers om zo hun glorie steeds gro ter te maken. „Wat heeft dat nou voor zin?" zei den de Nederlanders, sommigen met tranen in de ogen. „Het moet honder den mensenlevens hebben gekost. Zijn die Engelsen en die Amerikanen dan werkelijk niet in staat om iets goed te doen?" De raid op Dieppe deed de gealli eerden in de bezette gebieden geen goed. Pas na de oorlog zou het duide lijk worden wat het doel van deze op het eerste gezicht onbekookte actie was geweest. Rusland was in een titanenstrijd ge wikkeld en het voerde vooral een ge vecht met de tijd: iedere seconde winst kon beslissend zijn. Amerika en Engeland waren nog lang niet gereed voor een doeltreffen de aanval in het Westen, waardoor de druk op Rusland verminderd kon worden. De Engelse dreiging met het Twee de Front had Hitier wel zenuwachtig gemaakt, maar hij achtte het gevaar in 1942 nog niet zo acuut, dat hij troepen van het Oostfront naar de Westkust wilde zenden. Hitler had aan de Westkust de „At lantikwal" gebouwd, „een muur van staal en beton", en Hitier zei dat die muur ondoordringbaar was. De westkust was echter 2.700 kilo meter lang en de Duitse generaals waren er lang niet zeker van dat zo'n lange kustlijn met een vrij magere bezetting doeltreffend te verdedigen was. „Ze komen niet eens aan land", wist Hitier. „Als ze binnen schootsbe- reik komen, maaien de kanonnen van de Atlantikwal hen weg". Op 19 augustus 1942 kwamen de ge allieerden bij Dieppe echter wel aan land en Hitier werd grauw van ellen de. De Canadese commando's wisten door te dringen tot het centrum van de vissersplaats en zij verpulverden ter plaatse de hele Alantikwal. De raid duurde tien uur; negenhon derd Canadezen hadden het leven ver loren tweeduizend waren gevangen genomen. In Hitiers ogen had de At- lantikwel echter gefaald en in paniek gaf hij enkele keurkorpsen aan het Oostfront opdracht onverwijld naar 't Westen te gaan. Behalve dit psychologische succes kregen de geallieerden door de raid vele gegevens waarvan twee jaren la ter de echte invasietroepen de vruch ten zouden plukken. De opwinding over Dieppe hield de Nederlanders niet zo erg lang bezig, want een zeer ernstige zaak was sinds enkele weken onderwerp van felle dis cussie. Bij Rotterdam hadden verzets mensen een aanslag gepleegd op een militaire trein en in dikomlijnde be kendmakingen liet Rauter de op- perbeul in Nederland weten dat er gijzelaars zouden worden gefusilleerd als de daders zich niet zouden mel den. Er kwam een verhit gesprek op gang. Sommigen hadden direct hun mening klaar: „Die snotneuzen waren lafaards als ze zich niet zouden mel den." De Duitsers gokten op dergelij ke gevoelens, want dan konden zij via de gijzelaars het hele Nederlandse verzet onmogelijk maken. Rotterdam vreesde dat er Rotter damse gijzelaars zouden worden ge fusilleerd en enkele Rotterdammers begonnen een actie, waarin zij de verzetsdaad afkeurden. De illegale pers schreef: „Het gaat de Duitsers niet in de eerste plaats om de verzetsdaad. Zij zijn bang voor het Tweede Front en zij willen de Nederlanders door fusilleren van gijzelaars bang en gehoorzaam ma ken. De Duitsers willen de terreur omdat zij ons volk te weerbaar vin den." Op 14 augustus was er groot appel in het gijzelaarskamp van Haaren. Er werden vijf namen gelezen; vijf man nen moesten zich melden. Zaterdag 15 augustus stond de ap pelplaats weer vol met gijzelaars. Twee Duitsers lazen een eindeloos lang document voor, waarin stond, dat de vijf gijzelaars waren doodge schoten. Een leraar, gijzelaar in Haaren, schreef in zijn dagboek: „God geve dat we de dood rustig en moedig zul len aanvaarden. Maar wat bekruipt en bespringt is de afkeer, de ontzet ting over het onrecht." De man die voor deze moord op Ne derlanders aansprakelijk was, is ge neraal Christiansen. Deze generaal is thans 87 jaar. Hij werd na de oorlog tot ereburger van de Duitse stad Wyk gemaakt. Wat Christiansen, Rauter en al de andere Duitse misdadigers beoogden met het neerschieten van gijzelaars, werd niet bereikt. Het Nederlandse volk kromp niet ineen van angst. De golf van haat werd na de moord op de gijzelaars zo tastbaar, dat Christi ansen zelfs een moment heeft overwo gen geen gijzelaars meer dood te schieten. In oktober 1942 zijn er ech ter weer vijftien gijzelaars gefusil leerd. Daarna ging Christiansen tot een ander moordsysteem over: hij liet in de buurt waar een sabotage daad was verricht, willekeurige men sen oppakken en ombrengen. In de zomer van 1942 brak de bru tale openlijke terreur over ons land los. De Duitsers deden geen enkele moeite meer om hun vreselijke mis daden te verbergen. Het ondragelijke voor slachtoffers en bedreigden was dat al die wandaden de vorm kregen van een schoolmeesterachtige pedan terie, van een domme ambtelijkheid, die lachwekkend was geweest, als men er niet in machteloze woede om had moeten huilen. In augustus 1942 kregen honderden Joodse gezinnen in het getto in Am sterdam per post een oproep thuis: de dochters tussen de zestien en twin tig jaar moesten zich 's avonds mel den „voor transport". Als de dochters niet kwamen werden de ouders gear resteerd. Dit is geen gruwelverhaal uit een ver verleden toen de mensheid nog moest leren mens te zijn. Dit is in onze tijd gebeurd. De hele examen klas van een Joods lyceum moest zich melden. Het waren meisjes als onze eigen dochters van nu, die we met zorg opvoeden en voor wie we da gelijks hopen dat het leven mild voor hen zal zijn. Het waren meisjes als uw en onze dochter en hun ouders hadden dezelfde gevoelens als u en wij. Onze dochters kunnen in vrijheid en bescherming groot worden, maar die honderden meisjes in het getto van Amsterdam werden in augustus 1942, nu 25 jaar geleden, door af zichtelijke onmensen via de post bij hun ouders weggesleurd om SS-borde- len te bevolken, waar na enkele on beschrijfelijke maanden de dood hen als een milde verlosser kwam bevrij den. Laten we maar niet pogen ons voor te stellen wat er allemaal is gebeurd in het getto van Amsterdam op de avond van het vertrek. De meisjes zijn gegaan, alleen de donkere nacht in, want de ouders mochten hen niet wegbrengen. Zij zijn gegaan omdat ze dachten hun ouders te redden binnen het jaar zou blijken dat hun offer vergeefs was geweest. Het was in die warme zomermaan den van 1942 dat het leven voor vele duizenden Nederlanders bijna ondraag lijk werd. Natuurlijk, men was zich niet dag en nacht zijn ellende bewust. Men werd afgeleid door de ondrama tische zorgen voor het dagelijks be staan. Men poogde het leven zijn ge wone gang te laten gaan door te wer ken en door zo nu en dan in besloten kring een feestje te vieren. Steeds vaker kwamen echter de momenten waarin men zich de ramp spoed waarin men was geraakt, be wust werd. Er was in die tijd slechts één hoop: Het Tweede Front. Eens moest de dag komen dat de veroorza kers van al het leed als jankende hon den zouden worden weggejaagd. Dit visioen gaf de mens in 1942 de moed om verder te leven: de droom kon iedere dag werkelijkheid worden. Op 19 augustus gaf generaal Paulus het zesde Duitse leger opdracht Sta lingrad aan te vallen. De Duitse le gers waren dronken van machtswaan- zin in Rusland. Duizenden vrouwen en kinderen werden er dagelijks zinloos afgeslacht, omdat heel Westelijk Rus land ontruimd moest worden voor de Germaanse Übermensch. Op 21 augus tus werd op de vijfduizend meter ho ge berg Elbroes in de Kaukasus de hakenkruisvlag gehesen en door alle bezette gebieden daverden de radio's: „Deutschland, Deutschland, über al les in der Welt". Wat is het in wezen vernederend voor het Duitse volk dat dit besmeurde volkslied na de oorlog werd gehandhaafd. Hoe goed is het nu, een kwart eeuw later, te weten dat vlak achter deze machtsdronkenheid, dat vlak achter de hoge Elbroes de totale ver nietiging voor de grenzenloze hoog moed lag. In augustus 1942 marcheer de het zesde leger van Paulus naar Stalingrad om daar in een hel van vuur en ijs voorgoed te verdwijnen. De eerste flauwe tekenen van de toekomstige ineenstorting werden echter niet in Europa genoteerd, maar in het bijna ruimteloze gebied van de Stille Oceaan, waar Amerika nen en Australiërs wanhopig naar 'n weg terug aan het zoeken waren. De Japanners dreigden via Nieuw-Guinea waar zij een bolwerk van hadden ge maakt, de sprong naar Australië te doen. MacArthur, de opperbevelheb ber van de geallieerde strijdmacht in Azië, besloot op dit eiland, gevuld met onbetreden oerwouden, de Japanners te land het eerste halt toe te roepen. Toen de Japanse troepen Port Mo resby aan de zuidkust van Nieuw-Gui- nea tot op dertig kilometer waren ge naderd, werd in augustus 1942 de te genaanval begonnen. De geallieerde troepen hadden ge brek aan alles. Zij aten slechts één keer per dag en munitie was kost baarder dan goud, maar de Japan ners werden in het ondoordringbare oerwoud teruggedreven. Een Ameri kaanse soldaat schreef de dag voor hij sneuvelde in zijn dagboek: „We noteren onze dagelijkse terreinwinst hier in meters." Het aantal gesneuvelden werd met honderden tegelijk geteld, maar de Japanner moest wijken. Wilde deze actie echter blijvend succes hebben, dan moest de verbin dingslijn Amerika - Australië open blijven. Deze lijn werd geblokkeerd door de Salomonseilanden, die door de Japanners waren ingericht als uit valspost, van waaruit zy ieder be- voorradingsconvooi van Amerika naar Australië konden onderscheppen. Hoewel er in feite nog zelfs geen begin was gemaakt met de opbouw van het deerlijk geschonden Ameri kaanse leger, sprongen in de vroege morgen van 7 augustus 1942 Ameri kaanse mariniers van hun landingsbo- ten op een smalle strook strand, om zoomd door bergen met dichte wilder nis begroeid. De vele tienduizenden Japanners hadden zich op die ber gen teruggetrokken en wachtten daar de Amerikanen op. De naam van een onbeduidend eilandje kreeg op 7 au gustus 1942 een plaats in het geschie denisboekje van de toekomst: Guadal canal. Geallieerde leger, vloot en lucht macht zouden op en om Guadalcanal zes maanden vechten zonder op ver liezen te letten. Het gevecht zou zo onmenselijk wreed worden dat de be schrijvingen later aan de koortsfanta sieën van een geestelijk gestoorde de den denken. Op het kleine stipje in de Oceaan zouden bijna honderdduizend soldaten een graf vinden. Toen zij werden teruggedrongen, vochten de Japanners zich letterlijk dood er werden nog geen honderd Japanners krijgsgevangen gemaakt. De zwaar bevochten zege van de Amerikanen op Guadalcanal werd meer dan een beveiliging voor de toe voer. Het werd de opening van het Japanse front en het werd de onder gang van de Japanse vloot en de Ja panse luchtmacht. Guadalcanal werd voor de Amerika nen het begin van een zeer lange weg terug.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 8