veróc
Beeldschoon huis vol
toneelherinneringen
Cultureel panorama
1Jorótelijhe
k
ijninc^
Robert STOLZ: exponent
van de Weense operette
Kennedy-film
In Toneelmuseum
worden curieuze
objecten bewaard
Achter coulissen
„Beeldschoon huis
He' is ongetwijfeld een boeiende bezig
heid zich te verdiepen in b.v. de ont
wikkeling van de techniek, van wagenrad
tot computer, of in de historie der gezond
heidszorg in de wereld, en zoveel andere
onderwerpen die ons over de groei van het
menselijk vernuft verbaasd doen staan.
Maar hoeveel fascinerender nog is de ge
schiedenis van ons eerste en laatste mense
lijke communicatiemiddel, uitdrukking van
de geest en het hart, het woord. De wij
ze waarop de mens zich in aller heren
landen eeuwenlang door het woord heeft
uitgedrukt is voor het wezen der bescha
ving het meest bepalend geweest. Het ge
schreven woord vormt niet alleen de sleu
tel tot alle en iedere kennis, tot in het
verste verleden, het vormt ook het enige
en meest kenmerkende herkenningsteken
van het wezen ener cultuur, terwijl het de
beschavings-tijdperken op aarde niet en
kel identificeert maar in zijn creatieve
functie bovendien voortstuwt.
'fort'
%t4&
pVrt foto en een kort levensverhaal dat is meestal het einde
van een eertijds glorieuze carrière. En naarmate die glo
rietijd verder weg ligt in het verleden, speciaal voor de Tweede Wereldoorlog,
is bij 't lezen van z'n doodsbericht onze eigenaardige reactie: Hé, leefde
die dan nog? om vervolgens wat weemoedig te bedenken: Hoevelen
van de huidige generatie zal zo'n kort In Memoriam nog iets zeggen?
Hoevelen zullen zijn naam zelfs maar kennen?
En toch: hoeveel zei die naam ons, die de typisch nerveuze, gespannen
maar ongewoon vruchtbare bloeitijd van cabaret, theater, film,
literatuur en muziek vlak voor de opkomst van het Derde Rijk hebben
gekend. Leefden wij toen intenser, hadden wij er een gevoel van dat deze
bloeiperiode tot plotseling verwelken was gedoemd in de slagschaduwen
van het onheil dat toen Europa bedreigde?
Hoe het zij: een naam als die van Anton Walbrook roept ook waarschijnlijk
bij velen van u herinneringen wakker aan een tijd die wij, in ons gevoel,
nog pas gisteren beleef den". En zo'n klein, zakelijk overlijdensbericht
doet ons eens te meer beseffen dat die generatie van destijds beroemde
artiesten aan het vergrijzen en uitsterven is. Een onontkoombaar gebeuren,
maar waaraan wij moeilijk kunnen wennen.
Anton Walbrook, zo zegt het bericht, wiens werkelijke naam Anton
Wohlbrück was, stierf aan een hartaanval terwijl hij op bezoek was bij de
weduwe van Hans Albers ook een filmster van formaat uit de
dertiger jaren. En daar zit men dan weer midden in de tragiek van diezelfde
periode van dreigende terreur. Want Hans Albers was niet alleen met zijn
verre van knap uiterlijk, een groot en charmant acteur: hij was ook een
bijzonder moedig man.
Hij weigerde immers zijn vrouw, een jodin, de straat op te sturen
of zich van haar wettelijk te laten scheiden. Een halsstarrigheid die hem
lelijk te stade kon komen, óók in zijn carrière. Maar dat was geen
punt van overweging voor hem: hij bleef niet alleen zijn joodse vrouw
trouw, maar wist haar ook over de grens in veiligheid te brengen.
Zij heeft hem blijkbaar vele jaren overleefd en ontvangt in haar huis alle
mogelijke beroerndheden die haar man goed hebben gekend. Onder
anderen deze gewezen Oostenrijkse joodse acteur Anton Wohlbrück, die
dertig jaar geleden juist op tijd naar Engeland wist te vluchten, daar
zijn naam veranderde in Walbrook, opnieuw een carrière opbouwde en na
tien jaar de Britse nationaliteit verwierf. Dat zegt wel het een en ander
omtrent de moed, het doorzettingsvermogen en het talent van deze man
met het intelligente, fijnbesneden melancholieke gezicht dat wij ons
bij het zien van zijn foto zo haarscherp herinneren. Hij sprak in zijn rollen
een perfect Engels met een licht zangerig accent en was daardoor en
door zijn eigen typisch weemoedige inslag, gevoegd bij een treffende
gelijkenis, geknipt voor het uitbeelden van een andere Duits sprekende
vorstelijke emigrant uit de historie.
Ik heb de proef op de som genomen en het kranteportret voorgelegd aan
iemand van de jongere generatie met een voorliefde voor geschiedenis.
Op mijn vraag, aan welke beroemde prins dit gezicht met de smalle donkere
snor en de dichte golvende haardos eventueel aangevuld met smalle
bakkebaarden haar herinnerde, antwoordde zij na enig nadenken,
„De man van koningin Victoria".
En inderdaad: het was in die rol, een grote onderscheiding voor een
niet-Brits acteur, dat hij een van zijn knapste uitbeeldingen op het witte
doek leverde. Hij spéélde niet de knappe, plichtsgetrouwe, begaafde
maar bescheiden prins Albert: hij was hem, ten voeten uit, in de groots
opgezette film over zestig glorieuze regeringsjaren: Victoria Regia. En
dat tegenover een zeer populaire vertolkster van historische
vrouwenrollen als Anna Neagle, die de kleine koningin het volle pond
gaf van aanmatigende hooghartigheid, meisjesachtige verliefdheid,
humeurigheid en felle jaloezie. En nergens in dit kleurrijk taferelenspel
kwam de ondanks alle moeilijkheden van zijn positie en gereserveerd
wantrouwen van de natie toch wel zeer sterke persoonlijkheid van deze weinig
benijdbare prinsgemaal beter tot uiting dan in een verrukkelijk scènetje
in het begin van dit vorstelijk huwelijk.
Als Victoria maar weer eens een en al Regia is geweest, en Albert haar
openlijk trotseert door een van haar hofdames op de piano te begeleiden
bij het onsterfelijk liefdeslied van de combinatie Heine-Mendelssohn:
Auf Flügeln des Gesanges de uitdrukking van charmerende hoffelijkheid,
geestige levenswijsheid en ontwapenende plaagzucht op dat knappe,
maar delicate gezicht boven de fraaie vleugel stempelt hem plotseling
tot de volwassen echtgenoot naast het strakke, jaloerse pruil bekje met
de stijf geknepen lippen van de af en toe niet zo heel grote Victoria
zo, dachten wij met glimlachende waardering, moet prins Albert van
Coburg-Gotha meer dan eens gekeken hebben, en enkel met die blik zijn
vorstelijke gade hebben duidelijk gemaakt dat hij niet haar onderdaan,
maar haar man was
De acteur die zo een historisch personage wist te doorgronden en
tot leven te brengen en dat voor een uiterst kritisch publiek deze
kunstenaar van de oude stempel is onverwacht gebleven in een hartaanval.
En wij wilden wel dat, behalve in een klein overlijdensbericht in de
krant, wij hem nog eens onze opgroeiende generatie konden voorstellen,
bij een reprise van zo'n vorstelijke rol.
Ctel dat onder de lezeressen
iemand is, die in 1922 een
opvoering van „Madame
Sans-Gêne" heeft gezien, met
Willem Royaards in de rol
van Napoleon en Magda
Janssens als Catharine. Wan
neer z\j in deze ttfd het doek
zou zien opgaan voor hetzelf
de stuk van Victorien Sardou.
uiteraard met andere bezet
ting en onder andere regie,
dan zou zij verrast zyn. Over
het verschil van decor, stijl
opvatting, het acteren, de mi
miek, de stemmen én ovei
haar eigen reactie.
„Het is een gemeenplaats
nog eens te constateren dat
het toneel by het moment
leeft", schrijft de toneelcriti
cus Ben Albach, „dat een vol
maakte voorstelling ook
als men de kritieken geloven
mag na enkele jaren al
verouderd is omdat de men
sen en hun smaak dagelijks
veranderen".
Dit doet natuurlijk niets af
aan de grootheid van promi
nente toneelfiguren, zoals
mevrouw Ziesenis-Watttier
(1761—1827), in die tijd de be
kendste Europese toneel
speelster, of van mevrouw
Mann-Bouwmeester of Esther
de Boer-van Rijk, om ons tot
actrices te bepalen. Maar el
ke generatie heeft een andere
stijl en een
bepaling.
andere waarde-
Daarom is het ook zo Inte
ressant voor toneelminnaars
dat zij in de gelegenheid wor
den gesteld, meer te weten
te komen over toneelgeschie
denis, het werk en leven van
onze acteurs en toneelspeel
sters. Sinds 1958 is aan de
karakteristieke Herengracht
in Amsterdam het Toneelmu
seum gevestigd, een in zijn
soort uniek instituut. Als er
één huis de moeite van het
bekijken waard is aan deze
Amsterdamse gracht, dan is
het dit pand op nummer 168,
met zijn mooie halsgevel.
Afgezien van de vele curieuze theaterob
jecten zijn de architectuur en het fraaie inte
rieur van dit museumgebouw een bezoek
ruimschoots waard. Het statige huis is in
1638 door Philip Vingboons voor schepen Mi
chael Pauw gebouwd. De deftige regentenfa
milies, die het huis in de achttiende eeuw be
zochten, zagen veel veranderingen tot stand
komen.
Een zekere weduwe Dickx, die het pand een
tijdlang bewoonde, moet beslist over een ro
yale beurs en over kunstzinnige ideeën heb
ben beschikt. Zij liet de bekende beeldhou
wers uit die tijd, vader en zoon Van Logte-
ren, de gang versieren met prachtig stuc
werk. In de voorkamer kan men op de mu
ren fraaie beschilderde behangsels zien van
de landschapsschilder Isaac de Moucheron
(1667-1744). Er zijn maar weinige van derge
lijke gave muurbeschilderingen uit de acht
tiende eeuw over.
De taferelen stellen de dramatische ge
schiedenis voor van de dochter van Jeftha,
de Israëlitische richter, die door haar vader
na de overwinning op de Ammonieten vol
gens zijn gelofte aan God moest worden ge
offerd. De plafonds van deze mooie voorka
mer zijn bewerkt door Jacob de Wit. Een
waardige omgeving voor een, museum waar,
zoals in de folder staat, „romantiek en infor
matie" hand in hand gaan.
Degene die nog drempelvrees heeft bij het
betreden van een museum, kan het deze zo
mer in het Toneelmuseum gemakkelijk kwijt
raken. Tot en met augustus is er namelijk
een vrolijk „Kijkspel" dat veel bezoekers
trekt. Zij die het toneel slechts kennen van
af hun plaatsen in de schouwburg, kunnen
nu „achter de coulissen" een kijkje nemen.
Er zijn honderd-en-één boeiende zaken: de
cors van toneelontwerpers, de toneelmachi
nerieën die vroeger werden gebruikt om
wind, storm of regen te suggereren, het unie
ke miniatuurtoneel van baron Hieronymus
van Slingelandt die ons ook zoveel toneel
aantekeningen heeft nagelaten. Belichtings
technieken, stemmen van beroemde acteurs
uit verleden en heden op de band vastgelegd,
de grimeur die de bezoeker naar verkiezing
verandert in een Wijze Kater, een Cyrano de
Bergerac of een Badeloch.
„Wee het volk, welks verbeeldingskracht
door de platte werkelijkheid wordt verstikt,"
zei de grote Willem Royaards bij zijn ere
promotie in 1919. Dat niet ieders fantasie en
verbeeldingskracht verstikt is, kan men ont
dekken tijdens een bezoek aan de grimeur.
Een tante is er, gehuld in Badelochs kos
tuum, tot hilariteit van neef en nichtje aan
Wie het ware van de menselijke geest,
zijn bloei of zijn verval wil verstaan moet
zich tot de letteren wenden, de hoogste en
meest pregnante vorm waarin de mens
zich door middel van het woord heeft uit
gedrukt. Maar een mensenleven is te kort
om van ook maar een klein deel kennis te
nemen, dat de literaire geest ooit heeft
voortgebracht, zelfs al bepaalt men zich
tot de hoofdmomenten. En hoeveel talen
zouden wij niet moeten beheersen om er
zelfs maar vluchtig een blik in te kunnen
slaan. Wie is in staat een 19de-eeuwse ro
man als b.v. de Ch'unhang chon (dat bete
kent: De Geschiedenis van Lentegeur), een
Koreaans meesterwerk, in de oorspronke
lijke tekst te genieten, en wat begint
iemand die daar toevallig nog wel toe in
staat mocht zijn, met de Koerdische litera
tuur? Om nog maar wat dichter bij huis te
blijven: zouden er velen zijn die James
Joyce's Ulysses of Finnegans Wake niet
alleen in het Engels gelezen hebben, maar
die ook in staat zijn de betekenis en de
achtergronden ervan te begrijpen, om nog
maar te zwijgen van hun grammatica en
structuur?
Wie ook maar een beperkt begrip heeft
van de vele voorname en betekenisvolle
momenten van literaire creativiteit in on
ze ganse mensenwereld geraakt er haast
beangst en beschaamd over dat hij zo wei
nig weet, en ooit zal kunnen weten, al leest
hij dag en nacht, en heeft hij nog zoveel
bibliotheken ter beschikking. Maar het is
zelfs voor de meest fervente en erudiete
lezer reeds niet mogelijk zich een inzicht
te verschaffen omtrent al datgene wat ooit
aan belangrijks in literaire vorm versche
nen is, omdat nu eenmaal niemand tegelij
kertijd specialist in (bijvoorbeeld) het
Oudkeltisch, Kroatisch, Urdu, Middeleeuws
en Arabisch kan zijn.
In dit besef mogen wij ons meer dan ge
lukkig prijzen met de moedige onderne
ming der uitgeverijen Paul Brand en C.
de Boer jr. te Hilversum, die daar door
het doen verschijnen van een waarlijk in
drukwekkende Moderne Encyclopedie der
Wereldlitaratuur op royale wijze aan tege
moet gekomen zijn. Deze encyclopedie
staat onder de algemene leiding van de
hoogleraren dr. J. Aerts, dr. A. G. H. Bach-
rach, dr. G. Stuiveling, dr. P. B. Wessels
en de Zuidnederlandse letterkundige Achil
les Mussche, bijgestaan door een lange
reeks van deskundigen op velerlei literair,
historisch en filologisch gebied.
De encyclopedie zou oorspronkelijk uit
zes delen bestaan, waarvan 't vierde (H-L)
thans het licht heeft gezien. Daarin deelt
de hoofdredactie echter mede, dat het
haar onontkoombaar gebleken is het aan
tal delen tot zeven uit te breiden, omdat
naar haar oordeel de wetenschappelijke
informatie die het werk geeft anders op
niet-verantwoorde wijze zou moet worden
beperkt. Zij vraagt daarvoor begrip voor
de intekenaren die er, dunkt mij, echter
alleen maar dankbaar en enthousiast over
zullen zijn.
Deze Moderne Encyclopedie der Wereld
litaratuur dwingt bewondering en respect
af, niet alleen om haar uitgebreidheid en
volledigheid die de gebruiker ervan geen
enkel ogenblik teleurstelt, maar vooral
ook door de consciëntieuze en deskundige
wijze, waarop zij ons op een breed terrein
waardevolle voorlichting geeft. Wij noem
den daareven de naam van James Joyce.
De encyclopedie volstaat niet met een
koiie biografie, een portret en een op
somming van zijn oeuvre, doch geeft bo
vendien een bijzonder heldere en knap ge
schreven parafrase van diens hoofdwer
ken, met een diepgaande analyse omtrent
hun symboliek, structuur en taalgebruik.
Er worden aan deze auteur niet minder
dan negen kolommen gewijd. Het betreft
hier geen uitzondering. Op diezelfde infor
matieve manier gaat de encyclopedie ook
met andere auteurs te werk, daarbij na
tuurlijk wat de lengte betreft afhankelijk
van hun betekenis. Maar bovendien vindt
men in dit werk ook nog lange en voor
treffelijk geschreven hoofdstukken over de
literaire historie in alle landen en taalge
bieden ter wereld. Wie iets wil weten over
de Indonesische, de Keltische, de IJsland
se letterkunde en haar geschiedenis kan
hier zijn hart ophalen, zo goed als wij
worden ingelicht over bijv. de literatuur
van het Koerdische volk, die van grote
rijkdom en gevarieerdheid blijkt te zijn, en
de Koreaanse letteren, welker beschou
wing liefst 14 kolom tekst krijgt toebe
dacht.
Prijzenswaardig is voorts, dat het werk
ook vele hoofdstukken omtrent onderwer
pen in de marge der literatuur bevat. Als
voorbeeld noem ik een overzicht omtrent
het kerklied, een lang stuk over kinder- en
jeugdlectuur, en een werkelijk briljant in
elkaar gezet overzicht over de geschiede
nis der journalistiek, van de oudste tijden
af tot de krant in de 20ste eeuw. Evenals
alle andere artikelen is ook deze bijdrage
fraai met foto's en reprodukties verlucht.
Zo vindt men hierbij o.a. de frontpagina in
afgedrukt van de eerste krant die in En
geland dagelijks verscheen, en dus de naam
van dagblad verdiende: The Daily Cou
rant. Het blad heeft van 1702 tot 1735 be
staan. Maar daarbij ook tevens een front
pagina van de Nieuwe Rotterdamse Cou
rant uit januari van dit jaar. Een aantrek
kelijkheid van deze uitgave is immers ook
nog, dat zij weliswaar mondiale informa
tie verschaft, maar hierneven extra aan
dacht aan Nederlands-talige literaire of pa-
raliteraire personen en verschijnselen be
steedt, die men in een buitenlandse ency
clopedie over wereldliteratuur niet
zo gemakkelijk, of helemaal niet, vinden
zou. De Nederlandse schrijvers of dich
ters, van noord en zuid, worden er nauw-
het declameren geslagen. Een bedeesde jon
geman met jeugdpuistjes laat zich raison
van een gulden in de fotoautomaat vereeuwi
gen als Cyrano, de legendarische krijgs
man. In deze vermomming heeft hij voor
een paar minuten zijn identiteit verloren.
Straks zal hij weer als Jaap op de winderige
gracht staan. Nu is hij in zijn fantasie de
heroïsche, degentrekkende krijgsman.
Toneelliefhebbers kunnen de vereniging
van het Toneelmuseum nooit dankbaar ge
noeg zijn. Sedert de oprichting in 1925 heb
ben vele erudiete bestuursleden en leden in
deze vereniging belangeloos een stuk toneel
cultuur beschermd.
Wanneer u zich in het hart van Amster
dam bevindt, bij de Raadhuisstraat achter
het Koninklijk Paleis, loop dan eens naar de
Herengracht. Blijf daar, liefst op een rustig
tijdstip, eens staan voor het huis nummer
168 dat professor Van Thienen, de kostuum-
deskundige, eens met recht „een beeld
schoon huis" noemde.
Voor een luttel bedrag kan iedereen die
liefde en belangstelling voor het toneel
heeft, in dit huis veel interessante dingen
vinden, ook wanneer straks de expositie
„Kijkspel" achter de rug is. Ga eens in de
bibliotheek zitten bladeren in boeken en an
dere lectuur. Aan de vriendelijke en actieve
conservator E. Alexander kunt u misschien
vragen of hij u enige kostuumstudies wil to
nen van de bekende toneelspeler, schilder en
kostuumontwerper Johannes Jelgerhuis
(17701836) wiens „lessen in de toneelspeel
kunst" een goed idee geven van de gebaren
kunst rond 1800.
Wanneer u geïnteresseerd bent in kos
tuums: er is in het museum een terracotta-
jcleurig zijden kleed, bestikt met empiremo-
tieven in gouddraad, eens gedragen door Jo
hanna Cornelia Ziezenis-Wattier in de rol
van Merope in het gelijknamige stuk van
Voltaire. Mevrouw Theo Mann-Bouwmeester
heeft het overkleed daarvan ook nog eens
gebruikt en wel in „Cleopatra". In dit stuk
lag het als een soort pièce-de-millieu over
het bed van de Egyptische verleidster ge
drapeerd.
Tegenwoordig worden voor elk toneelstuk
nieuwe kostuums vervaardigd. Vroeger was
dat anders; men moest wat zuinig met een
kostuum omspringen omdat men zelf de kos
ten droeg.
Wat het moderne repertoire betreft: sedert
in juni 1965 de stichting geluid- en beeldar
chief van het Toneelmuseum werd opgericht
houdt men zich intensief bezig met registra
tie op geluids- en beeldband, zodat stemmen
van moderne toneelspelers en actrices en
p— k - r~ i jt-ji
y\
keurig in genoemd en beschreven, voor zo
ver ze maar van enig belang zijn, zowel
uit vroeger eeuwen als van onze eigen tijd
Naast Klabund vindt men onder de K ook
een prozaschrijver als Jan J. Klant, en
Koolhaas, naast een 18de eeuwse Franse
beroemdheid als Lamartine is een minder
bekend maar waardevol Nederlands au
teur H. C. J. baron van Lamsweerde, pu
blicerend onder de naam van H. van Mer-
let (hij overleed twee jaar geleden in
Bussum), niet ongenoemd gebleven. En
het behoeft nauwelijks vermelding dat men
in dit deel natuurlijk ook Hooft en Hoor-
nik, Pierre Kemp, Prosper van Langen-
donk en Hubert Lampo niet vergeefs zoekt
Wij noemen er maar een paar, bij bladzij
den die toevallig voor ons openvallen, ter
typering van de gevarieerdheid aan na
men die de encyclopedie vermeldt.
Het is altijd een aardige kritische sport
bij het beoordelen van een encyclopedie,
namen van personen of zaken te beden
ken en dan na te slaan of ze er in staan.
Als men dit lang genoeg doet krijgt men
wel een aardige indruk van de betrouw
baarheid en volledigheid van zo'n werk. We
hebben ons dit spelletje ook ditmaal veroor
loofd, maar de samenstellers zijn niet te
betrappen. Dit vierde deel der Wereld
encyclopedie blijkt ook in dat opzicht met
grote zorg in elkaar gezet.
Encyclopedieën hebben tot doel er iets in
te kunnen naslaan als zich op 'n bepaald
moment plotseling de behoefte aan meer
informatie voordoet. Deze uitgave biedt
meer dan dit eenvoudig nut. Het is een
werk om urenlang in te zitten lezen, waar
op zich een machtig breed en helder pano
rama van het culturele geestesleven over
de gehele wereld voor ons ontvouwt.
Willem Brandt.
Mevrouw Ziezenis-Wattier was omstreeks 1800 de bekendste Europese to
neelspeelster. Herinneringen aan haar glorietijd, waaronder dit portret (ge
schilderd door J. W. Pieneman), zijn te vinden in het Toneelmuseum aan de
Herengracht te Amsterdam.
filmbeelden van hun rollen voor het nage
slacht bewaard blijven. Van de „oudere" ac
trices zoals Annie van Ees, Fie Carelsen,
Caro van Eyck e.a., zijn veel persoonlijke
objecten, waaronder kleding, in het museum
bewaard gebleven. Er is nog veel meer te
zien in dit museum, enig in zijn soort, „een
huis vol toneel".
jijen kan zich afvragen of de aperette
een afspiegeling van een voorbije ro
mantiek, in deze tijd nog kans van be
staan had indien Robert Stolz er niet
was geweest. Op 25 augustus wordt Stolz
85. Wie meent, dat hij die zo vele lauwe
ren heeft geoogst nu wel op die lauweren
zal rusten, behoeft maar even terug te
denken aan 't Grand Gala du Disque 1966.
Stolz was daar eregast en gaf blijk van
een onblusbare, bijna onwaarschijnlijke
vitaliteit. Hij is dan ook een schoolvoor
beeld van de kunstenaar die dermate door
zijn werk wordt geabsorbeerd, dat het be
reiken van de leeftijd der zeer sterken hem
nauwelijks belemmert in zijn activiteiten.
Stolz werd als twaalfde kind van het ge
zin geboren in 't Oostenrijkse Graz en ont
ving het eerste muzikale onderricht van
zijn moeder, die pianiste was. Op elfja
rige leeftijd componeerde hij een „Valse
Brillante", die zowaar bij een vooraan
staande Berlijnse uitgever in druk ver
scheen.
Na lessen bij Fuchs en Humperdinck
was hij als koorrepertor werkzaam en op
zijn achttiende kon hij zich kapelmeester
noemen. Zijn grote ans kwam toen Stolz
van Franz Lehar het verzoek kreeg „Die
lustige Witwe" te arrangeren en te dirige
ren. Na een wat trage aanloopperiode werd
de „Witwe" een groot succes en tevens
het begin van een nieuw operette-tijdperk.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte
Stolz in New York en werd hij met twee
Oscars onderscheiden. Na de oorlog keerde
hij naar Oostenrijk terug.
Dobert Stolz is te beschouwen als de
Grand Seigneur van de Weense ope
rette. In dit genre had hij als componist en
als dirigent een ongelooflijk succes
trouwens nog steeds! Hij is een exponent
van de levende traditie en heeft zelf alles
in het werk gesteld, die traditie niet te la
ten verstarren. Bernard Grun schrijft in
zijn „Kulturgeschichte der Operette", dat
Stolz als een machtige, verweerde boom
van het Prater te Wenen de operette heeft
beheerst.
Stolz is de laatste nog in leven zijnde
componist van een groot aantal collega's
die de „gouden eeuw" van de Weense
operette vorm hebben gegeven. Geen van
hen heeft echter in zo brede kring een zo
grote populariteit verworven als compo
nist van talloze evergreens, van operet
tes die over de gehele wereld geliefd wer
den en tevens als dirigent van Weense
muziek. Want ook daarin is Stolz een der
zeer groten. Wie hem walsen van Lanner
en Waldteufel heeft zien dirigeren, ver
geet dat het om zogenaamd lichte muziek
gaat. Bij Stolz vervaagt die hokjesinde
ling. Alles wat hij doet heeft een klassieke
allure en dat stempelt hem tot een muzi
kant die ongeacht in welk genre hij zich
beweegt, altijd de aandacht gespannen
houdt.
"tiet is verbazingwekkend te zien hoe ac-
tief Stolz tot op heden is geweest. Hij
cohiponeerde 1.200 liederen, 48 operettes,
muziek voor 100 films en een ontelbaar
aantal suites en karakterstukjes voor or
kest.
Over het privé-leven komt men weinig
aan de weet. Daarom is het niet met ze
kerheid te zeggen of hij vijf- of zesmaal
getrouwd is geweest. Het is niet verwon
derlijk voor een man die eens heeft opge
merkt: „Mijn beroep is mijn roeping.
Niets ter wereld ligt mij nadeï aan het
hart dan de muziek waar mijn hele be
staan op gericht is." Als gevolg hiervan
vindt men alle nuances van menselijkheid
in zijn composities terug en wordt het ge
hele scala van Weense charme en lichte
melancholie in deze muziek weerspiegeld.
Volgens Stolz is componeren: het schep
pen van iets uit niets. Alles wat een
mens zich in zijn fantasie voorstelt zou in
klank kunnen worden overgezet, op voor
waarde dat het hart erbij is betrokken.
Dat laatste is het wezenskenmerk van
Stolz, muziek en tevens 't geheim van zijn
nog altijd bruisende persoonlijkheid en
succes.
Een commerciële filmproducent in
Amerika is voornemens een film te
maken over de moord op president
Kennedy, „Countdown in Dallas" („Af
tellen in Dallas").
Er zullen geen beroepsacteurs in de
film optreden. De rollen van Oswald en
Ruby zullen worden gespeeld door twee
musici die op beide mannen lijken. De
officier van Justitie Wade heeft de film
maker volledige inzage gegeven in de
dossiers met betrekking tot de moord op
Kennedy en Oswald. Er zullen in de
film 127 personen optreden, van wie 72
op enigerlei wijze betrokken zijn ge
weest bij de gebeurtenissen in Dallas.
De kosten van de film worden geraamd
op 1,2 miljoen gulden.