veróc Beeldschoon huis vol toneelherinneringen Cultureel panorama 1Jorótelijhe k ijninc^ Robert STOLZ: exponent van de Weense operette Kennedy-film In Toneelmuseum worden curieuze objecten bewaard Achter coulissen „Beeldschoon huis He' is ongetwijfeld een boeiende bezig heid zich te verdiepen in b.v. de ont wikkeling van de techniek, van wagenrad tot computer, of in de historie der gezond heidszorg in de wereld, en zoveel andere onderwerpen die ons over de groei van het menselijk vernuft verbaasd doen staan. Maar hoeveel fascinerender nog is de ge schiedenis van ons eerste en laatste mense lijke communicatiemiddel, uitdrukking van de geest en het hart, het woord. De wij ze waarop de mens zich in aller heren landen eeuwenlang door het woord heeft uitgedrukt is voor het wezen der bescha ving het meest bepalend geweest. Het ge schreven woord vormt niet alleen de sleu tel tot alle en iedere kennis, tot in het verste verleden, het vormt ook het enige en meest kenmerkende herkenningsteken van het wezen ener cultuur, terwijl het de beschavings-tijdperken op aarde niet en kel identificeert maar in zijn creatieve functie bovendien voortstuwt. 'fort' %t4& pVrt foto en een kort levensverhaal dat is meestal het einde van een eertijds glorieuze carrière. En naarmate die glo rietijd verder weg ligt in het verleden, speciaal voor de Tweede Wereldoorlog, is bij 't lezen van z'n doodsbericht onze eigenaardige reactie: Hé, leefde die dan nog? om vervolgens wat weemoedig te bedenken: Hoevelen van de huidige generatie zal zo'n kort In Memoriam nog iets zeggen? Hoevelen zullen zijn naam zelfs maar kennen? En toch: hoeveel zei die naam ons, die de typisch nerveuze, gespannen maar ongewoon vruchtbare bloeitijd van cabaret, theater, film, literatuur en muziek vlak voor de opkomst van het Derde Rijk hebben gekend. Leefden wij toen intenser, hadden wij er een gevoel van dat deze bloeiperiode tot plotseling verwelken was gedoemd in de slagschaduwen van het onheil dat toen Europa bedreigde? Hoe het zij: een naam als die van Anton Walbrook roept ook waarschijnlijk bij velen van u herinneringen wakker aan een tijd die wij, in ons gevoel, nog pas gisteren beleef den". En zo'n klein, zakelijk overlijdensbericht doet ons eens te meer beseffen dat die generatie van destijds beroemde artiesten aan het vergrijzen en uitsterven is. Een onontkoombaar gebeuren, maar waaraan wij moeilijk kunnen wennen. Anton Walbrook, zo zegt het bericht, wiens werkelijke naam Anton Wohlbrück was, stierf aan een hartaanval terwijl hij op bezoek was bij de weduwe van Hans Albers ook een filmster van formaat uit de dertiger jaren. En daar zit men dan weer midden in de tragiek van diezelfde periode van dreigende terreur. Want Hans Albers was niet alleen met zijn verre van knap uiterlijk, een groot en charmant acteur: hij was ook een bijzonder moedig man. Hij weigerde immers zijn vrouw, een jodin, de straat op te sturen of zich van haar wettelijk te laten scheiden. Een halsstarrigheid die hem lelijk te stade kon komen, óók in zijn carrière. Maar dat was geen punt van overweging voor hem: hij bleef niet alleen zijn joodse vrouw trouw, maar wist haar ook over de grens in veiligheid te brengen. Zij heeft hem blijkbaar vele jaren overleefd en ontvangt in haar huis alle mogelijke beroerndheden die haar man goed hebben gekend. Onder anderen deze gewezen Oostenrijkse joodse acteur Anton Wohlbrück, die dertig jaar geleden juist op tijd naar Engeland wist te vluchten, daar zijn naam veranderde in Walbrook, opnieuw een carrière opbouwde en na tien jaar de Britse nationaliteit verwierf. Dat zegt wel het een en ander omtrent de moed, het doorzettingsvermogen en het talent van deze man met het intelligente, fijnbesneden melancholieke gezicht dat wij ons bij het zien van zijn foto zo haarscherp herinneren. Hij sprak in zijn rollen een perfect Engels met een licht zangerig accent en was daardoor en door zijn eigen typisch weemoedige inslag, gevoegd bij een treffende gelijkenis, geknipt voor het uitbeelden van een andere Duits sprekende vorstelijke emigrant uit de historie. Ik heb de proef op de som genomen en het kranteportret voorgelegd aan iemand van de jongere generatie met een voorliefde voor geschiedenis. Op mijn vraag, aan welke beroemde prins dit gezicht met de smalle donkere snor en de dichte golvende haardos eventueel aangevuld met smalle bakkebaarden haar herinnerde, antwoordde zij na enig nadenken, „De man van koningin Victoria". En inderdaad: het was in die rol, een grote onderscheiding voor een niet-Brits acteur, dat hij een van zijn knapste uitbeeldingen op het witte doek leverde. Hij spéélde niet de knappe, plichtsgetrouwe, begaafde maar bescheiden prins Albert: hij was hem, ten voeten uit, in de groots opgezette film over zestig glorieuze regeringsjaren: Victoria Regia. En dat tegenover een zeer populaire vertolkster van historische vrouwenrollen als Anna Neagle, die de kleine koningin het volle pond gaf van aanmatigende hooghartigheid, meisjesachtige verliefdheid, humeurigheid en felle jaloezie. En nergens in dit kleurrijk taferelenspel kwam de ondanks alle moeilijkheden van zijn positie en gereserveerd wantrouwen van de natie toch wel zeer sterke persoonlijkheid van deze weinig benijdbare prinsgemaal beter tot uiting dan in een verrukkelijk scènetje in het begin van dit vorstelijk huwelijk. Als Victoria maar weer eens een en al Regia is geweest, en Albert haar openlijk trotseert door een van haar hofdames op de piano te begeleiden bij het onsterfelijk liefdeslied van de combinatie Heine-Mendelssohn: Auf Flügeln des Gesanges de uitdrukking van charmerende hoffelijkheid, geestige levenswijsheid en ontwapenende plaagzucht op dat knappe, maar delicate gezicht boven de fraaie vleugel stempelt hem plotseling tot de volwassen echtgenoot naast het strakke, jaloerse pruil bekje met de stijf geknepen lippen van de af en toe niet zo heel grote Victoria zo, dachten wij met glimlachende waardering, moet prins Albert van Coburg-Gotha meer dan eens gekeken hebben, en enkel met die blik zijn vorstelijke gade hebben duidelijk gemaakt dat hij niet haar onderdaan, maar haar man was De acteur die zo een historisch personage wist te doorgronden en tot leven te brengen en dat voor een uiterst kritisch publiek deze kunstenaar van de oude stempel is onverwacht gebleven in een hartaanval. En wij wilden wel dat, behalve in een klein overlijdensbericht in de krant, wij hem nog eens onze opgroeiende generatie konden voorstellen, bij een reprise van zo'n vorstelijke rol. Ctel dat onder de lezeressen iemand is, die in 1922 een opvoering van „Madame Sans-Gêne" heeft gezien, met Willem Royaards in de rol van Napoleon en Magda Janssens als Catharine. Wan neer z\j in deze ttfd het doek zou zien opgaan voor hetzelf de stuk van Victorien Sardou. uiteraard met andere bezet ting en onder andere regie, dan zou zij verrast zyn. Over het verschil van decor, stijl opvatting, het acteren, de mi miek, de stemmen én ovei haar eigen reactie. „Het is een gemeenplaats nog eens te constateren dat het toneel by het moment leeft", schrijft de toneelcriti cus Ben Albach, „dat een vol maakte voorstelling ook als men de kritieken geloven mag na enkele jaren al verouderd is omdat de men sen en hun smaak dagelijks veranderen". Dit doet natuurlijk niets af aan de grootheid van promi nente toneelfiguren, zoals mevrouw Ziesenis-Watttier (1761—1827), in die tijd de be kendste Europese toneel speelster, of van mevrouw Mann-Bouwmeester of Esther de Boer-van Rijk, om ons tot actrices te bepalen. Maar el ke generatie heeft een andere stijl en een bepaling. andere waarde- Daarom is het ook zo Inte ressant voor toneelminnaars dat zij in de gelegenheid wor den gesteld, meer te weten te komen over toneelgeschie denis, het werk en leven van onze acteurs en toneelspeel sters. Sinds 1958 is aan de karakteristieke Herengracht in Amsterdam het Toneelmu seum gevestigd, een in zijn soort uniek instituut. Als er één huis de moeite van het bekijken waard is aan deze Amsterdamse gracht, dan is het dit pand op nummer 168, met zijn mooie halsgevel. Afgezien van de vele curieuze theaterob jecten zijn de architectuur en het fraaie inte rieur van dit museumgebouw een bezoek ruimschoots waard. Het statige huis is in 1638 door Philip Vingboons voor schepen Mi chael Pauw gebouwd. De deftige regentenfa milies, die het huis in de achttiende eeuw be zochten, zagen veel veranderingen tot stand komen. Een zekere weduwe Dickx, die het pand een tijdlang bewoonde, moet beslist over een ro yale beurs en over kunstzinnige ideeën heb ben beschikt. Zij liet de bekende beeldhou wers uit die tijd, vader en zoon Van Logte- ren, de gang versieren met prachtig stuc werk. In de voorkamer kan men op de mu ren fraaie beschilderde behangsels zien van de landschapsschilder Isaac de Moucheron (1667-1744). Er zijn maar weinige van derge lijke gave muurbeschilderingen uit de acht tiende eeuw over. De taferelen stellen de dramatische ge schiedenis voor van de dochter van Jeftha, de Israëlitische richter, die door haar vader na de overwinning op de Ammonieten vol gens zijn gelofte aan God moest worden ge offerd. De plafonds van deze mooie voorka mer zijn bewerkt door Jacob de Wit. Een waardige omgeving voor een, museum waar, zoals in de folder staat, „romantiek en infor matie" hand in hand gaan. Degene die nog drempelvrees heeft bij het betreden van een museum, kan het deze zo mer in het Toneelmuseum gemakkelijk kwijt raken. Tot en met augustus is er namelijk een vrolijk „Kijkspel" dat veel bezoekers trekt. Zij die het toneel slechts kennen van af hun plaatsen in de schouwburg, kunnen nu „achter de coulissen" een kijkje nemen. Er zijn honderd-en-één boeiende zaken: de cors van toneelontwerpers, de toneelmachi nerieën die vroeger werden gebruikt om wind, storm of regen te suggereren, het unie ke miniatuurtoneel van baron Hieronymus van Slingelandt die ons ook zoveel toneel aantekeningen heeft nagelaten. Belichtings technieken, stemmen van beroemde acteurs uit verleden en heden op de band vastgelegd, de grimeur die de bezoeker naar verkiezing verandert in een Wijze Kater, een Cyrano de Bergerac of een Badeloch. „Wee het volk, welks verbeeldingskracht door de platte werkelijkheid wordt verstikt," zei de grote Willem Royaards bij zijn ere promotie in 1919. Dat niet ieders fantasie en verbeeldingskracht verstikt is, kan men ont dekken tijdens een bezoek aan de grimeur. Een tante is er, gehuld in Badelochs kos tuum, tot hilariteit van neef en nichtje aan Wie het ware van de menselijke geest, zijn bloei of zijn verval wil verstaan moet zich tot de letteren wenden, de hoogste en meest pregnante vorm waarin de mens zich door middel van het woord heeft uit gedrukt. Maar een mensenleven is te kort om van ook maar een klein deel kennis te nemen, dat de literaire geest ooit heeft voortgebracht, zelfs al bepaalt men zich tot de hoofdmomenten. En hoeveel talen zouden wij niet moeten beheersen om er zelfs maar vluchtig een blik in te kunnen slaan. Wie is in staat een 19de-eeuwse ro man als b.v. de Ch'unhang chon (dat bete kent: De Geschiedenis van Lentegeur), een Koreaans meesterwerk, in de oorspronke lijke tekst te genieten, en wat begint iemand die daar toevallig nog wel toe in staat mocht zijn, met de Koerdische litera tuur? Om nog maar wat dichter bij huis te blijven: zouden er velen zijn die James Joyce's Ulysses of Finnegans Wake niet alleen in het Engels gelezen hebben, maar die ook in staat zijn de betekenis en de achtergronden ervan te begrijpen, om nog maar te zwijgen van hun grammatica en structuur? Wie ook maar een beperkt begrip heeft van de vele voorname en betekenisvolle momenten van literaire creativiteit in on ze ganse mensenwereld geraakt er haast beangst en beschaamd over dat hij zo wei nig weet, en ooit zal kunnen weten, al leest hij dag en nacht, en heeft hij nog zoveel bibliotheken ter beschikking. Maar het is zelfs voor de meest fervente en erudiete lezer reeds niet mogelijk zich een inzicht te verschaffen omtrent al datgene wat ooit aan belangrijks in literaire vorm versche nen is, omdat nu eenmaal niemand tegelij kertijd specialist in (bijvoorbeeld) het Oudkeltisch, Kroatisch, Urdu, Middeleeuws en Arabisch kan zijn. In dit besef mogen wij ons meer dan ge lukkig prijzen met de moedige onderne ming der uitgeverijen Paul Brand en C. de Boer jr. te Hilversum, die daar door het doen verschijnen van een waarlijk in drukwekkende Moderne Encyclopedie der Wereldlitaratuur op royale wijze aan tege moet gekomen zijn. Deze encyclopedie staat onder de algemene leiding van de hoogleraren dr. J. Aerts, dr. A. G. H. Bach- rach, dr. G. Stuiveling, dr. P. B. Wessels en de Zuidnederlandse letterkundige Achil les Mussche, bijgestaan door een lange reeks van deskundigen op velerlei literair, historisch en filologisch gebied. De encyclopedie zou oorspronkelijk uit zes delen bestaan, waarvan 't vierde (H-L) thans het licht heeft gezien. Daarin deelt de hoofdredactie echter mede, dat het haar onontkoombaar gebleken is het aan tal delen tot zeven uit te breiden, omdat naar haar oordeel de wetenschappelijke informatie die het werk geeft anders op niet-verantwoorde wijze zou moet worden beperkt. Zij vraagt daarvoor begrip voor de intekenaren die er, dunkt mij, echter alleen maar dankbaar en enthousiast over zullen zijn. Deze Moderne Encyclopedie der Wereld litaratuur dwingt bewondering en respect af, niet alleen om haar uitgebreidheid en volledigheid die de gebruiker ervan geen enkel ogenblik teleurstelt, maar vooral ook door de consciëntieuze en deskundige wijze, waarop zij ons op een breed terrein waardevolle voorlichting geeft. Wij noem den daareven de naam van James Joyce. De encyclopedie volstaat niet met een koiie biografie, een portret en een op somming van zijn oeuvre, doch geeft bo vendien een bijzonder heldere en knap ge schreven parafrase van diens hoofdwer ken, met een diepgaande analyse omtrent hun symboliek, structuur en taalgebruik. Er worden aan deze auteur niet minder dan negen kolommen gewijd. Het betreft hier geen uitzondering. Op diezelfde infor matieve manier gaat de encyclopedie ook met andere auteurs te werk, daarbij na tuurlijk wat de lengte betreft afhankelijk van hun betekenis. Maar bovendien vindt men in dit werk ook nog lange en voor treffelijk geschreven hoofdstukken over de literaire historie in alle landen en taalge bieden ter wereld. Wie iets wil weten over de Indonesische, de Keltische, de IJsland se letterkunde en haar geschiedenis kan hier zijn hart ophalen, zo goed als wij worden ingelicht over bijv. de literatuur van het Koerdische volk, die van grote rijkdom en gevarieerdheid blijkt te zijn, en de Koreaanse letteren, welker beschou wing liefst 14 kolom tekst krijgt toebe dacht. Prijzenswaardig is voorts, dat het werk ook vele hoofdstukken omtrent onderwer pen in de marge der literatuur bevat. Als voorbeeld noem ik een overzicht omtrent het kerklied, een lang stuk over kinder- en jeugdlectuur, en een werkelijk briljant in elkaar gezet overzicht over de geschiede nis der journalistiek, van de oudste tijden af tot de krant in de 20ste eeuw. Evenals alle andere artikelen is ook deze bijdrage fraai met foto's en reprodukties verlucht. Zo vindt men hierbij o.a. de frontpagina in afgedrukt van de eerste krant die in En geland dagelijks verscheen, en dus de naam van dagblad verdiende: The Daily Cou rant. Het blad heeft van 1702 tot 1735 be staan. Maar daarbij ook tevens een front pagina van de Nieuwe Rotterdamse Cou rant uit januari van dit jaar. Een aantrek kelijkheid van deze uitgave is immers ook nog, dat zij weliswaar mondiale informa tie verschaft, maar hierneven extra aan dacht aan Nederlands-talige literaire of pa- raliteraire personen en verschijnselen be steedt, die men in een buitenlandse ency clopedie over wereldliteratuur niet zo gemakkelijk, of helemaal niet, vinden zou. De Nederlandse schrijvers of dich ters, van noord en zuid, worden er nauw- het declameren geslagen. Een bedeesde jon geman met jeugdpuistjes laat zich raison van een gulden in de fotoautomaat vereeuwi gen als Cyrano, de legendarische krijgs man. In deze vermomming heeft hij voor een paar minuten zijn identiteit verloren. Straks zal hij weer als Jaap op de winderige gracht staan. Nu is hij in zijn fantasie de heroïsche, degentrekkende krijgsman. Toneelliefhebbers kunnen de vereniging van het Toneelmuseum nooit dankbaar ge noeg zijn. Sedert de oprichting in 1925 heb ben vele erudiete bestuursleden en leden in deze vereniging belangeloos een stuk toneel cultuur beschermd. Wanneer u zich in het hart van Amster dam bevindt, bij de Raadhuisstraat achter het Koninklijk Paleis, loop dan eens naar de Herengracht. Blijf daar, liefst op een rustig tijdstip, eens staan voor het huis nummer 168 dat professor Van Thienen, de kostuum- deskundige, eens met recht „een beeld schoon huis" noemde. Voor een luttel bedrag kan iedereen die liefde en belangstelling voor het toneel heeft, in dit huis veel interessante dingen vinden, ook wanneer straks de expositie „Kijkspel" achter de rug is. Ga eens in de bibliotheek zitten bladeren in boeken en an dere lectuur. Aan de vriendelijke en actieve conservator E. Alexander kunt u misschien vragen of hij u enige kostuumstudies wil to nen van de bekende toneelspeler, schilder en kostuumontwerper Johannes Jelgerhuis (17701836) wiens „lessen in de toneelspeel kunst" een goed idee geven van de gebaren kunst rond 1800. Wanneer u geïnteresseerd bent in kos tuums: er is in het museum een terracotta- jcleurig zijden kleed, bestikt met empiremo- tieven in gouddraad, eens gedragen door Jo hanna Cornelia Ziezenis-Wattier in de rol van Merope in het gelijknamige stuk van Voltaire. Mevrouw Theo Mann-Bouwmeester heeft het overkleed daarvan ook nog eens gebruikt en wel in „Cleopatra". In dit stuk lag het als een soort pièce-de-millieu over het bed van de Egyptische verleidster ge drapeerd. Tegenwoordig worden voor elk toneelstuk nieuwe kostuums vervaardigd. Vroeger was dat anders; men moest wat zuinig met een kostuum omspringen omdat men zelf de kos ten droeg. Wat het moderne repertoire betreft: sedert in juni 1965 de stichting geluid- en beeldar chief van het Toneelmuseum werd opgericht houdt men zich intensief bezig met registra tie op geluids- en beeldband, zodat stemmen van moderne toneelspelers en actrices en p— k - r~ i jt-ji y\ keurig in genoemd en beschreven, voor zo ver ze maar van enig belang zijn, zowel uit vroeger eeuwen als van onze eigen tijd Naast Klabund vindt men onder de K ook een prozaschrijver als Jan J. Klant, en Koolhaas, naast een 18de eeuwse Franse beroemdheid als Lamartine is een minder bekend maar waardevol Nederlands au teur H. C. J. baron van Lamsweerde, pu blicerend onder de naam van H. van Mer- let (hij overleed twee jaar geleden in Bussum), niet ongenoemd gebleven. En het behoeft nauwelijks vermelding dat men in dit deel natuurlijk ook Hooft en Hoor- nik, Pierre Kemp, Prosper van Langen- donk en Hubert Lampo niet vergeefs zoekt Wij noemen er maar een paar, bij bladzij den die toevallig voor ons openvallen, ter typering van de gevarieerdheid aan na men die de encyclopedie vermeldt. Het is altijd een aardige kritische sport bij het beoordelen van een encyclopedie, namen van personen of zaken te beden ken en dan na te slaan of ze er in staan. Als men dit lang genoeg doet krijgt men wel een aardige indruk van de betrouw baarheid en volledigheid van zo'n werk. We hebben ons dit spelletje ook ditmaal veroor loofd, maar de samenstellers zijn niet te betrappen. Dit vierde deel der Wereld encyclopedie blijkt ook in dat opzicht met grote zorg in elkaar gezet. Encyclopedieën hebben tot doel er iets in te kunnen naslaan als zich op 'n bepaald moment plotseling de behoefte aan meer informatie voordoet. Deze uitgave biedt meer dan dit eenvoudig nut. Het is een werk om urenlang in te zitten lezen, waar op zich een machtig breed en helder pano rama van het culturele geestesleven over de gehele wereld voor ons ontvouwt. Willem Brandt. Mevrouw Ziezenis-Wattier was omstreeks 1800 de bekendste Europese to neelspeelster. Herinneringen aan haar glorietijd, waaronder dit portret (ge schilderd door J. W. Pieneman), zijn te vinden in het Toneelmuseum aan de Herengracht te Amsterdam. filmbeelden van hun rollen voor het nage slacht bewaard blijven. Van de „oudere" ac trices zoals Annie van Ees, Fie Carelsen, Caro van Eyck e.a., zijn veel persoonlijke objecten, waaronder kleding, in het museum bewaard gebleven. Er is nog veel meer te zien in dit museum, enig in zijn soort, „een huis vol toneel". jijen kan zich afvragen of de aperette een afspiegeling van een voorbije ro mantiek, in deze tijd nog kans van be staan had indien Robert Stolz er niet was geweest. Op 25 augustus wordt Stolz 85. Wie meent, dat hij die zo vele lauwe ren heeft geoogst nu wel op die lauweren zal rusten, behoeft maar even terug te denken aan 't Grand Gala du Disque 1966. Stolz was daar eregast en gaf blijk van een onblusbare, bijna onwaarschijnlijke vitaliteit. Hij is dan ook een schoolvoor beeld van de kunstenaar die dermate door zijn werk wordt geabsorbeerd, dat het be reiken van de leeftijd der zeer sterken hem nauwelijks belemmert in zijn activiteiten. Stolz werd als twaalfde kind van het ge zin geboren in 't Oostenrijkse Graz en ont ving het eerste muzikale onderricht van zijn moeder, die pianiste was. Op elfja rige leeftijd componeerde hij een „Valse Brillante", die zowaar bij een vooraan staande Berlijnse uitgever in druk ver scheen. Na lessen bij Fuchs en Humperdinck was hij als koorrepertor werkzaam en op zijn achttiende kon hij zich kapelmeester noemen. Zijn grote ans kwam toen Stolz van Franz Lehar het verzoek kreeg „Die lustige Witwe" te arrangeren en te dirige ren. Na een wat trage aanloopperiode werd de „Witwe" een groot succes en tevens het begin van een nieuw operette-tijdperk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Stolz in New York en werd hij met twee Oscars onderscheiden. Na de oorlog keerde hij naar Oostenrijk terug. Dobert Stolz is te beschouwen als de Grand Seigneur van de Weense ope rette. In dit genre had hij als componist en als dirigent een ongelooflijk succes trouwens nog steeds! Hij is een exponent van de levende traditie en heeft zelf alles in het werk gesteld, die traditie niet te la ten verstarren. Bernard Grun schrijft in zijn „Kulturgeschichte der Operette", dat Stolz als een machtige, verweerde boom van het Prater te Wenen de operette heeft beheerst. Stolz is de laatste nog in leven zijnde componist van een groot aantal collega's die de „gouden eeuw" van de Weense operette vorm hebben gegeven. Geen van hen heeft echter in zo brede kring een zo grote populariteit verworven als compo nist van talloze evergreens, van operet tes die over de gehele wereld geliefd wer den en tevens als dirigent van Weense muziek. Want ook daarin is Stolz een der zeer groten. Wie hem walsen van Lanner en Waldteufel heeft zien dirigeren, ver geet dat het om zogenaamd lichte muziek gaat. Bij Stolz vervaagt die hokjesinde ling. Alles wat hij doet heeft een klassieke allure en dat stempelt hem tot een muzi kant die ongeacht in welk genre hij zich beweegt, altijd de aandacht gespannen houdt. "tiet is verbazingwekkend te zien hoe ac- tief Stolz tot op heden is geweest. Hij cohiponeerde 1.200 liederen, 48 operettes, muziek voor 100 films en een ontelbaar aantal suites en karakterstukjes voor or kest. Over het privé-leven komt men weinig aan de weet. Daarom is het niet met ze kerheid te zeggen of hij vijf- of zesmaal getrouwd is geweest. Het is niet verwon derlijk voor een man die eens heeft opge merkt: „Mijn beroep is mijn roeping. Niets ter wereld ligt mij nadeï aan het hart dan de muziek waar mijn hele be staan op gericht is." Als gevolg hiervan vindt men alle nuances van menselijkheid in zijn composities terug en wordt het ge hele scala van Weense charme en lichte melancholie in deze muziek weerspiegeld. Volgens Stolz is componeren: het schep pen van iets uit niets. Alles wat een mens zich in zijn fantasie voorstelt zou in klank kunnen worden overgezet, op voor waarde dat het hart erbij is betrokken. Dat laatste is het wezenskenmerk van Stolz, muziek en tevens 't geheim van zijn nog altijd bruisende persoonlijkheid en succes. Een commerciële filmproducent in Amerika is voornemens een film te maken over de moord op president Kennedy, „Countdown in Dallas" („Af tellen in Dallas"). Er zullen geen beroepsacteurs in de film optreden. De rollen van Oswald en Ruby zullen worden gespeeld door twee musici die op beide mannen lijken. De officier van Justitie Wade heeft de film maker volledige inzage gegeven in de dossiers met betrekking tot de moord op Kennedy en Oswald. Er zullen in de film 127 personen optreden, van wie 72 op enigerlei wijze betrokken zijn ge weest bij de gebeurtenissen in Dallas. De kosten van de film worden geraamd op 1,2 miljoen gulden.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 10