Eerste gezinnen
komen in oktober
ZIEZO
■■m
/n
Snijdende N-Ooster
Goede start
„Pionierspremie"
Aan een baai
i
ZATERDAG 19 AUGUSTUS 1967
In een boomloze, verlaten vlakte in de westhoek van Oostelijk Flevoland ligt de bouwe
rij, waaruit Lelystad moet groeien. Hier moeten over dertig jaar zo'n honderdduizend
mensen wonen, zeggen de planologen. In oktober komen de eerste honderd gezinnen, de
geboorte van een nieuwe stad in een nieuwe polder.
Een weids land. Een paar kilometer verderop de strakke lijn van de dijk, naar het noor
den het silhouet van de Flevo Centrale die buitendijks in het IJsselmeer staat en verder
zover het oog reikt een nevelige leegte. Boerderijen staan er weinig in deze hoek
van de polder. De dichtstbijzijnde dorpen Swifterbant en Dronten, liggen achter de
horizon, ruim twintig kilometer ver weg.
r%
'iff
""J
Lelystad komt centraal in de IJsselmeerpolders te liggen. Zui
delijk Flevoland zal volgend jaar droog vallen, de Marker
waard volgens de huidige plannen omstreeks 1980.
Nog geen vastomlijnd plan vo
de jongste stad van het land
0 e bouw van Lelystad is te beschou
wen als de bekroning van een werk,
dat in ons land en In het buitenland tot
een nationaal symbool Is gegroeid: de
drooglegging van de Zuiderzee. Het
woord Lelystad heeft van het ogenblik
van naamgeving af een bijzondere klank
gehad; het roept beelden op uit een jon
ge samenleving, die leeft en bouwt In
een nieuwe stad met een eigen sfeer en
kleur."
Zo begint de Inleiding van prof. C. van
Eesteren tot zijn stedebouwkundig plan
voor de stad, waartoe hij in 1959 van de
minister van Verkeer en Waterstaat op
dracht kreeg. In 1964 was het klaar. Vo
rig jaar werd het gepubliceerd. Minister
Suurhoff sprak er harde woorden over in
de Tweede Kamer en daarna verdween
het plan uit de publiciteit.
Niemand weet of Lelystad volgens dit
plan zal worden gebouwd. De regering
heeft er nog geen beslissing over geno
men, hoewel minister Suurhoff In febru
ari vorig jaar zei dat dit „binnenkort"
zou gebeuren.
Prof. Van Eesteren weet het zelf ook
niet. Hij wil zich overigens niet over de
kwestie uitlaten en evenmin over de
vraag of zijns inziens de eerste fase van
de bouw van de nieuwe stad, zoals die
nu wordt uitgevoerd, in zijn plan past.
„Ik wil niet verder gaan dan te zeggen:
de zaak houdt mij bezig."
Officieel is zijn plan nog steeds de
grondslag voor de bouw van Lelystad.
Drs. A. J. Venstra van de Rijksdienst
voor de IJsselmeerpolders, welke dienst
de eerste aanzet van de bouw maakt,
zegt: „De eerste groeifase van Lelystad
past in het plan-Van Esteren. Het dient
ook nog steeds als basis voor de verdere
fasen. Het grote plan is nog steeds uit te
voeren. Er zijn geen principiële wijzigin
gen In aangebracht."
Ingewijden stellen, dat minister Suur
hoff in februari 1966 het plan echter in
feite van de tafel heeft geveegd. De ont
werper had zich volgens de bewindsman
niet aan de voorwaarden gehouden. Die
behelsden onder meer, dat in de verschil
lende groeifasen telkens een zekere af
ronding van het gebouwde stadsdeel
moest worden bereikt. Tussen 1965 en
1975 zou ook een eerste deel van het
stadscentrum moeten worden gebouwd
met aan twee of meer zijden daar dicht
tegenaan woningen.
Verder hielden de voorwaarden in, dat
In de eerste groeifase (voor 10.000 15.000
mensen In 1975) geen krulsingsvrije
autowegen nodig zouden zijn, dat het
grondgebruik binnen bepaalde financiële
grenzen moest blijven en dat het plan
telkens aan de financiële mogelijkheden
zou worden getoetst.
Prof. Van Eesteren heeft echter de
stadsdelen die in de opeenvolgende fasen
zouden worden gebouwd, ver uit elkaar
ontworpen, waardoor de bebouwing erg
gespreid zou zijn. Volgens de directeur
van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpol
ders zou dit een „bijzonder slecht woon-
en vestigingsklimaat" scheppen, omdat er
als het ware grote gaten In de eerste be
bouwing met woningen zouden komen.
LJet maakt de stad ook duur: Lelystad
zou 4.000 hectare beslaan (Den Haag
is 1.000 hectare groot), er zijn lange riole
ringen en andere leidingen nodig, een wijd
net voor het openbaar vervoer en een
groot wegennet. De ontwerper heeft bo
vendien het wegennet zodanig opgezet dat
in de eerste fase dus voor misschien
15.000 inwoners - bijna twintig kilometer
autosnelweg en 28 viaducten nodig zouden
zijn. Geen minister die daarvoor het geld
beschikbaar kan stellen.
Minister Suurhoff gaf de Rijksdienst
voor de IJsselmeerpolders opdracht, een
stedebouwkundig ontwerp voor de eerste
fase te maken dat zoveel mogelijk zou
blijven binnen het kader van het plan van
prof. Van Eesteren. De woningbouw moest
nu eenmaal beginnen. Gelegenheid om het
plan helemaal op de helling te zetten was
er niet meer.
De stedebouwkundige dienst van de
RIJP, geadviseerd door enkele stede
bouwkundigen onder wie prof. Ir. S. J. v.
Embden en ir. J. A. Kuiper, ontwierp
het eerste woningcomplex aan weerszij
den van het begin van het stadscentrum,
dat enkele honderden meters naar het zui
den werd verplaatst.
Het krijgt een hogere bebouwingsdicht
heid dan de oorspronkelijke ontwerper ge
pland had. De wijken zijn anders inge
deeld. De woningen staan gegroepeerd
rond parkruimten. Krulsingsvrije, op dij
ken gelegen stadsautowegen komen er
PROF. C. VAN EESTEREN
in de mist
niet in voor, integendeel, de autowegen
worden wat verdiept aangelegd.
LJinister Suurhoff zei vorig jaar In de
Tweede Kamer: „Binnenkort zal de
regering moeten beslissen, of het struc
tuurplan van prof. Van Eesteren ook voor
de verdere fasen van de ontwikkeling van
Lelystad tot grondslag zal dienen."
Voordat die beslissing Is genomen weet
niemand volgens welk plan Lelystad de
nieuwste stad van Nederland zal wor
den gebouwd.
De geboorte van
LELYSTAD
Het „vasteland" - zoals de polderbewo
ners zeggen - begint bij Harderwijk, aan
het eind van de dertig kilometer kale Knar-
dijk, met rechts het water waar volgend jaar
Zuidelijk Flevoland droog zal komen en links
onafzienbaar onbewoond rietland, in de ko
mende jaren te ontginnen voor de landbouw.
Lelystad moet de kroon op het werk van
de droogmakers van de Zuiderzee worden.
Het begin is er. Van de 560 woningen waar
aan bouwvakkers druk werken, zijn de eer
ste bijna klaar. Twee mannen planten sprieti-
ge boompjes bij een straathoek. De trottoir
banden liggen nog schots en scheef op het
zand. In het najaar, het plantseizoen, zal er
grootscheeps worden geplant, zeggen ze.
Het winkelcentrum, waar in oktober een
kruidenier, slager, bakker, drogist en slijter
hun winkels zullen openen, is nog niet meer
dan een hol staketsel van staal en beton.
Twee scholen zijn al een eind gevorderd.
Een café-restaurant met vergader- en to
neelruimte, ook geschikt voor kerkdiensten,
is vrijwel klaar. Er komt tijdig een genees
kundig centrum.
De woningen en winkels zullen misschien
plezierig zijn als de eerste bewoners van Le
lystad er hun intrek nemen, maar het kli
maat in de polders is 's winters bar. De snij
dende noordooster kan onbelemmerd over
het uitgestrekte land waaien. De betrekke
lijke eenzaamheid onder een loodgrijze win
terlucht wordt nieuwelingen in de polder
soms te veel.
De kerken hebben daarom gevraagd: Laat
de mensen niet voor de winter in Lelystad
gaan wonen. Wacht liever tot het voorjaar.
De Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders,
die de bewoning van de polder voorbereidt,
heeft echter „nee" gezegd.
De dienst heeft met de Provinciale Gelder
se Electriciteitsmaatschappij afgesproken,
dat personeel van de Flevo Centrale nog dit
najaar in Lelystad kan gaan wonen. Er is
geen reden voor uitstel, aldus dr. ir. W. M.
Otto, 'ie als directeur van de RIJP tevens
landdrost van Oostelijk Flevoland is.
Ds. H. B. Oosthoek uit Swifterbant zegt
erover:
„Wij hebben bij ons verzoek om de bewo
ning uit te stellen, gedacht aan vroegere
vestigingen in nieuwe plaatsen in de polder.
Dat is wel eens een keer ongelukkig uitge
pakt. In een bepaald dorp begon men met
zes zeven gezinnen, zonder telefoonverbin
ding, zonder winkels, zonder verbinding met
de scholen".
„De mensen die naar Lelystad gaan, zijn
bovendien van een ander slag dan de agra
riërs die zich in de eerste dorpen vestigden.
Het zijn geen mensen met een pioniersgeest.
Zij willen meteen goede voorzieningen.
Maar wij hebben nu van de Rijksdienst ge
hoord, dat die voorzieningen er zullen ko
men. Bovendien begint men meteen in okto
ber met honderd gezinnen en dan komen er
in november nog eens honderd gezinnen. On
ze actie is daardoor eigenlijk achterhaald".
Een van de mensen, die in Lelystad gaat
overwinteren, is de heer A. Stempher, admi
nistrateur bij de Flevo Centrale. Hij zegt:
„Wij krijgen het in Lelystad beter dan het
ooit in een andere plaats in de polder voor
de eerste bewoners is geweest. Vóór de win
ter hebben wij er achttien winkels, een ca
fé en een gymnastieklokaal. Het is allemaal
nog in aanbouw, maar voor de winter is het
klaar. Er komen ook nog twee sportterrei-
nen. Nee, zo'n start hebben anderen in de
polder nooit gehad".
„Twee jaar geleden ben ik in Swifterbant
komen wonen. Toen was er nog geen winkel
te vinden. Een café is pas een maand gele
den geopend. Het is natuurlijk nog kaal in
Lelystad. Maar dat is in al die andere plaat
sen in de polder ook geweest. Dat is niet zo
erg voor één winter".
De heer Stempher kwam twee jaar gele
den uit Harderwijk naar Oostelijk Flevoland.
Daarvoor woonde hij in het bosrijke Apel
doorn. Wat trok hem naar de polder? „Ja,
eigenlijk het pionieren. De ruimte. Het is
iets heel anders dan op het vasteland".
Hij heeft drie kinderen, de oudste is elf,
de jongste vier. „Als de stad opengaat, zul
len een openbare lagere school en een kleu
terschool klaar zijn. En met een half jaar
komt een Mulo klaar. De toekomstige bewo
ners hebben nu al een belangenvereniging,
die een speeltuin wil maken voor de kinde
ren".
„De sportvereniging is op papier ook al
voor elkaar. En zo gauw de eerste mensen
er zitten, wordt er een bridge-drive georga
niseerd. Wij denken ook aan het houden van
filmvoorstellingen". Daar is ruimte voor in
het café-restaurant, dat voorlopig als ge
meenschapscentrum moet dienen. Het staat
een flink eind verder in de polder, op een
plaats die straks centraal in de woonwijken
van het grotere Lelystad zal liggen. Is die
afstand 's winters door een jagende, ijskou
de oostenwind geen bezwaar?
„Ja, het is natuurlijk niet zo prettig. Maar
de meeste mensen hebben wel een vervoer
middel Er wordt ook vrij veel gelift en nie
mand laat in de polder een lifter staan".
Openbaar vervoer zal er voor de pakweg
vierhonderd mensen in het prille Lelystad
nog niet zijn, tenminste geen „stadsver
voer. Wel komt er een uurdienst per autobus
naar Kampen via Dronten en eveneens naar
Harderwijk. „Dat is voor ons al geweldig.
Het openbaar vervoer is op het ogenblik
ronduit beroerd."
En hoe vindt zijn vrouw het? „Zij ver
wacht alles van Lelystad. Het leven in de
polder is voor vrouwen moeilijker dan voor
mannen. In Swifterbant was het wel erg
doods. Lelystad wordt echter beslist beter.
Wij gaan er vol optimisme naar toe.
Het wonen wordt de Lelystedelingen zo
aantrekkelijk mogelijk gemaakt. De eerste
fase van de bouw, waarvan nu het eerste
gedeelte wordt neergezet, telt voor zeventig
procent eengezinswoningen. De rest zijn
flats.
De huizen van het meest voorkomende
type - ontworpen door de Rijksdienst voor
de IJsselmeerpolders hebben drie slaap
kamers op de eerste verdieping en een lo
geer- of studeerkamer, een berg- of hobby
ruimte en een droog- en zonneterras op de
tweede verdieping. Verder centrale aardgas
verwarming (met de kachel in de kamer),
betegelde wc, keuken en douche.
Huur van zo'n huis: f 94,25 in 1968, f 105,-
in 1969 en verder opklimmend tot f 184,50 in
1975. De duurste huizen in het eerste deel van
Lelystad doen het eerste jaar een huur van
Het begin van Lelystad in vogelvlucht ziet men op bovenstaande luchtopname. Hier
vestigen zich in oktober de eerste honderd gezinnen van de nieuwste stad van Neder
land, waar omstreeks het jaar 2000 honderdduizend mensen zullen kunnen wonen.
Het hart van Lelystad wordt het eerst gebouwd. Het geblokte gedeelte is de eerste
fase, waarvan een deel nu in aanbouw is. In de bebossing oostelijk van de eerste
huizen komt de begraafplaats (A), ten noorden daarvan het industrieterrein aan een
van de kanalen (dikke zwarte lijnen).
f 154,50; de eindhuur na de jaarlijkse huur
verhogingen is f306,- in 1975. Brandstofver
bruik is voor eigen rekening.
In die huren zit een „pionierspremie".
Omdat de eerste jaren de voorzieningen in
de stad niet zodanig zijn, dat de volle huur
prijs gerechtvaardigd is, krijgen de bewo
ners een „premie" in de vorm van een veel
lagere huur. Naarmate de voorzieningen be
ter worden, stijgt de huur.
De huizen en flats worden merendeels ge
bouwd aan pleintjes, waar auto's kunnen
worden geparkeerd. Er is gerekend op iets
meer dan één auto per gezin. De achtertui
nen van de huizen grenzen aan parkruimten
die zij als een ring omsluiten. In de groot
ste parkruimte staan de scholen.
De kinderen uit de huizen eromheen hoe
ven dus geen straat over te steken om van
huis naar school te komen. In de parkruimte
kunnen tussen bomen en struiken ook speel
velden komen. De woonkamers van de hui
zen liggen aan die kant van het huis.
De winkels bevinden zich een eindje van
de eerste huizen af. Als de rest van de eerste
woonwijk klaar is (1.200 huizen, ongeveer
4.000 mensen, tegen 1970 klaar) ligt het win
kelcentrum in het midden. Het hart van het
winkelcentrum is alleen bestemd voor voet
gangers, doch de winkels liggen om „bedie
ningshoven" waar bestelauto's kunnen ko
men.
Als de huisvrouw van haar woning naar
het winkelcentrum moet, zal zij wel een dub-
belbaans autoweg moeten oversteken, maar
wachten voor het verkeer zal niet nodig zijn.
De autoweg wordt wat verdiept gelegd en
aan weerskanten komen er aarden walletjes
langs. Over de weg komen dan hier en daar
bruggen voor voetgangers en fietsers.
Die verdiepte weg is gekozen tegen de
stank, het lawaai en het hinderlijk beweeg
van het glanzende blik van de auto's en voor
de rust van de bewoners.
mingen" aldus drs. A. J. Venstra van de
Rijksdienst. „En een tweede sterk punt is
de korte afstand tot de Randstad. Lelystad
behoort straks wat de afstand betreft prak
tisch tot de Randstad
Bovendien: „Als de polders van Zuidelijk
Flevoland en de Markerwaard droog zijn,
ligt Lelystad in het hart van het land, aan
diep vaarwater, met wegen naar het noor
den, zuiden, oosten en westen. Een spoorlijn
zal er op korte termijn nog niet komen,
maar uiteindelijk zeer zeker wel".
Lelystad zal huizen voor de werknemers
in de nieuwe stad kunnen bieden. Voor be
drijven, die zich er willen vestigen doch het
eerst eens willen aanzien of al willen starten
voordat hun bedrijfsgebouwen gereed zijn,
zal van rijkswege een industriehal voor tij
delijk gebruik beschikbaar worden gesteld.
Verder worden speciale faciliteiten voor
nieuwe industrieën in het vooruitzicht gesteld.
De Rijksdienst verwacht, dat de minister
van Economische Zaken deze faciliteiten
zeer snel bekend zal maken.
Het industrieterrein, gelegen aan vaarwa
ter, is nu 32 hectare groot, maar kan wor
den uitgebreid tot 100 hectare.
Vijf bedrijven hebben zich er reeds ge
vestigd, namelijk enkele ondernemingen die
werken aan de bouw en de wegenaanleg in
de nieuwe stad en een bedrijf, dat jarenlang
werk zal hebben bij de levering van turbines
voor de Flevo Centrale. Voor vier andere
bedrijven worden gebouwen nu neergezet,
terwijl plannen voor de vestiging van nog
zeven bedrijven in voorbereiding zijn.
De eerste bewoners van Lelystad zijn
werknemers op de Flevo Centrale van de
Provinciale Gelderse Electriciteitsmaat
schappij, personeel van winkels (twintig
winkels in aanbouw, 25 in voorbereiding),
onderwijzers, politiemensen en ambtenaren
van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpol
ders, die kantoren boven de winkels zullen
betrekken.
De PGEM zal mettertijd ongeveer drie
honderd werknemers in Lelystad vestigen.
Gerekend kan ook worden op een honderd
vijftig tweehonderd personeelsleden van
het Centraal Diergeneeskundig Instituut, dat
nu in Amsterdam en Rotterdam is gehuis
vest. De eerste paal voor het gebouw van
het instituut is indertijd door minister Bies
heuvel geslagen, maar daar is het tot dus
ver bij gebleven.
Bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpol
ders is men vol vertrouwen in de toekomst
van Lelystad. Drs. Venstra: „Wij kunnen te
gen elke andere plaats opbieden. Lelystad
wordt een heel aantrekkelijke stad".
Lelystad, centrumstad in het droogge
maakte land, zal in het begin niet vlak aan
het water liggen. Mettertijd is dat wel het
geval. Dan wordt het een stad aan een baai,
de bocht in het IJsselmeer, waar het Oost-
vaardersdiep als scheiding tussen Zuidelijk
en Oostelijk Flevoland in het meer stroomt.
Aan de baai komt een jachthaven en dat
zal misschien een druk bezochte thuishaven
voor jachten van Amsterdammers worden.
Want als eind 1968 de brug bij Muiderberg,
tussen Muiden en de dijk rondom de nog
niet droge polder van Zuidelijk Flevoland
klaar zijn, is Amsterdam maar 50 kilometer
lang? de dijk van Lelystad af.
Amsterdam is ook de stad, waarop Lely
stad zich zal oriënteren wat betreft het aan
trekken van werkgelegenheid. Men rekent
bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders
op de ruimtenood van talloze bedrijven in de
hoofdstad.
„Hier is ruimte. Dat is ons belangrijkste
reclamemiddel bij de werving van onderne-