Belijdende muziek
van onze tijd
veel besproken en fel omstreden boek
Mijn toevlucht en mijn deel
Om de toekomst
van de kerk
Als de kerk zo doorgaatzou ze
het graf van het Christendom kunnen worden
4- Klerikaal
Crisis
4- Versobering
tS Celibaat
muzielcfeuilleion
door
ftenri fh.
DEZE WEEK
PATER ADOLFS
SCHREEF EEN
SCHETSPLAN
JZrysztof Penderecki is zijn naam. Po
len het land van zijn geboorte. Hij is
pas drieëndertig jaar oud, maar bouwde
zich binnen tien jaar een hechte reputatie
als componist op. Zijn werken getuigen in
de muziektaal van onze tijd van een die
pe sociale bewogenheid en zij bevatten
een onverhulde morele boodschap. Op de
muziekfestivals, zowel in het uitermate
muzikale Polen als in Europa, worden de
composities van Penderecki door de cri
tici met groot respect ontvangen en door
de muziekgevoeligen in ontroering beluis
terd. Wanneer in november in New York
de moord op president Kennedy wordt
herdacht, zal het belangrijkste werk, dat
Penderecki tot dusver schreef en ook door
een prachtige grammofoonopname bekend
is geworden voor het eerst in New York
worden uitgevoerd.
De grote weerklank, die het zo duidelijk
getuigende muziekwerk van de Poolse
componist heeft gevonden, is om twee re
denen van meer dan gewone betekenis,
om morele reden namelijk en om louter
muzikale reden.
Misschien zal het velen, die nog maar
zweren bij de makkelijke oppervlakkig
heid, verrast hebben, dat de getuigenis
kunst met een dringende, haast bezweren
de morele boodschap, zo onmiddellijk aan
sprak. Vele anderen, die met een groot
deel van de hedendaagse componisten
van mening zijn, dat alle bekentenismu-
ziek uit de tijd is en er alleen nog plaats
Is voor abstracte muziek en absolute
klankconstructies zonder buiten-muzikale
inhoud, zullen eveneens verbaasd zijn ge
weest. Want weliswaar is ook Penderecki
een componist van de avant-garde, hij is
allerminst een abstract kunstenaar, die
alleen maar gelooft in de klankconstruc
ties en de superioriteit daarvan. Met een
stoutmoedigheid, die in wezen ontsproten
moet zijn aan dezelfde sterke en vast ge-
Mlllllll'flfWBBB»
richte persoonlijkheid welke hem ook zijn
onderwerpen decreteerde, heeft Penderec
ki in zijn muziek gebruik gemaakt van
alle muziektechnische middelen van onze
tijd. Maar zonder zich aan een bepaalde
richting of stijl te willen binden. Een
eclectisch talent, een talent dat vele stij
len en richtingen opneemt en verwerkt in
een toch persoonlijke muziek. Het ligt
daarbij voor de hand, dat toen bleek, dat
Penderecki vooral met zijn al befaamd
geworden Lucas-Passie zo veel en onmid
dellijk succes oogstte, er ook scherpzinni
ge critici waren die aan het analyseren
togen.
Evenals dit eerder met het werk van
Benjamin Britten gebeurde, evenals dit
ieder groot talent met een opvallend suc
ces te wachten staat, bracht de analyse
het al gesignaleerde grote respect van de
critici, maar dan afgedempt door hun
formule. Alsof het een recept voor een
cocktail gold in een advertentie van een
nieuw soort drank, zoveel delen van dit
en zo veel delen van dat enzovoorts. Maar
deze mogelijk wel onvermijdelijke en
misschien voor vakmensen nuttige ontle
ding van een muziekwerk kan toch niet
verhinderen, dat we te maken hebben met
een verschijnsel in de muziek van de
laatste jaren, dat te denken geeft en alle
nogal onvruchtbare actuele waardebepa
ling ten spijt ook bijzonder positief is. Po
sitief, door de aard van deze muziek en
door de werklank welke deze werken bij
een breed geschakeerd publiek hebben op
geroepen.
A Is een kunstenaar met de grote moge-
lijkheden waarover Penderecki stel
lig kan beschikken zijn sterke talenten
wijdt aan onderwerpen als de slachtoffers
van de atoombom, het lijden in de vernie
tigingskampen te Auschwitz, een heksen
proces als actueel verschijnsel, moet hij
een sterk sociaal bewogen mens zijn.
Krysztof Penderecki is dit ook. Hij is
een fel-levend mens van deze tijd en voelt
zich op directe wijze betrokken bij de ge
beurtenissen. Als actueel scheppend kun
stenaar weet hij zonder twijfel, dat het
componeren van omvangrijke, veeleisen
de werken op een somber-dreigend gege
ven veel risico meebrengt. Zowel zuiver
artistiek als wat de frequentie van de uit
voeringen betreft. Maar duidelijk heeft
Penderecki dit ondergeschikt geacht aan
zijn roeping, het woord is op hem toege
past volkomen op zijn plaats. Toen vier
jaar geleden, ook in Amsterdam, Pende-
recki's treurzang: „Aan de slachtoffers
van Hiroshima" voor het eerst klonk,
moest dit dramatisch-beklemmende brok
muziek herhaald worden, zo diep grepen
gegeven en muziek aan. Het „Dies Irae
voor de slachtoffers van Auschwitz", een
soort oratorium op teksten van Poolse en
Oudgriekse schrijvers en op gedichten
van de Fransen Arragon en Valéry, heeft
de componist volgens eigen getuigenis ge
schreven „om te getuigen van het lijden
en sterven in onze tijd". Als duidelijke te
genhanger dus van de Lucas-Passie, waar
in de Christus-figuur centraal staat want
bewust heeft Penderecki aangeknoopt bij
het grote voorbeeld Bach. Daarom ook
zag de componist voor dit werk af van
eerder gebruikte experimentele compo-
neertechniek, ook al bevat ook deze Lucas-
Passie tal van typerende avant-gardisti-
sche middelen als toonclusters, specifieke
reeksen, glissandi en klankformaties zo
wel vocaal als instrumentaal toegepast.
Maar Penderecki heeft in zijn passiemu
ziek, die volledig „Passio et mors Domini
nostri Jesu Christi secundum Lucam"
heet, in de eerste plaats belijdende muziek
van moreel en religieus karakter willen
schrijven. Hij heeft daarbij zonder re
strictie aangeknoopt bij de grote tradities
van een sterk bezielde verbeeldingskunst,
visionair en ook monumentaal. Niet zon
der diepe zin is, dat de al vermaard ge
worden grammofoonopname van Philips
op de hoes een reproductie heeft van het
schilderij „Kruisdraging" van Hierony-
mus Bosch. Want over de meer dan vijf
eeuwen heen is er een mentale verwant
schap tussen de visionaire schilder van de
kruisdragende Christus temidden van
bestiale menselijke gezichten en de he
dendaagse jonge Poolse componist, die
zich zulk een diep religieus mens toont.
Deze religiositeit heeft in een herkenbare
muziektaal tienduizenden in de ban ge
trokken; al toen vorig jaar in de kathe
draal van Munster, waarvoor de muziek
was gecomponeerd, voor het eerst klonk
en later in Warchau en Krakau en ook in
Rotterdam en Amsterdam.
Dolen bezit, zoals we vorig jaar al eens
signaleerden, een opvallend intensief
muziekleven en de muziek van Poolse
jonge componisten is ook in ons land
meermalen uitgevoerd. Over de plaats
van Penderecki in het hele proces van de
experimentele muziek kan men van me
ning verschillen, we merkten dit al ter
loops op. Maar Penderecki is zonder twij
fel wel de veelzijdigste van de jongere
Poolse componisten, die zich in West-
Europa en Amerika hebben gepresen
teerd. Hoewel tal van titels van werken
van Penderecki al wijzen op zijn instel
ling noemen we „Psalmen Davids",
„Stabat mater", „Anaklasis", „Dimensie v.
de tijd en de stilte", gebruikt de com
ponist voor het realiseren van zijn idee-
en de klank van deze tijd. Maar hij toont
zich opvallend soepel in het hanteren van
alle muzikale middelen, ook die van de
meest experimentele richting. Bij de Pool
se componist is het verrassende, tenminste
voor d#1 niet-vakman, dat bepaalde experi
mentele componeertechnische en klank
elementen welke bij andere componisten
van de avant-garde als abstracties wor
den gebruikt, in Penderecki's muziek zo
doelbewust expressief zijn. Door deze her
kenbare, zelfs dikwijls aangrijpende ex
pressiviteit in de verklanking van de ge
gevens, is Penderecki een moderne com
ponist van belijdende muziek, van een be-
kentenis-muziek, die door velen als afge
daan beschouwd werd. Maar deze getui
gende muziek leeft nog, zij vindt nog weer
klank, zij ontroert nog en dit is een mo
rele winst.
Als wij doen wat
wij behoren te
doen verdienen we
geen lof het is
onze plicht.
,HET GRAF VAN GOD'
„Tn het Evangelie is sprake van twee soorten graven.
Het ene was witgepleiterd, het andere was leeg. Het
witgepleisterde graf is het symbool voor de onechte fa
cade, van de schone schijn die vergaat. Het lege graf was
het graf van de godmens, Jezus Christus, de Ontledigde.
Rondom die leegte werd de hoop op de toekomst "gebo
ren. Mensen staarden in die leegte. Zij werden eraan her
innerd de levende niet onder de doden te zoeken. De
kreet: Hij leeft! Hij is verrezen! plantte zich voort en
bracht meer en meer mensen bijeen. Ze lieten zich dopen
in de naam van Jezus Christus tot vergeving van hun
zonden. Zij legden zich ernstig toe op de leer der aposte
len, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en
ijverig in het breken van het brood en het gebed. Hier
was de Kerk. Zo werd rond de leegte van het graf de
hoop op de toekomst geboren en tevens de Kerk, die is
en moet zijn: de Boodschap van wat komen gaat".
Dit is de epiloog van pater Robert Adolfs' boek „Het
graf van God". Er hangt een soort avondstemming in
de rust en de ruimte, waarin een lange, zware dag ver
glijdt en die de belofte in zich hebben van een nieuwe,
mooiere dag.
Is pater Adolfs, na het schrijven van deze regels, in
het donker van de nacht gekomen? De nacht, die de
nieuwe dag maar niet wil loslaten?
Die conclusie gaat veel te ver. Wel is met het verschij
nen van zijn boek andermaal aangetoond hoe groot in
de Rooms-Katholieke Kerk de spanning is tussen dege
nen, die zich vastklemmen aan het oude en tussen dege
nen, die de Kerk pas een toekomst geven wanneer zij,
zonder haar wezen te verliezen, gaat voldoen aan geheel
nieuwe eisen.
Pater Adolfs behoort tot de laatste groep. Hij ziet de
Kerk niet als een „stille tuin in een overigens woelige
wereld", maar veeleer als „een schip, afhankelijk van de
wateren die het bevaart". En zijn in „Het graf van God"
neergelegde gedachten tonen aan, dat hij met zorg ver
vuld is over de vaart van dat schip, over de toekomst
van de Kerk.
Onrust, onbehagen en pessimisme heer
sen in de kringen der gelovigen. De teke
nen van de tijd liegen er niet om. Het ker
kelijke christendom is in verval, zo con
stateert pater Adolfs in zijn boek.
Dat het kerkelijke christendom nume
riek sterk afneemt, is op zichzelf geen
exclusief teken van geestelijke neergang.
„Wat werkelijk verontrust, is de sterk af
nemende betekenis van het chistendom
voor de wereld. Men zegt openlijk, dat
Kerk en christendom in onze geseculari
seerde cultuur niet langer relevant zijn.
Hetgeen betekent, dat christendom en
Kerk aan onze wereld niet zo erg veel
meer te zeggen hebben".
Pater Adolfs noemt het een feit, dat het
christelijke geloof nauwelijks of geen rol
meer speelt in de belangrijke, centraal-dy-
namische kaders van onze maatschappij,
„zoals de wereld van ca wetenschap, de po
litiek, de economie, het bedrijfsleven, de
handel, de techniek en de maatschappelijke
diensten". Verder staat de Kerk „onvoorbe
reid, onhandig en machteloos" ten aanzien
van de zich nu al voltrekkende „en naar
een machtige toekomst verwijzende ver
schijnselen als de urbanisatie, de automati
sering, de bevolkingsexplosie en het dena-
tionaliseringsproces in politiek en econo
mie". Daardoor komt het misschien, zo
veronderstelt hij, dat de Kerk voor de gro
te massa's van onze wereld weinig be
tekent.
„Zo schijnt de Kerk dan nog slechts rele
vant te zijn in het klerikale milieu, in het
gezinsleven en binnen het privé-leven van
gelovige individuen.
De Kerk is als het ware teruggedrongen
(of teruggeschrokken?) in de privé-sfeer,
waartoe wij ook de zondagse cultusviering
rekenen". Zo wordt de vraag naar de toe
komst geboren. Heeft de Kerk op deze ma
nier nog zin? Maar... is het dan niet waar,
dat de Kerk een universele opdracht heeft
te vervullen in de wereld? Heeft zij geen al
omvattende vylossende taak? En dan de
vraag waar het op aankomt, een vraag die
ook bij de protestantse kerken leeft: heeft
de Kerk nog toekomst?
„Ik zeide: Gij zijt mijne Toevlucht, mijn Deel in het land der leven
den". Ps. 142:6b.
Kent U het gesprek met God? Neen, de vraag is niet: zegt U wel
eens wat over God, maar kent U het gesprek met God. Over God
kunnen wij spreken zonder de levende relatie met Hem te kennen.
We kunnen zelfs diepzinnig en bijbel-getrouw over God spreken,
zonder de levende relatie met Hem te kennen. Daarom is het nood
zakelijk na te gaan of wij misschien sprekende over Hem, nog nooit
kwamen tot het gesprek met Hem. God van Zijn kant zoekt het ge
sprek met ons te openen, opdat ook wij van onze kant het gesprek
met Hem zouden leren voeren. Het gesprek met God verrijkt ons
leven, geeft aan ons leven zin en perspectief.
In Davids leven ontbrak de dialoog ,de tweespraak met God niet.
D' irom kon hij ook in iedere situatie op God terugvallen, zelfs in
spelonksituaties. Psalm 142 tekent ons David in zeer benarde om
standigheden. Opgejaagd door Saul als een veldhoen op de bergen
heeft hij zijn toevluch* gezocht in een spelonk. Zijn vrienden hebben
hem verlaten. Hij schijnt geheel vereenzaamd. Maar toch voert hij
in de spelonk het gesprek met God. Hij is eenzaam, maar niet alleen.
In de spelonksituatie is God aanwezig, is God zijn Gesprekspartner.
„Gij zijt mijne Toevlucht, mijn Deel in het land der levenden".
Misschien is momenteel de spelonksituatie onze situatie. We zitten
ook in de spelonk, d.w.z. in ons laatste toevluchtsoord, dat geen
toevluchtsoord is. De wanden kunnen in ons leven weieens naar
ons toekomen, zodat alle hoop ons gans ontvalt. Enkennen
wij dan de dialoog, de tweespraak met God? „Mijn Toevlucht zijt
Gij, mijn Deel in het land der levenden". Het gesprek met God in de
spelonk is mogelijk, omdat de Heere Jezus Christus in de donkerste
spelonk, in de diepste nood van ons menselijk leven, de nood van
onze zonde en schuld is ingegaan. Wie Hem in deze spelonk ont
moette, leerde het gesprek met God voeren, omdat God in de Heere
Jezus Christus het gesprek met hem opende over verzoening door
voldoening, over genade door recht. Vrijmoedig mag hij nu in iedere
spelonksituatie met God spreken. „Mijn Toevlucht zijt Gij, mijn Deel
in het land der levenden". Dit gesprek met God verrijkt zijn leven,
geeft aan z'n leven zin en perspectief. In de meest uitzichtloze situa
ties geeft het gesprek met God kracht en moed. Als de wereld zich
verengt tot een spelonk, als de gemeenschap, waarin ik mij bevind
zich verengt tot een spelonk, als Veenendaal zich verengt tot een
spelonk en al mfln vrienden mij verlaten, ik geheel vereenzaamd
schijn, geeft het gesprek met God moed en kracht. Zelfs vlak voor
de afmars naar de spelonk der vier houten wanden. „Gij zijt Mijne
Toevlucht, mfln Deel in het land der levenden".
„Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zoo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mjjn deel, mijn eeuwig goed".
Veenendaal
Ds. T. Langerak.
niet veel meer was dan een beroepsmatige
discussie tussen kerkelijke administrateurs,
doch dat de volksverbeelding er een geeste
lijke wedergeboorte van heeft gemaakt.
„De geschiedenis toont echter aan dat een
geestelijke wedergeboorte nu eenmaal niet
op concilies plaatsvindt".
Maar, zo klinkt een vraag, heeft het con
cilie dan de theologie en daardoor indirect
het geloofsbeleven niet vernieuwd? Inder
daad zijn verscheidene theologen moedig
met nieuwe ideeën naar voren gekomen,
maar in feite manifesteren zij zich „als apo
logeten van de kerkelijkheid". Zij bleven
hun zeer gewaagde opvattingen verdedigen
door met ingewikkelde redeneringen aan te
tonen, dat hun stellingen overeenkwamen
met vroegere kerkelijke uitspraken of min
stens daarmee niet strijdig waren. Voor een
radicaal nieuwe theologie bleek er op het
concilie geen plaats te zijn.
Intussen werd het voortbestaan van de
Kerk als basisgestalte als vanzelfsprekend
verondersteld. Christus had immers gezegd:
„Ik zal met u zijn alle dagen tot aan het
einde der tijden". Pater Adolfs legt daar
tegenin: „Hij heeft niet gezegd: Ik zal met
dit instituut in deze vorm zijn tot aan het
einde der tijden".
Blijft de vraag: heeft de Kerk nog toe
komst? In z'n boek onderzoekt pater Adolfs
de situatie waarbinnen een dergelijke vraag
kon ontstaan. Daarna analyseert hij de
vraag zelf en tenslotte poogt hij een ant
woord te geven. „Dat dit antwoord op een
bepaalde wijze negatief moet uitvallen, zal
menigeen verontrusten. De consequenties
van dit antwoord zijn echter niet geheel en
al zonder hoop voor de toekomst".
Pater Adolfs wijst degenen, die dit soort
vragen veel te somber vinden op het ge
vaar het concilie, hoewel het inderdaad van
grote betekenis is geweest, ver te over
schatten. Hij citeert een Engelse theoloog,
die gezegd heeft dat het concilie in wezen
Bij 't beschouwen van de situatie schenkt
pater Adolfs ruime aandacht aan wat de
God-is-dood-theologen worden genoemd.
Hij treedt hen met begrip tegemoet, wijst
tal van positieve punten aan, doch spaart
hun de kritiek evenmin. De tekenen wijzen
erop, aldus pater Adolfs, dat de gestalte
der kerk zelf wellicht de diepere oorzaak
is van de crisissituatie der christenen in
de wereld van nu. Als de Kerk doorgaat zo
te zijn zoals ze tot nu toe is geweest, en
dat geldt ook voor haar postconciliaire ge
stalte, dan zou het kunnen zijn dat de
Kerk het graf van 't christendom wordt.
„Een paradoxale gedachte die wij niet
kunnen of willen aanvaarden".
Het boek uitstekend van opzet en
schrijftrant werkt toe naar de gedachte,
dat de Kerk nog wel toekomst heeft, mits
zij de gestalte van een dienstknecht aan
neemt, mits zij een „kenotische", een „ont
ledigde" Kerk wordt. De enige mogelijkheid
voor de Kerk om aan de „machten" van de
wereld te ontkomen is: zichzelf van alle
wereldse machtsaanspraken te ontledigen"
Pater Adolfs geeft dan een concreet schets-
plan van de kerk in haar kenosis (ontledi-
ging)-gestalte:
„Vooraf moeten wij zeggen, dat wij geen
enkele pretentie hebben met dit schets-
plan. Wij bieden het slechts aan als dis
cussiemateriaal."
Pater Robert Adolfs, de schrijver
van „Het graf van God", heeft zijn
boek een ondertitel meegegeven:
„Heeft de Kerk nog toekomst?" Want
dat is het grote probleem waarmee
deze prior >van het Augustijnenkloos-
ter te Eindhoven worstelt en waardoor
hij op gespannen voet is gekomen met
Rome. Hij heeft kritiek op de kerk,
vooral op zijn rooms-katholieke kerk
en hij steekt dat niet onder stoelen of
banken. Ongeveer tezelfder tijd dat
zijn jongste boek uitkwam verscheen
ook een artikel van zijn hand in het
progressieve blad „New Christian".
Een van de conclusies van dat artikel:
„Men kan alleen maar tot de slotsom
komen dat de paus of een marionet is
in handen van conservatieve curie-kar
dinalen, of wat waarschijnlijker
lijkt dat hij zelf een conservatief is
in hart en nieren".
Zulke dingen leest men in Rome niet
graag begrijpelijk. En dus werd de
Duitse assistent-generaal van de orde
der Augustijnen, pater Zumkeller, met
tien vragen naar Eindhoven gestuurd.
Die vragen waren zo gesteld dat zij
het antwoord al in zich hadden en dus
liet pater Adolfs weten dat hij er met
de beste wil van de wereld niet op kon
antwoorden. Hij kon er ook niet met
pater Zumkeller over praten want de
ze bleek „Het graf van God" niet gele
zen te hebben. Tot op de huidige dag
is niet bekend wie nu eigenlijk die tien
vragen heeft opgesteld!
Pater Adolfs betreurt dit. „Een rus
tig gesprek zou veel kunnen ophelde
ren", zegt hij. „Maar alles gebeurt
achter de schermen, dat is het verve
lende van de zaak". Om toch van zijn
kant iets te doen schreef hij een brief
naar Rome waarin hij zich bereid ver
klaarde tot uitdrukkelijke aflegging
van de oecumenische geloofsbelijdenis.
Bovendien liet hij weten de bepalingen
van het concilie geheel te onderschrij
ven. Vermoedelijk heeft deze brief wel
enige uitwerking gehad iedereen
verwachtte namelijk dat aan pater
Adolfs een schrijfverbod zou worden
opgelegd maar dat is tot dusverre uit
gebleven. Hijzelf gelooft niet zo erg
aan de uitwerking van zijn brief hij
meent dat de publiciteit die zijn boek
en alles wat daarop gevolgd is heeft
gehad, allereerst aanleiding voor Ro
me geworden is om af te zien van
maatregelen.
Pater Adolfs onthult niet hoe pre
cies die tien vragen luidden. Algemeen
nam men aan dat Rome vooral ge
schokt zou zijn door het laatste hoofd
stuk van „Het Graf van God", waarin
een aantal praktische voorstellen voor
nieuwe vormen worden gedaan pa
ter Adolfs zegt echter dat dit gedeelte
slechts drie vragen opleverde. De an
dere zeven gingen hoofdzakelijk over
het eerste hoofstuk, waarin een ana
lyse is gegeven van de wijze waarop
de kerk in de situatie van vandaag ge
raakt is. Daarover schijnt Rome ge
belgd te zijn.
Hoe dit ook zij, het boek gaat thans
de hele wereld over. Engelse, Ameri
kaanse, Duitse, Franse en zelfs Spaan
se edities zullen verschijnen, ook al zal
die Spaanse editie dan in Argentinië
gedrukt worden. Een verzoek van de
Congregatie van de geloofsleer in Ro
me om verdere uitgave van „Het graf
van God" te staken, heeft pater Adolfs
van de hand moeten wijzen: contrac
tueel kan hij er niets meer aan veran
deren.
Hij acht alle vorstelijke pracht en praal
strijdig met de kenotische gestalte van
de Kerk. De paus moet de „kerkelijke
staat" opgeven. „Het is op zich al merk
waardig dat de bisschop van Rome
formeel genomen niet in Rome resi
deert, maar in een andere staat. Alle zo
genaamde theologische bespiegelingen
als zou een eigen statelijk grondbezit
een wezenlijke voorwaarde voor het be
staan van de Kerk zijn, moeten tenden
tieus worden geacht."
„Er is natuurlijk geen bezwaar tegen, dat
de Kerk het grondbezit van het Vaticaan
als privé-bezit behoudt. Maar dit kleine
stukje grond organiseren als een minia
tuurstaatje met een eigen „regering",
parlement, leger, belastingsysteem en
staatsambtenaren is strijdig met de ke-
nesis-gestalte der Kerk." Met de kerke
lijke staat kunnen ook de nuntiaturen en
de diplomatenschool worden opgeheven.
Verder zou de paus zijn paleis kunnen
verlaten en een meer eenvoudige wo
ning zoeken in de stad Rome. Een klei
nere kerk zou bisschopskerk kunnen wor
den en de Sint Pieter museum, „een mo
nument uit een tijd toen de Kerk nog
een andere gestalte had."
Dit alles lijkt vrij radicaal, maar zou
niets veranderen aan het wezen der Kerk,
integendeel, het zou de ware gedaante van
de Kerk beter dan ooit openbaren, meent
pater Adolfs.
Hij zou het primaatschap van de paus
willen ontdoen van al die vormen, die het
doen zien naar analogie van het primaat
schap der keizers in relatie tot hun vorsten
De tiara kan worden opgeborgen. Er moet
een algehele versobering van de kleding
plaatshebben.
Uiteraard dient ook een analoge ontledi-
ging van de gestalte van het bisschops
ambt te volgen kleding, eerbetoon, ge
dragspatroon, paleis, enzovoorts). „Wan
neer het pauselijke en bisschoppelijke
ambt ontdaan zullen zijn van hun vorste
lijke machtsgestalte, zal de oecumenische
dialoog over „het ambt in de kerk" veel
beter van de grond komen," aldus pater
Adolfs. Dit alles houdt verder in, dat ook
de twee „machten", die inherent aan het
ambt zijn (wijdingsmacht en jurisdictie
macht) anders genuanceerd moeten wor
den.
Andere suggesties uit het schetsplan zijn
onder meer het afschaffen van de territo
riale organisatie van bisdommen en pa
rochies en het zich in de toekomst veel
meer richten van bisschoppen en pastoors
op de situationele kerkgemeenschappen dan
op de massaliteit van willekeurig bijeenge
brachte mensen binnen een bepaald terri
torium. „Wij wijzen nog terloops op de
enorme besparing op kostbare kerkgebou
wen. De kleine gemeenschap in de kenoti
sche Kerk kan immers in iedere geschikte
lokaliteit vergaderen en de eucharistie vie
ren."
In de kenotische Kerk zal men terug moe
ten keren tot de oorspronkelijke gestal
te van de kerkelijke ambtsdrager, die
zich wat betreft uiterlijk en levensniveau
in niets onderscheidt van de overige ge
lovigen der kerkgemeenschap (door wie
hij ook is gekozen). „Moeilijkheid blijft
het celibaat. Dit moet dan ook voor de
ambtsdragers worden afgeschaft, in die
zin, dat de levensstaat van de virginiteit
blijft voortbestaan in de Kerk, maar niet
noodzakelijk aan 't geestelijk ambt ver
bonden wordt".
Verder: „Er is theologisch geen bezwaar
tegen de vrouw in het ambt. In onze
maatschappij, waarin de vrouw al
thans formeel gelijke rechten heeft
als de man, bestaat er geen bezwaar om
ook de vrouw te roepen tot bepaalde,
voor haar geschikte deelfuncties van het
ene kerkelijke ambt".
Een zeer belangrijke taak van de preisters
in de komende tijd ziet pater Adolfs in
het de leken bewust maken van hun
roeping tot dienstbaarheid als Volk van
God binnen de seculaire structuren. Een
aantal gekwalificeerde en kerkbewuste
leken zal dan ook theologisch moeten
worden gevormd. „Wat een totaal ande
re theologie zullen we zien opkomen, als
deze wordt losgemaakt uit de beperkin
gen en het isolement van de seminarie
milieu!"
In zijn beschouwingen bétrekt pater Adolf
verder de religieuzen, de kerkorde, de
waarachtigheid van de Kerk, enzovoorts,
om er dan nog op te wijzen, dat de
kenotischè Kerk minder kwetsbaar is
zij kan zich veel beter onttrekken aan de
heerschappij van de ideologische mach
ten, verborgen in onze tegenwoordige
samenlevingspatronen. Zij voert een
„pluriforme en beweeglijke strategie".
Ook kan pas een kenotische Kerk wer
kelijk oecumenisch zijn. „Die machtsge
stalte was immers oorspronkelijk de
voornaamste reden voor het reformato
risch protest." Een kenotische Kerk
maakt landelijk de evangelieverkondi
ging in wereldperspectief inderdaad mo
gelijk. De dienende Kerk is niet meer
gebonden aan de westerse vormer van
geloofsbeleving.
Hoe kan de wending naar de kenotische
Kerk geschieden? Niet door maatregelen
of reorganisaties, meent pater Adolfs. Er
zal zich vooreerst een ommekeer in de
harten van de gelovigen moeten voltrek
ken. „Het gaat om een nieuwe mentaliteit,
een kenotische gezindheid." En wij kunnen
niet anders doen, zo staat op één van de
laatste pagina's van „Het graf van God",
dan de woorden van Paulus herhalen: „Die
gezindheid moet onder u heersen, welke
Christus Jezus bezielde. Hij heeft zich
zelf ontledigd door het bestaan van een
dienstknecht op zich te nemen."
Robert Adolfs OSA, „Het graf
van God". Ingenaaid, 174 b!z„ f 8,90.
Uitgeverij Ambo NV, Utrecht.