„BOND TEGEN HET VLOEKEN" VIJFTIG JAAR
Vloeken is
„Bij studenten bijna
geen klaplopers"
een gebrek
aan stijl
Jl iék
Op het ministerie zegt men:
Gevaar
voor
vervoer I
van
gevaarlijke stoffen is in
ons land bijzonder klein j
Nieuwe wet in 1968 van krachtl
10.000
Aantal
stoffen
bedraagt
GEEN ACTIE TEGEN GEBRUIK
VAN SCHUTTINGWOORDEN
ONDERZOEK UNIVERSITEIT AMSTERDAM
Voordelenzijn ook maar gering
„Rode hoekje" werd
best seller
Anti-duivengelei
Resten paleis uit
492 ontdekt
in Italië
OPHEFFEN
ONTHEILIGING
STOER DOEN
SCHRIJVERS
RAADSEL
j
INSTRUCTIES
DRIEDUIZEND
INTERNATIONAAL
HERZIENING
RAAMWET
VOORSCHRIFTEN
BEGELEIDING
Dr. Scheurer toont de affiche waarop in zes talen aandacht wordt gevraagd
voor de doelstelling van de bond.
(Van een onzer verslaggevers)
AMSTERDAM Het aantal studenten dat zich uisluitend aan een instel
ling van hoger onderwijs laat inschrijven om te kunnen profiteren van de met
rijksgelden bekostigde faciliteiten, is te verwaarlozen. Dat blijkt uit een onder
zoek dat de afdeling documentatie en statistiek van de (gemeentelijke) univer
siteit van Amsterdam heeft ingesteld naar de „fancy-student".
Het onderzoek dat de Academische
Raad instelt, is nog niet afgesloten.
Maar ook bij het ministerie van onder
wijs en wetenschappen neemt men aan
dat het aantal fancy-studenten be
paald niet groot is.
Weliswaar blijkt uit het Amsterdam
se onderzoek dat het aantal ingeschre
ven studenten dat na zes jaar nog geen
enkel examen heeft afgelegd ruim ze
ven procent bedraagt, maar tevens
wordt geconstateerd dat dit aantal na
acht jaar tot een procent is geredu
ceerd. In universitaire kringen wordt
als vrijwel zeker aangenomen dat deze
percentages landelijk nog aanzienlijk
lager liggen.
Bovendien wijst men er ons in uni
versitaire kringen op dat elke student
de eerste vier jaar naast zijn inschrijf
geld zijn f 200,- collegegeld moet beta
len. Pas dan kan hij „ronddobberen"
op het inmiddels berucht geworden
tientje.
De woordvoerder van de universi
teit van Amsterdam wijst er op dat
men degenen die na zes jaar nog geen
examen hebben afgelegd bepaald niet
tot de profiteurs mag rekenen. „Onder
hen zijn er velen die het grootste deel
van hun tijd noodgedwongen moeten
doorbrengen met werken voor de kost.
Bovendien zijn er onder hen velen die
midden in hun studie van studierich
ting zijn veranderd".
In universitaire kringen wordt de
verwachte verhoging van het inschrijf
geld van tien tot 50 of 100 gulden uit
sluitend als een extra belasting voor
alle studenten gezien. Dat geldt ook
voor de afgestudeerde die zijn inschrij
ving aanhoudt om „bij te blijven".
Volgens de woordvoerder van de uni
versiteit van Amsterdam is trouwens
het aantal faciliteiten, dat ten koste
zou gaan van rijksgelden, te verwaar
lozen, zeker nu de subsidie op de
mensamaaltijden is vervallen. Dat
fancy-studenten van huisvestingsfaci
liteiten zouden profiteren, wordt zowel
door de gemeente Amsterdam als door
de Algemene Studenten Vereniging
Amsterdam (ASVA) uitgesloten ge
acht. „De enige voordelen zijn de re
ducties die sommige particuliere be
drijven geven, maar daar heeft de
overheid geen pijn aan".
In Den Haag wijst men er ons op
dat de ouders van de studenten en
dus ook die van het geringe aantal
fancy-studenten profiteren van de
financiële voordelen die uit de kinder
aftrek en -bijslag by de inkomstenbe
lasting voortvloeien. De ASVA meent
echter dat men dit „bezwaar" kan on
dervangen door de belastingfaciliteiten
te vervangen door een integrale studie-
kostenvergoeding (ISV) of een verrui
ming van het rijksstudietoelagenstel-
sel.
Het voordeel is volgens de ASVA dat
zowel aan de ISV als aan de rijksstu
dietoelagen controle op de studiepres
taties is gekoppeld, wat met de belas
tingfaciliteiten niet het geval is.
„Als het ministerie van onderwijs en
wetenschappen de bestrijding van de
fance-student als een argument voor
de verhoging van de inschrijfgelden
zou aanvoeren dan is dat waanzin. Het
doel kan alleen maar zijn meer inkom
sten te verkrijgen nu de verhoging van
de collegegelden twee keer is stukge
lopen", aldus de woordvoerder van de
universiteit van Amsterdam. Ook in
Haagse kringen neemt men aan dat
een te verwachten verhoging van de
inschrijfgelden een van de gevolgen is
van de moeilijke financiële positie
waarin ook het ministerie van onder
wijs en wetenschappen zich bevindt.
HONGKONG In het eerste jaar van
de culturele revolutie in China zijn 59
miljoen exemplaren van het „rode
boekje" met de gedachten van Mao
Tse Toeng verkocht, heeft Radio Pe
king meegedeeld.
Dit is vier maal zoveel als in de ge
hele periode van 17 jaar voor de cul
turele revolutie. Het aantal drukper
sen is het afgelopen jaar verviervou
digd, de drukkers voeren hun produk-
tie op om zo snel en zoveel mogelijk
boekjes klaar te kunnen krijgen, zei
radio Peking.
LONDEN De Parlementsgebou
wen in Londen worden in het raam
van de regeringcampagne voor het rei
nigen van belangrijke gebouwen onder
handen genomen. Ook hier heeft men
veel last van duiven, maar ook hier
hoopt men succes te hebben met de
gelei-achtige substantie, die op richels
wordt aangebracht en waardoor de vo
gels worden afgeschrikt, omdat zij
geen stevige ondergrond meer hebben
voor hun poten.
RAVENNA (ITALIË) Twee inge
nieurs beweren de overblijfselen te heb
ben gevonden van het paleis van Theo
dorik de Grote, de wijze koning der
Oostgothen, die in het begin van de zes
de eeuw over Italië heerste.
ArnalJo Roncuzzi en Lelio Veggi, die
behalve ingenieur ook amateur-oud
heidkundigen zijn, zeggen, dat zij de
ontdekking hebben gedaan bij 2.000 tot
3.000 proefboringen voor een topografi
sche studie op het platteland, zeven
km ten noorden van Ravenna, dat ge
legen is nabij de kust van de Adriati-
sche Zee.
De boren van de ingenieurs stieten
ongeveer twee meter onder de grond
op de overblijfselen, vertelden zij. Zij
vervaardigden een plattegrond van het
paleis en vertelden dat het gebouw,
evenals het graf van Theodorik te Ra
venna, was opgetrokken van Istrische
steen.
Roncuzzi en Veggi rapporteerden hun
vondst aan het nationaal bureau voor
oudheden, dat de taak zou hebben, de
opgravingen ter plaatse te verrichten.
Theodorik heeft het paleis gebouwd
in het jaar 49'-, het tweede van zijn be
leg om Ravenna, welke stad hij het vol
gend jaar op Odoaker, de barbaarse
heerser van Italiëë veroverde. Hij liet
Odoaker aan een gastmaal vermoor
den.
Theodorik overleed in 526 na een
vreedzame regering, gedurende welke
hij de oude Romeinse instellingen eer
biedigde en vele openbare werken vol
tooide.
(Van een onzer redacteuren)
Zelfs dr. Joh. H. Scheurer betrapt er zichzelf wel eens op dat hij vloekt.
Daarmee is bewezen dat bij mensen die hun vocabulaire larderen met kracht
termen niet altijd opzet aanwezig is. Want dr. Scheurer is voorzitter van de
„Bond tegen het vloeken" die in september vijftig jaar bestaat.
Dr. Scheurer zegt: „Ik betrap me erop, maar dan weet ik ook dat ik het ge
daan heb. Mijn zes kinderen hebben ook gevloekt maar nu doen zij het niet
meer omdat ik ze erop gewezen heb zoals mijn vader mij erop attent maakte.
Mijn vader was de eerste voorzitter van de vereniging. Dezelfde situatie doet
zich voor bij de penningmeester, waarmee ik niet wil zeggen dat onze bond
een familiezaakje is".
De glimlach van de rijzige 72-jarige
oud-jurist is even beminnelijk als zijn
hele persoonlijkheid. Er komt inder
daad geen onvertogen woord over zijn
lippen, hetgeen hem geen moeite kost,
want hij is duidelijk een man van gro
te innerlijke beschaving.
Hij zegt: „De idee om een bond op
te richten is uitgegaan van de bekende
straatprediker N. Baas. In Den Helder
verkeerde hij veel onder marinemen
sen. Het viel hem op dat er in het
militaire leven onnodig veel geschol
den, getierd en gevloekt wordt. Omdat
er in het leger nu eenmaal wat harder
wordt geknetterd dan in de gewone
maatschappij bleven de activiteiten
van de bond voorlopig tot het leger be
perkt. Pas veel later werden de acties
uitgebreid tot het hele land".
„Uw bond heeft een christelijke sig
natuur?"
„Inderdaad, zij beperkt zich in hoofd
zaak tot alle protestantse instellingen
in Nederland. We hebben wel contact
met de katholieken, met een bisschop
of een aalmoezenier, maar daar blijft
het ook bij. De katholieken staan overi
gens sympathiek er tegenover. In de
loop der jaren zijn onze financiële mid
delen geleidelijk aan iets ruimer gewor
den, waardoor we ook meer acties kon
den voeren. Twee derde van de Neder
landse gemeenten subsidieert de bond.
Dat doen ook alle provinciale staten.
Verder ontvangen we subsidie van een
groot deel van de kerken".
Dr. Scheurer schenkt bedachtzaam
een kopje koffie in met een scheutje
cognac en presenteert een koekje.
„Het mooiste moment zou zijn als je
de bond kon opheffen."
„In welke kring wordt het meeste ge
vloekt?"
„Dat zou ik niet kunnen zeggen. Ik
heb wel eens gehoord dat Italië be
schikt over een rubricering. Voor Ne
derland weet ik het niet. Het komt in
alle kringen voor".
Dr. Scheurer maakt een onderscheid
tussen Godslasteringen en vloeken.
„Godslastering is", zo zegt hij, „de
min of meer bewuste wil om het God
delijk wezen te krenken. Godslastering
gaat uit van het feit dat er een God
bestaat. Vloeken is meer een noncha
lant omspringen met de naam van
God".
„Godslastering is toch meestal niet
bewust?"
„Het gaat om die ontheiliging van
Gods naam. Als je niet in hem gelooft,
waarom doe je het dan? Het gebeurt
trouwens ook in kerkelijke kringen,
maar dan in een heel andere vorm. Er
zijn predikanten die nog al lichtvaardig
omspringen met het Woord des Here.
Zij gebruiken het als stopwoord en zo
veelvuldig dat het op den duur afslijt.
Het derde gebod van de tien zegt: Gij
zult mijn naam niet ijdel gebruiken en
met ijdel wordt dan bedoeld in het zin
ledige. Het is ook een gebrek aan stijl.
Iedereen is natuurlijk vrij in de keuze
van zijn taal. maar zodra je in contact
komt met anderen voor wie zulke zaken
dierbaar zyn, moet je weten wat je
zegt. In de Griekse en Romeinse tijden
werden de namen van de goden al als
stopwoord gebruikt".
Dr. Scheurer maakt ook bezwaar te
gen de zogenaamde bastaardvloeken.
Kan hij een paar voorbeelden noemen?
„Ze worden gebruikt zonder dat de
mensen weten dat het Godslastering is.
Ik denk bijvoorbeeld aan verdikkeme
wat een verbastering is van verdomme.
Je hoort ook wel eens zeggen: sakker
loot. Wie weet dat het een afleiding is
van het Engelse „sacker Lord?" Jemi
nee is afgeleid van Jezus en... eh... ik
herinner mij een advertentie in de
kranten een paar weken geleden. Je
ziet een man afgebeeld die tot de ont
dekking komt dat hij geen sigaretten
meer bij zich heeft.
Dwars over de advertentie heen had
men het woord „verdorie" gedrukt.
Kijk, dat vind ik nou niet stijlvol. Want
ook verdorie is een afleiding van ver
domme".
„In bepaalde tijden", zegt dr. Scheu
rer, „manifesteert zich meer aanleiding
tot verruwingen. Het is op het ogenblik
de algemene, tendens, dat spontaniteit
en ongeremdheid vormen zijn van eer
lijkheid en echtheid. Dit brengt met
zich mee dat men zich op het vlak van
Godslastering en vloeken laat gaan.
Maar het is een naïeve gedachte dat
het iets met huichelarij te maken zou
hebben als men zich van het vloeken
onthoudt. Het kan natuurlijk wel, maar
het hoeft niet. De mensen spreken zo
graag over vrijheid. Vrijheid betekent:
los van. Op zichzelf heeft dat geen in
houd. Ik ben vrij om te doen wat ik wil.
Goed, maar de vraag is dan: Wat wil
je dat ik er mee doe? Het Nederlandse
volk is door zijn historie bewust en on
bewust religieus gestemd geweest. Des
te gauwer dus kom je tot stopwoorden
die aan die religie zijn ontleend. Dat
blijkt o.a. uit het feit dat in Roomse
landen Jezus Maria vaak als stopwoord
wordt gebruikt".
„Wat voor acties voert u uit?"
„Wij plakken biljetten in trams en
bussen. Wij moeten het hebben van de
plaatsen waar veel mensen .ezamen ko
men. Daarom hebben wij ook borden
op de perrons en bushaltes. Op een
druk kruispunt heeft het geen zin actie
te voeren. Sommige dingen kunnen wij
gratis doen, andere vragen een kleine
vergoeding. Wij hebben verder een zeer
nauw contact met de legerpredikanten.
Wij geven lucifersdoosjes uit met zin
sneden als „Gebruik Gods naam niet als
uw stopwoord". Dat is een praktisch
propagandamiddel, want zo'n doosje
neem je tien keer per dag in je han
den. Ons werk is daarom zo moeilijk,
omdat wij altijd uitgeven zonder finan
cieel iets terug te ontvangen. Je moet
dus woekeren met de mogelijkheden
die je hebt. In het vakantieseizoen ge
bruiken wij op de perrons affichés met
teksten in zes talen. De tekst die tot nu
toe het meest heeft aangesproken is
„Spreek vrijmoedig over God, maar
misbruik zijn naam niet". Bij het sa
menstellen van zo'n tekst moet je reke
ning houden met het feit dat een tekst
zin heeft als hij in zes tot acht secon
den opgenomen kan worden. Ik weet er
iets van, want ik ben jarenlang perso
neelschef van een fabriek geweest".
Wij vragen dr. Scheurer of het vloe
ken geen bevrijding kan betekenen van
een opgekropt gemoed, een ontlading
van emotionaliteit die een mens soms
nodig heeft.
„O ja, dat begrijp ik best, maar toch
hoeft het niet. Vooral bij jonge mensen
is het niet meer dan een stoerdoenerij,
zo in de geest van: Ik kan knopen leg
gen. Een kaderlid in het leger die uit
vaart tegen een soldaat ontspant zich
niet, maar hanteert het wapen van de
intimidatie. Ach, er zijn ook pathologi
sche gevallen onder natuurlijk. Onze se
cretaris, de heer Laarman, wordt soms
vier keer per dag opgebeld door iemand
die niets anders doet dan een reeks
vloeken uitbraken. Vaak ook 's nachts.
Op de achtergrond wordt er dan gela
chen. Een duidelijk pathologisch geval,
maar dat zijn geen symptomen".
„Werkt het niet frustrerend wanneer
iemand zijn vloek moet inhouden?"
„Ik geloof het niet. Het is gewoon
een kwestie van zelfbeheersing, die de
stijl van de mens verfijnt. Regulatie
van jezelf is juist de hoogheid van je
mens zijn".
„Doet het u werkelijk pijn als u ie
mand hoort vloeken?"
„Je moet natuurlijk nooit als zeden
meester optreden. Het hangt van het
moment af en van de persoon. Hoe
meer je beseft dat je dergelijke uitla
tingen nodig hebt, des te meer zul je
je waakzaamheid moeten prikkelen met
de vraag: waarom heb ik het nodig?"
„Wat zegt u, wanneer u op uw duim
slaat?"
„Ik ben er vrijwel zeker van dat ik
niet zal vloeken".
„Heeft u geen vervangingswoorden
ter beschikking?"
„Ik houd niet van recepten. Er zijn
mensen die tegen ons zeggen: Jullie
zijn negatief. Stellen jullie er maar
eens een positieve leus tegenover. Maar
dat is juist zo moeilijk".
Dr. Scheurer vindt het een bedenke
lijke zaak wanneer buitenlanders zeg
gen: „Hij vloekt als een Hollander".
Op het vlak van de literatuur acht dr.
Scheurer het een tekort wanneer een
auteur in de beschrijving van bijvoor
beeld een milieu Godslasteringen en
vloeken hanteert. H(j zegt: „Ik hoef
toch niet in een rioolput te duiken om
te weten of hij stinkt?"
„Als u nooit afdaalt in een rioolput
zult u nooit weten of hij stinkt".
„Jawel, jawel, dat is zo... Het is
moeilijk... Maar het maakt wel ver
schil of een schrijver zich uitput of dat
hij beheerst doet. Ik heb vroeger eens
een boek gelezen over een man die tien
taartjes zou opeten voor een wedden
schap. Onder het eten zouden zijn ka
meraden hem de taartjes tegenmaken
door allerlei viezigheden te vertellen.
De schrijver vertelt die viezigheden,
bladzijden lang. Ik vraag me af: is dat
nou nog nodig?"
„Wij spraken over literatuur. Daar
kan uw voorbeeld moeilijk onder ge
rangschikt worden".
„Nee, dat is zo".
„U strijdt kennelijk tegen het ge
bruik van schuttingwoorden?"
„U bedoelt de seksueel vieze?"
„Zo u wilt".
„Nou nee, daar hebben we nooit aan
gedacht".
„Is het gebruik van die woorden ook
geen gemis aan stijl?"
„Natuurlijk, maar zover hebben we
het niet uitgebreid".
„Anna Blaman schrijft ergens: „God
is een seniele Sinterklaas, die zijn pak
jes verkeerd bezorgt". Vindt u dat
Godslastering?"
„Nee. Anna Blaman worstelde met
God, had reSpect voor hem. Dat is se
rieus met God bezig zijn".
„En Van het Reve?"
„Van het Reve is heel wat anders
dan Blaman. Ik moet hem niet meer.
Hij gooi+ er uit wat hem voor de mond
komt".
„Toch is hij gelovig. Waarom trad hij
anders toe tot de Katholieke Kerk?"
„Dat is voor mij ook een groot raad
sel".
Dr. Scheurer vertelt tenslotte dat de
„Bond tegen het vloeken" 7 a 8.000 le
den *°lt. Ter gelegenheid van het jubi
leum zal een brochure worden uitgege
ven. Verder is er een wedstrijd uitge
schreven onder de schooljeugd om een
pakkende affiche te maken.
„Wij zullen meer dan tot dusver de
opgroeiende jeugd proberen te benade
ren via scholen en jeugdverenigingen.
De jeugd moet weten wat ze zegt als
ze vloekt".
-
(Van een onzer redacteuren)
Het aantal gevaarlijke stoffen dat dagelijks over de weg wordt vervoerd
loopt in de tienduizend. Iedereen die met dat vervoer te maken heeft, is het
er over eens dat deze stoffen nooit de kans mogen krijgen het leven van
burgers te bedreigen. Het ernstige ongeluk in het Belgische Martelange heeft
ook in Nederland de nodige onrust veroorzaakt. Menigeen vraagt zich af of
de in de volksmond plastisch gekwalificeerde „rijdende bommen", die dag
en nacht door steden en dorpen kronkelen, voldoende beveiligd zijn tegen
onverwachte explosies met alle gevolgen van dien.
Mr. B. Hoekstra, hoofd van de af
deling gevaarlijke stoffen van het
ministerie van verkeer en water
staat zou graag zien dat de onrust
bij het publiek wordt weggenomen,
„want", zo zeg hij „wanneer begin
volgend jaar de wet op het vervoer
van gevaarlijke stoffen over de weg
van kracht is, mag veilig worden
aangenomen dat er niets meer kan
gebeuren".
Honderden chemici zijn bij de ja
renlange voorbereidingen van de wet
betrokken geweest. Hun diepgaande,
wetenschappelijke studies hebben
een bijdrage geleverd aan het stre
ven de gevaren tot het uiterste mini
mum terug te brengen. Dat wil ove
rigens niet zeggen, dat 't Nederland
se bedrijfsleven tot nu toe roekeloos
te werk te gegaan. De heer Hoekstra
beweert zelfs dat de Nederlandse in
dustrie een groot gevoel van verant
woordelijkheid aan de dag legt en
dat mede dank zij de bemoeienissen
van de Eigen Vervoerders Organisa
tie (EVO) reeds jarenlang grote
voorzorgen in acht worden genomen.
De stoffen worden daardoor niet
minder gevaarlijk. Welke gevolgen
explosies kunnen veroorzaken blijkt
uit de kaarten die de chauffeurs
meekrijgen wanneer zij met hun la
ding op pad gaan. Deze kaarten
worden verstrekt door de EVO en
zij bevatten een duidelijke instruc
tie voor de chauffeur indien de stof
fen in zijn tank door een of andere
oorzaak in contact komen met de
buitenlucht.
Wij doen een willekeurige keuze.
De tank bevat tolueen. De stof be
hoort tot de gevarenklasse lila.
„De stof is brandbaar (vlam-
punt 4 gr C) en giftig" zo staat er
op de kaart. De damp kan met lucht
een explosief mengsel vormen. Kans
op vergiftiging bij inademing van
de damp en bij opneming van de
vloeistof via de huid. De vloeistof
werkt prikkelend op de ogen. De
damp is zwaarder dan lucht en ver
spreidt zich over de grond.
Ook de maatregelen bij een onge
val tijdens het transport spreken
voor zichzelf. De chauffeur dient de
motor van zijn wagen af te zetten,
omstanders op een afstand te houden
en boven de wind te blijven. Verder
geen open vuur, dus rookverbod. De
uitstromende vloeistof dient inge
damd te worden en verdampt of op
genomen in aarde, zand of mergel
en naar een veilige plaats te worden
gebracht. Voorkomen moet worden
dat tolueen .in het riool terecht
komt. In het riool ontstaat dan na-
j melijk explosiegevaar. Blussen dient
te geschieden bij voorkeur met poe
der of schuim.
In 1965 reden er in Nederland
drieduizend tankauto's, maar zij
voerden niet allemaal een gevaar
lijke lading. Een groot percentage
vervoerde melk, cement en andere
ongevaarlijke stoffen.
Het autorijdend publiek is zich
meestal niet bewust welke stoffen
vervoerd worden in de wagens die
zij passeren. In het aanbrengen van
duidelijke kentekenen bestond tot nu
toe geen vaste lijn of zij waren te
onopvallend aangebracht. Met de
nieuwe wet zal dat veranderen. Wa
gens die een gevaarlijke stof vervoe
ren moeten voor en achter voorzien
zijn van een vierkant oranje bord
van veertig bij veertig centimeter.
Krijgt het transport begeleiding, dan
is het zeker dat er een uiterst ge
vaarlijke stof wordt vervoerd. In
sommige gevallen zal een stof
slechts vervoerd mogen worden in
dien de minister daartoe een speci
ale vergunning heeft afgegeven.
Naarmate de industriële bedrijvig
heid in Nederland sterk is toegeno
men, heeft het vervoer van gevaar
lijke stoffen steeds meer de aan
dacht gevraagd.
Mr. Hoekstra: „Wij kermen al
sinds geruime tijd een regeling voor
het vervoer van gevaarlijke stoffen
via de spoorwegen. Elke drie, vier
jaar wordt die regeling vernieuwd.
De regeling dateert van 1920".
„In de vijftiger jaren zijn wij be
gonnen aan een internationale rege-
ling te werken voor het vervoer van
gevaarlijke stoffen over de weg en
via de binnenwateren. De regeling
over de weg, heeft eind vorig jaar
geresulteerd in een definitief ont
werp. Het betreft hier een Europese
overeenkomst, afgekort als ADR,
waarbij achttien landen zijn aange
sloten. De overeenkomst, zo is be
paald, dient geratificeerd te worden
door vyf landen.
De ratificatie is reeds geschied
door Frankrijk, Italië, België en Ne
derland. Het wachten is nu op het
vijfde land. Wij hopen dat dat bin
nenkort zal gebeuren. Wat betreft
de binnenwateren zijn we nog niet zo
ver. Wij hebben nog geen verdrag
stadium bereikt. Wel hebben wij een
aanbeveling gericht aan de regerin
gen om de reeds vastgestelde regels
in de nationale wetgeving op te ne
men. Bij de vaststelling van deze
overeenkomst zijn ook organisaties
betrokken als de centrale Rijnvaart
en de Donaucommissie".
De heer Hoekstra toont vervolgens
aan, dat men in Nederland intussen
niet heeft stilgezeten. Er bestaat wel
een aantal regelingen, dat steeds
wordt aangepast, maar met de toe
neming van de gevaarlijke stoffen is
het noodzakelijk gebleken dat deze
materie wordt herzien. Het weg- en
watervervoer van gevaarlijke stoffen
steunt nog steeds op de beruchte
Buskruitwet van 1884. Op diezelfde
wet steunt ook het vervoer van ben
zine en meer van dergelijke produk-
ten.
Benzinewagens dienen volgens de
ze wet gekeurd te worden en daar
naast bestaat de mogelijkheid deze
keuring ook toe te passen op pro-
paanwagens.
„Het bedrijfsleven", zo zegt de
heer Hoekstra, „heeft het daarbij
niet gelaten. Het is veel verder ge
gaan en doet nog steeds vrij veel
om de veiligheid van de transporten
te waarborgen. Toch was het minder
gewenst om de incidentele regelin
gen te handhaven".
In 1963 werd door de beide ka
mers de wet aanvaard op gevaarlij
ke stoffen. Stellig een belangrijk
feit, maar het betrof niet veel meer
dan een raamwet met vijfentwintig
artikelen. De grootste moeilijkheid
moest nog komen, namelijk het on
derbrengen van de veelheid van
stoffen in uitvoeringsbesluiten. De
besluiten dienden eerst om commen- g
taar aan het bedrijfsleven te wor- J
den voorgelegd
In februari 1966 kon het Regie- g
ment Gevaarlijke Stoffen met drie 5
bijlagen in het staatsblad worden op- g
genomen. Inmiddels zijn daar weer g
een aantal aanpassingen aan toege- g
voegd als gevolg van de steeds g
voortgaande techniek.
De heer Hoekstra is verheugd dat J
de wet volgend jaar In werking g
treedt. H(j toont ons het boek met g
de duizenden voorschriften, die on- g
mogelijk in kort bestek kunnen wor- g
den behandeld. g
Een paar punten: wagens die in
tanks zeer gevaarlijke stoffen zoals
explosieven vervoeren, dienen ge-
keurd te worden voor waar ze voor g
gebruikt worden. Alle ladingen van g
gevaarlijke stoffen moeten voorzien g
zijn van duidelijke instructies voor g
de chauffeurs. Voor een groot deel g
worden deze instructies reeds toege- g
past. Bij ongevallen zijn politie en g
brandweer daardoor op de hoogte g
van de speciale maatregelen die zij g
dienen te nemen, wat nu slechts in g
beperkte mate het geval is. In de in- g
structies wordt onder meer ook ge- g
sproken over maatregelen voor eer- g
ste hulp. Meestal zal de instructie- g
kaart ook het telefoonnummer van g
de fabriek bevatten zodat onmiddel- g
lijk deskundigen kunnen adviseren, g
In sommige gemeenten zijn rege- S
lingen getroffen om het vervoer van
gevaarlijke stoffen buiten de ge- S
meente om te leiden. De heer Hoek- S
stra is van mening, dat een en ander
onmogelijk wettelijk kan worden
vastgelegd. Want waar zouden de
benzine-tankwagens heen moeten,
die vaak in de gemeente hun benzi- j
ne moeten lossen?
Zeer gevaarlijke transporten kun- g
nen eventueel worden begeleid. Een
beroep kan daarbij gedaan worden
op het twintig man tellend korps
controleurs gevaarlijke stoffen van S
het ministerie, maar in de regel zal S
de begeleiding gerecruteerd worden
uit de kringen van de verladers of
vervoerders zelf. Deze instellingen
beschikken immers over voldoende g
deskundigen om zulke transporten te g
leiden. Deze begeleiders dienen met g
naam in de vergunning te worden g
genoemd.
De heer Hoekstra: „Bij het verle- g
nen van vergunning zullen wij vaak g
geval voor geval moeten bekijken.
Wat uw vraag over het vervoer van g
radio-actief en reactorafval betreft, g
dat zal worden vastgelegd in de g
Kernenergiewet die eveneens vol-
gend jaar van kracht zal worden.
De eisen die nu aan dat vervoer
worden gesteld zijn echter al zo
hoog, dat dit vervoer als het veilig-
ste kan worden aangemerkt. Interna-
tionaal wordt verder gedacht over
regelingen met betrekking tot het
passeren van kunstwerken als via-
ducten en tunnels. Besprekingen
daarover bevinden zich nog in een
beginstadium, aldus de heer Hoek-
stra.
De veiligheid van het vervoer van
gevaarlijke stoffen is in Nederland g
uitstekend gewaarborgd. Bij de sa- g
menstelling van de wet is met alle g
eventualiteiten rekening gehouden.
Want wie is zich bijvoorbeeld be- g
wust dat stalmest als infectiebron, g
tot de gevaarlijke stoffen wordt ge- g
rekend?
BIJ DE FOTO EN DE TEKE- j
NINGEN:
Dagelijks rijden er duizenden g
tankwagens door Nederland. Pas- g
serende automobilisten weten vaak j
niet hoe gevaarlijk de inhoud van g
de tanks is. Maar vaak ook is de
lading onschuldig.
Boven aan de pagina enkele g
merktekens waarmee met name
binnenvaartschepen worden getooid S
wanneer zij gevaarlijke stoffen ver- g
voeren. Deze tekens, die aan dui-
delijkheid niets te wensen overlaten, g
worden al hier en daar gevoerd.