„BOND TEGEN HET VLOEKEN" VIJFTIG JAAR Vloeken is „Bij studenten bijna geen klaplopers" een gebrek aan stijl Jl iék Op het ministerie zegt men: Gevaar voor vervoer I van gevaarlijke stoffen is in ons land bijzonder klein j Nieuwe wet in 1968 van krachtl 10.000 Aantal stoffen bedraagt GEEN ACTIE TEGEN GEBRUIK VAN SCHUTTINGWOORDEN ONDERZOEK UNIVERSITEIT AMSTERDAM Voordelenzijn ook maar gering „Rode hoekje" werd best seller Anti-duivengelei Resten paleis uit 492 ontdekt in Italië OPHEFFEN ONTHEILIGING STOER DOEN SCHRIJVERS RAADSEL j INSTRUCTIES DRIEDUIZEND INTERNATIONAAL HERZIENING RAAMWET VOORSCHRIFTEN BEGELEIDING Dr. Scheurer toont de affiche waarop in zes talen aandacht wordt gevraagd voor de doelstelling van de bond. (Van een onzer verslaggevers) AMSTERDAM Het aantal studenten dat zich uisluitend aan een instel ling van hoger onderwijs laat inschrijven om te kunnen profiteren van de met rijksgelden bekostigde faciliteiten, is te verwaarlozen. Dat blijkt uit een onder zoek dat de afdeling documentatie en statistiek van de (gemeentelijke) univer siteit van Amsterdam heeft ingesteld naar de „fancy-student". Het onderzoek dat de Academische Raad instelt, is nog niet afgesloten. Maar ook bij het ministerie van onder wijs en wetenschappen neemt men aan dat het aantal fancy-studenten be paald niet groot is. Weliswaar blijkt uit het Amsterdam se onderzoek dat het aantal ingeschre ven studenten dat na zes jaar nog geen enkel examen heeft afgelegd ruim ze ven procent bedraagt, maar tevens wordt geconstateerd dat dit aantal na acht jaar tot een procent is geredu ceerd. In universitaire kringen wordt als vrijwel zeker aangenomen dat deze percentages landelijk nog aanzienlijk lager liggen. Bovendien wijst men er ons in uni versitaire kringen op dat elke student de eerste vier jaar naast zijn inschrijf geld zijn f 200,- collegegeld moet beta len. Pas dan kan hij „ronddobberen" op het inmiddels berucht geworden tientje. De woordvoerder van de universi teit van Amsterdam wijst er op dat men degenen die na zes jaar nog geen examen hebben afgelegd bepaald niet tot de profiteurs mag rekenen. „Onder hen zijn er velen die het grootste deel van hun tijd noodgedwongen moeten doorbrengen met werken voor de kost. Bovendien zijn er onder hen velen die midden in hun studie van studierich ting zijn veranderd". In universitaire kringen wordt de verwachte verhoging van het inschrijf geld van tien tot 50 of 100 gulden uit sluitend als een extra belasting voor alle studenten gezien. Dat geldt ook voor de afgestudeerde die zijn inschrij ving aanhoudt om „bij te blijven". Volgens de woordvoerder van de uni versiteit van Amsterdam is trouwens het aantal faciliteiten, dat ten koste zou gaan van rijksgelden, te verwaar lozen, zeker nu de subsidie op de mensamaaltijden is vervallen. Dat fancy-studenten van huisvestingsfaci liteiten zouden profiteren, wordt zowel door de gemeente Amsterdam als door de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA) uitgesloten ge acht. „De enige voordelen zijn de re ducties die sommige particuliere be drijven geven, maar daar heeft de overheid geen pijn aan". In Den Haag wijst men er ons op dat de ouders van de studenten en dus ook die van het geringe aantal fancy-studenten profiteren van de financiële voordelen die uit de kinder aftrek en -bijslag by de inkomstenbe lasting voortvloeien. De ASVA meent echter dat men dit „bezwaar" kan on dervangen door de belastingfaciliteiten te vervangen door een integrale studie- kostenvergoeding (ISV) of een verrui ming van het rijksstudietoelagenstel- sel. Het voordeel is volgens de ASVA dat zowel aan de ISV als aan de rijksstu dietoelagen controle op de studiepres taties is gekoppeld, wat met de belas tingfaciliteiten niet het geval is. „Als het ministerie van onderwijs en wetenschappen de bestrijding van de fance-student als een argument voor de verhoging van de inschrijfgelden zou aanvoeren dan is dat waanzin. Het doel kan alleen maar zijn meer inkom sten te verkrijgen nu de verhoging van de collegegelden twee keer is stukge lopen", aldus de woordvoerder van de universiteit van Amsterdam. Ook in Haagse kringen neemt men aan dat een te verwachten verhoging van de inschrijfgelden een van de gevolgen is van de moeilijke financiële positie waarin ook het ministerie van onder wijs en wetenschappen zich bevindt. HONGKONG In het eerste jaar van de culturele revolutie in China zijn 59 miljoen exemplaren van het „rode boekje" met de gedachten van Mao Tse Toeng verkocht, heeft Radio Pe king meegedeeld. Dit is vier maal zoveel als in de ge hele periode van 17 jaar voor de cul turele revolutie. Het aantal drukper sen is het afgelopen jaar verviervou digd, de drukkers voeren hun produk- tie op om zo snel en zoveel mogelijk boekjes klaar te kunnen krijgen, zei radio Peking. LONDEN De Parlementsgebou wen in Londen worden in het raam van de regeringcampagne voor het rei nigen van belangrijke gebouwen onder handen genomen. Ook hier heeft men veel last van duiven, maar ook hier hoopt men succes te hebben met de gelei-achtige substantie, die op richels wordt aangebracht en waardoor de vo gels worden afgeschrikt, omdat zij geen stevige ondergrond meer hebben voor hun poten. RAVENNA (ITALIË) Twee inge nieurs beweren de overblijfselen te heb ben gevonden van het paleis van Theo dorik de Grote, de wijze koning der Oostgothen, die in het begin van de zes de eeuw over Italië heerste. ArnalJo Roncuzzi en Lelio Veggi, die behalve ingenieur ook amateur-oud heidkundigen zijn, zeggen, dat zij de ontdekking hebben gedaan bij 2.000 tot 3.000 proefboringen voor een topografi sche studie op het platteland, zeven km ten noorden van Ravenna, dat ge legen is nabij de kust van de Adriati- sche Zee. De boren van de ingenieurs stieten ongeveer twee meter onder de grond op de overblijfselen, vertelden zij. Zij vervaardigden een plattegrond van het paleis en vertelden dat het gebouw, evenals het graf van Theodorik te Ra venna, was opgetrokken van Istrische steen. Roncuzzi en Veggi rapporteerden hun vondst aan het nationaal bureau voor oudheden, dat de taak zou hebben, de opgravingen ter plaatse te verrichten. Theodorik heeft het paleis gebouwd in het jaar 49'-, het tweede van zijn be leg om Ravenna, welke stad hij het vol gend jaar op Odoaker, de barbaarse heerser van Italiëë veroverde. Hij liet Odoaker aan een gastmaal vermoor den. Theodorik overleed in 526 na een vreedzame regering, gedurende welke hij de oude Romeinse instellingen eer biedigde en vele openbare werken vol tooide. (Van een onzer redacteuren) Zelfs dr. Joh. H. Scheurer betrapt er zichzelf wel eens op dat hij vloekt. Daarmee is bewezen dat bij mensen die hun vocabulaire larderen met kracht termen niet altijd opzet aanwezig is. Want dr. Scheurer is voorzitter van de „Bond tegen het vloeken" die in september vijftig jaar bestaat. Dr. Scheurer zegt: „Ik betrap me erop, maar dan weet ik ook dat ik het ge daan heb. Mijn zes kinderen hebben ook gevloekt maar nu doen zij het niet meer omdat ik ze erop gewezen heb zoals mijn vader mij erop attent maakte. Mijn vader was de eerste voorzitter van de vereniging. Dezelfde situatie doet zich voor bij de penningmeester, waarmee ik niet wil zeggen dat onze bond een familiezaakje is". De glimlach van de rijzige 72-jarige oud-jurist is even beminnelijk als zijn hele persoonlijkheid. Er komt inder daad geen onvertogen woord over zijn lippen, hetgeen hem geen moeite kost, want hij is duidelijk een man van gro te innerlijke beschaving. Hij zegt: „De idee om een bond op te richten is uitgegaan van de bekende straatprediker N. Baas. In Den Helder verkeerde hij veel onder marinemen sen. Het viel hem op dat er in het militaire leven onnodig veel geschol den, getierd en gevloekt wordt. Omdat er in het leger nu eenmaal wat harder wordt geknetterd dan in de gewone maatschappij bleven de activiteiten van de bond voorlopig tot het leger be perkt. Pas veel later werden de acties uitgebreid tot het hele land". „Uw bond heeft een christelijke sig natuur?" „Inderdaad, zij beperkt zich in hoofd zaak tot alle protestantse instellingen in Nederland. We hebben wel contact met de katholieken, met een bisschop of een aalmoezenier, maar daar blijft het ook bij. De katholieken staan overi gens sympathiek er tegenover. In de loop der jaren zijn onze financiële mid delen geleidelijk aan iets ruimer gewor den, waardoor we ook meer acties kon den voeren. Twee derde van de Neder landse gemeenten subsidieert de bond. Dat doen ook alle provinciale staten. Verder ontvangen we subsidie van een groot deel van de kerken". Dr. Scheurer schenkt bedachtzaam een kopje koffie in met een scheutje cognac en presenteert een koekje. „Het mooiste moment zou zijn als je de bond kon opheffen." „In welke kring wordt het meeste ge vloekt?" „Dat zou ik niet kunnen zeggen. Ik heb wel eens gehoord dat Italië be schikt over een rubricering. Voor Ne derland weet ik het niet. Het komt in alle kringen voor". Dr. Scheurer maakt een onderscheid tussen Godslasteringen en vloeken. „Godslastering is", zo zegt hij, „de min of meer bewuste wil om het God delijk wezen te krenken. Godslastering gaat uit van het feit dat er een God bestaat. Vloeken is meer een noncha lant omspringen met de naam van God". „Godslastering is toch meestal niet bewust?" „Het gaat om die ontheiliging van Gods naam. Als je niet in hem gelooft, waarom doe je het dan? Het gebeurt trouwens ook in kerkelijke kringen, maar dan in een heel andere vorm. Er zijn predikanten die nog al lichtvaardig omspringen met het Woord des Here. Zij gebruiken het als stopwoord en zo veelvuldig dat het op den duur afslijt. Het derde gebod van de tien zegt: Gij zult mijn naam niet ijdel gebruiken en met ijdel wordt dan bedoeld in het zin ledige. Het is ook een gebrek aan stijl. Iedereen is natuurlijk vrij in de keuze van zijn taal. maar zodra je in contact komt met anderen voor wie zulke zaken dierbaar zyn, moet je weten wat je zegt. In de Griekse en Romeinse tijden werden de namen van de goden al als stopwoord gebruikt". Dr. Scheurer maakt ook bezwaar te gen de zogenaamde bastaardvloeken. Kan hij een paar voorbeelden noemen? „Ze worden gebruikt zonder dat de mensen weten dat het Godslastering is. Ik denk bijvoorbeeld aan verdikkeme wat een verbastering is van verdomme. Je hoort ook wel eens zeggen: sakker loot. Wie weet dat het een afleiding is van het Engelse „sacker Lord?" Jemi nee is afgeleid van Jezus en... eh... ik herinner mij een advertentie in de kranten een paar weken geleden. Je ziet een man afgebeeld die tot de ont dekking komt dat hij geen sigaretten meer bij zich heeft. Dwars over de advertentie heen had men het woord „verdorie" gedrukt. Kijk, dat vind ik nou niet stijlvol. Want ook verdorie is een afleiding van ver domme". „In bepaalde tijden", zegt dr. Scheu rer, „manifesteert zich meer aanleiding tot verruwingen. Het is op het ogenblik de algemene, tendens, dat spontaniteit en ongeremdheid vormen zijn van eer lijkheid en echtheid. Dit brengt met zich mee dat men zich op het vlak van Godslastering en vloeken laat gaan. Maar het is een naïeve gedachte dat het iets met huichelarij te maken zou hebben als men zich van het vloeken onthoudt. Het kan natuurlijk wel, maar het hoeft niet. De mensen spreken zo graag over vrijheid. Vrijheid betekent: los van. Op zichzelf heeft dat geen in houd. Ik ben vrij om te doen wat ik wil. Goed, maar de vraag is dan: Wat wil je dat ik er mee doe? Het Nederlandse volk is door zijn historie bewust en on bewust religieus gestemd geweest. Des te gauwer dus kom je tot stopwoorden die aan die religie zijn ontleend. Dat blijkt o.a. uit het feit dat in Roomse landen Jezus Maria vaak als stopwoord wordt gebruikt". „Wat voor acties voert u uit?" „Wij plakken biljetten in trams en bussen. Wij moeten het hebben van de plaatsen waar veel mensen .ezamen ko men. Daarom hebben wij ook borden op de perrons en bushaltes. Op een druk kruispunt heeft het geen zin actie te voeren. Sommige dingen kunnen wij gratis doen, andere vragen een kleine vergoeding. Wij hebben verder een zeer nauw contact met de legerpredikanten. Wij geven lucifersdoosjes uit met zin sneden als „Gebruik Gods naam niet als uw stopwoord". Dat is een praktisch propagandamiddel, want zo'n doosje neem je tien keer per dag in je han den. Ons werk is daarom zo moeilijk, omdat wij altijd uitgeven zonder finan cieel iets terug te ontvangen. Je moet dus woekeren met de mogelijkheden die je hebt. In het vakantieseizoen ge bruiken wij op de perrons affichés met teksten in zes talen. De tekst die tot nu toe het meest heeft aangesproken is „Spreek vrijmoedig over God, maar misbruik zijn naam niet". Bij het sa menstellen van zo'n tekst moet je reke ning houden met het feit dat een tekst zin heeft als hij in zes tot acht secon den opgenomen kan worden. Ik weet er iets van, want ik ben jarenlang perso neelschef van een fabriek geweest". Wij vragen dr. Scheurer of het vloe ken geen bevrijding kan betekenen van een opgekropt gemoed, een ontlading van emotionaliteit die een mens soms nodig heeft. „O ja, dat begrijp ik best, maar toch hoeft het niet. Vooral bij jonge mensen is het niet meer dan een stoerdoenerij, zo in de geest van: Ik kan knopen leg gen. Een kaderlid in het leger die uit vaart tegen een soldaat ontspant zich niet, maar hanteert het wapen van de intimidatie. Ach, er zijn ook pathologi sche gevallen onder natuurlijk. Onze se cretaris, de heer Laarman, wordt soms vier keer per dag opgebeld door iemand die niets anders doet dan een reeks vloeken uitbraken. Vaak ook 's nachts. Op de achtergrond wordt er dan gela chen. Een duidelijk pathologisch geval, maar dat zijn geen symptomen". „Werkt het niet frustrerend wanneer iemand zijn vloek moet inhouden?" „Ik geloof het niet. Het is gewoon een kwestie van zelfbeheersing, die de stijl van de mens verfijnt. Regulatie van jezelf is juist de hoogheid van je mens zijn". „Doet het u werkelijk pijn als u ie mand hoort vloeken?" „Je moet natuurlijk nooit als zeden meester optreden. Het hangt van het moment af en van de persoon. Hoe meer je beseft dat je dergelijke uitla tingen nodig hebt, des te meer zul je je waakzaamheid moeten prikkelen met de vraag: waarom heb ik het nodig?" „Wat zegt u, wanneer u op uw duim slaat?" „Ik ben er vrijwel zeker van dat ik niet zal vloeken". „Heeft u geen vervangingswoorden ter beschikking?" „Ik houd niet van recepten. Er zijn mensen die tegen ons zeggen: Jullie zijn negatief. Stellen jullie er maar eens een positieve leus tegenover. Maar dat is juist zo moeilijk". Dr. Scheurer vindt het een bedenke lijke zaak wanneer buitenlanders zeg gen: „Hij vloekt als een Hollander". Op het vlak van de literatuur acht dr. Scheurer het een tekort wanneer een auteur in de beschrijving van bijvoor beeld een milieu Godslasteringen en vloeken hanteert. H(j zegt: „Ik hoef toch niet in een rioolput te duiken om te weten of hij stinkt?" „Als u nooit afdaalt in een rioolput zult u nooit weten of hij stinkt". „Jawel, jawel, dat is zo... Het is moeilijk... Maar het maakt wel ver schil of een schrijver zich uitput of dat hij beheerst doet. Ik heb vroeger eens een boek gelezen over een man die tien taartjes zou opeten voor een wedden schap. Onder het eten zouden zijn ka meraden hem de taartjes tegenmaken door allerlei viezigheden te vertellen. De schrijver vertelt die viezigheden, bladzijden lang. Ik vraag me af: is dat nou nog nodig?" „Wij spraken over literatuur. Daar kan uw voorbeeld moeilijk onder ge rangschikt worden". „Nee, dat is zo". „U strijdt kennelijk tegen het ge bruik van schuttingwoorden?" „U bedoelt de seksueel vieze?" „Zo u wilt". „Nou nee, daar hebben we nooit aan gedacht". „Is het gebruik van die woorden ook geen gemis aan stijl?" „Natuurlijk, maar zover hebben we het niet uitgebreid". „Anna Blaman schrijft ergens: „God is een seniele Sinterklaas, die zijn pak jes verkeerd bezorgt". Vindt u dat Godslastering?" „Nee. Anna Blaman worstelde met God, had reSpect voor hem. Dat is se rieus met God bezig zijn". „En Van het Reve?" „Van het Reve is heel wat anders dan Blaman. Ik moet hem niet meer. Hij gooi+ er uit wat hem voor de mond komt". „Toch is hij gelovig. Waarom trad hij anders toe tot de Katholieke Kerk?" „Dat is voor mij ook een groot raad sel". Dr. Scheurer vertelt tenslotte dat de „Bond tegen het vloeken" 7 a 8.000 le den *°lt. Ter gelegenheid van het jubi leum zal een brochure worden uitgege ven. Verder is er een wedstrijd uitge schreven onder de schooljeugd om een pakkende affiche te maken. „Wij zullen meer dan tot dusver de opgroeiende jeugd proberen te benade ren via scholen en jeugdverenigingen. De jeugd moet weten wat ze zegt als ze vloekt". - (Van een onzer redacteuren) Het aantal gevaarlijke stoffen dat dagelijks over de weg wordt vervoerd loopt in de tienduizend. Iedereen die met dat vervoer te maken heeft, is het er over eens dat deze stoffen nooit de kans mogen krijgen het leven van burgers te bedreigen. Het ernstige ongeluk in het Belgische Martelange heeft ook in Nederland de nodige onrust veroorzaakt. Menigeen vraagt zich af of de in de volksmond plastisch gekwalificeerde „rijdende bommen", die dag en nacht door steden en dorpen kronkelen, voldoende beveiligd zijn tegen onverwachte explosies met alle gevolgen van dien. Mr. B. Hoekstra, hoofd van de af deling gevaarlijke stoffen van het ministerie van verkeer en water staat zou graag zien dat de onrust bij het publiek wordt weggenomen, „want", zo zeg hij „wanneer begin volgend jaar de wet op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg van kracht is, mag veilig worden aangenomen dat er niets meer kan gebeuren". Honderden chemici zijn bij de ja renlange voorbereidingen van de wet betrokken geweest. Hun diepgaande, wetenschappelijke studies hebben een bijdrage geleverd aan het stre ven de gevaren tot het uiterste mini mum terug te brengen. Dat wil ove rigens niet zeggen, dat 't Nederland se bedrijfsleven tot nu toe roekeloos te werk te gegaan. De heer Hoekstra beweert zelfs dat de Nederlandse in dustrie een groot gevoel van verant woordelijkheid aan de dag legt en dat mede dank zij de bemoeienissen van de Eigen Vervoerders Organisa tie (EVO) reeds jarenlang grote voorzorgen in acht worden genomen. De stoffen worden daardoor niet minder gevaarlijk. Welke gevolgen explosies kunnen veroorzaken blijkt uit de kaarten die de chauffeurs meekrijgen wanneer zij met hun la ding op pad gaan. Deze kaarten worden verstrekt door de EVO en zij bevatten een duidelijke instruc tie voor de chauffeur indien de stof fen in zijn tank door een of andere oorzaak in contact komen met de buitenlucht. Wij doen een willekeurige keuze. De tank bevat tolueen. De stof be hoort tot de gevarenklasse lila. „De stof is brandbaar (vlam- punt 4 gr C) en giftig" zo staat er op de kaart. De damp kan met lucht een explosief mengsel vormen. Kans op vergiftiging bij inademing van de damp en bij opneming van de vloeistof via de huid. De vloeistof werkt prikkelend op de ogen. De damp is zwaarder dan lucht en ver spreidt zich over de grond. Ook de maatregelen bij een onge val tijdens het transport spreken voor zichzelf. De chauffeur dient de motor van zijn wagen af te zetten, omstanders op een afstand te houden en boven de wind te blijven. Verder geen open vuur, dus rookverbod. De uitstromende vloeistof dient inge damd te worden en verdampt of op genomen in aarde, zand of mergel en naar een veilige plaats te worden gebracht. Voorkomen moet worden dat tolueen .in het riool terecht komt. In het riool ontstaat dan na- j melijk explosiegevaar. Blussen dient te geschieden bij voorkeur met poe der of schuim. In 1965 reden er in Nederland drieduizend tankauto's, maar zij voerden niet allemaal een gevaar lijke lading. Een groot percentage vervoerde melk, cement en andere ongevaarlijke stoffen. Het autorijdend publiek is zich meestal niet bewust welke stoffen vervoerd worden in de wagens die zij passeren. In het aanbrengen van duidelijke kentekenen bestond tot nu toe geen vaste lijn of zij waren te onopvallend aangebracht. Met de nieuwe wet zal dat veranderen. Wa gens die een gevaarlijke stof vervoe ren moeten voor en achter voorzien zijn van een vierkant oranje bord van veertig bij veertig centimeter. Krijgt het transport begeleiding, dan is het zeker dat er een uiterst ge vaarlijke stof wordt vervoerd. In sommige gevallen zal een stof slechts vervoerd mogen worden in dien de minister daartoe een speci ale vergunning heeft afgegeven. Naarmate de industriële bedrijvig heid in Nederland sterk is toegeno men, heeft het vervoer van gevaar lijke stoffen steeds meer de aan dacht gevraagd. Mr. Hoekstra: „Wij kermen al sinds geruime tijd een regeling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen via de spoorwegen. Elke drie, vier jaar wordt die regeling vernieuwd. De regeling dateert van 1920". „In de vijftiger jaren zijn wij be gonnen aan een internationale rege- ling te werken voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en via de binnenwateren. De regeling over de weg, heeft eind vorig jaar geresulteerd in een definitief ont werp. Het betreft hier een Europese overeenkomst, afgekort als ADR, waarbij achttien landen zijn aange sloten. De overeenkomst, zo is be paald, dient geratificeerd te worden door vyf landen. De ratificatie is reeds geschied door Frankrijk, Italië, België en Ne derland. Het wachten is nu op het vijfde land. Wij hopen dat dat bin nenkort zal gebeuren. Wat betreft de binnenwateren zijn we nog niet zo ver. Wij hebben nog geen verdrag stadium bereikt. Wel hebben wij een aanbeveling gericht aan de regerin gen om de reeds vastgestelde regels in de nationale wetgeving op te ne men. Bij de vaststelling van deze overeenkomst zijn ook organisaties betrokken als de centrale Rijnvaart en de Donaucommissie". De heer Hoekstra toont vervolgens aan, dat men in Nederland intussen niet heeft stilgezeten. Er bestaat wel een aantal regelingen, dat steeds wordt aangepast, maar met de toe neming van de gevaarlijke stoffen is het noodzakelijk gebleken dat deze materie wordt herzien. Het weg- en watervervoer van gevaarlijke stoffen steunt nog steeds op de beruchte Buskruitwet van 1884. Op diezelfde wet steunt ook het vervoer van ben zine en meer van dergelijke produk- ten. Benzinewagens dienen volgens de ze wet gekeurd te worden en daar naast bestaat de mogelijkheid deze keuring ook toe te passen op pro- paanwagens. „Het bedrijfsleven", zo zegt de heer Hoekstra, „heeft het daarbij niet gelaten. Het is veel verder ge gaan en doet nog steeds vrij veel om de veiligheid van de transporten te waarborgen. Toch was het minder gewenst om de incidentele regelin gen te handhaven". In 1963 werd door de beide ka mers de wet aanvaard op gevaarlij ke stoffen. Stellig een belangrijk feit, maar het betrof niet veel meer dan een raamwet met vijfentwintig artikelen. De grootste moeilijkheid moest nog komen, namelijk het on derbrengen van de veelheid van stoffen in uitvoeringsbesluiten. De besluiten dienden eerst om commen- g taar aan het bedrijfsleven te wor- J den voorgelegd In februari 1966 kon het Regie- g ment Gevaarlijke Stoffen met drie 5 bijlagen in het staatsblad worden op- g genomen. Inmiddels zijn daar weer g een aantal aanpassingen aan toege- g voegd als gevolg van de steeds g voortgaande techniek. De heer Hoekstra is verheugd dat J de wet volgend jaar In werking g treedt. H(j toont ons het boek met g de duizenden voorschriften, die on- g mogelijk in kort bestek kunnen wor- g den behandeld. g Een paar punten: wagens die in tanks zeer gevaarlijke stoffen zoals explosieven vervoeren, dienen ge- keurd te worden voor waar ze voor g gebruikt worden. Alle ladingen van g gevaarlijke stoffen moeten voorzien g zijn van duidelijke instructies voor g de chauffeurs. Voor een groot deel g worden deze instructies reeds toege- g past. Bij ongevallen zijn politie en g brandweer daardoor op de hoogte g van de speciale maatregelen die zij g dienen te nemen, wat nu slechts in g beperkte mate het geval is. In de in- g structies wordt onder meer ook ge- g sproken over maatregelen voor eer- g ste hulp. Meestal zal de instructie- g kaart ook het telefoonnummer van g de fabriek bevatten zodat onmiddel- g lijk deskundigen kunnen adviseren, g In sommige gemeenten zijn rege- S lingen getroffen om het vervoer van gevaarlijke stoffen buiten de ge- S meente om te leiden. De heer Hoek- S stra is van mening, dat een en ander onmogelijk wettelijk kan worden vastgelegd. Want waar zouden de benzine-tankwagens heen moeten, die vaak in de gemeente hun benzi- j ne moeten lossen? Zeer gevaarlijke transporten kun- g nen eventueel worden begeleid. Een beroep kan daarbij gedaan worden op het twintig man tellend korps controleurs gevaarlijke stoffen van S het ministerie, maar in de regel zal S de begeleiding gerecruteerd worden uit de kringen van de verladers of vervoerders zelf. Deze instellingen beschikken immers over voldoende g deskundigen om zulke transporten te g leiden. Deze begeleiders dienen met g naam in de vergunning te worden g genoemd. De heer Hoekstra: „Bij het verle- g nen van vergunning zullen wij vaak g geval voor geval moeten bekijken. Wat uw vraag over het vervoer van g radio-actief en reactorafval betreft, g dat zal worden vastgelegd in de g Kernenergiewet die eveneens vol- gend jaar van kracht zal worden. De eisen die nu aan dat vervoer worden gesteld zijn echter al zo hoog, dat dit vervoer als het veilig- ste kan worden aangemerkt. Interna- tionaal wordt verder gedacht over regelingen met betrekking tot het passeren van kunstwerken als via- ducten en tunnels. Besprekingen daarover bevinden zich nog in een beginstadium, aldus de heer Hoek- stra. De veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen is in Nederland g uitstekend gewaarborgd. Bij de sa- g menstelling van de wet is met alle g eventualiteiten rekening gehouden. Want wie is zich bijvoorbeeld be- g wust dat stalmest als infectiebron, g tot de gevaarlijke stoffen wordt ge- g rekend? BIJ DE FOTO EN DE TEKE- j NINGEN: Dagelijks rijden er duizenden g tankwagens door Nederland. Pas- g serende automobilisten weten vaak j niet hoe gevaarlijk de inhoud van g de tanks is. Maar vaak ook is de lading onschuldig. Boven aan de pagina enkele g merktekens waarmee met name binnenvaartschepen worden getooid S wanneer zij gevaarlijke stoffen ver- g voeren. Deze tekens, die aan dui- delijkheid niets te wensen overlaten, g worden al hier en daar gevoerd.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9