De lange zomer van 1942
Voor vele Nederlanders
Is 1942 het moeilijkste oorlogsjaar
geweest. Nu, vijfentwintig jaar later,
denkt menigeen nog huiverend terug
aan de gebeurtenissen van die lange
lente, van die afschuwelijke zomer,
waarin de nazi's voorgoed het mas
ker afwierpen en hun ware aard lieten
zien; van die herfst en die winter,
waarin er werkelijk hoop óp een
spoedige overwinning en bevrijding
kwam met de landingen van de
Amerikanen in Noord-Afrika, Rom
mel's nederlagen en de vernietiging
van hele Duitse legers bij Stalingrad.
Dat 1942 is het jaar geweest, waar
in in ons land het verzet tot een grote
actie ging uitgroeien. Gedwongen!
Wij konden moeilijk anders dan weer
stand bieden. Als het huis van je
buren in brand staat, ga je helpen.
Althans dat mag men aannemen.
Begin juli 1942 begonnen de Duit
sers de joden te deporteren, eerst uit
Amsterdam naar Westerbork, vandaar
vertrok spoedig de eerste van 93
overvolle treinen naar de gaskamers
in de concentratiekampen in Polen.
Elke jood verkeerde in levensgevaar.
Zijn huis werd niet in brand gestoken,
het werd wel geplunderd.
Het gekke of misschien ook wel
niet is, dat vele Nederlanders niet
konden geloven, dat de joden in
Polen werden vermoord. De camou-
flagepolitiek van de nazi's was doel
treffend. Zij spraken over „Arbeits-
einsatz". Het woord „deportatie"
mocht niet eens worden genoemd.
Er werd gepraat over een joodse staat
in de buurt van Lublin in Polen.
Wij herinneren ons een smartelijk
gesprek in Amsterdam in de eerste
dagen van juli 1942. Van een verloofd
paar. was het meisje opgeroepen voor
de Arbeitseinsatz. De jongeman be
sloot zich ook aan te melden. Zij
hadden altijd gehoopt naar Palestina
te gaan, ze waren zionisten. Maar als
er nu in Polen een joodse staat werd
opgericht, mochten zij zich niet aan
medewerking onttrekken. Het leven
zou er hard zijn onder de Duitsers.
Maar ze hadden zich ook nooit voor
gesteld, dat het gemakkelijk zou zijn
in een kibboets.
ij vertellen dit alleen om
de al te vele Nederlanders te ver
ontschuldigen, die niets hebben ge
daan die zomer om hun joodse land
genoten te helpen. Toen, in juli 1942,
heerste er nog verwarring in joodse
kringen, in sommige. Een paar maan
den later tekende Anne Frank in haar
dagboek aan, dat volgens de BBC de
joden in Polen werden vergast.
Hoe lang kan een mens naïef blij
ven? Soms heel lang, hebben wij in
1942 ervaren. Men wist hoe de nazi's
zich gedroegen in andere landen. In
Frankrijk waren reeds verscheidene
keren gijzelaars doodgeschoten we
gens aanslagen op Duitsers of sabo
tagedaden, waarmee zij niets te
maken hadden. Eens waren het er
vijftig in Nantes. De Duitse generaal,
die opdracht gaf voor de executies,
was zeer trots dat er slechts vijf
tig waren doodgeschoten, terwijl
Hitier honderd doden had geëist.
In Nederland hadden wij reeds in
maart 1941 onze achttien doden ge
had: vijftien Geuzen en drie commu
nisten van de februaristaking.
In mei 1942 werden 72 leden van
de militaire organisatie, de OD, dood
geschoten en wat later nog eens 24.
Die executies werden luidruchtig
aangekondigd, zij waren als voor
beeld bedoeld. Hoe schuldig de
slachtoffers waren, is een vraagteken.
Veel schade aan de Duitse bezetting
hadden zij niet gedaan, op zijn ergst
hadden zij 'n verzetsgeest onder het
Nederlandse volk wakker gehouden
of opgewekt, toen bleek, dat de nazi's
én het oorlogsrecht én al hun be
loften schonden.
flfij bleven goedgelovig.
In mei 1942 moesten alle beroeps
officieren van „het voormalige Ne
derlandse leger" zich melden voor
een controle. Zo werd het althans
medegedeeld. Enkele dagen tevoren
waren de 72 doodgeschoten. Maar
men ging, zoals in 1941, naar de mel-
dingspunten.
„De treinen heen en terug waren
aangegeven, kosten van heen- en
terugreis werden vergoed. De zoete
taal van de slang. Direct al vertrouw
den wij het niet. Et voilé Alle be
roepsofficieren van leger en vloot tot
en met 55 jaar (er zijn ook anderen
bij) zijn gevangen genomen en naar
Duitsland gevoerdIn Breda zijn
de militairen uit volle borst het Wil
helmus zingend, hun gevangenschap
tegemoet gegaan."
Dit schrijft een jongedame in die
dagen In haar dagboek.
Begin augustus 1942
werd in Rotterdam een trein gesabo
teerd, volgens de Duitsers een trein
met verlofgangers. De hoogste po
litiechef In Nederland, Hanns Albin
Rauter, Generalkommissar für das
Sicherheitswesen liet bekendmaken,
dat er gijzelaars zouden worden ge-
executeerd als de daders zich niet
aanmeldden. „Dat doen ze toch niet,
zei iemand. Hij doelde niet op het
aanmelden van de daders, maar was
van oordeel, dat de Duitsers geen
gijzelaars zouden doodschieten. Zo
naïef waren sommigen toen nog.
Op 15 augustus 1942, feest van
Maria-ten-Hemel-Opneming, werden
in Noord-Brabant vijf gijzelaars neer
geschoten. Het waren niet de eerste
de besten. De bedoeling was, dat hun
namen bij het Nederlandse volk in
druk zouden maken.
Dit waren ze, in de volgorde waar
in ze bekerfd werden gemaakt: 1.
Ruys, Willem, directeur-generaal,
Rotterdam; 2. Graaf E. O. G. van Lim
burg Stirum, Arnhem; 3. Mr. Baelde,
Robert, Rotterdam; 4. Bennekers,
Christoffel, vroeger inspecteur van
politie, Rotterdam; 5. Baron Alexan
der Schimmelpenninck van der Oye,
Noordgouwe.
Deze moorden maakten inderdaad
indruk. Misschien nog meer dan de
deportatie van de joden, die vrij ge
ruisloos in haar werk ging en waar
van men op dat ogenblik buiten
Amsterdam nog niet zoveel had ge
merkt. Maar daar was de atmosfeer
afschuwelijk.
Wij woonden toen in Amsterdam-
Zuid, bij' een vriend die de jonge en
trotse echtgenoot was van een joods
meisje. In een omgeving met ook
nogal wat joodse kennissen. Zo zijn
velen in die dagen toen plotseling
helemaal in het illegale werk komen
te zitten. Het ging misschien niet
eens rechtstreeks tegen de nazi's. Je
wilde, je moest je vrienden redden en
daarna de vrienden van je vrienden
en hun kennissen. En voor je het je
goed realiseerde, begon je de con
tacten te krijgen en de techniek van
het vervalsen onder de knie te krij
gen. Zo is, heel onheroïsch, voor
duizenden het verzet begonnen.
Wij hadden wat geluk. Onze ouders
hadden een boerderijtje op een een
zaam plekje in Limburg, de Zwarte
Plak, Horst-Amerika. Bovendien ken
den wij de pastoor van Grubbenvorst,
Henri Vullinghs. Hij was al fel anti
nazi in de jaren twintig, waarschijnlijk
omdat hij Duitse vrienden had. Toen
wij in mei of juni 1942 bij hem kwa
men om te vragen of hij onderduik
plaatsen voor joden zou weten te
vinden, zei hij„Breng iedereen, die
je o*n hulp vraagt. Maak er geen pro
paganda voor, maar het mag niet
worden gezegd, dat iemand, die hulp
nodig heeft, niet door ons wordt ge
holpen."
Daar hielden wij ons voorzichtig
-- aan. Pastoor Vullinghs is - natuur
lijk, zou ik zeggen in Bergen-Bel-
sen gestorven. Een paar honderd
mensen zijn hem dankbaar, omdat
ze nog in leven zijn.
Je hechtte je indertijd altijd aan
strohalmen vast, al dacht je dan soms
je strohalm een eik te zijn.
Om een voorbeeld te noemen.
Eind mei 1942 bombardeerden de
Engelsen Keulen met duizend vlieg
tuigen. Er werd dagenlang over ge
praat met groot enthousiasme, dat
door de Engelse radio stevig werd
aangemoedigd. Keulen was slechts
een begin, zo hoorden wij uit Londen,
in de toekomst zou het elke Duitse
stad zo vergaan. Dat is wel gebeurd,
maar hoelang moesten wij daarop
nog wachten?
Nu weten wij dat de Britten op
die laatste zaterdagnacht in mei 1942
een propagandastunt wilden uithalen.
Zij hadden alle vliegtuigen bij elkaar
geraapt, die zij maar konden vinden,
tot oefentoestellen toe. Het is eigen
lijk verwonderlijk, dat er maar een
goede honderd verloren gingen bij dit
experiment. Een vrij duur succes dus,
maar van niet te overtreffen betekenis
voor het moreel in de bezette West-
europese gebieden.
Maar het was niet het
einde van de oorlog. Evenmin als de
beroemde aanval op Dieppe op 19
augustus 1942. Wij weten nu, dat dat
niet veel meer dan een oefening was,
grotendeels mislukt, al zijn de lessen,
die het opperbevel eruit heeft ge
trokken later bij de voorbereiding
van de grote invasie van 6 juni 1944
zeer nuttig geweest. De aanval heeft
enkele duizenden levens gekost,
vooral van Canadese soldaten. Me
nigeen in Nederland dacht echter,
dat de echte invasie was begonnen.
Wij bezochten die dag een joodse
kennis in Den Haag, die ons bericht
had gestuurd, dat hij naar Zwitser
land wou. Maar Dieppe had zo'n in
druk op hem gemaakt, dat hij de ge
vaarlijke reis niet meer nodig vond.
De oorlog zou nu toch spoedig zijn
afgelopen!
Velen hebben de hulp
aan joden en andere onderduikers
met gevangenisstraffen en zelfs de
dood moeten bekopen. Zelfs de
goedwillenden moesten nadenken,
zoals blijkt uit de volgende dagboek
bladzijde van een gemeente-ambte
naar uit Veenendaal.
Hij schrift op 10 september 1942:
„Zojuist is Dien gekomen en zit te
vertellen over de jodenvervolging in
Amsterdam. Een jonge man, vrouw
en kindje Lebben dan ook onze bij
zondere aandacht, vooral als Dien
aan ons vraagt, of wij geen idee
hebben om die mensen in ons huis
op te nemen. De stakkers zitten in
doodsangst, want ieder ogenblik
kunnen ze weggehaald worden. Na
lang praten komen wij overeen, dat
wij er eerst eens een nachtje over
willen slapen, want er is veel risico
aan verbonden, dat begrijpen wij
maar al te goed.
Ook Toos haar moeder, die bij ons
logeert, wordt om raad gevraagd,
doch moeder zegt, hoor eens, Toos
en Piet, jullie moeten het zelf weten,
ik kan jullie hierin niet raden. Enfin,
wij gaan naar bed met een hoofd
vol zorgen. Wat is onze christen
plicht? Ja, dat weten wij wel, maar
de angst als er eens iets gaat ge
beuren. Wij brengen onze zorgen bij
den Heere voor wij naar bed gaan en
vragen Hem om bijstand in deze voor
ons zo moeilijke zaak. Beiden slapen
vrij onrustig, maar als de morgen
daar is en wij zijn ontwaakt, staat ons
besluit vast. Wij moeten de mensen
helpen en de Heere zal over ons
waken. Daar zijn wij beiden vast van
overtuigd."
Het besluit viel niet altijd
zo uit. Vaak gebeurde het ook dat
mensen, die onderduikers in huis
hadden genomen, er later spijt van
kregen. Zo nam de noodzaak om de
weg naar Zwitserland te zoeken toe.
Pas als de mensen daar eenmaal wa
ren, was het grootste gevaar voor
bij. Met vallen en opstaan is die weg
opgebouwd. Een van ons, de student
Henk Felsen, slaagde er ten slotte in
september 1942 in langs geheel ille
gale weg tot Zwitserland door te
dringen. Langs die weg, die later
bekend zou worden als een van de
twee befaamde Zwitserse wegen, zijn
eerst alleen joodse landgenoten naar
Zwitserland gebracht. Maar al heel
spoedig was het de weg voor een
tweerichtingsverkeer naar allerhande,
vooral militaire informaties. En zelfs
het befaamde Beveridge-report, de
blauwdruk voor de naoorlogse so
ciale hervormingen in Engeland heeft,
geheel op microfilm gebracht, al in
februari 1943 langs die weg het Ne
derlandse verzet bereikt, en heeft
Dit was de vijand: de Duitsers en htm
Nederlandse bondgenoten, de NSB'ers
In het uniform van de SS. In 1942 meen
den zij nog overmoedig, dat zij zouden
zegevieren. Zij beheersten het beeld op
straat. Op de fotoNSB'ers in Duitse
uniformen, gereed om aan Duitse kant
aan de strijd deel te nemen.
daardoor ook op het naoorlogse Ne
derland een stempel gedrukt.
Zo hebben de Duitsers
zelf met hun onmenselijke jodenver
volging de grote stoot tot het verzet
gegeven. Lang niet iedereen deed
toen wat de ambtenaar uit Veenen
daal christenplicht noemde, maar de
mensen werden wel wakker. In 1944
zou de grote jacht op bijna alle Ne
derlandse mannen beginnen, op
iedereen, die geschikt was om te
werken in de Duitse fabrieken, op
studenten, op oud-soldaten, die wei
gerden weer in krijgsgevangenschap
te gaan. Het viel hun gemakkelijker
zich te verbergen; door de hulp aan
de joden was men gewoon geraakt
aan illegaal werk, aan het doen van
dingen, die de Duitsers hadden ver
boden.
Vóór die zomer waren er ook reeds
verzetsgroepen. „Het Parool" en „Vrij
Nederland" verschenen al sinds
augustus 1940. Voor de Geuzen was
de oorlog niet geëindigd op 14 mei
1940. De OD was bezig met het op
richting van zijn geheime leger.
Het is overdreven te zeggen, dat de
leden van die groepen elkaar alle
maal kenden, maar de kernen waren
zó klein, dat het niet veel moeite
kostte om in contact te komen met
laten wij zeggen de leidende figuren
van „Vrij Nederland" of „Het Parool"
en zelfs, ondanks alle politieke me
ningsverschillen, met de mannen van
de Orde Dienst, de Molotov-jongens,
zoals zij in onze kring heetten. Het
waren er echter slechts weinigen.
Dat is helemaal anders geworden
in juli, augustus en de daaropvolgen
de maanden. Toen moest bijna ieder
een worstelen met zijn geweten, zo
als de ambtenaar in Veenendaal. Dat
geweten verloor het nog dikwijls, in
tegenstelling tot zijn geval, maar
smoesjes hielpen toen niet meer: wie
enigszins kon helpen, maar weiger
de, wist dat hij mis was. Voor dat
afschuwelijke jaar voorbij was, werd
het duidelijk voor de grootste twij
felaar dat Hitier de oorlog zou ver
liezen, maar niemand kon voorspel
len hoelang zijn nederlaag op zich
zou laten wachten. In ieder geval
lang, voor tienduizenden tè lang!
Velen hebben het einde
niet mogen zien. Maar degenen, die
toen zijn begonnen hun medemensen
te helpen, hebben een grote bijdrage
geleverd om de eer van het land te
redden.
Misschien de grootste!