ws J N M N I r M E, H W, m O I De Russen Pourtov en Kartavski. De Engelse dressuur-amazone mej. D. Law rence met de Zweedse ruin San Fernando. Een veteraan actief ruiter uit de tijd (dertiger jaren) dat Nederlandse ruiters in de top zaten. Met „Duiveltje" oogstte K. J. Schummelketel, kolonel der cavalerie b.d reeksen successen als tid van ons nationale equipe. Hij is behalve een bijzonder sportief ruiter een fijnbesnaard theoreticus van de rijkunst Priester en paard. De heer Verbeek en de Poolse Tyras. V lak bl| hun paarden - wat een zaam en teruggetrokken onder het lommer van het Kralingsebos in Rotterdam, waar vandaag en morgen nog het grootste Inter nationale concours hippique dat ooit in Ne derland werd gehouden, op volle toeren draait - zitten de Russen Pourtov en Kartavski. Ze keuvelen wat na over drie zware dagen van de titelstrijd om het Europees kampioenschap der springruiters, leder ogenblik kunnen hun namen door de speaker klinken, die hen op roept voor de laatste ronde van het kam pioenschap. Maar er is nog even tijd. Ze zijn er niet zenuwachtig van; ze behoeven geen stille concentratie en zijn bereid even te praten over zichzelf en hun paarden - com binaties die we tenslotte slechts zelden in Nederland zien. Russische ruiters zijn eigenlijk vreemde snaken in de hippische wereld. Zo nu en dan duiken er enkele namen op; soms schrijven ze zich in voor internationale concoursen, maar bellen dan op het laatste ogenblik weer af. In Nederland hadden ze al eerder zullen komen, maar een kleine diplomatieke ver wikkeling tussen Nederland en de Sovjet- Unie was er de oorzaak van dat het feest niet doorging. We hebben er met Pourtov en Kartavski niet meer over gesproken. Bij de eerste ken nismaking lijken ze wat stug deze twee, maar over paarden praten ze graag. Pour tov, de donkere Rus uit de Kaukasus, berijdt Svècha en Kartavski's favoriet is de elfjarige bruine hengst Epigraphs. Wét een schoon heid deze Trakhener uit Oostduitse stal. Van de elf paarden die de Russen naar Rotterdam hebben gebracht, zijn negen paar den hengst. Zij zijn in het gezelschap van de honderden paarden in Rotterdam een uni cum. Op Internationale concoursen ziet men vrijwel geen hengsten onder de springpaar den. Hengsten zijn moeilijk, zegt men - temperament drijft deze puur mannelijke dieren niet altijd in de richting die de berij der wenst. Onder de springpaarden voor de grote concoursen ziet men dan ook vrijwel nooit een hengst. e hebben het Pourtov en Kar tavski gevraagd. Eerst was hun antwoord 'n beetje onduidelijk - zo in de geest van: „we zien nu eenmaal liever een hengst dan een ruin" (een gecastreerd dier). Maar uit het verdere verloop van ons gesprek bleek toch wel, dat er achter hun „liever zien" een principe steekt. „De hengst is het paard in al zijn kracht", zegt Kartavski. Paardrijden is een ridderlijke sport en daarom moet je je tegenover het paard ridderlijk opstellen. Ga je hem castreren, dan doe je dat niét. Je ontneemt hem mét zijn mannelijkheid een deel van zijn temperament en dat schijnen de Russen principieel onjuist te vinden. Prak tisch is hun standpunt niet, zeggen anderen. Want voor een hengst in een springconcours met veel andere paarden moet het springen nu niet bepaald een genoegen zijn voor de signeuren. Enfin, we laten het zo. Feit is. dat de cas tratie een zeer geringe ingreep is in de jeugd van het paard, hoewel men In wijsgerig den ken geneigd is aan de kant van het Russi sche standpunt te staan. Pourtov en Kartavski hebben overigens In Rotterdam geen successen kunnen boeken. Hun paarden, eigendom van de staat, zijn prachtdieren, maar mogelijk ontbreekt het ook de Russen, zoals in talloze andere landen met goede paarden, aan top-instructeurs die de ruiters naar dié hoogte brengen, waarop maar een enkele ruiter aankomt. 'a, die instructie... dat is ook on ze kwaal, vertelde ons de Japanse springrui ter Alaki. In zijn keurige jachtkostuum met Engelse snit, vertelde hij, dat Japan druk bezig Is een ruiterploeg op te leiden. Ook In HH Kj C.H.I.O.: internationaal dorp van paarden en mensen Japan worden naar zijn zeggen goede paar den gefokt, maar „aj, aj... het ontbreekt ons aan goede trainers". Alaki is een van de Japanners die met fi nanciële steun van de Japanse industrie naar Elmshorn, een stadje bij Hamburg, zijn gestuurd. Daar woont de grote Duitse kam pioen Thiedemann. Daar werden paarden ge kocht voor heel veel geld en daar traint de man die kampioenen maakt, Jarasinsky. Daar staat ook de elfjarige Ierse bruine ruin Snaeffel, die de Ierse ruiter Tommy Bren- nan de Japanners voor meer dan honderd duizend gulden van de hand deed. De trai ning, het verblijf en alle andere zaken, die nu eenmaal bij een training van topruiters behoren, kost de Japanners handen vol geld, maar het is duidelijk, dat zij verwachten dat de „baet" eenmaal de „cost" zal rechtvaar digen. Japan, zo succesvol op de laatste Olympi sche Spelen in vele takken van sport, zal moeilijk in de paardensport op internatio naal niveau verstek kunnen laten gaan. Maar goede paarden horen bij goede ruiters en een ruiterequipe van topklasse wordt nu eenmaal niet in dezelfde tijd gekweekt als een cup winnaar in de voetbalsport of een wielerploeg voor een Frankrijk-tour. Bal en fiets zijn do de dingen - met het paard komt er een le vend element bij - een karèkter! Dat maakt de paardensport eigenlijk tot zo'n unieke sport. Niet de man beslist al zou hij een vermogen besteden aan paarden. Niet het paard wint het concours. Ze doen het sèmen. Kunnen zij de eenheid vormen? I/e Europese kampioen der spring ruiters, 1966, Nelson (Necco onder vrienden) Pessoa, de Zwitserse Braziliaan en zijn schimmel Grand Geste leverden deze week weer het zoveelste bewijs. Op werkelijk gran dioze wijze liet hij op de tweede dag van het Europese kampioenschap de Pool Kowalc- zyk, die onverwacht een voorsprong had ge nomen, achter zich.. Men vond het bijna van zelfsprekend dat Pessoa dat deed. Zo'n ta lent. Hij geldt als een van de meest serieuze ruiters van de laatste jaren. In de paardensport houdt men bij tijd en wijle van een party, maar Pessoa ontvlucht ze om vroeg naar bed te kunnen. Al in 1956 - op 20-jarige leeftijd - viel hij op tijdens de Olympische Spelen in Stockholm. Een consciëntieus jong broekje. Vier jaar later kreeg hij de beschikking over de jonge Ar gentijnse ruin Huipil en hij werd er groot mee. Zijn vader heeft in Brazilië een grote paar denhandel, maar voor Necco lag meer roem in Europa. Hij woont nu in Genève, waar ve le Zuid-Amerikanen hun geld hebben belegd en hij traint dagelijks acht negen paarden van de veertig stuks die madame Givaudin daar houdt in een prachtig park bij een Ge- neefs landhuis. Het is geen stoeterij - nee Pessoa noemt het doodgewoon een paarden handel. Men zou er bij hem eentje kunnen uitzoeken... Eén van Pessoa's helpers schudt het hoofd een beetje minachtend toen wij hem vroegen naar Pessoa's prijzenkast, waarvoor inmiddels wel een aparte bungalow gebouwd zou kunnen worden. Nee, het gaat deze maestro niet om de prijzen. De néém - die is belangrijk. Zijn naam, die van de paar den en die van madame Givaudin. Vanuit Genève, in het hart van Europa, gaat Pes soa de concoursen langs als een kermisreizi ger, maar dan een hele chique. Zijn naam staat nog steeds bovenaan. Ook na deze week, waarin de titel voor 1967 hem ontglipte. Met Grand Geste, een Braziliaans, betrek kelijk klein schimmeltje, dat als polo-pony door Pessoa werd „omgeschoold" tot een top- paard onder de springers, maakte hij in de finale in Rotterdam deze week verschillende fouten. De Braziliaanse officials begrepen het nauwelijks. Pessoa zo serieus, zo even wichtig. Ja, maar toch komt er een dag, dat paard of ruiter zijn dag niet heeft - vaak hebben ze hun dag dan allebei niet, juist om dat ze elkaar zo goed aanvoelen. Zo was het deze week. De combinatie, op gebouwd uit (en door) twee karakters, klopte niet helemaal en de Engelse concurrent Dave Broome pakte de titel en bracht die terug naar de bakermat van de paardensport, Engeland. Een bewijs temeer hoe boeiend de paardensport is. behoorde, bracht Broome weer tot hippisch leven en deze week tot Europees kampioen der springruiters. Er is een Arabisch gezegde dat een paard met een wit been een kwetsbaar paard is. Geen Arabier zal ooit met een wit-benig paard op reis gaan. En nu moet men weten, dat Mr. Softee vier witte benen heeft.... I essoa, Broome... het heeft deze week in Rotterdam gewemeld van de kam pioenen. Jonge, jeugdige, maar nog veel meer oude kampioenen. Om er maar één te noemen: de aristocratische P. Jonquères d'Oriola uit Frankrijk, die druivenwijngaarden bezit in de Pyreneeën. In 1952 was hij kampi oen op de Olymp. Spelen in Helsinki met de beroemde vos Ali Baba. Twaalf jaar later werd hij wéér Olympisch kampioen en twee jaar nadien wereldkampioen in Buenos Ai res. D'Oriola zal ongetwijfeld terugkomen. In de paardesport is leeftijd niet zo belangrijk. Dat is maar goed ook, want zij die het we ten kunnen, zeggen dat men eigenlijk alleen al een mensenleeftijd nodig heeft om het te Ieren- Jonge, oude en stokoude ruiters ziet men in Rotterdam. Die hele oude, de veteranen, stammen nog uit de tijd, dat Nederlandse ruiters vrijwel onverslaanbaar waren in Eu ropa en bij wijze van spreken achterstevoren te paard nog in de prijzen vielen. Dèt was ruitersportglorie. Ze zijn er nog steeds bij elk jaar opnieuw. Ze zijn niet zelden al een beetje stram. Maar glorie is het nog steeds niet alleen in de verschijning op zichzelf, maar zelfs nog op de hoefslag van de dres- suurbanen. officials over de Nederlandse grens komen, begint voor het Rotterdamse comité de ver antwoordelijkheid voor al deze mensen en dieren: vervoer, onderdak, verzorging, stal ling, verzekering, enz., enz. De zorgen die daarmee gemoeid zijn, zijn groot en de kos ten hoog. Die zorgen duren, totdat de grens weer achter de ruiter en zijn gevolg is dichtgegaan. •r is er één In Rotterdam die ze allemaal kent. Hij heeft behalve een soort encyclopedisch geheugen voor alles wat paar densport is, ook een bijzonder talent om men sen in de ruitersport aan zich te binden. Dat is de heer H. A. Verbeek, priester in Nijme gen, verbonden aan het Pius Confict. Zijn grootvader was plattelandsarts in Brabant, deed al zijn werk met paard en koetsje en bracht zijn liefhebberij in paarden over op zijn zijn zoon, de vroegere Groningse neuro-chi- rurg. „Ik ben dus wel temidden van de paar den groot geworden", zegt priester Verbeek, die, toen hij gewijd was en in het ambt stond, de paardensport een mooie compensa tie vond voor het gemis dat de geestelijke in zijn leven ondervindt. „Bovendien", zegt de heer Verbeek, „werd de paardensport een stuk van het pastoraat". En zo kan men deze priester overal vinden waar paarden en mensen zijn - op de kleine en grote concoursen. Hij is een graaggeziene gast omdat deze sympathieke man échte be langstelling koestert. Dave Broome bracht de titel terug naar de bakermat van de ruitersport: Engeland. at was deze 27-jarige Broome ge lukkig toen het „God save the Queen" het Kralingse bos plotseling uit het geroezemoes tot doodse stilte bracht. Al in 1961 had Broo me de titel van de beroemde Italiaanse ka pitein Pierre d'lnzeo veroverd. Dat gebeur de in Aken. Zijn kampioenspaard Sunsalve stierf kort daarop, welke gebeurtenis deze jonge Engelsman, die al op een pony naar school ging - bijna zijn ruitercarrière brak. Maar het paard Mr. Softee, een 13-jarige vos, die eens de Engelse ruiter Barker toe let C.H.I.O van Rotterdam is elk jaar weer nét een circus een dorp apart in een parkachtig bos. Een dorp dat een dag of tien bestaat en dan weer verdwijnt, een spoor van paardehoeven en -vijgen (en mis schien eens een programma'tje) op de paden van het park achterlatend. Voor de organisatoren van dat paarden- en mensendorp is het eigenlijk meer een fa briek. Men heeft er nauwelijks weet van, wat er aan de organisatie van een C.H.I.O. voorafgaat. Terwijl het ene C.H.I.O. nog draait, zijn een paar mensen al bezig met de voorbereidingen voor het volgende paar- denfeest. Dit jaar was het C.H.I.O. voor de twintigste maal in Rotterdam en niemand twijfelt er aan of het volgende internationa le concours hippique komt er weer. De orga nisatie is inmiddels een mooie machine ge worden. Het is misschien wat overdreven als men zegt, dat zoiets alleen in Rotterdam kan. Toch zit er iets waars in. Niet overal In Ne derland kan men de mensen vinden, die naast een heel drukke en verantwoordelijke baan zoveel over hebben voor hun liefhebbe rij, bovendien van wanten weten en meteen ook dóen!! Anderhalf jaar geleden moest het uitvoe rend comité van het C.H.I.O. beslissen of naast het C.H.I.O. ook het Europees kam pioenschap kon worden georganiseerd. De heer J. S. G. Choufour, lid van het comité, zegt daarover: „Zoiets betekent: zonder dek king beslissen over vier ton." Dat schijnt in Rotterdam vlot te gaan. Dat vereist behalve een zeer degelijk zakelijk in zicht, ook talent voor improvisatie, organisa tievermogen en flexibiliteit. Een paar men sen uit kringen van de handel, industrie, scheepvaart en het bankwezen zeggen „ja" en dan gaat de machine draaien. Honderden ruiters en amazones moeten worden uitgeno digd; zij moeten op de hoogte worden gehou den van honderd-en-één dingen en als tenslot te uit alle delen van de wereld de deelne mers, hun paarden, verzorgers, trainers en laar ondertussen moet een heel andere tak van de organisatie al gesmeerd draaien: de douane-diensten, de prijzencom- missies, de pers- en publiciteitsmedia, de hindernis- en verbindingsdiensten, de culinai re verzorging van het stalpersoneel, de stal ling en het toezicht op de oefenterreinen, de boekhouding, het secretariaat, de veterinaire dienst, de medische dienst, de omroep, het comité der ringmeesters, tijdopnemers en parcoursbouwers. Om maar even enkele be zigheden te noemen. Nog niet gerekend zijn dan de tussentijdse zorgjes van: die belt af, die komt met méér, dèt paard moet andere stalling, dié weer ander voedsel, dié zon en dié schaduw... Voor de stalling alleen kun nen niet zomaar wat boxen in elkaar worden getimmerd. Paarden die hoog in het bloed staan, hebben ruimte nodig. Een half uurtje is er een shownummer. Dit jaar waren er de heren van de Rijkswacht met Kapel en Trompetterkorps. Alleen al de verzekering van de paarden van dit korps vergde een pre mie van vijfduizend gulden... l/e heer Choufour en zijn mede werker, Ir. J. A. Ups, houden de machine draaiende. Heel Rotterdam schijnt relatie te zijn. „Ja", zegt hij, „we gaan elk jaar een risico aan, dat we niet kunnen overzien en elk jaar komt het goed." Inderdaad, het is een mooie machine ge worden, dat C.H.I.O. van Rotterdam. De or ganisatie draait voortreffelijk en het is er telkens weer een verrukkelijk hippisch feest, gezellig, stijlvol - gestoeld op traditie. Een week in Rotterdam bij de paarden kan niet iedereen zich veroorloven. Toch schijnt er In ons land geweldig veel animo te groei en voor de paardensport. De tribunes (met voor het merendeel plaatsen van tien tot vijf tien gulden) zitten bijkans vol. In dit verhaal van paarden en mensen zouden we een man vergeten: hoef smid Piet Klein karakteristieke figuur in de paardenwereld, de laatste der oude, gerouti neerde vakmensen. Hij staat klaar om paar den uit zoveel landen van de wereld te be slaan en wie dat wenst, krijgt van Klein een perfect stukje maatwerk. „Natuurlijk, maat werk", zegt hij, „dacht u dat alle paarden op eendere ijzers lopen?" Klein's specialiteit is de hoef van de dra ver en het renpaard. Van de drieënzeventig jaren die hij telt zit hij al zo'n zestig jaar onder de paarden. Nooit vrij. „maar pracht werk meneer. Elk paard is andere en bij de dravers gaat 't om een grammetje." Dravers dragen aluminium hoefijzers die onder de vier voeten vaak niet meer dan 160 gram samen wegen. Dat onderbrengen van de ijzers is bij deze paarden een precisie werk - hier een grammetje wegvijlen, daar iets hoger opzetten en allerlei andere mani pulaties die het maatwerk kenmerken. Vol gens Piet Klein kan een grammetje meer of minder het paard in de razendsnelle draf uit de juiste balans brengen. „Maar als ik weet hoe de vaders en de moeders van een dra ver gelopen hebben, zie ik 't meteen hoe zoon of dochter 't moeten hebben. Ja, ten slotte maak je ijzers naar de loop van 't paard." Klein heeft miljoenen aan paardevoeten onder handen gehad... Wat?, zegt hij... mil jarden I De Prix d'Amerique in Parijs slaat hij geen jaar over er. hij verzekerde ons dat een paard dat elders 1-18 loopt, door hém, met hele mooie ijzers, op 1 - 17 „draait"... Naaldje acht, naaldje vier., je moet precies weten waar je ze slaat en dat kun je leren in zestig jaar...." In Rotterdam wordt topsport bedreven. Wordt er ook gedóópt het hoort zo langzamerhand immers bij elkaar? Nee, zeggen insiders mogelijk hier en daar een kalmeringsmiddeltje. Paarden, die zó hoog in 't bloed staan en op reis moeten trein, auto. boot, vliegtuig zouden van nervositeit de boel In elkaar kunnen trappen. Doping wordt meestal gebruikt om, wat men noemt „ausdauer" te verlengen. Die „ausdauer" wordt bij concoursen hippique niet in de eerste plaats gevraagd. Bij een zo gecompli ceerde sport, waarin mens en dier samen spelen, zijn scholing, gehoorzaamheid, het „zicht" hebben op parcoursen en hindernis sen doorslaggevend en dat niet alleen van één kant, maar van paard én ruiter. De doping-vloeistof zou wel een heel ingewik keld preparaatje moeten zijn... Het gaat im mers om de relatie ruiter-paard? Rotterdam wil de concoursen hippique op het allerhoogste niveau fijn houden, in de traditionele sfeer (met een beetje van wel eer): sportief, gezellig, exquis, en daar hoort dat gedoe der wielrenners niet bij... Op de deelnemerstribune bleef Pessoa tot het einde toe geconcentreerd op de verrich tingen van zijn concurrenten. Nelson Pessoa met de door hem tot de top klasse gevoerde Braziliaanse polo-pony Grand Geste. Hoefsmid Piet Klein onmisbaar schakeltje in C.H.I.O.-machine. De Japanner Alaki met zijn 9-jarige Han- noveraanse vos Fokker III.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 9