Commedia dell' Arte
van vandaag
„Viëtnam-probleem is vóór
alles religieus probleem"
De weg naar vrede
de
evt c^oeae vraatj
Daarom pleit
monnik voor
samenwerking
der religies
Weinig tactvol
muziekfeuilleton
door
ri rh. timmerman
DEZE WEEK
|talië, waar ook in de voorbije zomer
maanden vele tienduizenden heen trok
ken voor de zon en de blauwe luchten, de
meren en de zee en de beroemde steden
met hun schatten aan kunst heeft ook vroe
ger een sterke en soms onweerstaanbare
aantrekkingskracht uitgeoefend op de be
woners van het koelere en vaak vochti
gere noorden.
In vergelijking met het aantal mensen
dat van de tegenwoordige mogelijkheden
gebruikt maakt waren het er uiteraard
maar weinigen, die de lange en toen nog
dikwijls gevaarlijke en moeilijke reis over
de Alpen maakten. Het waren kooplieden
en soldaten, studenten en jonge kunste
naars, zowel schilders als musici, die in
Italië in de leer gingen. Men sprak dan
meestal niet van Italië, dat immers toen
geen eenheid was, maar van de machti
ge stadstaten en kunstcentra, van Venetië
en Genua, Florence en Rome, Ravenna,
en Mantua en Parma, Bologna en Vero
na en Cremona.
Sommige van deze Italiaanse steden zijn
nu vervallen tot provinciesteden, maar de
bijna overstelpende schatten -aan archi
tectuur en beeldhouwkunst, schilderijen,
fresco's en mozaïeken en een veelheid van
kunstvoorwerpen, getuigen in elke stad
van een schitterende bloei, lang voor de
Gouden Eeuw in Frankrijk en in onze Ne
derlanden.
Naast de terecht beroemde schilderscho
len zijn de Italiaanse steden ook de baker
mat geweest van de opera, de vioolbouw
en de daaruit voortvloeiende of verwante
vioolscholen en het bel-canto. Veel minder
bekend is echter dat in de taliaanse ste
den ongeveer in het middy van de zes
tiende eeuw een typische volkskunst is
ontstaan, die een enorme invloed heeft ge
had en nog steeds heeft op tal van andere
kunsten. Want deze volkskunst trok niet
alleen over de Alpen naar het Noorden en
over de zee en bloeide daar niet alleen on
der andere namen en gestalten verder,
maar inspireerde ook in grote mate de
beeldende kunsten en de muziek. Niet al-
de televisie balletvoorstellingen zien, niet
leen degenen die in de schouwburg of op
alleen de muziekliefhebbers, maar ook de
belangstellenden in beeldende kunsten stui
ten herhaaldelijk op de figuren van Har-
lekijn, Pierrot, Colombine, Pulcinella (Jan
Klaassen) en Pantalone. Deze namen zijn
verbasteringen, want zij komen tegenwoor
dig in alle talen van de Europese volken
voor, al stammen zij van oorsprong uit
Italië. Maar de namen van deze figuren
en gestalten en typen zijn voortgekomen
uit het volk en zij kregen hun lange leven
door het artistieke vernuft van rasechte
volkskunstenaars, ook al zijn deze onster
felijk gebleken figuren al lang ontsnapt
aan hun oorspronkelijke domein.
"Qommedia dell* arte", het klinkt mis
schien een beetje geleerd, maar dit
is het veel minder dan het lijkt. Het is de
naam van de oud-Italiaanse kunstvorm,
die zo veel invloed heeft gehad op ande
re kunsten, niet het minst op ballet, ko
mische opera en muziek.
In wezen is de Commedia dell' arte een
soort verzet geweest tegen de overheer
sing van klassieke toneelkunst die men te
ernstig vond, hoewel het hier ging om de
beroemde blijspelen in de trant van de klas
sieken Plautus en Terentius. In het oude
Italië noemde men deze toneelspeelkunst
die op de klassieken was geinspireerd dan
ook „commedia erudita", een „geleerd^'
kunst. Als reactie kwam nu de „comme
dia dell' arte" of de „commedia buffones-
co", ook genoemd „commedia di masche-
ra".
Het Italiaanse woord „art" betekent be
roep, het woord „buffonesco" betekent ko
misch en „maschera" masker. Zo komen
we gemakkelijk tot een omschrijving als
volkskunst waarin de improvisatie en de
maskers kenmerkend waren. Het waren
in het midden van de zestiende eeuw, toen
deze nieuwe kunst als reactie op de oude
re ernstige klassieke blijspelkunst opkwam,
ook beroepsartiesten die haar overal
brachten. Zij waren echte volkskunste
naars in de beste zin van het woord, zo
wel muzikanten als acteurs, die precies
de verlangde toon wisten te treffen, half
komisch, half parodistisch. Zij waren dan
ook eigenlijk de opvolgers van de nog ou
dere „gillulari", de rondtrekkende speel
lieden, die ook op veelzijdigheid konden
bogen. Want de grenzen tussen muziek en
spel, humor en satire, akrobatiek en hans-
worsterij waren in de volkskunst niet al
tijd scherp getrokken.
Aan de hoven en de academies, die in
Italië door vorsten of patriciërs gestichte
kunstzinnige instellingen waren, bloeide
de bovengenoemde „commedia erudita",
opgevoerd door beroepsacteurs met musi
ci volgens een vastgelegde tekst en mu
ziek waarvan niet werd afgeweken. Daar
entegen was het typerende kenmerk van
de nieuwe volkskunst, de commedia dell'
arte, de improvisatie, weliswaar binnen 'n
bepaald kader. Maar juist door deze im
provisatie kreeg het opgevoerde muzikale
spel een voor die tijd ongewone levendig
heid en actualiteit, omdat de spelers im
mers in hun improvisatie allerlei actuele
en lokale zinspelingen op konden nemen,
zonder de grote lijn van de opvoering door
verscheidene spelers en muzikanten te
verstoren. Als tweede kenmerk van de
commedia dell' arte en niet minder type
rend ook was het langzame groeien van
bepaalde figuren, typen en karakters en
daaruit voortvloeiende het gebruik van
maskers. Hoewel de commedia erudita
van de hoven en academies afwijzend stond
tegenover de volkskunst van de comme
dia dell' arte, zijn er toch betrekkingen
tussen beide geweest. Want ook deze seri
euze blijspelkunst van de academies ken
de komische karakters die tot typen wer
den, maar de nieuwe commedia dell' arte
breidde deze komische typen uit en als
onvervalste niet-academische volkskunst
nam de nieuwe kunst haar typen uit het
volk zelf.
De verrassende veelzijdigheid van deze
typen, die zich met de nodige variaties zo
lang hebben gehandhaafd, komt recht
streeks voort uit de situatie in het oude
Italië. Verdeeld in tal van hertogdommen,
stadstaten en zee-republieken heerste er
veel na-ijver en twist, ook op artistiek ge
bied. Maar deze verdeeldheid had ook in
hetzelfde land, dat we nu als staatkundi
ge eenheid kennen, de historisch gegroei
de aard van de bewoners van de steden,
staatjes en provincies helpen vormen. Wat
nu zo kenmerkend is voor de' kunst van
de commedia dell' arte, is het onderbren
gen van verschillende karakters als volks
typen in het geheel. Overal in Italië vond
de commedia dell' arte de typen, die zo
markant waren en karakteristiek voor
stad of streek, dat zij in opvoeringen van
de stukken en spelen ook overal werden
herkend door het publiek. Later werden
de namen iets gewijzigd, maar zij bleven
ook in het Frans, Spaans of Engels her
kenbaar. Uit het deftige Bologna, een stad
van geleerden, stamde de Dottore, een
waanwijze, gewichtig-doende quasi-geleer-
de, die meestal belachelijk werd gemaakt.
Het type is ook door de komische opera
overgenomen. Uit de vermaarde stad-Re-
publiek Venetië groot gemaatk en gere
geerd door koplieden stamt vanzelfspre
kend de figuur van de meestal oude koop
man Pantalone. Tot de beroemdste figu-
na en Pasquetta, die ook onder andere na
men voorkomen, behoren Arlecchino en
Pedrolino, waarin we gemakkelijk <!e fa
meuze en onsterfelijke Harlekijn en Pier
rot herkennen .Oorspronkelijk waren hét
goocheme dienarenfiguren, zij stamden uit
Bergamo, de stad van de lastdragers, zo
als de snoevende Capitone de soldatenfi-
guur uit Napels was, vroeger onderhorig
aan de Spanjaarden.
2° populair waren de figuren uit de
commedia dell' arte, die de Alpen
overtrokken, vaak gepresenteerd door Sca-
pino met zijn grote hoed met bonte veren,
dat er een overvloed aan prenten, gravu
res, tekeningen en schilderijen is waarop
de figuren zijn vereeuwigd. Alle figuren
zijn getekend en geschilderd, door tiental
len onbekende of vergeten artiesten, ech
ter ook door de grootsten, van Wat-
teau tot Picasso .In de literatuur van ve
le landen vinden we deze figuren ook, al
of niet geromantiseerd en al of niet met
maskers of vermomd. Overal leven zij
nog, in vele komische opera's en balletten,
in volksstukken en satires, in muziek, die
zich los heeft gemaakt van de aanleiding,
zodat er zelfstandige muzikale meester
werken zijn van de grote componisten, die
alleen nog als aanduiding soms de naam
dragen van één of meer bovengenoemde
figuren uit de oude commedia deel' arte.
Om enkele namen te noemen: Pulcinella
wordt in Engeland Punch genoemd, en
voerde bij ons tot de figuur van Jan Klaas
sen. In Rusland is Petrouchka evenals
Pierrot en Harlekijn de centrale figuur
van beroemde balletten en zelfstandige mu
ziekwerken. De commedia dell' arte in
strikte vorm is verdwenen, maar haar fi
guren en karakters leven nog, in de beel
dende kunsten en in ballet en muziek.
„Geef ons meer geloof!" Lucas 17 5.
Ja, dat is wel een bekende vraag, die u hier
boven vermeldt vindt: geef ons meer geloof. En
misschien hebben we die vraag ook voor onszelf
al vaak overgenomen en gebruikt. Het lijkt zo'n
goede vraag, en tóch ben ik zo vrij geweest in
het opschrift boven dit stukje daar een vraag
teken achter te zetten. Hoe kwamen de discipelen
van Jezus eenmaal tot deze vraag? Ze kwamen
daartoe, omdat ze zagen op de grootheid van hun
taak en op de kleinheid van hun kracht. De Hei
land had hen zo juist ernstig vermaand. Wee
hem, zo had Hij gezegd, door wien de verleidin
gen komen. En wee hem, die zijn broeder, die
zondigt, geen vergeving schenken wil, zelfs, als
het zo uitkomt, tot zeven maal toe op één dag.
Daardoor was de discipelen iets opengegaan:
het gezicht op hun roeping, héél breed en héél
diep. Ze moesten in ieder opzicht ènders zijn en
in alles het beeld van hun Meester vertonen.
Konden zij dat? Was hun geloof daartoe ge
noegzaam? Was het daarvoor niet veel te klein?
„O Here, doe er dan als-'t-u-blieft nog wat bij!
Voeg er iets aan toe".
Dat was de strekking van hun verzoek. Maar
dan blijkt ook duidelijk, dat zij het geloof ver
keerd zagen. Hun bedoeling was, om te zeggen:
„Here, als u zulke geweldige dingen van ons
vraagt: nooit enige aanstoot of ergernis verwek
ken en altijd, dag en nacht, vergevensbereid zijn,
dan komen we met de mate van het geloof, dat
U ons tot nu toe geschonken hebt, niet uit. Dan
moet U er eerst nog wat bij doen, en zo niet, dan
is het toch eigenlijk uw schuld, als wij in het
volbrengen van de door U ons opgelegde taak en
roeping te kort schieten.
Voelt U nu bij alle goede bedoelingen, wat het
verkéérde in die vraag van de discipelen was?
Zij zagen het geloof kwantitatief en niet kwali
tatief. Ze meenden, dat het met het geloof precies
zo is, als met een pond zout of suiker, dat de
kruidenier voor ons afweegt. Is het pond niet vol,
dan doet de man er nog een schepje bij.
Maar daarmee is de aard van het geloof mis
kend en leggen we er een verkeerde maatstaf
voor aan. Het geloof hebt U niet bij het pond,
waaraan iets kan worden toegevoegd, en de
kracht van het geloof ligt niet in het geloof zélf,
in zijn maat en hoeveelheid.
Waarin dan wél?
De kracht van het geloof ligt in God, dien wij
door het geloof zien, en in een door Jezus Chris
tus, Zijn Zoon, aanroepen.
Welnu, Gods kracht is oneindig en Christus'
genade is onuitputtelijk. Daarom kan het geloof
zijn eigen kracht niet berekenen, want het heeft
zelf geen kracht, maar het vermag alles door
Christus, die ons Zijn kracht geeft.
Al was het maar als een mosterdzaad. Dan
zou dit geloof opgewassen zijn voor zijn taak en
sterk genoeg volgens Jezus, om zelfs tot een
moerbeiboom te zeggen: wordt ontwordteld en
in de zee geplant.
Het komt derhalve aan op de oefening van het
geloof. Nooit de schuld van onze onmacht of van
ons tekort bij den Here zoeken, alsof Hij niet ge
noeg gaf en geven wil. Niet bidden: Here, geef
mij meer geloof, maar: Here, geef mij geloof, en
doe mij uit dit geloof echt leven, leven uit Uw
genade en uit Uw kracht, tot Uw eer.
Dit gebed wil God verhoren. En als we zo wer
kelijk Hem aangrijpen en op Hem ons beroep
doen, dan kunnen we, wat we moeten, omdat zijn
kracht in Christus voor ons gereed staat.
Maar als wij niet geloven, dat wil zeggen: ons
geloof niet oefenen en niet gebruiken, dan ver
mogen wij niets en is onzegbaar onze duisternis
en nood, er is geen licht.
Wees daarom door het geloof steeds biddend
werkzaam met uw God. Leef uit Hem! Dan leven
we blijmoedig. Dan kunnen we vergeven, als het
moet, tot zeventig maal zeven maal toe. Dan ver
tonen we hoe langer hoe sterker het heerlijke
beeld van onze Heiland en zijn tot een zegen voor
onze omgeving, ja voor heel de wereld.
Amerongen, Ds. L. Zwaan
Alles heeft zijn
schoonheid, maar
niet iedereen ziet
haar.
Confucius
Thich Nhat Hanh is een Vietnamese boeddhistische
monnik, die te- Parijs in ballingschap moet leven, om
dat men hem heeft „ontraden" naar zijn geboorteland
terug te keren. Want in Vietnam wordt hij door de rege
ringsleiders niet vertrouwd. „Hij is staatsgevaarlijk",
zegt Saigon. „Hij is een spion van het Witte Huis", zegt
Hanoi.
Waarom? Is hij een politieke intrigant, die zijn
door oorlog verscheurde land nog verder in moeilijkhe
den zou kunnen brengen? In Parijs heeft deze vooraan
staande boeddhist zijn gedachten over de strijd in Viet
nam op schrift gesteld om op die wijze in het Westen ge
hoor te vinden voor zijn vurig pleidooi voor vrede in
zijn vaderland. Bij het lezen van zijn scherpzinnig en uit
voerig gedocumenteerd betoog wordt men getroffen
door zijn oprechtheid en zijn grote verlangen naar een
duurzame politieke oplossing van het vraagstuk-Viët-
nam. Kenmerkend voor zijn gedachtengang is, dat hij
een blijvende vrede alleen dan ziet, als de boeddhistische
meerderheid en de roomskatholieke minderheid bereid
zijn samen te werken bij de vorming van een onafhan
kelijke staat, los van Chinese druk, vrij van Amerikaan
se invloed. Een oplossing dus gebaseerd op uiteenlopen
de religieuze overtuigingen, die onderling verbonden
zijn door 'n verlangen naar 'n menswaardig bestaan voor
alle Viëtnamezen en het behoud van de eigen cultuur en
maatschappelijke waarden, die oosters van karakter die
nen te blijven.
Een sterke invloed van een godsdienst
op de politieke gang van zaken klinkt
voor de moderne Europeaan verdacht,
maar bij de beoordeling van Thich Nhat
Hanh's ideeën mag men niet vergeten,
dat de godsdienst in Viëtnam door de
eeuwen heen tot op de dag van vandaag
een invloedrijke rol heeft gespeeld bij
het uitzetten van een politieke koers.
Nhat Hanh vraagt aan de machtige ka
tholieke minderheid het trieste verleden
te vergeten en elkaar de hand te reiken
om op basis van verschillende religieuze
principes en idealen Viëtnam te bevrij
den van politieke dwang en willekeur,
corruptie, communistische pressie en
Amerikaanse interventie en om de vader
landslievende krachten te bundelen die
zullen leiden naar de al zo vaak beloof
de, maar nimmer verkregen zelfbeschik
king en naar een herstel van de eigen
waarde van het Zuidviëtnamese volk.
Een kleine groep katholieke gelovigen en
priesters is bereid voor dit streven te
kiezen en daarvoor ook te demonstreren.
Maar zij worden gehinderd door hun
conservatieve geloofsgenoten, die, zoals
uit de verkiezingsuitslag van vorige week
bleek, de macht in de senaat behouden
en het regime van de militairen Thieu en
Ky onbeperkt steunen.
De politieke macht van de rooms-katho-
lieken in Zuid-Viëtnam is bijzonder groot,
hoewel zij maar tien procent van de be
volking uitmaken. Dat ziet er niet erg de
mocratisch uit, maar in Zuid-Viëtnam
functioneert de democratie niet, ondanks
de vergeefse pogingen van de militaire lei
ders in Saigon om het tegendeel te bewij
zen. De plannen van Thich Nhat Hanh ko
men ons op sommige punten niet reëel
voor, maar dat neemt niet weg dat zijn
benadering van het vraagstuk-Viëtnam een
constructieve mogelijkheid inhoudt om de
tragische verdeeldheid onder de godsdien
stige groepen geleidelijk op te heffen.
Nhat Hanh geeft in zijn boekje „Viët
nam, de lotus in een zee van vuur", eerst
een uitvoerig historisch overzicht van de
politiek/religieuze ontwikkelingen in zijn
land. Tegen die achtergrond kan men, zo
meent de auteur, de huidige situatie juist
beoordelen. De komst van het Franse kolo
nialisme leidde direct tot een religieuze
twist tussen boeddhisme en katholicisme.
De verbreiding van het christendom ging
in de vorige eeuwen niet altijd zo tactvol
en fatsoenlijk. De praktijken die werden
aangewend om in korte tijd grote aantal
len „zielen voor de hemel te winnen" is
voor de moderne christen een bron van er
gernis, al mag men daarbij niet vergeten,
dat zowel missie als zending in het Verre
Oosten een positieve bijdrage hebben gele
verd tot vooruitgang op menig terrein.
Het is niet zo verbazingwekkend, dat het
Franse koloniale bewind in nauwe samen
werking opereerde met de rooms-katholie-
ke geestelijkheid. Deze „hand- en span
diensten" tussen overheid en godsdienst
mogen ons nu verwerpelijk voorkomen, in
de bloeitijd van het kolonialisme ging dat
nu eenmaal zo, waarbij de autotochtone
bevolking 't vaak hard te verduren kreeg.
De boeddhistische leiders zagen deze onge
lijke strijd natuurlijk met misnoegen aan.
De vrijheden werden beknot en op veler
lei terrein werden de boeddhistische gelo
vigen gehinderd en bedreigd door de ter
rein van de Franse geheime dienst. En dit
alles om het christendom „veilig te stel
len".
Maar de Fransen vergaten in hun drang
om te kerstenen een belangrijk punt. Een
volk met een historie van 3000 jaar kan
men niet ongestraft muilkorven. De boed
dhistische leiders riepen op tot verzet te
gen de overheersing en men mag het hun
niet kwalijk nemen, dat zij daarbij het
rooms-katholicisme kwalificeren als door
de Franse tegenstander geïnfiltreerde
godsdienst. Eind vorige eeuw werd de
Boeddhistische monniken bijeen om de trieste toestanden in hun vaderland op religieus en politiek gebied te bespreken.
weerstand tegen het Franse optreden ge
organiseerd in de royalistische verzetsbe
weging, die de volledige steun kreeg van
het boeddhisme. De Fransen gingen er bij
de bestrijding van deze illegale activiteiten
van uit, dat zij konden rekenen op de ge
kerstende bevolking, maar dat viel nogal
tegen. Zelfs onder op katholieken op het
platteland heerste een anti-Franse teor-
dens. De boeddhisten en katholieken had
den toen een prachtige kans om met elkaar
in contact te komen maar die werd ver
gooid. In 1885 barstte er een ernstig con
flict uit tussen beide religieuze groeperin
gen, ontstaan door onbegrip en achter
docht jegens de katholieken. Moordpartij
en, plundering en verwoesting waren het
gevolg. Vanaf dat moment werd men in
brede roomse kring zeer schuchter om
ooit nog eens met de boeddhisten in zee
te gaan.
Deze historisch gegroeide tweespalt
werkt tot op de dag van vandaag door in
de godsdienstige en politieke verhoudingen
in Viëtnam. Tot 1954, bij de val van Dien
Bien Phoe, profiteerden de Fransen van
deze onverzoenlijkheid. Toen kwam presi
dent Diem, een katholiek, met behulp van
een Amerikaans duwtje aan het bewind.
Diem was een man met idealen en goede
bedoelingen en aanvankelijk kreeg hij het
vertrouwen van vele Viëtnamezen. Maar
ook deze leider was niet opgewassen tegen
de intriges, corruptie en pressie van de
conservatieve katholieken. Hij bevoordeel
de. zijn geloofsgenoten en kondigde dicta
toriale maatregelen af voor „andersden
kenden". Tegen het einde van 1954, zo
schrijft Nhat Hanh, verlieten bijna 800.000
vluchtelingen, voornamelijk katholieken,
hun geboortestreek in Noord-Viëtnam om
naar Zuid-Viëtnam te gaan, zulks geheel
in overeenstemming met de Geneefse ak
koorden, waarin de burgers vrijheid werd
beloofd om te kiezen in welk deel van
Viëtnam zij zich wilden vestigen. Zij wer
den -de favoriete burgers onder het regi-
me-Diem en misbruikten dikwijls deze be
gunstigde positie, hetgeen uiteraard weer
veel kwaad bloed zette bij de plaatselijke
bevolking. Een en ander had tot gevolg
dat de kleine groep katholieken niet inte
greerde in de Viëtnamese samenleving.
De boeddhistische (politiek zwakke) meer
derheid was gericht op het behoud van het
eigene in maatschappij en volksaard en
op het streven naar onafhankelijkheid. De
katholieke (politiek machtige) minderheid
kan alleen dan haar positie handhaven,
als zij steun geeft aan de Westerse mo
gendheden.
Hoe kan de auteur hopen op een con
structief contact tussen boeddhisten en ka
tholieken, als er zulke historisch gegroei
de meningsverschillen bestaan? Nhat
Hanh mikt op het nationalistisch katholicis-
mel dat zich volgens hem sterk aan het
ontwikkelen is. Onder nationalisme ver
staat de schrijver geen extreem chauvi
nisme, maar het verzet tegen de verove
ring en overheersing door buitenlandse
machten. Tal van goed geïnformeerde ka
tholieken zoeken naar een duurzame
grondslag voor de katholieke kerk in de
Viëtnamese maatschappij. Zij willen een
einde maken aan de juistheid van de
woorden, die een geleerde enige jaren ge
leden uitsprak: „De katholieken leven bin
nen de nationale gemeenschap als vreem
delingen tussen hun landgenoten." Daar
om is men in vooruitstrevende katholieke
kring druk doende zich te hervormen in
sen poging zich aan te passen bij het so-
cio-culturele milieu van Viëtnam, De hui
dige opleving van 't boeddhisme in Viët
nam, die de schrijver signaleert, houdt vol
gens hem direct verband met het streven
naar een gezond nationalisme en onafhan
kelijkheid. Het boeddhisme, zo zegt Nhat
Hanh, heeft zich door de eeuwen heen
sterk verbonden gevoeld met patriottisti
sche stromingen. De monnik vindt, dat zijn
godsdienst een doorslaggevende functie
moet vervullen bij het bewerkstelligen
van de vrede in Viëtnam als een krachtige
inspiratiebron binnen de verschillende na
tionale bewegingen. Nhat is van mening
om de ontwikkeling van nieuwe samenle
vingen te leiden, vollediger moeten wor-
dat de mogelijkheden van het boeddhisme
den onderzocht. „Het Westen heeft deze
mogelijkheid nooit erkend. „De omwente
ling in Viëtnam houdt gelijke tred met de
omwenteling binnen het katholicisme en 't
boeddhisme. Als het boeddhisme in de
toekomst iets kan bijdragen tot de nieuwe
ideologie van de wereld, dan komt dat
door het lijden dat het boeddhisme dezer
dagen doorstaat.
De geest van openheid en tolerantie die
het boeddhisme karakteriseert, garandeert
dat het in staat is zich aan te passen aan
de nieuwe ideologische situatie van Viët
nam om de zaak van de vrede te bevorde
ren", aldus de monnik.
Hij is ervan overtuigd, dat de muur tus
sen beide strijdende godsdiensten afbrok
kelt Schuchtere pogingen worden onderno
men elkaar de hand te reiken en te wer
ken voor een nieuwe toekomst, waarin ka
tholieken en boeddhisten handelen niet
vanuit een machtspositie, maar op grond
van hun godsdienstige idealen, die humani
teit, sociale rechtvaardigheid en respect
voor de medemens verkondigen.
Mag dit een klein lichtpuntje zijn boven
de slachtvelden van Viëtnam, ook al is de
vrede niet nabij?
C. VAN DITSHUIZEN
„Viëtnam, de lotus in een zee van
vuur", is bij uitgeverij W. ten Have
N.V. verschenen op initiatief van de
Nederlandse afdeling van het Interna
tionaal Comité van het Geweten inza
ke Viëtnam (p.a. Kerk en Vrede te
Driebergen). Prijs f 4,90.
Thich Quang Due verbrandde zich
zelf in Saigon (1963) om de aandacht
te vestigen op het lot van het Viëtnamese
volk. „Als men door zich te verbranden
zijn wil te kennen geeft, dan is dat geen
destructieve maar 'n constructieve daad,
namelijk lijden en sterven ter wille van
zijn volk. Dit is geen zelfmoord", zegt
Thich Nhat Hanh.
Tn het kort samengevat luidt het vredesplan van Thich Nhat Hanh als volgt. Hy
erkent dat de Viët Cong wordt geleid door communisten, maar vindt toch dat
het Nationale Bevrijdingsfront geaccepteerd moet worden als onderhandelings
partner. Het merendeel van de Viët Cong's wordt gevormd door vaderlandslieven
de burgers, die streven naar onafhankelijkheid zelfbestuur. De wreedheden,
door de Viët Cong begaan, zyn niet representatief voor de doelstellingen van het
front. Er moet een interimregering worden gevormd, waarbij godsdienstige
groeperingen een voorname plaats moeten vervullen. Dan kan met hulp van
een versterkte internationale controlecommissie een grondwetgevende vergadering
worden ingesteld, gevolgd door werkelijk vrije verkiezingen. Voorts stopzetting
van de bombardementen door de V.S. en een staakt-het-vuren van Noord-Viëtnam
en Viët Cong. Terugtrekking van Amerikaanse troepen over een periode van
ongeveer een jaar. Vervolgens pogingen van deze Zuidviëtnamese regering om
normale betrekkingen met Noord-Viëtnam te onderhouden.
Naar onze mening verlaat Nhat Hanh hierbij het pad van de werkelijkheid. Hy
gaat een beetje naïef om het probleem-China heen. Men mag verschillend over
het Amerikaanse optreden in Viëtnam denken, over één ding is men het in het
Westen toch wel eens: de maoïsten moeten op een afstand worden gehouden. Laat
men dit extreme communisme de vrije hand (en dat gevaar schuilt in Nhat's
voorstellen) dan hoeft men niet te rekenen op een zorgeloze toekomst voor de
Viëtnamezen. Wel willen we een pleidooi houden voor een wijziging in de houding
van de Ver. Staten in Zuid-Viëtnam. De Amerikanen dienen zich breder te oriën
teren over de verlangens die onder het gehele volk leven, en moeten steun aan
de huidige regering in Saigon onthouden. Zij zullen zich moeten aanpassen aan
de Oosterse cultuur om zich op die manier niet als vijanden maar als vrienden
aan te dienen.
Alleen met respect voor de geestelijke waarden van de Zuidviëtnamezen en met
begrip voor de moeilijkheden van vele nationalisten, die naar de Viët Cong zyn
gedreven, hebben de Verenigde Staten een kans tegen het extremisme van Mao.