Commedia dell' Arte van vandaag „Viëtnam-probleem is vóór alles religieus probleem" De weg naar vrede de evt c^oeae vraatj Daarom pleit monnik voor samenwerking der religies Weinig tactvol muziekfeuilleton door ri rh. timmerman DEZE WEEK |talië, waar ook in de voorbije zomer maanden vele tienduizenden heen trok ken voor de zon en de blauwe luchten, de meren en de zee en de beroemde steden met hun schatten aan kunst heeft ook vroe ger een sterke en soms onweerstaanbare aantrekkingskracht uitgeoefend op de be woners van het koelere en vaak vochti gere noorden. In vergelijking met het aantal mensen dat van de tegenwoordige mogelijkheden gebruikt maakt waren het er uiteraard maar weinigen, die de lange en toen nog dikwijls gevaarlijke en moeilijke reis over de Alpen maakten. Het waren kooplieden en soldaten, studenten en jonge kunste naars, zowel schilders als musici, die in Italië in de leer gingen. Men sprak dan meestal niet van Italië, dat immers toen geen eenheid was, maar van de machti ge stadstaten en kunstcentra, van Venetië en Genua, Florence en Rome, Ravenna, en Mantua en Parma, Bologna en Vero na en Cremona. Sommige van deze Italiaanse steden zijn nu vervallen tot provinciesteden, maar de bijna overstelpende schatten -aan archi tectuur en beeldhouwkunst, schilderijen, fresco's en mozaïeken en een veelheid van kunstvoorwerpen, getuigen in elke stad van een schitterende bloei, lang voor de Gouden Eeuw in Frankrijk en in onze Ne derlanden. Naast de terecht beroemde schilderscho len zijn de Italiaanse steden ook de baker mat geweest van de opera, de vioolbouw en de daaruit voortvloeiende of verwante vioolscholen en het bel-canto. Veel minder bekend is echter dat in de taliaanse ste den ongeveer in het middy van de zes tiende eeuw een typische volkskunst is ontstaan, die een enorme invloed heeft ge had en nog steeds heeft op tal van andere kunsten. Want deze volkskunst trok niet alleen over de Alpen naar het Noorden en over de zee en bloeide daar niet alleen on der andere namen en gestalten verder, maar inspireerde ook in grote mate de beeldende kunsten en de muziek. Niet al- de televisie balletvoorstellingen zien, niet leen degenen die in de schouwburg of op alleen de muziekliefhebbers, maar ook de belangstellenden in beeldende kunsten stui ten herhaaldelijk op de figuren van Har- lekijn, Pierrot, Colombine, Pulcinella (Jan Klaassen) en Pantalone. Deze namen zijn verbasteringen, want zij komen tegenwoor dig in alle talen van de Europese volken voor, al stammen zij van oorsprong uit Italië. Maar de namen van deze figuren en gestalten en typen zijn voortgekomen uit het volk en zij kregen hun lange leven door het artistieke vernuft van rasechte volkskunstenaars, ook al zijn deze onster felijk gebleken figuren al lang ontsnapt aan hun oorspronkelijke domein. "Qommedia dell* arte", het klinkt mis schien een beetje geleerd, maar dit is het veel minder dan het lijkt. Het is de naam van de oud-Italiaanse kunstvorm, die zo veel invloed heeft gehad op ande re kunsten, niet het minst op ballet, ko mische opera en muziek. In wezen is de Commedia dell' arte een soort verzet geweest tegen de overheer sing van klassieke toneelkunst die men te ernstig vond, hoewel het hier ging om de beroemde blijspelen in de trant van de klas sieken Plautus en Terentius. In het oude Italië noemde men deze toneelspeelkunst die op de klassieken was geinspireerd dan ook „commedia erudita", een „geleerd^' kunst. Als reactie kwam nu de „comme dia dell' arte" of de „commedia buffones- co", ook genoemd „commedia di masche- ra". Het Italiaanse woord „art" betekent be roep, het woord „buffonesco" betekent ko misch en „maschera" masker. Zo komen we gemakkelijk tot een omschrijving als volkskunst waarin de improvisatie en de maskers kenmerkend waren. Het waren in het midden van de zestiende eeuw, toen deze nieuwe kunst als reactie op de oude re ernstige klassieke blijspelkunst opkwam, ook beroepsartiesten die haar overal brachten. Zij waren echte volkskunste naars in de beste zin van het woord, zo wel muzikanten als acteurs, die precies de verlangde toon wisten te treffen, half komisch, half parodistisch. Zij waren dan ook eigenlijk de opvolgers van de nog ou dere „gillulari", de rondtrekkende speel lieden, die ook op veelzijdigheid konden bogen. Want de grenzen tussen muziek en spel, humor en satire, akrobatiek en hans- worsterij waren in de volkskunst niet al tijd scherp getrokken. Aan de hoven en de academies, die in Italië door vorsten of patriciërs gestichte kunstzinnige instellingen waren, bloeide de bovengenoemde „commedia erudita", opgevoerd door beroepsacteurs met musi ci volgens een vastgelegde tekst en mu ziek waarvan niet werd afgeweken. Daar entegen was het typerende kenmerk van de nieuwe volkskunst, de commedia dell' arte, de improvisatie, weliswaar binnen 'n bepaald kader. Maar juist door deze im provisatie kreeg het opgevoerde muzikale spel een voor die tijd ongewone levendig heid en actualiteit, omdat de spelers im mers in hun improvisatie allerlei actuele en lokale zinspelingen op konden nemen, zonder de grote lijn van de opvoering door verscheidene spelers en muzikanten te verstoren. Als tweede kenmerk van de commedia dell' arte en niet minder type rend ook was het langzame groeien van bepaalde figuren, typen en karakters en daaruit voortvloeiende het gebruik van maskers. Hoewel de commedia erudita van de hoven en academies afwijzend stond tegenover de volkskunst van de comme dia dell' arte, zijn er toch betrekkingen tussen beide geweest. Want ook deze seri euze blijspelkunst van de academies ken de komische karakters die tot typen wer den, maar de nieuwe commedia dell' arte breidde deze komische typen uit en als onvervalste niet-academische volkskunst nam de nieuwe kunst haar typen uit het volk zelf. De verrassende veelzijdigheid van deze typen, die zich met de nodige variaties zo lang hebben gehandhaafd, komt recht streeks voort uit de situatie in het oude Italië. Verdeeld in tal van hertogdommen, stadstaten en zee-republieken heerste er veel na-ijver en twist, ook op artistiek ge bied. Maar deze verdeeldheid had ook in hetzelfde land, dat we nu als staatkundi ge eenheid kennen, de historisch gegroei de aard van de bewoners van de steden, staatjes en provincies helpen vormen. Wat nu zo kenmerkend is voor de' kunst van de commedia dell' arte, is het onderbren gen van verschillende karakters als volks typen in het geheel. Overal in Italië vond de commedia dell' arte de typen, die zo markant waren en karakteristiek voor stad of streek, dat zij in opvoeringen van de stukken en spelen ook overal werden herkend door het publiek. Later werden de namen iets gewijzigd, maar zij bleven ook in het Frans, Spaans of Engels her kenbaar. Uit het deftige Bologna, een stad van geleerden, stamde de Dottore, een waanwijze, gewichtig-doende quasi-geleer- de, die meestal belachelijk werd gemaakt. Het type is ook door de komische opera overgenomen. Uit de vermaarde stad-Re- publiek Venetië groot gemaatk en gere geerd door koplieden stamt vanzelfspre kend de figuur van de meestal oude koop man Pantalone. Tot de beroemdste figu- na en Pasquetta, die ook onder andere na men voorkomen, behoren Arlecchino en Pedrolino, waarin we gemakkelijk <!e fa meuze en onsterfelijke Harlekijn en Pier rot herkennen .Oorspronkelijk waren hét goocheme dienarenfiguren, zij stamden uit Bergamo, de stad van de lastdragers, zo als de snoevende Capitone de soldatenfi- guur uit Napels was, vroeger onderhorig aan de Spanjaarden. 2° populair waren de figuren uit de commedia dell' arte, die de Alpen overtrokken, vaak gepresenteerd door Sca- pino met zijn grote hoed met bonte veren, dat er een overvloed aan prenten, gravu res, tekeningen en schilderijen is waarop de figuren zijn vereeuwigd. Alle figuren zijn getekend en geschilderd, door tiental len onbekende of vergeten artiesten, ech ter ook door de grootsten, van Wat- teau tot Picasso .In de literatuur van ve le landen vinden we deze figuren ook, al of niet geromantiseerd en al of niet met maskers of vermomd. Overal leven zij nog, in vele komische opera's en balletten, in volksstukken en satires, in muziek, die zich los heeft gemaakt van de aanleiding, zodat er zelfstandige muzikale meester werken zijn van de grote componisten, die alleen nog als aanduiding soms de naam dragen van één of meer bovengenoemde figuren uit de oude commedia deel' arte. Om enkele namen te noemen: Pulcinella wordt in Engeland Punch genoemd, en voerde bij ons tot de figuur van Jan Klaas sen. In Rusland is Petrouchka evenals Pierrot en Harlekijn de centrale figuur van beroemde balletten en zelfstandige mu ziekwerken. De commedia dell' arte in strikte vorm is verdwenen, maar haar fi guren en karakters leven nog, in de beel dende kunsten en in ballet en muziek. „Geef ons meer geloof!" Lucas 17 5. Ja, dat is wel een bekende vraag, die u hier boven vermeldt vindt: geef ons meer geloof. En misschien hebben we die vraag ook voor onszelf al vaak overgenomen en gebruikt. Het lijkt zo'n goede vraag, en tóch ben ik zo vrij geweest in het opschrift boven dit stukje daar een vraag teken achter te zetten. Hoe kwamen de discipelen van Jezus eenmaal tot deze vraag? Ze kwamen daartoe, omdat ze zagen op de grootheid van hun taak en op de kleinheid van hun kracht. De Hei land had hen zo juist ernstig vermaand. Wee hem, zo had Hij gezegd, door wien de verleidin gen komen. En wee hem, die zijn broeder, die zondigt, geen vergeving schenken wil, zelfs, als het zo uitkomt, tot zeven maal toe op één dag. Daardoor was de discipelen iets opengegaan: het gezicht op hun roeping, héél breed en héél diep. Ze moesten in ieder opzicht ènders zijn en in alles het beeld van hun Meester vertonen. Konden zij dat? Was hun geloof daartoe ge noegzaam? Was het daarvoor niet veel te klein? „O Here, doe er dan als-'t-u-blieft nog wat bij! Voeg er iets aan toe". Dat was de strekking van hun verzoek. Maar dan blijkt ook duidelijk, dat zij het geloof ver keerd zagen. Hun bedoeling was, om te zeggen: „Here, als u zulke geweldige dingen van ons vraagt: nooit enige aanstoot of ergernis verwek ken en altijd, dag en nacht, vergevensbereid zijn, dan komen we met de mate van het geloof, dat U ons tot nu toe geschonken hebt, niet uit. Dan moet U er eerst nog wat bij doen, en zo niet, dan is het toch eigenlijk uw schuld, als wij in het volbrengen van de door U ons opgelegde taak en roeping te kort schieten. Voelt U nu bij alle goede bedoelingen, wat het verkéérde in die vraag van de discipelen was? Zij zagen het geloof kwantitatief en niet kwali tatief. Ze meenden, dat het met het geloof precies zo is, als met een pond zout of suiker, dat de kruidenier voor ons afweegt. Is het pond niet vol, dan doet de man er nog een schepje bij. Maar daarmee is de aard van het geloof mis kend en leggen we er een verkeerde maatstaf voor aan. Het geloof hebt U niet bij het pond, waaraan iets kan worden toegevoegd, en de kracht van het geloof ligt niet in het geloof zélf, in zijn maat en hoeveelheid. Waarin dan wél? De kracht van het geloof ligt in God, dien wij door het geloof zien, en in een door Jezus Chris tus, Zijn Zoon, aanroepen. Welnu, Gods kracht is oneindig en Christus' genade is onuitputtelijk. Daarom kan het geloof zijn eigen kracht niet berekenen, want het heeft zelf geen kracht, maar het vermag alles door Christus, die ons Zijn kracht geeft. Al was het maar als een mosterdzaad. Dan zou dit geloof opgewassen zijn voor zijn taak en sterk genoeg volgens Jezus, om zelfs tot een moerbeiboom te zeggen: wordt ontwordteld en in de zee geplant. Het komt derhalve aan op de oefening van het geloof. Nooit de schuld van onze onmacht of van ons tekort bij den Here zoeken, alsof Hij niet ge noeg gaf en geven wil. Niet bidden: Here, geef mij meer geloof, maar: Here, geef mij geloof, en doe mij uit dit geloof echt leven, leven uit Uw genade en uit Uw kracht, tot Uw eer. Dit gebed wil God verhoren. En als we zo wer kelijk Hem aangrijpen en op Hem ons beroep doen, dan kunnen we, wat we moeten, omdat zijn kracht in Christus voor ons gereed staat. Maar als wij niet geloven, dat wil zeggen: ons geloof niet oefenen en niet gebruiken, dan ver mogen wij niets en is onzegbaar onze duisternis en nood, er is geen licht. Wees daarom door het geloof steeds biddend werkzaam met uw God. Leef uit Hem! Dan leven we blijmoedig. Dan kunnen we vergeven, als het moet, tot zeventig maal zeven maal toe. Dan ver tonen we hoe langer hoe sterker het heerlijke beeld van onze Heiland en zijn tot een zegen voor onze omgeving, ja voor heel de wereld. Amerongen, Ds. L. Zwaan Alles heeft zijn schoonheid, maar niet iedereen ziet haar. Confucius Thich Nhat Hanh is een Vietnamese boeddhistische monnik, die te- Parijs in ballingschap moet leven, om dat men hem heeft „ontraden" naar zijn geboorteland terug te keren. Want in Vietnam wordt hij door de rege ringsleiders niet vertrouwd. „Hij is staatsgevaarlijk", zegt Saigon. „Hij is een spion van het Witte Huis", zegt Hanoi. Waarom? Is hij een politieke intrigant, die zijn door oorlog verscheurde land nog verder in moeilijkhe den zou kunnen brengen? In Parijs heeft deze vooraan staande boeddhist zijn gedachten over de strijd in Viet nam op schrift gesteld om op die wijze in het Westen ge hoor te vinden voor zijn vurig pleidooi voor vrede in zijn vaderland. Bij het lezen van zijn scherpzinnig en uit voerig gedocumenteerd betoog wordt men getroffen door zijn oprechtheid en zijn grote verlangen naar een duurzame politieke oplossing van het vraagstuk-Viët- nam. Kenmerkend voor zijn gedachtengang is, dat hij een blijvende vrede alleen dan ziet, als de boeddhistische meerderheid en de roomskatholieke minderheid bereid zijn samen te werken bij de vorming van een onafhan kelijke staat, los van Chinese druk, vrij van Amerikaan se invloed. Een oplossing dus gebaseerd op uiteenlopen de religieuze overtuigingen, die onderling verbonden zijn door 'n verlangen naar 'n menswaardig bestaan voor alle Viëtnamezen en het behoud van de eigen cultuur en maatschappelijke waarden, die oosters van karakter die nen te blijven. Een sterke invloed van een godsdienst op de politieke gang van zaken klinkt voor de moderne Europeaan verdacht, maar bij de beoordeling van Thich Nhat Hanh's ideeën mag men niet vergeten, dat de godsdienst in Viëtnam door de eeuwen heen tot op de dag van vandaag een invloedrijke rol heeft gespeeld bij het uitzetten van een politieke koers. Nhat Hanh vraagt aan de machtige ka tholieke minderheid het trieste verleden te vergeten en elkaar de hand te reiken om op basis van verschillende religieuze principes en idealen Viëtnam te bevrij den van politieke dwang en willekeur, corruptie, communistische pressie en Amerikaanse interventie en om de vader landslievende krachten te bundelen die zullen leiden naar de al zo vaak beloof de, maar nimmer verkregen zelfbeschik king en naar een herstel van de eigen waarde van het Zuidviëtnamese volk. Een kleine groep katholieke gelovigen en priesters is bereid voor dit streven te kiezen en daarvoor ook te demonstreren. Maar zij worden gehinderd door hun conservatieve geloofsgenoten, die, zoals uit de verkiezingsuitslag van vorige week bleek, de macht in de senaat behouden en het regime van de militairen Thieu en Ky onbeperkt steunen. De politieke macht van de rooms-katho- lieken in Zuid-Viëtnam is bijzonder groot, hoewel zij maar tien procent van de be volking uitmaken. Dat ziet er niet erg de mocratisch uit, maar in Zuid-Viëtnam functioneert de democratie niet, ondanks de vergeefse pogingen van de militaire lei ders in Saigon om het tegendeel te bewij zen. De plannen van Thich Nhat Hanh ko men ons op sommige punten niet reëel voor, maar dat neemt niet weg dat zijn benadering van het vraagstuk-Viëtnam een constructieve mogelijkheid inhoudt om de tragische verdeeldheid onder de godsdien stige groepen geleidelijk op te heffen. Nhat Hanh geeft in zijn boekje „Viët nam, de lotus in een zee van vuur", eerst een uitvoerig historisch overzicht van de politiek/religieuze ontwikkelingen in zijn land. Tegen die achtergrond kan men, zo meent de auteur, de huidige situatie juist beoordelen. De komst van het Franse kolo nialisme leidde direct tot een religieuze twist tussen boeddhisme en katholicisme. De verbreiding van het christendom ging in de vorige eeuwen niet altijd zo tactvol en fatsoenlijk. De praktijken die werden aangewend om in korte tijd grote aantal len „zielen voor de hemel te winnen" is voor de moderne christen een bron van er gernis, al mag men daarbij niet vergeten, dat zowel missie als zending in het Verre Oosten een positieve bijdrage hebben gele verd tot vooruitgang op menig terrein. Het is niet zo verbazingwekkend, dat het Franse koloniale bewind in nauwe samen werking opereerde met de rooms-katholie- ke geestelijkheid. Deze „hand- en span diensten" tussen overheid en godsdienst mogen ons nu verwerpelijk voorkomen, in de bloeitijd van het kolonialisme ging dat nu eenmaal zo, waarbij de autotochtone bevolking 't vaak hard te verduren kreeg. De boeddhistische leiders zagen deze onge lijke strijd natuurlijk met misnoegen aan. De vrijheden werden beknot en op veler lei terrein werden de boeddhistische gelo vigen gehinderd en bedreigd door de ter rein van de Franse geheime dienst. En dit alles om het christendom „veilig te stel len". Maar de Fransen vergaten in hun drang om te kerstenen een belangrijk punt. Een volk met een historie van 3000 jaar kan men niet ongestraft muilkorven. De boed dhistische leiders riepen op tot verzet te gen de overheersing en men mag het hun niet kwalijk nemen, dat zij daarbij het rooms-katholicisme kwalificeren als door de Franse tegenstander geïnfiltreerde godsdienst. Eind vorige eeuw werd de Boeddhistische monniken bijeen om de trieste toestanden in hun vaderland op religieus en politiek gebied te bespreken. weerstand tegen het Franse optreden ge organiseerd in de royalistische verzetsbe weging, die de volledige steun kreeg van het boeddhisme. De Fransen gingen er bij de bestrijding van deze illegale activiteiten van uit, dat zij konden rekenen op de ge kerstende bevolking, maar dat viel nogal tegen. Zelfs onder op katholieken op het platteland heerste een anti-Franse teor- dens. De boeddhisten en katholieken had den toen een prachtige kans om met elkaar in contact te komen maar die werd ver gooid. In 1885 barstte er een ernstig con flict uit tussen beide religieuze groeperin gen, ontstaan door onbegrip en achter docht jegens de katholieken. Moordpartij en, plundering en verwoesting waren het gevolg. Vanaf dat moment werd men in brede roomse kring zeer schuchter om ooit nog eens met de boeddhisten in zee te gaan. Deze historisch gegroeide tweespalt werkt tot op de dag van vandaag door in de godsdienstige en politieke verhoudingen in Viëtnam. Tot 1954, bij de val van Dien Bien Phoe, profiteerden de Fransen van deze onverzoenlijkheid. Toen kwam presi dent Diem, een katholiek, met behulp van een Amerikaans duwtje aan het bewind. Diem was een man met idealen en goede bedoelingen en aanvankelijk kreeg hij het vertrouwen van vele Viëtnamezen. Maar ook deze leider was niet opgewassen tegen de intriges, corruptie en pressie van de conservatieve katholieken. Hij bevoordeel de. zijn geloofsgenoten en kondigde dicta toriale maatregelen af voor „andersden kenden". Tegen het einde van 1954, zo schrijft Nhat Hanh, verlieten bijna 800.000 vluchtelingen, voornamelijk katholieken, hun geboortestreek in Noord-Viëtnam om naar Zuid-Viëtnam te gaan, zulks geheel in overeenstemming met de Geneefse ak koorden, waarin de burgers vrijheid werd beloofd om te kiezen in welk deel van Viëtnam zij zich wilden vestigen. Zij wer den -de favoriete burgers onder het regi- me-Diem en misbruikten dikwijls deze be gunstigde positie, hetgeen uiteraard weer veel kwaad bloed zette bij de plaatselijke bevolking. Een en ander had tot gevolg dat de kleine groep katholieken niet inte greerde in de Viëtnamese samenleving. De boeddhistische (politiek zwakke) meer derheid was gericht op het behoud van het eigene in maatschappij en volksaard en op het streven naar onafhankelijkheid. De katholieke (politiek machtige) minderheid kan alleen dan haar positie handhaven, als zij steun geeft aan de Westerse mo gendheden. Hoe kan de auteur hopen op een con structief contact tussen boeddhisten en ka tholieken, als er zulke historisch gegroei de meningsverschillen bestaan? Nhat Hanh mikt op het nationalistisch katholicis- mel dat zich volgens hem sterk aan het ontwikkelen is. Onder nationalisme ver staat de schrijver geen extreem chauvi nisme, maar het verzet tegen de verove ring en overheersing door buitenlandse machten. Tal van goed geïnformeerde ka tholieken zoeken naar een duurzame grondslag voor de katholieke kerk in de Viëtnamese maatschappij. Zij willen een einde maken aan de juistheid van de woorden, die een geleerde enige jaren ge leden uitsprak: „De katholieken leven bin nen de nationale gemeenschap als vreem delingen tussen hun landgenoten." Daar om is men in vooruitstrevende katholieke kring druk doende zich te hervormen in sen poging zich aan te passen bij het so- cio-culturele milieu van Viëtnam, De hui dige opleving van 't boeddhisme in Viët nam, die de schrijver signaleert, houdt vol gens hem direct verband met het streven naar een gezond nationalisme en onafhan kelijkheid. Het boeddhisme, zo zegt Nhat Hanh, heeft zich door de eeuwen heen sterk verbonden gevoeld met patriottisti sche stromingen. De monnik vindt, dat zijn godsdienst een doorslaggevende functie moet vervullen bij het bewerkstelligen van de vrede in Viëtnam als een krachtige inspiratiebron binnen de verschillende na tionale bewegingen. Nhat is van mening om de ontwikkeling van nieuwe samenle vingen te leiden, vollediger moeten wor- dat de mogelijkheden van het boeddhisme den onderzocht. „Het Westen heeft deze mogelijkheid nooit erkend. „De omwente ling in Viëtnam houdt gelijke tred met de omwenteling binnen het katholicisme en 't boeddhisme. Als het boeddhisme in de toekomst iets kan bijdragen tot de nieuwe ideologie van de wereld, dan komt dat door het lijden dat het boeddhisme dezer dagen doorstaat. De geest van openheid en tolerantie die het boeddhisme karakteriseert, garandeert dat het in staat is zich aan te passen aan de nieuwe ideologische situatie van Viët nam om de zaak van de vrede te bevorde ren", aldus de monnik. Hij is ervan overtuigd, dat de muur tus sen beide strijdende godsdiensten afbrok kelt Schuchtere pogingen worden onderno men elkaar de hand te reiken en te wer ken voor een nieuwe toekomst, waarin ka tholieken en boeddhisten handelen niet vanuit een machtspositie, maar op grond van hun godsdienstige idealen, die humani teit, sociale rechtvaardigheid en respect voor de medemens verkondigen. Mag dit een klein lichtpuntje zijn boven de slachtvelden van Viëtnam, ook al is de vrede niet nabij? C. VAN DITSHUIZEN „Viëtnam, de lotus in een zee van vuur", is bij uitgeverij W. ten Have N.V. verschenen op initiatief van de Nederlandse afdeling van het Interna tionaal Comité van het Geweten inza ke Viëtnam (p.a. Kerk en Vrede te Driebergen). Prijs f 4,90. Thich Quang Due verbrandde zich zelf in Saigon (1963) om de aandacht te vestigen op het lot van het Viëtnamese volk. „Als men door zich te verbranden zijn wil te kennen geeft, dan is dat geen destructieve maar 'n constructieve daad, namelijk lijden en sterven ter wille van zijn volk. Dit is geen zelfmoord", zegt Thich Nhat Hanh. Tn het kort samengevat luidt het vredesplan van Thich Nhat Hanh als volgt. Hy erkent dat de Viët Cong wordt geleid door communisten, maar vindt toch dat het Nationale Bevrijdingsfront geaccepteerd moet worden als onderhandelings partner. Het merendeel van de Viët Cong's wordt gevormd door vaderlandslieven de burgers, die streven naar onafhankelijkheid zelfbestuur. De wreedheden, door de Viët Cong begaan, zyn niet representatief voor de doelstellingen van het front. Er moet een interimregering worden gevormd, waarbij godsdienstige groeperingen een voorname plaats moeten vervullen. Dan kan met hulp van een versterkte internationale controlecommissie een grondwetgevende vergadering worden ingesteld, gevolgd door werkelijk vrije verkiezingen. Voorts stopzetting van de bombardementen door de V.S. en een staakt-het-vuren van Noord-Viëtnam en Viët Cong. Terugtrekking van Amerikaanse troepen over een periode van ongeveer een jaar. Vervolgens pogingen van deze Zuidviëtnamese regering om normale betrekkingen met Noord-Viëtnam te onderhouden. Naar onze mening verlaat Nhat Hanh hierbij het pad van de werkelijkheid. Hy gaat een beetje naïef om het probleem-China heen. Men mag verschillend over het Amerikaanse optreden in Viëtnam denken, over één ding is men het in het Westen toch wel eens: de maoïsten moeten op een afstand worden gehouden. Laat men dit extreme communisme de vrije hand (en dat gevaar schuilt in Nhat's voorstellen) dan hoeft men niet te rekenen op een zorgeloze toekomst voor de Viëtnamezen. Wel willen we een pleidooi houden voor een wijziging in de houding van de Ver. Staten in Zuid-Viëtnam. De Amerikanen dienen zich breder te oriën teren over de verlangens die onder het gehele volk leven, en moeten steun aan de huidige regering in Saigon onthouden. Zij zullen zich moeten aanpassen aan de Oosterse cultuur om zich op die manier niet als vijanden maar als vrienden aan te dienen. Alleen met respect voor de geestelijke waarden van de Zuidviëtnamezen en met begrip voor de moeilijkheden van vele nationalisten, die naar de Viët Cong zyn gedreven, hebben de Verenigde Staten een kans tegen het extremisme van Mao.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 12