Gelukkig is het landwaar t kind zijn moer verhra ndt li Schippers zijn „vlagvertoon van douane Oe Tliant wijst nationalisme af Het bruine goud was goed voor koper maar toch zong men vroeger: Schrale verdienste en geen gemakkelijk werk Bewerking van de turf zieuzelfin f door Adr. P. de Kleuver Stank Ontginning Kostbaar oponthoud aan Belgische grens CHARME DUBIEUS OOG IJS OOG OVEREENSTEMMING VRIJDAG 15 SEPTEMBER 1967 Daar lagen de venen dan; een schijnbaar onuitputtelijke bron. Het is zo vanzelfsprekend, Veenendaals ontstaan te koppelen aan het veenland zoals Spakenburg aan de palingrokerij en Barneveld aan Jan van Schaffelaar. Dat van die turf schijnt het belangrijkste te zijn. Dat was het wel in de middeleeuwen. Een volksrijmpje uit die tijd luidt: „Gelukkig is het land waür het kind zijn moer verbrandt". Dat „moer" komt van het Duitse „moor" en zit ook in het woord moeras. Waar anders dan in Veenendaal moest men veen zoeken. Als men steenkolen in de haard giet dan is dat ook veen. Verkoolde resten van zogenaamde carboonplan- ten die in de zéér warme en zéér vochtige periode van ongeveer twee honderd miljoen jaar geleden in de reusachtige bossen vol varens en paardestaart- en wolfsblauwachti- gen dikke, dikke veenlagen vorm den, door geweldige aardverschuivin gen onder hoge druk kwamen en waar druk is, treedt warmte en dus verkoling op. Zo ver is het met ons veen niet gekomen. In Zuid-Holland zit me- RAGGF K* RE*!! I tersdik veen dat haast geheel uit www UUUV3C L- rietstengels bestaat en gevormd werd in een geweldige ondiepe bin nenzee. Bij ons waren dat zoals wij al zagen slechts een reeks plassen die tot verlanding overgingen. Welis waar best laagveen, maar toch te weinig om onbeperkt turf op te le veren. Voor de paar mensen die toen leefden wél. Er werd zelfs van ge ëxporteerd! In de hutten van vroe ger hing de stank van smeulende turf want eer er iets vrij reukloos als bij steenkool uit de bus kwam moest er echt in dat haardvuur een verkoling tot stand komen. Eer opoe in haar stoof een test met een gloeiende turf had om haar oude botten wat te warmen moest alle vocht- en alle moerasdampen (en wat sinkt er nou gemener dan moe rasgras) door de schoorsteen om hoog gekringeld zijn. Zo glad zat dat allemaal niet met het „bruine goud" van Veenendaal! Het veenland rond Veenendaal ren geen Vlamingen. Jarenlange on derzoekingen wijzen eenvoudig naar Stichtse en Veenkoloniale infiltran ten. De hier wonende stumpers wa ren hoogstens zetboeren van al die rijke heren uit de stad Utrecht die hier hun bezittingen hadden. Veen- genoten waren dat. De befaamde Gillebert van Schoonbeke werd er na veel vijven en zessen één van. Er waren wat vrije schippers die, zoals men zo graag schrijft, „met schameleuzen de grift bevoeren", maar zeg maar gewoon met een lichter of aak, een platbooms, lomp vaartuig dat niet snel liep maar waar wél veel in kon. Bagger wel te verstaan! Hoe in die oude tijden turf ge maakt werd willen wij eens nauw keurig nagaan. Het is aan te nemen dat de methoden rond 1900 precies eender waren als zo rond 1600. Voor af iets over de te ontginnen landen zelf. Reeds voor 1470 moet rond Venloo turf gemaakt zijn. Om het de veen- genoten (dus de hoge heren die zo goed als alle grond in de vallei op hun naam hadden staan) het gemak kelijker te maken stond bisschop David van Bourgondië toe dat tussen de Grebbe en Venloo een vaart of grift gegraven mocht worden. Deze lag aanvankelijk aan de Utrechtse zijde. Ze verving de beek die de weidse naam Kromme Eem droeg. Hoe „krom" (dus bochtig) dit ge val was kan men nog zien aan de Eemwal die voorheen gelegd was om het gebied tegen overstromingen te behoeden en getrouw dit stukje Kromme Eem over de grift volgde. Het hele stroomverloop van deze meanderende beek heeft men dus niet gevolgd. De gemaakte turf werd over deze grift naar de Grebbe gevoerd en daar geschut. Bij het Rijnschut stond het collecteurshuis, waar sinds 1585 de Veenendaalse veenmeyers verplicht waren accijns te betalen, een soort belasting dus op de uit voer. Op het ontgronden van het veenland werden strenge bepalingen gegeven, maar de Veenendaalse turfboeren namen het nooit zo nauw en zo ontstond ten zuiden van Vee nendaal één onafzienbaar turfveld. Het landschap ten zuidoosten van Veenendaal bezit nog geheel het ou de slagen-type. De landheren in ons geval o.m. de bisschoppen van Utrecht gaven aanvankelijk smal le percelen uit die strekten van de oude Cuneraweg tot aan de land scheiding met Gelderland. Gewoon lijk treffen wij die oude Middeleeuw se perceleringen aan met begrenzing aan beide zijden door ?n scheigruppel of sloot. Het waren de latere tochten die afwaterden op de gegraven Bis schop Davidsgrift. De eigenlijke oorspronkelijke land scheiding tussen Gelre en Sticht was de meermalen genoemde Krom me Eem. Deze smalle percelen dra gen dan de eertijds zo omstreden DOF (eerst was dat Venloo) en de Em- mikhuizerberg lokte de veenmeyers uit alle windstreken. Men heeft ons wel eens wijs willen maken dat het met 300 Vlamingen begon. Vergeet het maar. Onbestaanbaar en je vraagt je zelf af hoe die mythe toch in de wereld gekomen is. De Van de Loosdrechten, de Van Maarsseveens van vroeger en ga zo maar door wa- BLHK ^-beneden boord Een oud type platboomde vaartuig Veenendaal met de karakteristieke benamingen van de onderdelen. De naam aak stamt vermoedelijk uit Duitsland, waar de eerste exempla ren vandaan kwamen. Later is men ze ook in Veenendaal gaan maken. Straatnamen als „de Helling" (waar het scheepswerfje van timmerman Nieuwenhuizen gevestigd was) en hui zennamen als „het Pekkenblok" zijn aan de aakfabrikage ontleend. namen die voor een deel in het plan Engelenburg aan de straten gegeven werden. Langs de oude bedevaartweg is dit slagenlandschap soms fraai ge markeerd door wildwallen en er zijn nog eeuwenoude boerenbedoenink- jes die het landschappelijk geweldig doen. Binnen het Kerspel Veenen daal (dat was de oude kerkelijke afpaling) werden de slagen in feite opgedeeld door de Middelbuurt, nu nog Veenendaals ongerepste stukje agrarisch gebied. De tegenwoordige Wageningselaan en ook de Industrielaan, Veenweg en Maatsteeg vormen te zamen on geveer de grens tussen het bovenslag met bouw- en weiland en het bene- denslag dat de te vervenen gedeel ten omvatte. Men begrijpt nu ook de status van zo'n vervener uit de 16e en 17e eeuw: vervener én boer. Zo'n langgerekt perceel bracht in vruchtbare jaren voldoende op. Het wegvallen van de turfmakerij werd een ramp. Alvorens een stuk veen in bewerking te nemen nam de verve ner een steekproef door een „turf"- boer in de grond te steken. Op een geschikte plaats werd dan de split sing gegraven, de eerste diepe vore in het te ontginnen veenland van waaruit verder gegraven kon wor den. Het vrijgekomen materiaal werd dan reeds op de gereedge maakte legakker gebracht. Om aanklitten aan de bodem te voorkomen was ruigt uit de hooi landen op dit wat hoger gelegen zan dige stuk grond aangebracht. Rondom was deze legakker afge- plankt. De planken stonden schuin naar binnen en werden opgehouden door rechtopstaande scnuin in de grond geslagen stokken. Tijdens het turftrappen konden de vastgezette planken niet weggedrukt worden. Vanuit de splitsing werd de tocht verbreed zodat er een platbooms vaartuig in kon liggen dat door een open verbinding met de grift ook de gemaakte turf kon afvoeren. Deze aak, meestal van Duitse makelij en achter Rijnschepen ge trokken naar de Grebbesluis, waar de turf verhandeld werd, was erg plomp. De veenmeyer stond midden in de aak en wrikte met een baggerbeugel de veenmassa los. Er ontstond zodoen de een veenbrij op de bodem van het zich steeds vergrotende ontgon nen gebied, een veenbrij die met de baggerbeugel omhoog getrokken werd. Misschien heeft een Beneden- eindse boer nog wel een echte bag gerbeugel op de zolder liggen. Eerst werd op de legakker een laag riet en ruigt uit de hooilanden gestrooid, waarop een uitgebaggerde laag veen gebracht werd. Dan volgden de successievelijke bewerkingsstdia van links naar rechts: 1. turftrappen, zoals dit door vrouwen en meisjes gedaan werd; 2. het insnijden met het turf mes van de ineengetrapte massa, waar door de baggerturflaag aan de oppervlakte in vierkante blokjes verdeeld werd (de lengtevan de turf is de dikte van de ineengetrapte massa!) en 3. het steken van de turf met de stik, die door de gehele laag gedrukt werd langs de insnijdingslijnen. Daarna bleef de ingestoken turf nog zo lang zitten tot hij opgenomen kon worden en volgde 't op stapelen op ronde hopen, maar zo dat tussen elke turf wat ruimte ge laten werd om het droogproces te bevorderen. Een lange „boom" werd stevig aan het huis van de beugel bevestigd en dan begon de zware bezigheid. Ma chinaal heeft bij Veenendaal althans nooit het „veentrekken" plaats ge had. De opgetrokken veenbonken waren niet direct gereed om als „turf" te worden kortgemaakt. Er volgde een hele bewerking met wa ter en stukroeren van de veenbon ken tot de turfmaker de hand kon opsteken en met een „huu" het proces van veenbrij maken stop liet zetten. Wij spraken van turftrappers, maar in de Hollanden was dat de „kleinmaker" die daar ingeschakeld werd. Het „staken" of vasttrappen gebeurde met onder de klompen ge bonden plankjes waarmede meest kinderen en vrouwen regelmatig over de reeds wat ingedroogde brij liepen en met hun gewicht het water wegpersten. Dat staken komt van de stok of staak waarmee de turftrappers zich in evenwicht konden houden als dat nodig was. In Holland noemde men de dan volgende bewerking „mun ten", maar hier turftrekken. Met een wijdtandige hark werd de inge trapte veenkoek aan de oppervlakte ingesneden zodat aan de oppervlak te een blokverdeling ontstond. Bij Veenendaal gebruikte men daarvoor een balkje aan een stok, waarin oude messen waren vastge zet. Wat waren ze vindingrijk, die oude Veensen. Daarna bleef het he le geval wat liggen en door nog ver der indrogen begonnen de toekomsti ge turven zich af te tekenen. Modder krimpt en zo werden de getrokken lijnen breder en meer zichtbaar. Als alles zo een tijdlang gelegen had vond de veenbaas de tijd tot turfsteken gekomen. Er was groot verschil in de wijze van insteken zo als dit elders en bij ons gebeurde. De valleimensen gebruikten een stik, een brede en enigszins puntig toelopende „schop" met korte steel en een breed handvat om er de beide knuisten stevig omheen te kunnen slaan. De ingestoken massa liet men dan nog zes weken staan eer het uitha len en vervolgens het afdrogen be gon. Dat opbreken, aanzetten, door zetten en koppenkeren was bedoeld om een zo uitgedroogd mogelijk pro- dukt te krijgen. Vroeger was vooral de maand augustus erg nat en voor de regentijd kwam moest liefst de turf van het veld gehaald zijn en droog in de turfschuren liggen te wachten op de kopers. De tijd dat rond Veenendaal de bijenkorfvormige hopen turf op de legakker stonden is voorgoed voor bij. Zo hebben de Van Kruistums, de Van Egdoms, de Boonsaaijers, de Beijers, de Van de Loosdrechts, en noem verder maar op turf gemaakt. Een wereld verging daar aan het Benedeneinde aan de Gelderse zij de. Zij zijn deels het boerenbedrijf trouw gebleven en deels in de ver anderde Veenendaalse bedrijfstak ken terecht gekomen. Erg veel leverde trouwens die turfbeweging niet op. Tussen 1870 en 1900 bedroeg de prijs van een per ceel turf ongeveer f 7,-, hetgeen neerkomt op drie turven voor één cent. Over het totale verloop van de turfnering in een volgend artikel meer. ZELZATE De Belgische douaneman aan het kanaal tussen Sas van Gent en 't Belgische grensstadje Zelzate pelt zijn banaan omzichtig. Hij hapt er in, gaat in het gras aan de wallekant zitten en kijkt naar de Theresia, een fors motorscheepje uit Ossenisse. De Theresia met haar kanten gordijntjes in het roefje en een vlekkeloos zwart geteerd dek, is een van de bijna 150 Nederlandse, Belgische, Franse, Zwitserse en Duitse binnenschepen die aan de kaden van Zelzate liggen ge kluisterd nu ook daar de Belgische douane een stiptheidsactie voert. De vrouwen van de schippers praten doelloos met elkander. De schippers lopen even zinloos naar het statige douanekantoor aan de haven om te trachten hun papieren in orde te krij gen. Dat lukt per uur aan een van hen, die dan snel zijn scheepje losgooit. Sommigen van hen liggen er al sinds maandag, zoals schipper Willem Schot (30) afkomstig uit Terneuzen. De nieuwkomers meren met sjagrijnige gezichten hun scheepjes aan de vaak zeven tot acht rijen dik liggende sche pen. Het stilliggen in Zelzate kost geld: zo'n honderdvijftig tot tweehonderd gulden per dag, afhankelijk van de, grootte van het schip. Schipper Schot, op weg naar Frank rijk, heeft er geer goed woord voor over. „Voor mij", zegt hij, „kunnen ze allemaal de zenuwen krijgen. Dat je staakt, akkoord, maar moet mijn gezinnetje daat de dupe van worden?" „Natuurlijk, bij een staking vallen altijd slachtoffers, maar dit duurt te lang. Wat die Belgen willen? Ze ge bruiken ons als vlagvertoon voor hun actie. Wij zijn het die de aandacht op hun staking vestigen. De Belgische douaniers, met zo'n 250 man bijeen voor het met spandoe ken getooide douanegebouw, zijn het volmondig met schipper Schot eens. En daarom wordt de Temeuzense schipper boos als hij met de Belgen debatteert. Er vallen over en weer verwijten. Een enkele schipper stuurt zijn jon ge knappe vrouw naar het douanekan toor. De stakers zwichten voor de char me van de vrouw, ze krijgt de papie ren; de schipper gooit onder gehoon van de achterblijvers zijn scheepje los pn vaart naar België. De stakers, keurige mannen in even keurige bruine pakken, fluiten het vrouwtje na. Blozend zwaait ze terug. In hun uitdrukkingen zijn zij minder keurig. De regering in Brussel noemen zij een kliek, de leiding van de douane „een stelletje schoften dat ons in de rug schiet", omdat radio Brussel en de Belgische pers blijven berichten dat nergens hinder wordt ondervonden van de staking. „Dat komt", zeggen de douaniers in koor, „omdat de regering de pers maar wat voorliegt, om bij het volk de indruk te wekken dat de staking een fiasco is". De 150 schippersgezinnen in Zelza te, weten dat de staking wel een suc ces is een dubieus succes. De klok wijst vier uur. Achter het gemeentehuis van Zelzate stoppen plot seling vier busjes, geëscorteerd door vier jeeps. De deuren gaan open en er springen mensen van de Rijkswacht naar buiten. Zij zijn in vechttenue, met helmen op, pistolenc op de heup, en geweren in de hand. Aan de koppels hangen traangasgra naten; iedereen heeft een stofbril om de nek. In gesloten formatie marche ren ze in hun donkere pakken in de richting van het douanekantoor. De douaniers stellen zich dwars over de straat tegenover de opmarcherende groep op. De colonne houdt halt. Twee diensten des konings staan oog in oog met elkaar. Zelzate houdt de adem in en vraagt zich af of het vechten wordt. De schippers verlaten de kade en zoeken hun scheepjes op. „Dat is territoriaal gebied", verzekert er een, „dan kan je nooit wat gebeu ren". Als het om vijf uur begint te rege nen halen de stakende douaniers re genjassen uit hun auto's, de rijks wachters in hun waterdichte vechtpak ken blijven onbewogen staan, het ge weer aan de voet. In het douanekantoor van Zelzate telefoneert een wanhopige burgemees ter met Brussel om tekst en uitleg te vragen. Hij wil weten waarom de dra matische beslissing is genomen gewa pende Rijkswacht te sturen. De regen blijft onophoudelijk neer vallen. Potsierlijk hangen de spandoe ken aan de gevel van het douanege bouw: Geen dictatuur wel vrijheid; Geef ons ons dagelijks brood. Om kwart voor zes wordt ten slotte overeenstemming bereikt. De Rijks wacht, die bijna twee uur oog in oog met de douane heeft gestaan, rukt in. De stakers zullen de schepen laten ver trekken. In het smetteloze roefje van de The resia uit Ossenisse nemen schipper Van der Velpen en zijn vrouw een heel klein borreltje op de goede afloop. KINSJASA De conferentie van landen die zijn aangesloten bij de Or ganisatie voor Afrikaanse eenheid (OAE) is gisteren geëindigdl met een oproep van Oe Thant tegen nationalis tische neigingen. In tegenstelling tot voorgaande jaren verliep de conferentie zonder grote sen satie. De gewapende conflicten in Nige ria en Kongo vormden het middelpunt van de besprekingen. De secretaris-generaal van de V.N., Oe Thant, wees er in zijn toespraak tot de Afrikaanse leiders op dat de OAE in de vier jaar van haar bestaan nog niet veel verder was gekomen op weg naar het gestelde ideaal. „We mogen ook niet verwachten" al-, dus Thant, „dat de doelstellingen van de organisatie binnen enkele jaren zul len worden verwezenlijkt. En dat zal zeker niet gebeuren door Afrika al leen." Het laatste punt was naar hij zei het belangrijkste. In een wereld waarin de onderlinge afhankelijkheid steeds gro ter wordt „moeten we regionale maat regelen zien in een groter geheel, als een deel van een internationale bewe ging." Op de laatste dag van de conferentie hebben de Afrikaanse leiders gisteren besloten een delegatie te zenden naar de Nigeriaanse federale hoofdstad, La gos, om er bij generaal Gowon op aan te dringen het conflict met het afge scheiden Biafra bij te leggen. ADVERTENTIE Weet u nog? Natuurlijk niet. Geen mens herinnert zich die eerste gevoelens, die eerste ontdekkingen: de wang van moeder, het licht, de geluiden, de eigen duim... Die dag gaat u nu beleven. Margriet nr. 38 van 23 september brengt op tien kleurenpagina's alle verwondering en drama van het grote begin. Ook voor de ouders is het een groot begin. Hoe gaat het verder? Het it in onze tijd niet eenvoudig om de voortzetting te vinden. Uw kinderen zijn misschien moeilijk, en zelfs onbegrijpelijk. Maar hoe hebben ze het met u getroffen? Dat is de vraag die Dr. Sis Heyster aan u stelt Kunt u uw dochter tegen haar eigen jeugd en overmoed beschermen zonder haar te isoleren? Een andere vraag waarover Margriet met u spreekt Dit is de eerste aflevering van de Gids voor moderne ouders, die voortaan wekelijks in Margriet verschijnt Margriet geeft u een onbelemmerd uitzicht op het leven en groei, op vragen en vreugden van alle ouders. Verwacht niet van deze gids het ene wondermiddel voor alle kwalen. Wel biedt hij u een stevig houvast om zélf te zeggen: Zo moet ik het aanpakken in mijn geval! Margriet bekijkt het met uw ogen. Beter krijgt niemand het te zien. margriet Verkriiffbaar on 5C Losse nummer* 60 cent Verkrijgbaar op 5000 verkooppunten

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 11