i EXPOSITIES Jan Mens 70 FILM ALS CONTACT TUSSEN MENS EN MAATSCHAPPIJ Notities over kort festival in Laren 77 e wro Royal Albert Hall The BBC presents The 73rd Season of Henry Wood Promenade Concerts SATURDAY 22 JULY 1967 Balans Taboe \et was een onverwacht actueel stukje radio-reportage, waar naar ik allengs meer en meer geboeid zat te luisteren. En daar het mij gaandeweg duidelijk werd hoezeer dit relaas een pendant vormde van het onderwerp ,,De onberaden stap", leek het mij niet ondienstig er in deze kolom op terug te komen. Temeer omdat men zo'n onverbloemde uiting van een bepaalde hedendaagse mentaliteit niet iedere dag te horen krijgt. ,,De onberaden stap" behandelde over een nog jonge vrouw die na een ongelukkig huwelijk met een chronisch ontrouwe charmeur eindelijk echtscheiding heeft verkregen, maar nu met haar vier kinderen eenvoudig gebrek lijdt, omdat de man zich aan de alimentatieplicht onttrekt. Zij ziet dan geen andere uitweg, hoezeer pok met tegenzin, een beroep doen op de bijstandswet. De radiouitzending nu liet een andere vrouw aan het woord, zo authentiek mogelijk, want wij kregen haar stem rechtstreeks via een bandopname te horen. Na een kleine inleiding van de verslaggever, die vertelde hoe hij dit meisje had aangetroffen in een armoedige kleine kamer, waar een bed, een ledikant je en een box nauwelijks ruimte lieten voor enige beweging, begon de bewoonster de situatie te verklaren. geboeid, zei ik u al, zat ik te luisteren. Want hier kreeg men rechtstreeks contact met een van die duizenden, waarover de kranten zo nu en dan alarmerende cijfers publiceren. Een ongehuwde moeder, juist meerderjarig met een dochtertje van twee jaar. Ingetrokken bij een vriendin, omdat zij thuis niet langer blijven kon. Een zwerfster van het ene vriendenadres naar het andere en naar haar verklaring: zonder een cent. Ik probeerde objectief te blijven, maar mijn verbazing groeide met elk woord dat zij sprak. Want dit jonge, zielige moedeloze kind bleek zo ver van ons af te leven in mentaliteit en maatschappelijk inzicht, dat zij even goed een maanbewoonster had kunnen zijn. ]YP' negentien jaar, zo begon zij, raakte zij in verwachting. Het 1TJ- klonk, neemt u mij niet kwalijk, even vlak en nietszeggend als: Met negentien jaar kreeg ik angina. Zo op de toon van: Dat kan iedereen overkomen. Met de vader van het ongeboren kind wilde zij niet trouwen dat werd toch een huwelijk van niks. Maar toen het kind er eenmaal was, kon zij ook niet bij haar ouders blijven, kleinbehuisd als zij waren met een groot gezin. En daarbij voortdurend levend onder de druk en de ajigst van een epileptische vader. Haar kind urn er zo doodsbenauwd en nerveus van geworden, dat zij er eindelijk maar tussenuit was getrokken. Maar woongelegenheid kon zij niet krijgen en werk evenmin, omdat Zij het kind altijd bij zich moest houden. Daarom boden een tehuis voor ongehuwde moeders of een crèche voor haar geen uitkomst: zij kon niet buitenshuis gaan werken. Wat moest zij nu, zonder een cent, levend van geleend geld? Het kind en zij moesten toch eten, en zij wilde ook wel eens een nieuw jurkje aantrekken. Maar alle instanties lieten haar maar eindeloos wachten wat way dat voor een toestand? TT et bandje eindigde met een kinderlijk: nietwaar? en dan klonk als antwoord een heel ander, zakelijk en nuchter geluid. De directeur van het bureau Sociale Zaken kreeg het woord en die deed wel een ander boekje open. De jonge moeder bleek een jaar lang drieënvijftig gulden steun per week te hebben genoten, maar aangezien zij toen met een vriend ging leven, achtte men die wel in staat haar te onderhouden. Bovendien was zij telkens verhuisd zonder kennisgeving, en dus onbereikbaar. Kan men in een grote stad als Amsterdam, met twin tigduizend personen die bij dit bureau aankloppen, soms van elk geval op zichzelf het huisadres gaan controleren? Als deze jonge vrouw zich meldde kon zij aanspraak maken op ondersteuning. rw het blijkbaar een beetje anders lag dan de klagende stem vertelde, had ik wel verwacht. Maar dat nam de triestheid van deze historie en de onbegrijpelijkheid van deze gedachtenwereld niet weg. Want, dacht ik zo bij het luisteren: deze misère was toch louter en alleen aan eigen toedoen te danken. 'Als dit jonge kind zich nu eens niét door een vriend die zij eigenlijk niet moefti, een kind had laten bezorgen. Maar heel ouderwets een baantje had gezocht het ar beidsbureau en de advertentiepagina's bieden heus genoeg dan had zij van haar eigen verdiensten een kamer of zelfs een flatje kunnen huren en jurkjes kopen naar hartelust. Maar zelfs al laat men die kant van de zaak buiten beschouwing en bepaalt men zich tot de droevige situatie zoals die er nu eenmaal ligt: een piepjonge, brodeloze en slecht behuisde moeder, een nerveuze, onvoldoende verzorgde kleuter. Dan klinkt hqt toch nog verbijsterend, uit zo'n jeugdige mond onverbloemde verwijten te horen aan de gemeenschap, die haar zo laat zitten en niet onmiddellijk met voldoende geld en een wöningruimtetoewijzing komt opdraven. Woonruimte, die voor gezinnen met kinderen en studenten niet eens voldoende beschikbaar is, en geld waarvoor andere hard hebben moeten werken. Niemand-zal het nut en de plicht van sociale bijstand ontkennen en gevallen waarin de betrokkenen door ziekte, invaliditeit, tegenslag of welke reden dan ook buiten hun schuld het niet meer kunnen bolwerken. Maar dat een eenentwintigjarige die nooit gewerkt heeft dit nu als een recht wenst te beschouwen.... Het is maar te hopen, dat de gescheiden moeder van vier kinderen met haar zestig gulden in de week niét heeft geluisterd. AMERSFOORT „Zonnehof": Werk van leden van kun stenaarsgroep „De Ploegh" (tot en met 24 september). „M 3", Zuidsingel. Aquarellen van Maarten Kemper en etsen en pente keningen van Hans Abelman (tot en met 1 oktober). AMSTERDAM Stedelijk Museum (Prentenkabinet): Tekeningen van Shalom van Safed (tot en met 29 oktober). Galerie Krikhaar: Werk van Paul de Lussanet, opgedragen aan Sanne San- nes (tot en met 7 oktober). Galerie D'Eendt: „Group One Four", bestaande uit John Berry, Roy Gray son, Mauro Kunst en Brian Yale (tot 26 september). Kunsthandel Ina Broerse: Wandkleden van Gerda Edens, grafiek en tekenin gen van Herman Berserik en plastie ken van Hans Verhulst (tot 27 sep tember). Bols Taverne: Kunstenaars uit Gronin gen, onder wie Abe Kuipers, Jan van der Zee, Martin Tissing, Karl Pel- grom en Ch. A. Rootvoets, prijswin naars in de dit voorjaar gehouden wedstrijd „Dynamisch Groningen" (tot 30 oktober), EINDHOVEN Stedelijk Van Abbemuseum: Kineti sche plastiek van Jean Tinguely en plastiek en grafiek van Bernhard Lu- gingbühl (tot en met 15 oktober). Gra fiek van Hap Grieshaber (idem). Gebouw Eindhovens Dagblad: Beelden, plastieken en penningen van Hans Goddefroy (tot en met 24 septem ber). DEN HAAG Haags Gemeentemuseum: Werk van de beeldhouwer Peter Struycken, do cent aan de Academie voor Beelden de Kunsten te Arnhem (tot en met 29 oktober). Landschapstekeningen van Hollandse kunstenaars uit de ne gentiende en twintigste eeuw (idem). Museum van het Boek: „Engelse boek banden" (tot en met 30 september). Maandag wordt de bekende schrij ver Jan Mens zeventig jaar. Talloze Nederlanders heeft hij in de loop der jaren uren vol leesgenot bezorgd met zijn boeken, waarin realiteitszin en menselijkheid een voorname plaats in nemen. Jan Mens, geboren in een Am sterdams arbeidersgezin, moest al vroeg aan het werk, omdat hij op jeugdige leeftijd zijn vader verloor. In 1938 verwisselde hij het meubelma kersvak voor de stiel van schrijver, toen hij met succes zijn roman „Men sen zonder geld" had ingezonden voor de Kosmos Eerstelingen Prijs. Wie Jan Mens zegt, zegt Griet Manshande. Deze vrouw werd de cen trale figuur in zijn boeken „De Gou den Reael", „De Blinde Weerelt", „Het Goede Inzicht" en „God alleen d'eere", die later gezamenlijk in een deel verschenen. De laatste jaren maakte de grote verteller vooral naam met „Marleen", „Het Heldere UUr" en „Het Kleine Verschil". Onder de titel „De Kleine Waarheid" zijn deze werken nu in een omnibus-uitgave verschenen, ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van Jan Mens, de schrijver die de betekenis van zijn achternaam op zo waarachtige en sympathieke wijze in zijn boeken ge stalte heeft weten te geven. :V MANAGER: FRAN KJ. MUNDY PROGRAMMEi PRICE ONE SHILLING PROM-MENSORIE" Van jongs af aan heeft de muziek op ons een grote aantrekkingskracht uitge oefend en hoe ouder wij werden hoe meer die aantrekkingskracht toenam. Maar zel den nog hebben wij de magische invloed er van zo ondergaan als toen wij, onlangs in Londen vertoevend, ons mengden onder de 6500 die getuigen waren van het eerste oro- menadeconcert in de gigantische Royal Al- bert Hall, de opening van „The 73rd Sea son of Henry Wood Promenade Concerts" door het 96 musici tellende BBC Symphony Orchestra, onder leiding van de nog jonge dirigent Colin Davis, plaatsvervanger van de thans 72-jarige Sir Malcolm Sargent, die, aan het ziekbed gebonden, voor de eerste maal in 21 jaar het openingsconcert van de „Proms" niet kon dirigeren. Toen wij na afloop van het concert onder een grauwe hemel waaruit een miezerige re gen viel in de Prince Consort Road onze weg zochten naar ons tijdelijk verblijf, vroegen wij ons af wat het toch wel geweest kon zijn dat een zo onuitwisbare indruk had ach tergelaten. Het was toch niet voor de eerste maal dat wij een dergelijk concert hadden aangehoord? Hoeveel symfonische concerten van uitnemende Nederlandse orkesten heb ben wij al niet bijgewoond? Wij zijn de tel kwijt. Oeroemde dirigenten hebben wij aan de lessenaar gezien. Willem Mengelberg, bouwer van het wereldvermaard geworden Amsterdamse Concertgebouworkest; Eduard Flipse, de gulle Zeeuw, schepper van het Rotterdams Philharmonisch Orkest; ijve- raar voor de eigentijdse, vooral Nederlandse muziek; Bruno Walter, de beminnelijke Mozartvertolker als geen ander; Evert Cor nells, vechter en vernieuwer; Pierre Mon- teux, die in de ware zin „par coeur" dirigeer de en dat op hoge leeftijd niets aan esprit in boette; Peter van Anrooy, wiens karakteris tiek gebaar voor immer in ons geheugen Neem nou die vriendelijke oma in de korte speelfilm van de Canadees Graham Par. ker „Where Mrs Whalley lives". Die vrouw, die bij het drukke gezin van haar zoon in woont en geen weg meer weet met de moder ne levensomstandighedenzij is even een zaam als haar flink uit de kluiten gewassen landgenoot John Tayler, lid van de motor club Satan's Choice, die in de documentaire Satans Keurkorps, ook al een produkt van Canadese bodem, zijn anders zijn niet onder stoelen of banken steekt. Mrs Whalley neemt haar toevlucht tot het verleden, tot de herin neringen aan de gelukkige dagen van weleer, de motor provo dendert met zijn brullend voertuig de imaginaire wereld binnen, waarin „de anderen" niet bestaan. JFenzaamheid, communicatiestoornis. Het zijn heden ten dage de trefwoorden voor vele films. Als dan de twintigjarige Stichting Filmcentrum op het jaarlijks Nationaal Film festijn in de Singer-concertzaal te Laren haar nieuwe aanwinsten presenteert, hetgeen niets anders betekent dan dat in twee dagen tijds vijf speelfilms, acht tekenfilms en elf korte films bekeken moeten worden, dan behoeft men niet verbaasd te zijn dat er ook hier kwistig met het woordje eenzaamheid wordt gestrooid. In de films zelf, maar ook in de wandelgangen van de Singer-concertzaal, waar door de onderwijzers, jeugdleiders, geestelijken en verenigingsbestuurders, die in hoofdzaak 't festijn bijwoonden, druk over de getoonde rolprenten gediscussieerd werd. Een functie in het vormings- en volksontwik kelingswerk zullen de films zonder twijfel hebben, en dat is dan voor de Stichting Film centrum al een heel belangrijk punt. Voor wie het niet weet: het werk van de Stichting is erop gericht een modern medi um als de film met zijn grote artistieke mo gelijkheden en zijn sterke binding aan de maatschappelijke werkelijkheid dienstbaar te stellen aan de persoonlijke vorming en kri tische bezinning. Het Oecumenisch Insti tuut voor Vorming en Voorlichting op Film gebied in Nederland, zoals de Stichting ook wel heet, heefi over belangstelling voor haar films niet te klagen. Het vorig jaar werden 5250 voorstellingen gegeven, een aantal waar aan men een tiental jaren geleden niet durf de denken, omdat men vreesde dat de televi sie roet in het filmeten zou gooien. Voor het werk van het Filmcentrum zijn de ontspan ningsfilms door de invloed van de t.v. inder daad op het tweede plan gekomen, maar de discussiefilms, met of zonder open slot, zijn een steeds belangrijker plaats gaan innemen. Niet het bioscoopje-spelen, maar de vormings activiteit domineert. De filmtaal als commu nicatiemiddel laat zich niet het zwijgen op leggen. Even een zijsprongetje: Niemand zal ont kennen dat we in een fascinerende tijd leven. De ontwikkelingen op technisch gebied vol gen elkaar zo snel op dat het er soms naar uitziet dat de menselijke geest erover strui kelt. We kunnen het niet allemaal meer bij benen. Een van de facetten van deze tijd is de specialisatie, die de belangen van de men sen in sterke mate uiteen heeft doen lopen. De samenleving is ondoorzichtig geworden. Het grote gevaar van deze ontwikkeling is de verminderde communicatie. Nooit werd daarom vaker over eenzaamheid gesproken dan heden ten dage. In deze tijd van stroom versnelling en schaalvergroting heeft de kunst de .functie van communicatiemiddel ge kregen. De kunst spreekt over iets, geeft in zicht in het leven of een bepaald aspect daar van. En het is speciaal de film die sterk op de realiteit gericht is, welke met haar beeld spraak het contact tussen mens en maatschap pij mogelijk maakt. De film ademt visueel een wereld met 'n eigen zeggingskracht, die vroe ger veelal een bevestiging van een heersend levensgevoel was, maar nu vaak een zoeken is naar een zingeving aan het bestaan. Een filmer kan getuigen, en hij doet dat, meer en meer. Terug naar de Singer-concertzaal, waar met de tekenfilms, korte films, documentai- Scène uit „De pandjesbaas van Sydney Lu- met. Rechts de acteur Rod Steiger, die de hoofdrol in deze Amerikaanse film speelt. res en speelfilms, die de Stichting Filmcen trum dit jaar aangekocht heeft, een balans kan worden opgemaakt van de huidige stand van zaken in de cinematografie. Daarbij past allereerst een waarschuwing, die van de cultuur-filosoof Guardini: „Het ethische gevaar van de film is de onwaarheid". Fil mers maken zich tot tolk van een geestes toestand, die slechts een bepaald gedeelte van de werkelijkheid toont. De toeschouwer is overgeleverd aan het cameraoog, waar door de cineast de werkelijkheid ziet en „zijn" realiteit schept. Dat die werkelijkheid niet zelden door een cultureel mercantilisme een zijdig wordt belicht, kan op het debet van de bioscoopcommercie geschreven worden. Goed, laat dan de menselijke eenzaamheid filmologisch tot op de botten ontleed worden, toch zijn er blijkbaar altijd nog filmers die met hun visie op die eenzaamheid een we reld kunnen scheppen, die boeit, die ont roert, fcoals de wereld, die de Amerikaan Sidney Lumet in The Pawnbroker (De pand jesbaas) oproept. Lumet begon zijn carrière met „De twaalf gezworenen" en heeft sedert dien films van verschillend niveau gemaakt, waarbij steeds het element van de persoon lijke verantwoordelijkheid terugkomt. De pandjesbaas (een indrukwekkende rol van Rod Steiger), de enige overlevende van een Joods gezin dat in een Duits concentratie kamp gezeten heeft, wordt achtervolgd door zijn verleden, waardoor het hem onmogelijk is nog contact te onderhouden met zijn me demensen. Het verleden snoert hem het le ven af. Lumet heeft met abrupte overgan gen de-onderlinge afhankelijkheid van heden en verleden filmisch bijzonder knap weerge geven. Zijn film en die van de 61-jarige West duitser Wolfgang Staudte „Herrenpartie" (Afrekenen, heren) waren veruit de beste speelfilms op dit festijn. Toch won geen van beide de Gouden Eekhoorn. Die ging naar de Tsjechische film Skola Hrisniku (School voor delinquenten) van Jiri Hannibal. De jury, samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende takken van sociaal-cultu reel vormingswerk, heeft in haar keuze de functie van de film in het vormingswerk la ten prevaleren boven de artistieke kwaliteit. Hannibal houdt zich bezig met het probleem van de heropvoeding van jongeren, die zich aan het overtreden van de regels van het maatschappelijk verkeer hebben schuldig ge maakt. Hij doet het vrij conventioneel. De Tsjechische „nouvelle vague" heeft hem nog niet bereikt. Nog even iets over „Herrenpartie", een film, «die de organisatoren zelf zo belangrijk achtten dat hij twee keer gedraaid werd. In Duitsland is dat anders, daar is deze Duits- Joegoslavische co-produktie vrijwel taboe. De manier, waarop Staudte erop blijft hame ren dat het Duitse volk radikaal moet afre kenen met het nazi-verleden komt voor on ze oosterburen dan ook hard aan. Aanleiding tot het maken van „Herrenpartie" was een krantebericht over een Duitse toerist, die in Hilversum bij een particuliere woning aan belde en de bewoners vroeg het huis aan zijn vrouw te mogen laten zien, omdat hij er tijdens de oorlog als Ortskommandant ge resideerd had. Tegen een dergelijke menta- Vanavond kunt u dank zij de televi sie weer oog- en oorgetuige zijn van „The last night of the Proms", het laatste van de jaarlijkse serie Henry Wood-promenadeconcerten in de Royal Albert Hall in Londen. Om u de sfeer van dat evenement des te beter te la ten smaken, publiceren wij hierbij Je indrukken die een van onze muziekme dewerkers opdeed, toen hij afgelopen zomerseizoen „The FIRST night of the Proms", het eerste concert in de serie van dit jaar, bijwoonde. Misschien leidt de lezing van dit artikel en het kijken en luisteren naar de uitzending van vanavond er wel toe, dat menig lezer volgend jaar in het kielzog van schrijver dezes ook eens persoonlijk naar Londen oversteekt, om zo'n con cert bij te wonen („Holland rules the waves"!). liteit heeft Staudte stelling willen nemen. De leden van de Liedertafel Neustadt, die in hun vakantie terecht komen in een Joegoslavisch dorpje, waarvan de mannelijke bevolking tijdens de oorlog is doodgeschoten, vallen in hun houding tegenover de hen vijandig-gezin- de vrouwen terug in een militair gedragspa troon, waarmee zij tijdens de oorlog ver trouwd geraakt zijn. Geen Gouden Eekhoorn dus voor „Herren partie", wel overigens voor Staudte zelf, die de speciale Gouden Eekhoorn van de pers jury kreeg, welke daarbij uiting gaf „aan haar bewondering voor de moedige, men zou bijna zeggen stout-moedige wijze, waarop hij nu reeds jaren in zijn films partij kiest voor de opbouw van een democratische sa menleving, gedragen door een democrati sche mentaliteit". Communicatiestoornis, met eenzaamheid als gevolg, was ook het thema van veel van de korte films die op het Filmfestival ge draaid werden. Het was vooral de National Film Board of Canada (toch al sterk in het maken van films, meestal in cinéma-vérité- stijl), welke met een drietal korte filmpjes, de al eerder genoemde „Where Mrs. Whal ley lives" en „Satan's Choice" alsmede „Ski- doo 23", excelleerde. De jury voor de korte films heeft evenwel, in tegenstelling tot die voor de speelfilm de functie van de film in het vormingswerk niet laten prevaleren bo ven de artistieke waarde. Vandaar dat de Gouden Eekhoorn voor de korte film en te kenfilm kon gaan naar respectievelijk „Cul- loden" van Peter Watkins en „Die Nashör- ner" van Jan Lenica. Watkins, de man die voor de Britse t.v. de film „The War. Game" maakte en moest ervaren dat de* B.B.C. de uitzending verbood omdat gevreesd werd voor een paniek bij de burgerij als deze de fantasie over de gevolgen van een atoomoor log zou zien, deze Peter Watkins heeft met wetenschappelijke nauwkeurigheid de beslis sende veldslag tussen Britse regeringstroe pen en Schotse Hooglanders, die in 1746 op de heide van Culloden werd geleverd, gere construeerd. De film, in 1964 voor de t.v. ge maakt, ontmythologiseert een stuk geschie denis en is zo gruwelijk dat het een anti-oor logsfilm in optima-forma is geworden. Van anti gesproken: ook de tekenfilm van Jan Lenica „Die Nashörner" (Rhinocerossen), kan een anti-film worden genoemd, een an ti-tekenfilm, want wat de Pool grafisch in filmvorm gegoten heeft, is veel meer dan een aardig divertissement. In zijn verfilming van de macht van reclame en propaganda heeft de grafiek zich van de film bediend. Tot slot van deze notities van het Natio naal Filmfestijn in Laren de woorden van de directeur van de Stichting Filmcentrum, drs. J. A. Hes: „Voor de Stichting Filmcen trum is de grote belangstelling voor de ma nifestatie van dit jaar aanleiding zich te be zinnen op de vraag of volgend jaar wellicht een bredere opzet te verwezenlijken zal zijn. Overwogen wordt echter volgend jaar niet alleen films te vertonen waarvan reeds vast staat, dat zij in ons land ten dienste van het sociaal-cultureel vormingswerk zullen wor den uitgebracht, maar ook films, waarvan dit nog niet zeker is". Een echt mini-film- festijn dus. staat gegrift; Ignaz Neumark, de slagvaardi ge leider van de zomerconcerten in het Scheveningse Kurhaus, Paul Pella, operadi rigent van betekenis... Hen allen hebben wij aan het werk gezien, met sommigen van hen hebben wij mogen samenwerken. Zij brachten ons in de ban van hun herscheppin gen, verkwikkend als water. Was dit dan anders in de Albert Hall, in deze tempel der Muzen, deze heilige hal der Toonkunst, die als vervuld schijnt van de klanken welke aan de composities van de grootmeesters der muziek gestalte gaven, en waar kunstenaars uit de gehele wereld hun triomfen vierden? Ja en neen. Men moet de sfeer van dit ge beuren, een sfeer zo geheel verschillend van die in de Nederlandse concertzalen, geproefd hebben om te kunnen beseffen dat het inder daad anders is. Wij ondervinden er al iets van als wij ons in de naar de Albert Hall leidende, bre de" Prince Consort Road, aansluiten achter de rij niet te tellen honderden, die twee aan twee in volkomen rust, zonder gedrang, eer biedig als gold het een kerkgang, toegang verlangen tot het concert. Niemand denkt er aan, voor zijn beurt te gaan als de eindeloze rij langzaam opschuift naar de loketten waar de toegangsbewijzen verkrijgbaar zijn. Het is allemaal keurig geregeld. Elke rang heeft zijn eigen genummerde „door". De on ze is „door 10", Gallery Promenade, in let terlijke zin de hoogste rang. Hoe hoog, be merken wij pas als wij, na ettelijke trappen beklommen te hebben, de brede promenade betreden die om het gehele circusvormige gebouw heenloopt, en wij over de balustrade een blik werpen in de diepte, waar de men sen lilliputters lijken. Zitplaatsen zijn er op de galerij niet, be halve hier en daar aan de ballustrade enkele stoelen, die worden bezet door verpleegsters in uniform. Wie wil gaan zitten doet dat te gen de muur geleund, op de stoffige grond, op uitgespreide regenjassen of op voor dit doel meegebrachte kranten. Aan de balustra de staan de toehoorders rijen dik. Wie tij dens het concert vermoeid raakt, gaat op de grond zitten of gaat promeneren, al luis terend. Er is geen sprake van dat dit prome neren hinder veroorzaakt. De schoenen wor den uitgetrokken men loopt op zijn sokken of kousen. Geen woord wordt gesproken. Ook wie loopt, luistert met intens gespannen aan dacht. Hem of haar ontgaat geen noot. y?an boven af gezien biedt de enorme ruimte een imposante aanblik. Beneden, in de piste staan de mensen opeen gepakt. In het midden ervan ontwaren wij een spuitende, door bloemen omgeven fontein, die echter, zodra het concert een aanvang neemt, als door een onzichtbare hand wordt afgesloten. Amfi- theatersgewijze rijzen de dichtbevolkte lo ges omhoog. Uit het koepelvormige dak straalt het licht van ontelbare lampen. Tegen het aanvangsuur nemen de orkestle den hun plaatsen in. Het zachte stemmenge- zwatel van de duizenden valt stil als een ge rokte heer voor de microfoon treedt en een mededeling doet. Wat hij zegt gaat door de resonnanser voor ons zo goed als verloren, maar wij begrijpen uit zijn woorden dat hij de concertbezoekers er van in kennis stelt dat Sir Sargent, wiens naam het programma boekje vermeldt, vervangen wordt door Co lin Davis. Het orkest lijkt ons nu compleet. Toch, wij zien het goed, de plaats van de concertmees ter is nog leeg. Maar daar verschijnt hij, de viool onder de arm. Hij wordt met applaus begroet. Wij hebben dit nog niet eerder meegemaakt, en begrij pen nu ook waarom op pagina 1 van het pro gramma zijn naam, met die van de dirigent wordt genoemd, BBC Symphony Orchestra- leader, Trevor Williams, staat er, en daar onder Sir Malcolm Sargent, Conductor. On middellijk na Trevor Williams betreedt Colin Davis het podium. Aan het einde van het con cert zal deze ceremonie in omgekeerde volg orde worden herhaald en eerst daarna zullen de overige orkestleden hun plaatsen verla ten. Er klimt iemand voor de speeltafel van het 4-klaviersorgel. De duizenden welk een gewaarwording te zien dat de jeugd over heerst! verheffen zich en dan klinkt, mach tig en overweldigend, de „National Anthèm." Ook dit kennen wij in Holland niet. Hoog stens gebeurt het als een concert plaats vindt op de dag dat een lid van ons Konink lijk Huis verjaart. "T^e akoestiek van de Albert Hall is fenome naal. Wij beluisteren van onze hoge staan plaats de klank alsof wij eerste rij parterre zitten. En wie weet, klinkt het in de hoogste regionen nog beter dan in de diepte onder ons. Het fijnste pianissimo blijft in de ruimte zweven, het forto klinkt stralend. Hoe formi dabel de akoestiek is, wordt ons in het bij zonder geopenbaard in de na de pauze ge speelde suite „Facade", een uit 1923 daterend, geestig, satirisch werk van de in 1902 geboren componist Walton. De laatste maat van het vierde deel van deze suite eindigt met een solo-triangelslag, die op de galerif duidelijk hoorbaar is. Beter bewijs van de akoestische eigenschappen van de Albert Hall, én van de ademloze stilte waarin het concert wordt ge volgd, is niet denkbaar. De klank van het soepel op intenties van zijn leider reagerende orkest behoudt ook in de uitersten het welluidende, het muzikaal- vloeiende. Het gebaar van Davis lijkt wat druk, maar is tegelijk dwingend. Het programma is zeer gevarieerd. Na de vurige „Ouverture Carnaval" van Dvorak speelt de in Shanghai geboren pianist Fau Ts'ong het „Concert voor piano en orkest in a" van Grieg. In het verdroomde Andante vallen in de begeleiding de hoorns op door fraaie toonproduktie. Na de pauze de „Symphony no. 88" van Hayden welk een verrukkelijk gespeeld, van raffinement doortrokken Andante horen wij! de reeds genoemde „Facade", een „Scherzo" van Mendelssohn en als sluit stuk „Variations and Fugue on a Theme of Purcell" van Benjamon Britten. Ontroerd en vervuld van wat wij gezien en gehoord hebben, verlaten wij de Albert Hall. Afdalend naar de Prince Consort Road horen wij een jongeman verzuchten: „It was splendid". Wij beamen het volmondig. v. R.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 11