i
EXPOSITIES
Jan Mens 70
FILM ALS CONTACT TUSSEN
MENS EN MAATSCHAPPIJ
Notities over kort
festival in Laren
77
e wro
Royal Albert Hall
The BBC presents
The 73rd Season of
Henry Wood
Promenade Concerts
SATURDAY 22 JULY 1967
Balans
Taboe
\et was een onverwacht actueel stukje radio-reportage, waar
naar ik allengs meer en meer geboeid zat te luisteren. En
daar het mij gaandeweg duidelijk werd hoezeer dit relaas een pendant
vormde van het onderwerp ,,De onberaden stap", leek het mij
niet ondienstig er in deze kolom op terug te komen. Temeer omdat men
zo'n onverbloemde uiting van een bepaalde hedendaagse mentaliteit niet
iedere dag te horen krijgt.
,,De onberaden stap" behandelde over een nog jonge vrouw die na
een ongelukkig huwelijk met een chronisch ontrouwe charmeur eindelijk
echtscheiding heeft verkregen, maar nu met haar vier kinderen eenvoudig
gebrek lijdt, omdat de man zich aan de alimentatieplicht onttrekt. Zij
ziet dan geen andere uitweg, hoezeer pok met tegenzin, een beroep
doen op de bijstandswet.
De radiouitzending nu liet een andere vrouw aan het woord, zo
authentiek mogelijk, want wij kregen haar stem rechtstreeks via een
bandopname te horen. Na een kleine inleiding van de verslaggever, die
vertelde hoe hij dit meisje had aangetroffen in een armoedige kleine
kamer, waar een bed, een ledikant je en een box nauwelijks ruimte lieten
voor enige beweging, begon de bewoonster de situatie te verklaren.
geboeid, zei ik u al, zat ik te luisteren. Want hier kreeg men
rechtstreeks contact met een van die duizenden, waarover de kranten
zo nu en dan alarmerende cijfers publiceren. Een ongehuwde moeder,
juist meerderjarig met een dochtertje van twee jaar. Ingetrokken bij
een vriendin, omdat zij thuis niet langer blijven kon. Een zwerfster van
het ene vriendenadres naar het andere en naar haar verklaring: zonder
een cent. Ik probeerde objectief te blijven, maar mijn verbazing
groeide met elk woord dat zij sprak. Want dit jonge, zielige moedeloze
kind bleek zo ver van ons af te leven in mentaliteit en maatschappelijk
inzicht, dat zij even goed een maanbewoonster had kunnen zijn.
]YP' negentien jaar, zo begon zij, raakte zij in verwachting. Het
1TJ- klonk, neemt u mij niet kwalijk, even vlak en nietszeggend als:
Met negentien jaar kreeg ik angina. Zo op de toon van: Dat kan
iedereen overkomen.
Met de vader van het ongeboren kind wilde zij niet trouwen dat
werd toch een huwelijk van niks. Maar toen het kind er eenmaal was,
kon zij ook niet bij haar ouders blijven, kleinbehuisd als zij waren
met een groot gezin. En daarbij voortdurend levend onder de druk en de
ajigst van een epileptische vader. Haar kind urn er zo doodsbenauwd
en nerveus van geworden, dat zij er eindelijk maar tussenuit was getrokken.
Maar woongelegenheid kon zij niet krijgen en werk evenmin, omdat
Zij het kind altijd bij zich moest houden. Daarom boden een tehuis voor
ongehuwde moeders of een crèche voor haar geen uitkomst: zij kon niet
buitenshuis gaan werken. Wat moest zij nu, zonder een cent, levend van
geleend geld? Het kind en zij moesten toch eten, en zij wilde ook wel
eens een nieuw jurkje aantrekken. Maar alle instanties lieten haar maar
eindeloos wachten wat way dat voor een toestand?
TT et bandje eindigde met een kinderlijk: nietwaar? en dan klonk als
antwoord een heel ander, zakelijk en nuchter geluid. De directeur
van het bureau Sociale Zaken kreeg het woord en die deed wel
een ander boekje open. De jonge moeder bleek een jaar lang drieënvijftig
gulden steun per week te hebben genoten, maar aangezien zij toen met
een vriend ging leven, achtte men die wel in staat haar te onderhouden.
Bovendien was zij telkens verhuisd zonder kennisgeving, en dus
onbereikbaar. Kan men in een grote stad als Amsterdam, met twin
tigduizend personen die bij dit bureau aankloppen, soms van elk geval
op zichzelf het huisadres gaan controleren?
Als deze jonge vrouw zich meldde kon zij aanspraak maken op
ondersteuning.
rw het blijkbaar een beetje anders lag dan de klagende stem
vertelde, had ik wel verwacht. Maar dat nam de triestheid van
deze historie en de onbegrijpelijkheid van deze gedachtenwereld niet
weg. Want, dacht ik zo bij het luisteren: deze misère was toch louter
en alleen aan eigen toedoen te danken. 'Als dit jonge kind zich nu eens
niét door een vriend die zij eigenlijk niet moefti, een kind had laten
bezorgen. Maar heel ouderwets een baantje had gezocht het ar
beidsbureau en de advertentiepagina's bieden heus genoeg dan had
zij van haar eigen verdiensten een kamer of zelfs een flatje kunnen
huren en jurkjes kopen naar hartelust. Maar zelfs al laat men die kant van
de zaak buiten beschouwing en bepaalt men zich tot de droevige
situatie zoals die er nu eenmaal ligt: een piepjonge, brodeloze en slecht
behuisde moeder, een nerveuze, onvoldoende verzorgde kleuter. Dan
klinkt hqt toch nog verbijsterend, uit zo'n jeugdige mond onverbloemde
verwijten te horen aan de gemeenschap, die haar zo laat zitten en niet
onmiddellijk met voldoende geld en een wöningruimtetoewijzing komt
opdraven. Woonruimte, die voor gezinnen met kinderen en studenten niet
eens voldoende beschikbaar is, en geld waarvoor andere hard hebben
moeten werken.
Niemand-zal het nut en de plicht van sociale bijstand ontkennen en
gevallen waarin de betrokkenen door ziekte, invaliditeit, tegenslag
of welke reden dan ook buiten hun schuld het niet meer kunnen
bolwerken. Maar dat een eenentwintigjarige die nooit gewerkt heeft dit
nu als een recht wenst te beschouwen.... Het is maar te hopen, dat de
gescheiden moeder van vier kinderen met haar zestig gulden in de week
niét heeft geluisterd.
AMERSFOORT
„Zonnehof": Werk van leden van kun
stenaarsgroep „De Ploegh" (tot en
met 24 september).
„M 3", Zuidsingel. Aquarellen van
Maarten Kemper en etsen en pente
keningen van Hans Abelman (tot en
met 1 oktober).
AMSTERDAM
Stedelijk Museum (Prentenkabinet):
Tekeningen van Shalom van Safed
(tot en met 29 oktober).
Galerie Krikhaar: Werk van Paul de
Lussanet, opgedragen aan Sanne San-
nes (tot en met 7 oktober).
Galerie D'Eendt: „Group One Four",
bestaande uit John Berry, Roy Gray
son, Mauro Kunst en Brian Yale (tot
26 september).
Kunsthandel Ina Broerse: Wandkleden
van Gerda Edens, grafiek en tekenin
gen van Herman Berserik en plastie
ken van Hans Verhulst (tot 27 sep
tember).
Bols Taverne: Kunstenaars uit Gronin
gen, onder wie Abe Kuipers, Jan van
der Zee, Martin Tissing, Karl Pel-
grom en Ch. A. Rootvoets, prijswin
naars in de dit voorjaar gehouden
wedstrijd „Dynamisch Groningen"
(tot 30 oktober),
EINDHOVEN
Stedelijk Van Abbemuseum: Kineti
sche plastiek van Jean Tinguely en
plastiek en grafiek van Bernhard Lu-
gingbühl (tot en met 15 oktober). Gra
fiek van Hap Grieshaber (idem).
Gebouw Eindhovens Dagblad: Beelden,
plastieken en penningen van Hans
Goddefroy (tot en met 24 septem
ber).
DEN HAAG
Haags Gemeentemuseum: Werk van
de beeldhouwer Peter Struycken, do
cent aan de Academie voor Beelden
de Kunsten te Arnhem (tot en met
29 oktober). Landschapstekeningen
van Hollandse kunstenaars uit de ne
gentiende en twintigste eeuw (idem).
Museum van het Boek: „Engelse boek
banden" (tot en met 30 september).
Maandag wordt de bekende schrij
ver Jan Mens zeventig jaar. Talloze
Nederlanders heeft hij in de loop der
jaren uren vol leesgenot bezorgd met
zijn boeken, waarin realiteitszin en
menselijkheid een voorname plaats in
nemen. Jan Mens, geboren in een Am
sterdams arbeidersgezin, moest al
vroeg aan het werk, omdat hij op
jeugdige leeftijd zijn vader verloor. In
1938 verwisselde hij het meubelma
kersvak voor de stiel van schrijver,
toen hij met succes zijn roman „Men
sen zonder geld" had ingezonden voor
de Kosmos Eerstelingen Prijs.
Wie Jan Mens zegt, zegt Griet
Manshande. Deze vrouw werd de cen
trale figuur in zijn boeken „De Gou
den Reael", „De Blinde Weerelt",
„Het Goede Inzicht" en „God alleen
d'eere", die later gezamenlijk in een
deel verschenen. De laatste jaren
maakte de grote verteller vooral naam
met „Marleen", „Het Heldere UUr"
en „Het Kleine Verschil". Onder de
titel „De Kleine Waarheid" zijn deze
werken nu in een omnibus-uitgave
verschenen, ter gelegenheid van de
zeventigste verjaardag van Jan Mens,
de schrijver die de betekenis van zijn
achternaam op zo waarachtige en
sympathieke wijze in zijn boeken ge
stalte heeft weten te geven.
:V
MANAGER: FRAN KJ. MUNDY
PROGRAMMEi PRICE ONE SHILLING
PROM-MENSORIE"
Van jongs af aan heeft de muziek op ons
een grote aantrekkingskracht uitge
oefend en hoe ouder wij werden hoe meer
die aantrekkingskracht toenam. Maar zel
den nog hebben wij de magische invloed er
van zo ondergaan als toen wij, onlangs in
Londen vertoevend, ons mengden onder de
6500 die getuigen waren van het eerste oro-
menadeconcert in de gigantische Royal Al-
bert Hall, de opening van „The 73rd Sea
son of Henry Wood Promenade Concerts"
door het 96 musici tellende BBC Symphony
Orchestra, onder leiding van de nog jonge
dirigent Colin Davis, plaatsvervanger van de
thans 72-jarige Sir Malcolm Sargent, die, aan
het ziekbed gebonden, voor de eerste maal in
21 jaar het openingsconcert van de „Proms"
niet kon dirigeren.
Toen wij na afloop van het concert onder
een grauwe hemel waaruit een miezerige re
gen viel in de Prince Consort Road onze weg
zochten naar ons tijdelijk verblijf, vroegen
wij ons af wat het toch wel geweest kon
zijn dat een zo onuitwisbare indruk had ach
tergelaten. Het was toch niet voor de eerste
maal dat wij een dergelijk concert hadden
aangehoord? Hoeveel symfonische concerten
van uitnemende Nederlandse orkesten heb
ben wij al niet bijgewoond? Wij zijn de tel
kwijt.
Oeroemde dirigenten hebben wij aan de
lessenaar gezien. Willem Mengelberg,
bouwer van het wereldvermaard geworden
Amsterdamse Concertgebouworkest; Eduard
Flipse, de gulle Zeeuw, schepper van het
Rotterdams Philharmonisch Orkest; ijve-
raar voor de eigentijdse, vooral Nederlandse
muziek; Bruno Walter, de beminnelijke
Mozartvertolker als geen ander; Evert Cor
nells, vechter en vernieuwer; Pierre Mon-
teux, die in de ware zin „par coeur" dirigeer
de en dat op hoge leeftijd niets aan esprit in
boette; Peter van Anrooy, wiens karakteris
tiek gebaar voor immer in ons geheugen
Neem nou die vriendelijke oma in de korte
speelfilm van de Canadees Graham Par.
ker „Where Mrs Whalley lives". Die vrouw,
die bij het drukke gezin van haar zoon in
woont en geen weg meer weet met de moder
ne levensomstandighedenzij is even een
zaam als haar flink uit de kluiten gewassen
landgenoot John Tayler, lid van de motor
club Satan's Choice, die in de documentaire
Satans Keurkorps, ook al een produkt van
Canadese bodem, zijn anders zijn niet onder
stoelen of banken steekt. Mrs Whalley neemt
haar toevlucht tot het verleden, tot de herin
neringen aan de gelukkige dagen van weleer,
de motor provo dendert met zijn brullend
voertuig de imaginaire wereld binnen, waarin
„de anderen" niet bestaan.
JFenzaamheid, communicatiestoornis. Het
zijn heden ten dage de trefwoorden voor
vele films. Als dan de twintigjarige Stichting
Filmcentrum op het jaarlijks Nationaal Film
festijn in de Singer-concertzaal te Laren haar
nieuwe aanwinsten presenteert, hetgeen niets
anders betekent dan dat in twee dagen tijds
vijf speelfilms, acht tekenfilms en elf korte
films bekeken moeten worden, dan behoeft
men niet verbaasd te zijn dat er ook hier
kwistig met het woordje eenzaamheid wordt
gestrooid. In de films zelf, maar ook in de
wandelgangen van de Singer-concertzaal,
waar door de onderwijzers, jeugdleiders,
geestelijken en verenigingsbestuurders, die
in hoofdzaak 't festijn bijwoonden, druk over
de getoonde rolprenten gediscussieerd werd.
Een functie in het vormings- en volksontwik
kelingswerk zullen de films zonder twijfel
hebben, en dat is dan voor de Stichting Film
centrum al een heel belangrijk punt.
Voor wie het niet weet: het werk van de
Stichting is erop gericht een modern medi
um als de film met zijn grote artistieke mo
gelijkheden en zijn sterke binding aan de
maatschappelijke werkelijkheid dienstbaar te
stellen aan de persoonlijke vorming en kri
tische bezinning. Het Oecumenisch Insti
tuut voor Vorming en Voorlichting op Film
gebied in Nederland, zoals de Stichting ook
wel heet, heefi over belangstelling voor haar
films niet te klagen. Het vorig jaar werden
5250 voorstellingen gegeven, een aantal waar
aan men een tiental jaren geleden niet durf
de denken, omdat men vreesde dat de televi
sie roet in het filmeten zou gooien. Voor het
werk van het Filmcentrum zijn de ontspan
ningsfilms door de invloed van de t.v. inder
daad op het tweede plan gekomen, maar de
discussiefilms, met of zonder open slot, zijn
een steeds belangrijker plaats gaan innemen.
Niet het bioscoopje-spelen, maar de vormings
activiteit domineert. De filmtaal als commu
nicatiemiddel laat zich niet het zwijgen op
leggen.
Even een zijsprongetje: Niemand zal ont
kennen dat we in een fascinerende tijd leven.
De ontwikkelingen op technisch gebied vol
gen elkaar zo snel op dat het er soms naar
uitziet dat de menselijke geest erover strui
kelt. We kunnen het niet allemaal meer bij
benen. Een van de facetten van deze tijd is
de specialisatie, die de belangen van de men
sen in sterke mate uiteen heeft doen lopen.
De samenleving is ondoorzichtig geworden.
Het grote gevaar van deze ontwikkeling is
de verminderde communicatie. Nooit werd
daarom vaker over eenzaamheid gesproken
dan heden ten dage. In deze tijd van stroom
versnelling en schaalvergroting heeft de
kunst de .functie van communicatiemiddel ge
kregen. De kunst spreekt over iets, geeft in
zicht in het leven of een bepaald aspect daar
van. En het is speciaal de film die sterk op de
realiteit gericht is, welke met haar beeld
spraak het contact tussen mens en maatschap
pij mogelijk maakt. De film ademt visueel een
wereld met 'n eigen zeggingskracht, die vroe
ger veelal een bevestiging van een heersend
levensgevoel was, maar nu vaak een zoeken
is naar een zingeving aan het bestaan. Een
filmer kan getuigen, en hij doet dat, meer
en meer.
Terug naar de Singer-concertzaal, waar
met de tekenfilms, korte films, documentai-
Scène uit „De pandjesbaas van Sydney Lu-
met. Rechts de acteur Rod Steiger, die de
hoofdrol in deze Amerikaanse film speelt.
res en speelfilms, die de Stichting Filmcen
trum dit jaar aangekocht heeft, een balans
kan worden opgemaakt van de huidige stand
van zaken in de cinematografie. Daarbij
past allereerst een waarschuwing, die van
de cultuur-filosoof Guardini: „Het ethische
gevaar van de film is de onwaarheid". Fil
mers maken zich tot tolk van een geestes
toestand, die slechts een bepaald gedeelte
van de werkelijkheid toont. De toeschouwer
is overgeleverd aan het cameraoog, waar
door de cineast de werkelijkheid ziet en „zijn"
realiteit schept. Dat die werkelijkheid niet
zelden door een cultureel mercantilisme een
zijdig wordt belicht, kan op het debet van de
bioscoopcommercie geschreven worden.
Goed, laat dan de menselijke eenzaamheid
filmologisch tot op de botten ontleed worden,
toch zijn er blijkbaar altijd nog filmers die
met hun visie op die eenzaamheid een we
reld kunnen scheppen, die boeit, die ont
roert, fcoals de wereld, die de Amerikaan
Sidney Lumet in The Pawnbroker (De pand
jesbaas) oproept. Lumet begon zijn carrière
met „De twaalf gezworenen" en heeft sedert
dien films van verschillend niveau gemaakt,
waarbij steeds het element van de persoon
lijke verantwoordelijkheid terugkomt. De
pandjesbaas (een indrukwekkende rol van
Rod Steiger), de enige overlevende van een
Joods gezin dat in een Duits concentratie
kamp gezeten heeft, wordt achtervolgd door
zijn verleden, waardoor het hem onmogelijk
is nog contact te onderhouden met zijn me
demensen. Het verleden snoert hem het le
ven af. Lumet heeft met abrupte overgan
gen de-onderlinge afhankelijkheid van heden
en verleden filmisch bijzonder knap weerge
geven. Zijn film en die van de 61-jarige West
duitser Wolfgang Staudte „Herrenpartie"
(Afrekenen, heren) waren veruit de beste
speelfilms op dit festijn. Toch won geen van
beide de Gouden Eekhoorn. Die ging naar
de Tsjechische film Skola Hrisniku (School
voor delinquenten) van Jiri Hannibal. De
jury, samengesteld uit vertegenwoordigers
van verschillende takken van sociaal-cultu
reel vormingswerk, heeft in haar keuze de
functie van de film in het vormingswerk la
ten prevaleren boven de artistieke kwaliteit.
Hannibal houdt zich bezig met het probleem
van de heropvoeding van jongeren, die zich
aan het overtreden van de regels van het
maatschappelijk verkeer hebben schuldig ge
maakt. Hij doet het vrij conventioneel. De
Tsjechische „nouvelle vague" heeft hem nog
niet bereikt.
Nog even iets over „Herrenpartie", een
film, «die de organisatoren zelf zo belangrijk
achtten dat hij twee keer gedraaid werd. In
Duitsland is dat anders, daar is deze Duits-
Joegoslavische co-produktie vrijwel taboe.
De manier, waarop Staudte erop blijft hame
ren dat het Duitse volk radikaal moet afre
kenen met het nazi-verleden komt voor on
ze oosterburen dan ook hard aan. Aanleiding
tot het maken van „Herrenpartie" was een
krantebericht over een Duitse toerist, die
in Hilversum bij een particuliere woning aan
belde en de bewoners vroeg het huis aan
zijn vrouw te mogen laten zien, omdat hij
er tijdens de oorlog als Ortskommandant ge
resideerd had. Tegen een dergelijke menta-
Vanavond kunt u dank zij de televi
sie weer oog- en oorgetuige zijn van
„The last night of the Proms", het
laatste van de jaarlijkse serie Henry
Wood-promenadeconcerten in de Royal
Albert Hall in Londen. Om u de sfeer
van dat evenement des te beter te la
ten smaken, publiceren wij hierbij Je
indrukken die een van onze muziekme
dewerkers opdeed, toen hij afgelopen
zomerseizoen „The FIRST night of the
Proms", het eerste concert in de serie
van dit jaar, bijwoonde. Misschien
leidt de lezing van dit artikel en het
kijken en luisteren naar de uitzending
van vanavond er wel toe, dat menig
lezer volgend jaar in het kielzog van
schrijver dezes ook eens persoonlijk
naar Londen oversteekt, om zo'n con
cert bij te wonen („Holland rules the
waves"!).
liteit heeft Staudte stelling willen nemen. De
leden van de Liedertafel Neustadt, die in hun
vakantie terecht komen in een Joegoslavisch
dorpje, waarvan de mannelijke bevolking
tijdens de oorlog is doodgeschoten, vallen in
hun houding tegenover de hen vijandig-gezin-
de vrouwen terug in een militair gedragspa
troon, waarmee zij tijdens de oorlog ver
trouwd geraakt zijn.
Geen Gouden Eekhoorn dus voor „Herren
partie", wel overigens voor Staudte zelf, die
de speciale Gouden Eekhoorn van de pers
jury kreeg, welke daarbij uiting gaf „aan
haar bewondering voor de moedige, men zou
bijna zeggen stout-moedige wijze, waarop
hij nu reeds jaren in zijn films partij kiest
voor de opbouw van een democratische sa
menleving, gedragen door een democrati
sche mentaliteit".
Communicatiestoornis, met eenzaamheid
als gevolg, was ook het thema van veel van
de korte films die op het Filmfestival ge
draaid werden. Het was vooral de National
Film Board of Canada (toch al sterk in het
maken van films, meestal in cinéma-vérité-
stijl), welke met een drietal korte filmpjes,
de al eerder genoemde „Where Mrs. Whal
ley lives" en „Satan's Choice" alsmede „Ski-
doo 23", excelleerde. De jury voor de korte
films heeft evenwel, in tegenstelling tot die
voor de speelfilm de functie van de film in
het vormingswerk niet laten prevaleren bo
ven de artistieke waarde. Vandaar dat de
Gouden Eekhoorn voor de korte film en te
kenfilm kon gaan naar respectievelijk „Cul-
loden" van Peter Watkins en „Die Nashör-
ner" van Jan Lenica. Watkins, de man die
voor de Britse t.v. de film „The War. Game"
maakte en moest ervaren dat de* B.B.C. de
uitzending verbood omdat gevreesd werd
voor een paniek bij de burgerij als deze de
fantasie over de gevolgen van een atoomoor
log zou zien, deze Peter Watkins heeft met
wetenschappelijke nauwkeurigheid de beslis
sende veldslag tussen Britse regeringstroe
pen en Schotse Hooglanders, die in 1746 op
de heide van Culloden werd geleverd, gere
construeerd. De film, in 1964 voor de t.v. ge
maakt, ontmythologiseert een stuk geschie
denis en is zo gruwelijk dat het een anti-oor
logsfilm in optima-forma is geworden. Van
anti gesproken: ook de tekenfilm van Jan
Lenica „Die Nashörner" (Rhinocerossen),
kan een anti-film worden genoemd, een an
ti-tekenfilm, want wat de Pool grafisch in
filmvorm gegoten heeft, is veel meer dan een
aardig divertissement. In zijn verfilming van
de macht van reclame en propaganda heeft
de grafiek zich van de film bediend.
Tot slot van deze notities van het Natio
naal Filmfestijn in Laren de woorden van
de directeur van de Stichting Filmcentrum,
drs. J. A. Hes: „Voor de Stichting Filmcen
trum is de grote belangstelling voor de ma
nifestatie van dit jaar aanleiding zich te be
zinnen op de vraag of volgend jaar wellicht
een bredere opzet te verwezenlijken zal zijn.
Overwogen wordt echter volgend jaar niet
alleen films te vertonen waarvan reeds vast
staat, dat zij in ons land ten dienste van het
sociaal-cultureel vormingswerk zullen wor
den uitgebracht, maar ook films, waarvan
dit nog niet zeker is". Een echt mini-film-
festijn dus.
staat gegrift; Ignaz Neumark, de slagvaardi
ge leider van de zomerconcerten in het
Scheveningse Kurhaus, Paul Pella, operadi
rigent van betekenis... Hen allen hebben wij
aan het werk gezien, met sommigen van
hen hebben wij mogen samenwerken. Zij
brachten ons in de ban van hun herscheppin
gen, verkwikkend als water.
Was dit dan anders in de Albert Hall, in
deze tempel der Muzen, deze heilige hal der
Toonkunst, die als vervuld schijnt van de
klanken welke aan de composities van de
grootmeesters der muziek gestalte gaven, en
waar kunstenaars uit de gehele wereld hun
triomfen vierden?
Ja en neen. Men moet de sfeer van dit ge
beuren, een sfeer zo geheel verschillend van
die in de Nederlandse concertzalen, geproefd
hebben om te kunnen beseffen dat het inder
daad anders is.
Wij ondervinden er al iets van als wij
ons in de naar de Albert Hall leidende, bre
de" Prince Consort Road, aansluiten achter
de rij niet te tellen honderden, die twee aan
twee in volkomen rust, zonder gedrang, eer
biedig als gold het een kerkgang, toegang
verlangen tot het concert. Niemand denkt er
aan, voor zijn beurt te gaan als de eindeloze
rij langzaam opschuift naar de loketten waar
de toegangsbewijzen verkrijgbaar zijn.
Het is allemaal keurig geregeld. Elke rang
heeft zijn eigen genummerde „door". De on
ze is „door 10", Gallery Promenade, in let
terlijke zin de hoogste rang. Hoe hoog, be
merken wij pas als wij, na ettelijke trappen
beklommen te hebben, de brede promenade
betreden die om het gehele circusvormige
gebouw heenloopt, en wij over de balustrade
een blik werpen in de diepte, waar de men
sen lilliputters lijken.
Zitplaatsen zijn er op de galerij niet, be
halve hier en daar aan de ballustrade enkele
stoelen, die worden bezet door verpleegsters
in uniform. Wie wil gaan zitten doet dat te
gen de muur geleund, op de stoffige grond,
op uitgespreide regenjassen of op voor dit
doel meegebrachte kranten. Aan de balustra
de staan de toehoorders rijen dik. Wie tij
dens het concert vermoeid raakt, gaat op
de grond zitten of gaat promeneren, al luis
terend. Er is geen sprake van dat dit prome
neren hinder veroorzaakt. De schoenen wor
den uitgetrokken men loopt op zijn sokken of
kousen. Geen woord wordt gesproken. Ook
wie loopt, luistert met intens gespannen aan
dacht. Hem of haar ontgaat geen noot.
y?an boven af gezien biedt de enorme ruimte
een imposante aanblik. Beneden, in de
piste staan de mensen opeen gepakt. In het
midden ervan ontwaren wij een spuitende,
door bloemen omgeven fontein, die echter,
zodra het concert een aanvang neemt, als door
een onzichtbare hand wordt afgesloten. Amfi-
theatersgewijze rijzen de dichtbevolkte lo
ges omhoog. Uit het koepelvormige dak
straalt het licht van ontelbare lampen.
Tegen het aanvangsuur nemen de orkestle
den hun plaatsen in. Het zachte stemmenge-
zwatel van de duizenden valt stil als een ge
rokte heer voor de microfoon treedt en een
mededeling doet. Wat hij zegt gaat door de
resonnanser voor ons zo goed als verloren,
maar wij begrijpen uit zijn woorden dat hij
de concertbezoekers er van in kennis stelt
dat Sir Sargent, wiens naam het programma
boekje vermeldt, vervangen wordt door Co
lin Davis.
Het orkest lijkt ons nu compleet. Toch, wij
zien het goed, de plaats van de concertmees
ter is nog leeg. Maar daar verschijnt hij, de
viool onder de arm.
Hij wordt met applaus begroet. Wij hebben
dit nog niet eerder meegemaakt, en begrij
pen nu ook waarom op pagina 1 van het pro
gramma zijn naam, met die van de dirigent
wordt genoemd, BBC Symphony Orchestra-
leader, Trevor Williams, staat er, en daar
onder Sir Malcolm Sargent, Conductor. On
middellijk na Trevor Williams betreedt Colin
Davis het podium. Aan het einde van het con
cert zal deze ceremonie in omgekeerde volg
orde worden herhaald en eerst daarna zullen
de overige orkestleden hun plaatsen verla
ten.
Er klimt iemand voor de speeltafel van het
4-klaviersorgel. De duizenden welk een
gewaarwording te zien dat de jeugd over
heerst! verheffen zich en dan klinkt, mach
tig en overweldigend, de „National Anthèm."
Ook dit kennen wij in Holland niet. Hoog
stens gebeurt het als een concert plaats
vindt op de dag dat een lid van ons Konink
lijk Huis verjaart.
"T^e akoestiek van de Albert Hall is fenome
naal. Wij beluisteren van onze hoge staan
plaats de klank alsof wij eerste rij parterre
zitten. En wie weet, klinkt het in de hoogste
regionen nog beter dan in de diepte onder ons.
Het fijnste pianissimo blijft in de ruimte
zweven, het forto klinkt stralend. Hoe formi
dabel de akoestiek is, wordt ons in het bij
zonder geopenbaard in de na de pauze ge
speelde suite „Facade", een uit 1923 daterend,
geestig, satirisch werk van de in 1902 geboren
componist Walton. De laatste maat van het
vierde deel van deze suite eindigt met een
solo-triangelslag, die op de galerif duidelijk
hoorbaar is. Beter bewijs van de akoestische
eigenschappen van de Albert Hall, én van de
ademloze stilte waarin het concert wordt ge
volgd, is niet denkbaar.
De klank van het soepel op intenties van
zijn leider reagerende orkest behoudt ook in
de uitersten het welluidende, het muzikaal-
vloeiende. Het gebaar van Davis lijkt wat
druk, maar is tegelijk dwingend.
Het programma is zeer gevarieerd. Na de
vurige „Ouverture Carnaval" van Dvorak
speelt de in Shanghai geboren pianist Fau
Ts'ong het „Concert voor piano en orkest
in a" van Grieg. In het verdroomde Andante
vallen in de begeleiding de hoorns op door
fraaie toonproduktie.
Na de pauze de „Symphony no. 88" van
Hayden welk een verrukkelijk gespeeld,
van raffinement doortrokken Andante horen
wij! de reeds genoemde „Facade", een
„Scherzo" van Mendelssohn en als sluit
stuk „Variations and Fugue on a Theme of
Purcell" van Benjamon Britten.
Ontroerd en vervuld van wat wij gezien
en gehoord hebben, verlaten wij de Albert
Hall. Afdalend naar de Prince Consort Road
horen wij een jongeman verzuchten: „It was
splendid". Wij beamen het volmondig.
v. R.