Lammelietjesavond was soms maar een weemo edig gebeuren in het oude Veenendaal 1 v DENK ER EENS OVEN Nfl Vf M Ruwe klanten door Adriaan P. de Kleuver Werk Naar de baas Saliemelk DAMMEN mm m w m w ,S S W m _e w m m mm SCHAKEN m i m m BRIDGE CRYPTOGRAM r V;":'t ÊÊm m OPLOSSING - jnsSt&sij L - «V - 1 v |f "Wk, &-< - "v - Er is in het verleden heel wat af ge- wouweld over het Veenendaalse feno meen dat als .Lammelietjesavond" he kend is in de boeken die over folklore handelen en zoals dat maandag 18 sep tember weer wordt gevierd. Folklore is een teer volksgoed. Om echte folklo re te ontmoeten zouden wij bijvoor beeld naar een Noors dorpje dicht bij de poolcirkel moeten gaan. Daar wo nen nog mensen die alléén op jaar markten in een grotere plaats met de opdringende, gelijkschakelende cultuur in aanraking komen. Zo moet Veenen daal er een dikke hondervijftig jaar ge leden nog aan toe geweest zijn. In zo'n geïsoleerd dorp hield men er dan nog oude gebruiken op na waar geen bui tenstaander aan te pas kwam en er veelal, in feite ook geen begrip voor kón opbrengen. In zulke gevallen maakt legendevorming een goede kans en in het geval Lammelietjesavond" sprak men al gauw over Vlaamse beïn vloeding; dit gebruik zou gedurende de late middeleeuwen overgewaaid zijn. De eerste die over de vermeende Vlaamse afstamming van de oude Vee- nendalers iets publiceerde, was de Vee- nendaler T. Hootsen in Gelre (1920), een in vele opzichten aardig artikel, dat er evenwel evenzovele malen naast is. Minitieus speurwerk werd de laat ste jaren verricht, maar de deugdelijke bewijzen van een Vlaamse infiltratie van 300 arbeiders omstreeks 1550, ble ven onvindbaar. Hootsen noemt helaas geen bron van herkomst bij zijn ver melding. En zo sukkelt dit oncontro leerbare gegeven dan maar rond in de publikaties die na die van Hootsen uit 1920 het licht zagen. |^n toch is er een lichtpuntje in dit duistere geval, namelijk het speur werk van het volkskundig onderzoek dat de Kon. Ned. Academie van We tenschappen laat verrichten door tien tallen medewerkers. In het zuiden van Nederland zijn ve le dingen vervuld met uit de Germaan se tijd stammende en later gekersten de kerkelijke gebruiken. In overwegend Protestantse gebieden kent men haast geen oer- en volksgebruiken. Het Vee- nendaalse Lammelietjesavond moet op een geheel andere stam geënt zijn dan daar met veel gebruiken het geval is. Dit unieke Veenendaalse volksgebeuren vloeide voort uit vrij eenvoudige en zeer simpele gebeurtenissen: de oude verhoudingen baas-knecht. Veenendaals eerste predikant Theo- dorus Siliginius, die als zuiver Calvinis tisch predikant uit het toen al jaren Gereformeerde Leerdam kwam, klaag de steen en been bij de Synode te Utrecht over zijn ruwe turftrappers. Gedurende zijn tienjarige ambtsvervul ling zijn in Veenendaal dertig doodsla gen voorgekomen. Ontstellend als men dat in die oude akten leest. Dus een ruw volkje daar in die onherbergzame venen. Men zegt wel eens dat men zo Ware stukjes volkskunst zijn soms de besneden en daarna uitgeholde kala- bassen en pompoenen. Keurig in oude klederdracht gestoken (het meisje draagt een originele boerenknipmuts met staart stuk) poseerde dit drietal in 1949 met hun pronkstuk dat de eerste prijs in de wed strijd behaalde. Dit is dan wel het gewel digste Lammelietjesavond-„feest" ge weest aller tijden. In 1949 vierde Veenen daal het vierde eeuwfeest en Lammeliet jesavond van dat jaar werd de grandioze afsluiting. iets maar niet moet schrijven. Waarom evenwel niet? Voor een dikke vijftig jaar hadden de Veenendalers in de wij de omgeving nog de naam gauw met het mes te zijn. We mogen blij zijn, dat het nu heel anders gesteld is met de moraal. In het verleden is Lammelietjesavond evenwel „een net feestje" geweest, meer kinderfeesten dan grote mensen gedoe. Ouderen vertellen altijd dat het op Lammelietjesavond gezellig was en, dat de Veenendalers juist die avond vroeg naar 't korte kampie gingen, want de wolkammersknecht», die de he le zomer op het veenland geploeterd hadden in de turfgraverij, moesten de morgen na Lammelietjesavond voor dag en voor dauw bij de wolkammers baas beginnen. Lammelietjesavond was de avond voor de hernieuwing van de mondelin ge afspraken. Contracten hield men er niet op na. De wolkammer maakte de dienst uit in het oude Veenendaal. Aan het einde van de week haalde de wol kammersvrouw een deel van het zuur verdiende geld, want geen knecht durf de het aan, haar kruidenierswinkeltje voorbij te gaan en dan had ze nog een „patent" dat haar het recht gaf jene ver te verkopen. Dat was maar een „tobberige tijd". De bazen werden al rijker en Jan met de pet al armer. Er kwam een ontstellend standsverschil. De „grote bazen" met meer knechten werden reeds fabriceur in wol ge noemd en het verschijnsel „fabrie ken" deed opgang in het oude Veenen daal. Ons Lammelietjesavondgebeuren stamt evenwel uit de tijd dat zo'n zelf hard meewerkende wolkammer één of twee knechten voor de herfst- en win termaanden aannam. Toen was de ver houding baas-knecht nog niet zo door het standsverschil bedorven. Het zal in de tijd van de opkomst van de wol- kammerij rond 1700 geweest zijn dat de eigenlijke status wolkammersknecht ontstond. In 1750 waren er dan al gro te wolkammerijen en enige weverijen, waar lichtere wollen stoffen gemaakt werden. Bekende „fabriceurs" uit die tijd waren Bomas, De Bijl, Langeveld, Hardeman en Van Schuppen. Later is hun aantal nog vergroot en vinden wij in de Veenendaalse archivalia om streeks 1850 nog ca. 50 wolkammers baasjes. Dit aantal liep danig terug toen eerst „de firma", die in de volks mond D.S. genoemd werd, de Van Schuppen's wolindustrie, een échte fa briek werd en wat later de „fabriek" van de Gebroeders Van Leeuwen en „De Woudenbaargse" fabriek op kwa men zetten. Tegen de „grote bazen" konden die kleine zelfstandigen het niet bolwerken. De één na de ander ver dween van het toneel. "Voor 1800 zal er al sprake van dat lokale gebeuren geweest zijn. Per soonlijk schat ik dat het ontstaansbasis rond 1700 moet hebben gekregen. Wij moeten het verloop van de turfnering daarbij niet uit het oog verliezen. De beter gesitueerden zullen eerder de bakens verzet hebben en zich als kleine zelfstandige wolkammer gevestigd heb ben. De vroege arbeidersbevolking genoot geen deugdelijke bescherming van de zijde van de overheid. Het enige dat de knecht te doen had was fiks wer ken, zorgen dat hij geen ruzie met de baas kreeg, want wee degene die op de zwarte lijst kwam. Jacob, het Joodse pandhuisbaasje, had 's maandags de drukste dag als arme moeders zo in de knel kwamen te zitten dat ze de zondagse kleren naar de lommerd brachten. En zo sta pelden de moeilijkheden zich maar op. Onhoudbare toestanden, veel kinder sterfte en ook véél sterfgevallen onder de pubers van toen. 't Was een trieste bedoening en over de goede, oude tijd van Veenendaal moet je het maar niet hebben... ¥n dit vreugdeloze bestaan dan had het Lammelietjesavondgebeuren zich ingeburgerd. Hoe? Kijk, dat moet men niet te zeer idealiseren. De heren „folkloristen" romantiseren iets dat zó uitgesproken volks is tot wonderwat. Dit alles was in het verleden uitgespro ken een intiem volksgebeuren, iets waar de buitenstaander niets van af wist en ook niets van begreep. En nog is er geen inwoner van oude stam die er wijs uit kan worden. Vaag zegt men dat het iets met het „lamp-begieten" te maken heeft toen men vroeger voor het eerst bij lamplicht ging werken. Dat is beslist een misvatting. Al dagen lang werkten de wolkammers baasjes zelf bij lamplicht. Niet de zon bepaalde de werktijd maar de klok! En de klok wees al een laat avonduur als de baas zelf de zware wolkam in het rek hing. Dan was de lamp al lang „begoten" ge weest. En wat voor een lamp! Aan de zolderbalken hingen een paar bussen met een gat er in geslagen waaruit een walmende oliepit stak. Raapolie en later de wat zindelijker petroleum was de geijkte brandstof. jyeen, laat ons eens met beide benen op de grond blijven en dit gebeu ren eens objectief en vooral nuchter bezien. Men spreekt van Lampbegie- tersavondfeest. Maar er was voor onze oude Veensen geen aanleiding die avond feestelijk door te brengen. Het was beslist geen avond die herinnerin gen aan één of ander illuster gebeuren levend móest houden. Er gebeurde wel iets die avond. Na ,,'tsniggie bróód" trok vader de goeie jas aan en stak de blauw gekousde voeten in hagelwit geschuurde klompen en met een ,,'t goeie" stapte hij naar de baas. Het was dan een geklepper van klompen in héél het toenmalige Veenendaal met zijn vaarten, sloten, bruggetjes en slechte wegen. Allemaal mannen op weg naar „d'n baos". Die zat in z'n indrukwekkendste jas en de „platte zije op 't hofd" in de mooie ka mer mooi te wezen en de wolkammers vrouw deed vanzelf haar uiterste best voor één avond nu eens niet de kruide nierster met patent, maar de rol van gastvrouw uit te hangen. Gestommel van klompen kondigde het bezoek aan. „Kom d'r mar in jong", deed dan de vrouw minzaam, „en gao d'r mar zil te". De pet (meestal een platte met glim mende klep) in de handen of op een knie geplaatst zat Gijs dan maar te zit ten. Er kwam koffie op tafel met een lang beschuitje een „goeiekope segaar an 't hofd" en wat later een „burrel". Na wat koetjes en kalfjes geklets stond Gijs op en liep naar de deur. Handjes geven was er niet bij. „Nou, Gijs", kon dan de wolkammers baas zeggen, „van 't èuwe doen dan mar". „Dank ie baos", zei die dan van de weeromstuit, schoof snel de voeten in de klompen en ging op huis aan! Moeder wist dan wel van 't gezicht af te lezen of ,,'t goeie" was. Maar, o wee, als de baas niks gezegd had. Dan was vaders eerste gang naar Letje of 't Schuppie geweest en ging hij met een ,,'k gao 'j naor me nest", de bedstee in. Naar aanleiding van 't voorgaande kan ik het beste verwijzen naar de boeren meiden- en boerenknechtenmarkt op de laatste ossenmarktdag in vroeger ja ren (tweede dinsdag in november) toen de deerns en jongens op de markt de dienst voor een jaar verlengden. Aan huis bij de baasjes, die een hulp bij het wolkammen, blauwverven, ploten, spoelen, haspelen en wat er bij de wolbewerking alzo te kijken kwam, gebeurde hetzelfde. De wolkammersknecht werd voor een heel seizoen aangenomen op Lamme lietjesavond. Moeder en de grote doch ters deelden mee in de gunst en kre gen bergen gekamde wol te verwer ken op het spinnewiel. Er was weer werk aan de winkel. Met even veel „recht" zou gewezen kunnen worden op oud-Germaanse be ïnvloeding bij het nagaan van de his torische achtergronden van dit oer- Veenendaalse gebruik. Er is dienaan gaande een fantastisch verhaaltje van D. J. van der Ven inzake het voorma lige rondgaan met de „Lammelietjesos" langs de huizen. Een prachtbeest met een bloemenkrans om de hals, en twee fel oranje sinaasappels op de hoorns. Wijlen Jan Middelhoven wist daarover te vertellen dat dat dan toch maar geen spekkie voor des arbeiders bekkie was. De tong van het beest ging b.v. naar de beste klant, de een of andere fabrikant. Oude Jan vertelde uit een meer dan honderd jarige herinnering. En dat moet dan omstreeks 1850 nog het geval geweest zijn. Het aardige gebruik van de slagers hun schoonge schrobde slagerij te versieren kan nooit erg oud zijn. In de jonge jaren van Jan Middelhoven kwam bij arme mensen wel eens een geroosterd speenvarken op de middag dis waarvan die dag dus ieder naar hartelust stukjes kon afprjkken met de ijzeren vork. Andere dagen was het een kaai spek. Alléén zondags was er wel eens een „stukkie vlais" en dan veelal wat van de geitenslagter of van de koudslagter die soms 'n aan een ziekte doodgegaan varken of kalf „uitpondde". De voedsel toestanden waren allererbarmelijkst. Dat Lammelietjesavond een deel van een voor de Veenendaalse arbeiders belangrijke dag was staat dus wel de gelijk vast. Het mooi maken van de sla gerijen heeft wel degelijk een volks kundige betekenis, maar een verbin ding met een oud-Germaans offerfeest wijs ik persoonlijk verre van de Vee nendaalse grenzen. Tot nu toe is alleen het aandeel van de volwassenen onder de loep geno men. In feite is het een echt kinder feest geweest. En dan zet ik zonder schroom „feest", want zo'n kind uit pakweg 1825 zag in de fantasie eigen lijk niets anders dan de mooie din gen. Het is als met dat zéér arme kind uit het aandoenlijke verhaal „het meis je met de zwavelstokjes", van de on overtrefbare Hans Christiaan Ander sen. Armoede en dood zijn voor de kinderziel geen beletsel de fantasie de vrije loop te laten. Het kind droomt weg in de eigen kinderwereld. Of vader nou met een stuk in de kraag thuis kwam, omdat het met het werk niet goed zat of met een blij gezicht vanwege de werkgelegenheid die er weer was, de Veenendaalse kinderen waren tegen dat het donker werd met een uitgehol de biet of een doorschijnehde „buil" om een op een „zonspitten-stok" gesto ken kaarsje de straat opgegaan. Straks wachtte moeder met een warm kom saliemelk met echte suiker er in. Dan glunderden de gezichten en 't fijnste eten bij de wolkammersvrouw op tafel gebracht kon het niet halen bij de kom saliemelk die ze beschermend in het kommetje van hun handjes hielden. Zo had ieder z'n meug: de wolkammer zijn gekookte ossetong en het knech tenkind saliemelk. Toch zat daarin een schrijnend leed, een niet te aan vaarden standsverschil dat scherp naar voren treedt. Wat weet men nu nog van een dun sneetje roggebrood met een schraapsel reuzel, het goedkoopste wat er bestond, een kom zwarte koffie met een koffiebal in plaats van suiker, van één haring voor tien man en het gevecht om de kop waar je de „heu- ning uitzoog", zoals oude Jan Middel hoven het zo „hartig" zei. Lammeliet jesavond vroeger: vader en de kinde ren van zo'n 8 a 9 jaar gingen die avond vroeg onder de wol: „Op ut slag van halluf neege", zegt het liedje. Want de volgende morgen bonkte de porster met haar knuppel de hele buurt wakker en wat later klepperden dan de klom pen door Veenendaals stille straten. Om zes uur al! De kleintjes werden uit het bed gehaald en desnoods op een natte dweil wakker gemaakt. In feite was de befaamde Lammelietjesavond het voorspel voor dit in feite trieste ge beuren. Eigenlijk was het om te huilen dat voor een paar stuivers in de week die stumpers van arbeiderskinderen die arbeidsholen ingestuurd werden. Ge volg? Menig jong meisje van 15-16 jaar zakte op een dag in elkaar: t.b.c. en een slepende dood. Géén sanatoriums en geen consulta tiebureaus. De grote bazen vermeerder den hun rijkdom over de gekromde ruggen van het werkvolk dat van de vroege morgen tot de late avond moest ploeteren. In dat Veenendaal en in dié sfeer was het Lammelietjesavondge beuren géén feest. LiOJ XySS: door J. M. BOM DE HELD van de rampzalige wedstrijd Sowjet-Unle—Nederland was ongetwijfeld ln de eerste ronde Kees Varkevlsser. Op het moment, dat zich al donkere wolken samenpakten hoven on ze ploeg, brak plotseling het zonnetje door ln de vorm van een glanzend besluit van een nogal riskante opening Het stimuleerde toch wel, want duidelijk minder staande partijen werden vanaf dat moment weer met het zo bitter nodi ge optimisme afgespeeld. De gehele wedstrijd kreeg weer een enigszins nor maal aanzien. Hieronder dit fraaie gevecht, dat be loond werd met de enige zege die we konden behalen: Wit: M. Sjawel; Zwart: C Varkevlsser. eerste Match Moskou 1967. 1. 32-28 16-21; 2. 31-26 18-22; 3. 38-32. Deze voortzetting werd. naar wij menen, voor het eerst door Keiler toegepast als verdedigingssysteem tegen de „Roozen- burg-attaque". die zwart hanteert. Nog steeds is de waarde van deze defensie twijfelachtig en ook deze partij geeft geen grotere duidelijkheid. 3. 11-16; 4. 43-3R 7-11; 5. 49-43 1-7 6 37-31 21-27. Moet wel, anders volgt 31-27 met normale vleugelopsluiting. 7. 32x21 16x27; 8. 42-37. Dreigt met een overmacht aan materiaal de zwarte voor post te overmeesteren. 8. 11-16; 9. 37-32 16-21! Accepteert een z.g. „Partle Bon- nard", die wel riskant, maar ook kansrijk is. OPEN 10. 41-37 20-24. Vanaf dit moment wordt de strijd beheerst door wits doel. de stelling „open" te breken, terwijl iwart oelang heeft bij het „gesloten" houden van de positie. 11. 47-42 14-20; 12. 34-29 10-14! Conse quent. 13. 40-34 13-18; 14. 44-40. Oorspron kelijk heerste de mening, dat 45-40 hier sterker zou zijn, doch na (9-13) 50-45 (3-9) ontstaat de partijvariant en ook een vroe ger verbreken van het systeem leidt tot hetzelfde spel als in de partij. 148-13; 15. 40-44 3-8! (diagram) wJM EEt g V %l fü g Zoals steeds in dit soort partijen, is de spanning reeds na korte tijd tot het kookpunt gestegen. Wit gaat over, vrij wel geforceerd, tot een liquidatie. Als interessante opgave voor de lezers de opgave: Waarom speelde wit hier niet 16. 28-23 of 16. 34-30? Zeer terecht volgde hier: 16. 35-30 24x35 17 29-23 18x29; 18. 33-24 20x29; 19. 34x23 22x33; 20. 31x11 7x161; 21. 26x17 12x21; 22. 38x29. Ook na 39x28 houdt wit een lastige voorpost. 19x28; 23. 32x23 8-12. De nu komende zwarte omsingeling stelt hoge eisen aan het witte spel: 24. 36-31 6-11; 25. 37-32 21-26; 26. 32-28 Na 31-27 zou (26-31) 27x36 (12-18) 23x12 (11-17) direct een eind aan de strijd ma ken. 26 28x37; 27. 42x31 13-18? 28. 31-27 11-17; 29. 43-39 9-13 30. 40-34?? De verschillende „ontastbare" dreigin gen, waaraan de witte stelling bloot staat, voeren tot een begrijpelijke maar toch ernstige fout van wit. HIJ heeft overzien: 3035-40! 31. 44x35 18-22 32. 22x20 15x44. Het fraaie van deze „lichte combinatie" ls, dat het onschadelijk ma ken van de doorgebroken schijf met 23-18 (12x43) 48x50 verliest door de over- machtsaanval van de schijven 16 en 17 tegen de enig overgebleven witte verdedi ger 461 Hoewel wit de partij nog rekte, mede geholpen door een wat minder scherp gespeeld afspel, kon wit sljn verlies niet ontgaan. OPLOSSING De stand: Wit (E. Bronstrlng) 21. 27. 28. 31. $3. 35. 37, 38, 39, 40. 43, 44. 45 (13 St). Zwart (Tsjitkin) 2. 6, 7, 12. 14. 15. 16 19, 20 24 25 29 30 (13 St.) Wit mocht niet de schijfwinst nemen met 22-18? (19x28) 33x13 wegens (29-34!) 40x29 (24x42) en hoe wit ook slaat, zwart heeft steeds gelegenheid (2-8) en (11x37!) te laten volgen. Weliswaar niet diep. maar Ingenieus gevonden! door H. KRAMER IN Zweden wordt al sinds vele eeu wen druk geschaakt. De Noormannen hebben het spel bijna duizend jaar gele den ingevoerd en het is in heel Scandina vië in alle lagen van de bevolking popu lair gebleven. Koning Karei XII stond bekend als een verwoed schaakspeler. Of hij ook sterk speelde mag betwijfeld worden, omdat hij altijd probeerde zo veel mogelijk zetten met de koning te doen. In de laatste halve eeuw heeft Zweden dankzij het optreden van het trio Lun- din-Stahlberg-Stoltz een faam gekregen die ver uitgaat boven het betrekkelijk geringe Inwonersaantal. Maar Stahlberg en Stoltz zijn overleden en Lundln ein digde in de laatste kampioenswedstrijd op de gedeelde tiende en elfde plaats. Zijn leeftijd (63) speelt natuurlijk een woordje mee. VERBLUFFEND Gelukkig staan er een aantal Jongeren klaar om de vaandels over te nemen. Kampioen werd de 25-jarige Rolf Mar tens. Achter hem zijn er nog Jongeren zoals de 14-Jarlge Anders Blomberg, van wie ik hieronder een waarlijk verbluf fend staaltje laat volgen. Wit: Tommy Danielsson. Zwart: An ders Blomberg Juniorentoernooi te Löns- boda Sk 1987). Tweepaardenspel in de nahand. l-«2—e4, e7—e5 2. Pgl-f3. Pb8-C6 3. Lfl-C4„ Pg8—f8 4. Pbl—c3 (Hoewel dr. Tarrasch indertijd de uit val 4. Pg5 als een „stumperzet" heeft aangemerkt zijn de onderzoekingen over de gevolgen van deze zet nog altijd niet geëindigd. Vast staat dat 4.Pg5 en 4.d4 volgens de huidige opvattingen de sterkste zetten zijn). 4Pf6xe4! (Een zogenaamd schljnof- fer. Zwart wint het stuk direct terug vaak zelfs met nog stellingsvoordeel). S.Pc3xe4 (Op 5. Lxf7t), Kxf7 6,Pxe4. d5 7. Peg5t. Kg8 kan wit zich nauwelijks inla ten). 5d7—d5 6. Lc4xd5 (Niet goed ls 6. Lb5. dxe4 7. Pxe5 wegens de verrassen de mogelijkheid 7Dg5! Het gebruike lijkst ls evenwel 6. Ld3, dxe4 7. Lxe4, Ld6 8. d4, exd4 9. Lxcöt. bxc6 10. Dxd4 met ongeveer gelijke kansen). VRIJHEID 6DdSxdS 7. Pe4c3, DdS—d8. (Dat de behandeling der opening van de witspeler niet gelukkig geweest ls. is nu wel duidelijk: zwart heeft het loperpaar en hij beschikt bovendien over de meeste bewegingsvrijheid). 8. 0—0. Lf8c5 9. Tfl—el? (Verstandiger ls 9. d3, 0-0 10. Le3.) 90—0! 10. Pf3xe5. (Het roven van pionnen zonder dat de mobilisatie der strijdkrachten ls voltooid, ls altijd een riskant bedrijf geweest. Het wordt hier nog eens bevestigd) 1 0Pc6xe5 11. Telxe5. Dd8—d4 12. Ddl—el. Lc8d7! (Een valstrik waar de witspeler regel recht inloopt.) 13. Te5—d5? (Juist was 13. d3.) De opgave van de week: zwart speelt an wint. De oplossing komt ln de volgende ru briek. BLOMBERG i ii «*73; i k k i KA 9 i»I|,I li •- v, t m m 5 3 m fiBAH B&O S B W g «54» iTrW a bed e t g h DANIELSSON De stand was: Wit (Musil): Khl, Dc2 ,Tg3, Le4. Pb3. pionnen a4. b2. C4. f3, g4. h2. Zwart: (Unzicker): Kh8. De3. Te8 en f8 Lh3. pionnen a6. b6, c7, d6, g7 en h7. Zwart wint als volgt: 32Tf8xf3ü 33. Le4x f3 (Of: 33. Txf3. Del? en mat.) 33 De3xf3tü 34. Tg3xf3. Te8-elt en door H> W. FILARSKI TANNEER u tijdens het weekeinde wel eens het Franse dagblad „Figa ro" inkijkt, kunt u daar de wekelijkse ibrlek tege 's werelds beste brldgeschrijvers: José le bridgerut zenkomen van één van Dentu José was weleer de „adjudant" van Pierre Albarran. de „keizer" der Franse bridgers die enkele jaren geleden overleed. José heeft een enorme technische ken nis. wat hem onder meer in staat stelt de moeilijke rubriek „Vragen aan Ex perts" in het maandblad van de Franse Bridge Federatie te lelden. In de praktijk heeft le Dentu nimmer als een speler van wereldformaat bekend gestaan. Hij ls ongetwijfeld „zeer goed", doch zijn spel lijkt het nadeel te hebben dat het de volmaakte techniek en tactiek nastreeft. Dan ziet men de speler (en le Dentu staat daarin beslist niet alleen) die alles goed doet, maar die niettemin op het kritieke moment verliest. Tn 1961 was Frankrijk Europees kam pioen en in Argentinië ontmoette het de Noord-Amerikanen. Le Dentu speelde daar samen met Roger Trézel en deze combinatie was het „nét niet". Hoe had u op de zuidplaats het zescontract gespeeld dat le Dentu daar, na een pri ma, biedverloop, te verwerken kreeg?? 4 HV C V 10 6 3 O 5 4 A H V 10 7 4 Zuid gever, allen Kwetsbaar. Biedver loop: zuid één schoppen - noord drie klaver - oost drie ruiten - zuid drie schoppen - noord vier schoppen - zuid vijf ruiten - noord zes klaver - zuid zes schoppen. Tegen zes schoppen kwam west uit met ruiten vier, oost maakte ruitenaas. In slag 2 speelde oost harten zeven na. Hoe doet u net?? 4 A 10 7 3 O B 9 8 2 O AHB 4 AR TT 4 AB9642 A 5 2 O H 8 4 86 OPLOSSING Enigszin» gevorderde spelers leert men. dat wanneer zij een laag troefcontract moeten spelen zij direct na de uitkomst hun zekere verliesslagen moeten tellen. Heeft men er te veel om het contract veilig te kunnen maken, dan moet men omzien naar een methode het aantal ver liesslagen te verminderen hetgeen ge lijk staat aan: het aantal winstslagen op te voeren. Op deze eenvoudige, doch zeer nuttige principes uit de vierde klas van de lage re bridgeschool was het partijtje van vorige week gebaseerd: West gever. OW kwetsbaar, paren- wedstrija. West een klaver - noord dou blet - zuid een harten - weat doublet - oost twee klaver - noord twee harten - einde. Tegen twee harten kwam west met klaverheer uit en zuid „telt" aan verliesslagen: één in klaver, drie ln har ten. twee in schoppen, totaal zes. Dat is er één te veel is er een kans deze te verminderen? 4 H 9 8 AH O 10 8 3 4 H V 10 9 2 V B 4 V 4 3 <c> 764 A 6543 $652 107 6 5 O V 9 5 2 4 87 Er ia maar één reële kans het spelen op een 3:3 verdeling in de ruiten, alsmede op een normale (3:2) harten ver deling. In de slagen 2 t/m 4 spelen NZ ruitenaas, ruitenheer, ruitenboer overge nomen met rultenvrouw zou die derde ruiten getroefd worden, dan ls de kans toch altijd aanwezig dat van een drie- kaart harten lngetroefd moest worden zodat zuid dan geen slag geofferd heeft. De drie ruitens „lopen echter door", waarop zuid de laatste ruiten uit eigen hand speelt en ongeacht wat OW doen op tafel de klaverboer opruimt! Oost kan die vierde ruiten bijvoorbeeld Introe ven met harten drie, maar het kost hem een troefslag want bij het troeftrekken dat zuid hierna zal doen. valt oosts har tenvrouw onder wests hartenaas. Geluk? Neen gewoon maar heel goed gespeeld want. enige andere kans ls er niet HORIZONTAAL: 1. helemaal niets bijzonders (9) 6. hij draagt meestal een kolom (5) 9. éénpersoonsklas op wielen (7) 10. met zulk een kruising kan men opschieten, of juist niet (7) 11. het resultaat ervan is wel gesle pen (6) 12. een zwart natuurprodukt (8) 14. geliefd rijdier (9) 15. daar kan men op komen (4) 18. deze godin bestaat tweemaal (4) 20. omspant het middel (9) 24 daardoor krijgt iets zijn plaats (8) 86. het lijkt op Drente, maar ia het niet (6) VI dit verhaal moet worden gelezen (7) 28. dit is heel braaf (7) 49. met zulke Europeanen kan men uit de voeten (5) 50. het pakken van de portie (9) VERTIKAAL: 1. voorwaardelijke veroordeling (6) 2. niet stevig, wel stevig, het geheel zo tussenbeide (7) I. dit is hier aan te pas moeten ko men (8) 4. zulk een eiland is meer dan speel goed (4) 6. zij remmen terecht het verkeer (10) 6. moeilijke uitstapjes (6) 7. zo'n plek ij niet verlaten (7) 8. echt volgens de wet (8) 13. wie dit is, is het niet echt (10) 16. muizenleven (8) 17. zoiets beschermt (8) 19. nog beter dan kreukheritellend (7) 21. het lot van de solist (7) 22. van vreemd tot vertrouwd (fl) 23. 1/5 van uw belastingaanslag (6) 26. een betoog waarop men rusten kan (4)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 13