Minister Witteveen werkt aan plan voor
vier jaren en ombuiging van het beleid
„Begrotingstekort van 2,7 miljard
in '68 aanvaardbaar"! miljardennota
Ontwikkeling van conjunctuur
geen aanleiding tot pessimisme
Bijna alles duurder
Centraal planbureau
ziet 1968 met
vertrouwen tegemoet
Algemene Zaken
Verkeer en Waterstaat
Landbouw en Visserij
Voorlichtings
ambtenaar voor
Tweede Kamer
TERUGKEER VAN
INVESTERINGSAFTREK
VOOR GEBOUWEN
„Het gaat de regering er om de vele verlangens en strevingen die in ons volk leven,
zodanig te bundelen en te begrenzen, dal zij zich tot een harmonisch patroon sa
menvoegen en dat onze economie zich in een beheerst ritme, zonder werkloosheid
maar ook zonder inflatoire spanningen en storingen, kan blijven ontplooien" zie
daar de doelstelling die de minister van Financiën, prof. dr. H. J. Witteveen, als een
motto heeft meegegeven aan zijn miljoenennota 1968. Aan die doelstelling is de thans
ingediende rijksbegroting dienstbaar gemaakt de minister legt daarop in zijn toe
lichting alle nadruk - maar tevens zijn maatregelen in studie die moeten verzekeren
dat dat harmonische patroon in de komende jaren tot volledige ontplooiing kan ko
men. Die studie zal zich vooral richten op de ontwikkeling van de overheidsfinan
ciën: enerzijds zal bekeken moeten worden of bepaalde staatstaken niet beperkt of
zelfs beëindigd kunnen worden en anderzijds zal moeten blijken of op sommige ter
reinen geen nieuwe activiteiten moeten worden ontplooid. Een totale bezinning dus op
de taak van de overheid, althans wat de financiële konsekwenties betreft dat is het
wat minister Witteveen voor ogen blijkt te staan.
Conjunctuur
Bewindslieden moeten
zelf meebetalen aan
privé-telefoonkosten
Kentering
Consumptie
Loonsom
Nieuw vierjarenplan voor
civiele verdediging
DINSDAG 19 SEPTEMBER 1967
Omschrijving
Allereerst 'n korte samenvatting van
de thans ingediende begroting. Zoals
uit bijgaand staatje blijkt, is er sprake
van een aanzienlijk tekort: bijna 2,8
miljard gulden. Vergelijkt men dat te
kort met het vermoedelijke nadelig
saldo over 1967 dan is het verschil
niet zo groot. De minister van Finan
ciën heeft dit bereikt door enerzijds de
uitgaven wat op te trekken (de maat
regelen die op de voorpagina staan
aangekondigd) en anderzijds de uitga
ven te drukken. Beperkingen in de uit-
gavensector zijn onder meer aange
bracht bij Onderwijs, Defensie, Volks
huisvesting en Sociale Voorzieningen.
Voor Volkshuisvesting is dat gezocht
in vermindering van het aantal wo
ningwetwoningen, op Sociale Voorzie
ningen is bezuinigd door in het ont
werp Algemene Wet Ziektekosten een
lagere extra-rijksbijdrage te berekenen
dan men oorspronkelijk van plan was.
Zuinigheid is ook betracht in de
uitgetrokken bedragen voor de inves
teringen bij de Deltawerken, Zuider
zeewerken, de rijksgebouwendienst en
de civiele verdediging. Het gaat hierbij
meer om een uitstel van bepaalde
werken, een zekere temporisering dus.
Het tekort op de lopende begroting-'67
en ook het berekende tekort voor 1968
hangt uiteraard nauw samen met zo
als minister Witteveen het noemt
„de huidige verflauwing van de con
junctuur". Het betekent namelijk dat
de belastingopbrengst minder is dan
wanneer de economische groei zich had
voortgezet zoals in de afgelopen jaren
het geval was. Voor het jaar 1968 schat
de minister die verminderde belasting
opbrengst op plm. f 750 miljoen.
Er is nog een andere tegenvaller
waarmee de minister te kampen heeft:
in de afgelopen jaren is in het Ge
meentefonds een tekort ontstaan van
300 miljoen gulden. Dit tekort is van
andere aard dan de conjunctuur-tegen
valler: hier heeft men te maken met
iets dat blijvend is, dat structureel is.
En daarom vindt minister Witteveen
dat er een sanering nodig is: hij is van
plan dat tekort In vier jaar weg te wer
ken (geleidelijk dus om de kapitaal
markt niet te verstoren) én hij werkt
plannen uit om te voorkomen dat de ge
meenten opnieuw in een impasse gera
ken. Die sanering van 300 miljoen in
vier jaar moet ingebouwd worden in de
PROF. DR. J. H. WITTEVEEN
optimistisch
begroting, zulks in tegenstelling tot de
3/4 miljard aan gederfde belastingin
komsten als gevolg van de conjunctuur
Dat bedrag wil de minister dekken door
kortlopende financiering, althans voor
zover dit conjunctureel en met het oog
op de kapitaalmarkt mogelijk en ge
wenst is.
Daarbij komt de minister op de vraag
of zijn begroting voor 1968 aanvaard
baar is. Hij gaat uit van een finan
cieringstekort van rond 2l/t miljard
gulden. Was dit een structureel tekort
zo zegt hij dan was dit niet te
verdedigen. Maar van die 2Vt miljard
is 3/4 miljard een gevolg van de con
junctuur die zal hopeljjk verbeteren.
Dan is er de tijdelijke 75 miljoen voor
sanering van het Gemeentefonds én de
begroting is nog niet helemaal zoals de
minister die graag zou zien: er zit nog
een 120 miljoen tussen die in de komen
de jaren niet meer toelaatbaar zijn,
maar die nu nog niet weggewerkt kon
den worden. Trekt men deze bedragen
»van de 2'/» miljard gulden af dan res
teert een tekort van 1 Zi tot l*/4 mil
jard en dat acht de minister een per
spectief dat „wanneer aan bepaalde
voorwaarden wordt voldaan, tot 'n struc
tureel evenwichtige positie op de kapi
taalmarkt kan leiden."
Dat evenwicht ziet de minister aldus:
berekend is dat in de komende vier
jaar (1968 tot en met 1971 de perio
de dus waarin dit kabinet hoopt aan te
blijven) de belastingopbrengsten trend
matig zullen toenemen met f 4400 mil
joen gemiddeld dus met f 1100 mil
joen per jaar. Die berekening is geba
seerd op de verwachting dat het werke
lijke nationale inkomen in die jaren met
4,8 pet. zal stijgen, waardoor de belas
tingopbrengst met 6 pet. zal toenemen
(een progressiefactor van 114). Verder
wordt gerekend dat de groei van de
niet-belastingmiddelen zo'n f 150 mil
joen per jaar zal bedragen tezamen
dus voor elk van die vier jaren een be
grotingsruimte van f 1250 miljoen.
Die f 1250 miljoen acht minister Wit
teveen voldoende. Het bedrag komt over
een met een jaarlijkse stijging van de
uitgaven met plm. 6 pet. en de minis
ter is van oordeel dat het mogelijk zal
zijn 90.000 personen werkloos, wat
overeenkomt met ongeveer 2Vt pet.
zijn de groei van de uitgaven in 1969 op
ongeveer dat percentage te houden. „In
dien het huidige streven naar beleids
ombuiging en het in acht nemen van
terughoudendheid ten aanzien van nieu
we initiatieven krachtig wordt voortge
zet", zo voegt hij eraan toe.
Over het verloop van de conjunc
tuur in de komende jaren maakt de
bewindsman zich niet al te veel zor
gen. Hij gelooft niet dat er op het
ogenblik van een recessie kan wor
den gesproken, hoogstens van een
„verflauwing van de conjunctuur".
En er wordt aan toegevoegd dat al
les wijst op „een geleidelijk herstel
van de conjunctuur in de loop *van
1968". Waarmee overigens niet ge
zegd wordt dat alles dan al koek en
ei zal zijn: verwacht wordt dat de
groei van de produktie nog zal ach
terblijven bij de trendmatige ontwik
keling en dat de werkloosheid slechts
langzaam zal dalen. Op het ogenblik
van de beroepsbevolking. „Daarmee
is de werkloosheid uit algemeen men
selijke en sociale overwegingen tot
een probleem geworden, dat de bij
zondere aandacht blijft vragen", zo
zegt minister Witteveen.
Ook over de bedrijfsinvesteringen
maakt de minister zich zorgen; deze
stageneren nog te veel waardoor de be
talingsbalans nog onvoldoende de ge
wenste overschotpositie benadert. In dit
verband kondigt de bewindsman aan
dat de fiscale investeringsaftrek voor
gebouwde eigendommen, die sedert be
gin 1964 was geschorst, zal worden her
steld.
In de begroting 1968 is rekening ge
houden met het aanstellen van een
voorlichtingsambtenaar bij de Tweede
Kamer, aan wie in het bijzonder zal
worden opgedragen bezoekers de nodi
ge voorlichting over de werkzaamhe
den van de Kamer te geven.
Vermoedelijke
uitkomsten
1967
Ontwerp
begroting
1968
16.703
17.698
995
Gewone dienst
Uitgaven
Ontvangsten
Saldo
Buitengewone dienst
Uitgaven 4.507
Ontvangsten 645
Saldo 3.862
Gehele dienst
Uitgaven 21.210
Ontvangsten 18.343
Saldo 2.867
(in miljoenen guldens)
18 106
19017
911
4.560
787
3.773
22 666
19804
2.862
In de bovenstaande opstelling voor 1968 is geen rekening gehouden vet de
volgende posten:
Uitgaven:
Verhoging inkomen Kroon
Verhoging subsidiepercentage
tot 100 voor het gemeente
lijk en bijzonder weten
schappelijk onderwijs
Verhoging inschrijfgelden en
examengelden bij het we
tenschappelijk onderwijs
Bijdrage in het kapitaal van
de internationale ontwik-
kelings-associatie
Te treffen maatregelen op
personeelsgebied
Gevolgen voorgenomen Alge
mene Wet (bijzondere)
Ziektekosten
13
6
Ontvangsten:
Opbrengst heffing van
huurders van woningwet
woningen 70
Gevolgen voorgenomen Alge
mene Wet (bijzondere)
Ziektekosten 381
Verhoging aandelenpercen-
tage gemeentefonds strek-
30 kende tot opheffing van het
tekort van het fonds —300
25
Voorgestelde belastingwijzi
gingen (bruto 473 min.) 405
456
471
556
Vermindering van het tekort
85
Saldo, rekening houdende met de aanvullende posten 2.777
Onderstaande tabel geeft een globaal Inzicht in het beleid zoals het
kabinet-De Jong dat in de komende jaren denkt te voeren. Men vindt er in
fopgesomd de uitgaven, ingedeeld naar onderwerpen van staatszorg en
.betrekking hebbend op de gehele dienst, zoals die vermoedelijk zullen be-
tdragen in het thans lopende jaar en zoals de ministersploeg zich die voor
stelt in het jaar 1968. Weliswaar z|jn b|jna alle uitgaven hoger geraamd,
jmaar in sommige gevallen zjjn de stijgingspercentages aanzienlek gedrukt
de militaire uitgaven zjjn hiervan een duidelijk voorbeeld.
Vermoedelijke
Ontwerp
uitkomsten
begroting
1967
1968
Algemeen bestuur
988
938
Militaire uitgaven
3.159
3.238
Buitenlandse betrekkingen
459
608
Suriname en Nederlandse Antillen
90
136
Justitie en politie (incl. civiele verdediging)
1.097
1.116
Verkeer en Waterstaat
1.973
2.264
Handel en Nijverheid
412
507
Landbouw en Visserij
959
911
Onderwijs en Wetenschappen
5.309
5.764
Cultuur en Recreatie
456
489
Sociale voorzieningen
1.975
2.589
Volksgezondheid
210
224
Volkshuisvesting
239
huursubsidies
224
leningen woningwetbouw
2.048
2.091
overige uitgaven volkshuisvesting
112
132
Oorlogsschade
92
86
Nationale schuld (aflossingen
1.635
verminderd met afschrijvingen)
1.502
Afschrijvingen
145
170
21.210
23.137
DEN HAAG In de rijksbegroting
1968 wordt een herziening aangekondigd
van de vergoedingsregeling voor de
dienstgesprekken via de privé-telefoon
van ministers, staatssecretarissen en ho
gere ambtenaren.
Tot dusver werden de kosten aan deze
gesprekken verbonden geheel door het
rijk vergoed. Voortaan zullen de bewinds
lieden en de top van de departementen
een zeker percentage van de privé-ge-
sprekken zelf moeten betalen en zullen
zij ook het telefoon-abonnement moeten
betalen. Het rijk verkrijgt door deze be
perkende maatregelen een bezuiniging,
die wordt begroot op 1 miljoen gulden.
DEN HAAG „Sinds medio 1966 heeft zich een vertraging afgete
kend in de economische groei, onder druk van monetaire spanningen, la
gere winstmarges en een afzwakking in de ontwikkeling van de buitenland
se vraag. Daarmee gepaard gingen structurele aanpassingsverschijnselen in
een aantal bedrijfstakken en een met name in de bouwnijverheid snel stij
gende werkloosheid. Deze laatste was duidelijk regionaal geconcentreerd",
zo schetst het Centraal Planbureau de situatie die we vandaag de dag be
leven in zijn „Macro-economische verkenning voor 1968", een werkstuk
dat overeenkomstig de traditie tegelijk met de miljoenenota is verschenen.
De bedoeling van deze „verken
ning" is enig houvast te bieden over
de te verwachten economische situ
atie aan al diegenen die zich bezig
moeten houden met het opstellen
van begrotingen. Ook minister Wit
teveen blijkt duidelijk rekening te
hebben gehouden met dit werkstuk
van het Planbureau: men komt in
zijn begroting soms dezelfde zinnen
tegen die ook in de beschouwing
hieronder volgen.
Om de situatie zoals het Plan
bureau die heeft verstrekt, te ver
volgen: opgemerkt wordt dat de
stabilisatie, vooral van de industriële
produktie, en de toeneming van
de werkloosheid over een groot deel
van 1967 aanhielden, niettegen
staande een stijgende consumptie en
een groei van de export die onder
de gegeven omstandigheden niet on
bevredigend was.
De investeringen in outillage lie
pen echter terug en de voorraad-
vorming was bij ongunstige af-
zetverwachtigingen gering. Dien
tengevolge verdween het tekort op
de lopende rekening van de beta
lingsbalans grotendeels. Op de kapi
taalmarkt bleven de spanningen
groot en de overheid dekte haar fi
nancieringstekort daar slechts ge
deeltelijk. De prijsbeweging ver
toonde het wisselende beeld van
verscherpte prijsconcurrentie en
prijsstijgingen, waarbij deze laatste
overheersten, ten dele nog in sa
menhang met de sterke verhoging
van het kostenpeil in 1966.
Aldus was de ontwikkeling in 1967
tot dusver licht recessief en open
baarden zich duidelijker dan voor
heen structurele onevenwichtighe
den. Niettemin mag enig herstel
van de produktie in de tweede helft
van dit jaar worden verwacht. Wel
iswaar ligt een stijging der bedrijfs
investeringen in vaste activa niet in
het verschiet, eerder is het tegen
deel het geval, maar de verlaging
der directe belastingen, de gerichte
programma's van openbare werken
en de voorraadvorming bieden nieu
we impulsen.
Zeer belangrijk is ook dat de re
cessie in het buitenland met na
me in West-Duitsland haar diep
tepunt schijnt te hebben bereikt. On
der deze omstandigheden openen
zich gunstiger perspectieven voor de
ontwikkeling van de produktie en
komt aan de sterke toeneming van
de werkloosheid zeer waarschijnlijk
een einde, dit laatste overigens me
de als gevolg van een gering accres
van het arbeidsaanbod. De eerste te
kenen van een dergelijke kentering
in de situatie op de arbeidsmarkt
openbaarden zich omstreeks 't mid
den van dit jaar.
Vertraging en licht herstel in de
loop van 1967 worden begeleid door
een verbetering op de lopende reke
ning van de betalingsbalans die zich
echter, mede door de hernieuwde
voorraadvorming en de gerichte uit-
gavenpolitiek, maar ook als gevolg
van de crisis in het Nabije Oosten,
langzamerhand voltrekt dan eerder
kon worden voorzien.
Een verdere verbetering van de
betalingsbalans, zo luidt de progno
se, d et zich voor in 1968, wanneer
een herstel van de buitenlandse
vraag gunstiger exportmogelijkhe
den biedt. Behalve de export delen
de overheidsinvesteringen dan in
de snellere stijging van het afzetvo-
lume. De investeringen van bedrij
ven daarentegen blijven nog op het
peil van 1967. De particuliere con
sumptie handhaaft haar stijgings
tempo in samenhang met de voor
meerjarige contracten reeds vast
staande loonsverhogingen en onder
de hypothese van een loonkosten
stijging in de kortlopende contrac
ten overeenkomstig het verwachte
accres van de arbeidsproduktiviteit.
Het beeld van de ontwikkeling in
1968 is dat van een beweging naar
een groter overschot op de lopende
rekening van de betalingsbalans, bij
herstel van de industriële produktie
en een in de loop van het jaar wel-
Loonstijging:
d pet
Prijsstijging:
3 V2 pet
W erkloosheid
dalend
Betalingsbalans
beter
Investeringen:
gelijk
licht enigszins dalende werkloosheid.
De voor 1968 veronderstelde loon
stijging, de nu weer iets toenemende
werkgelegenheid en de doorwerking
van de belastingverlaging van 1967
bepalen in hoofdzaak de ontwikke-
die in waarde met 6,5 pet. toeneemt,
ling van de particuliere consumptie,
Hiervan komt 3,5 pet. ten goede aan
het volume, want het consumptie-
prijspeil stijgt met 3 pet. Laatge-
noemd percentage, vindt voor een
deel zijn verklaring in al in 1967 ge
nomen maatregelen (huurverhoging
en verhoging van de omzetbelasting).
Handhaaft dus de particuliere con
sumptie haar stijgingstempo, het vo
lume van de bedrijfsinvesteringen
in vaste activa blijft op hetzelfde
peil als in 1967. Van een krachtige
hernieuwde expansie van de inves
teringsactiviteit bij bedrijven is dus
geen sprake, al houdt dit gelijkblij
vende jaargemiddelde een langza
me herstelbeweging in de loop van
1968 in. De voorraadvorming za!
zich in samenhang met de afzetver-
groting op ongeveer hetzelfde niveau
als in 1967 handhaven.
Voor wat betreft de loOnraming is
uitgegaan van de hypothese dat de
loonstijging voor de éénjarige
CAO's inclusief de verhoging van
de sociale werkgeverslasten de
verwachte produktiviteitsgroei niet
overschrijdt. Voor de kortlopende
contracten komt dit overeen met
een loonstijging van 3 pet. op de
ingangsdatum van de contracten.
In totaal stijgt de loonsom per
werknemer dan met 5 pet.
De uitvoer van goederen ondergaat
de invloed van de verbetering in
de buitenlandse conjunctuur, wel
ke tegen het einde van 1967 of be
gin 1968 zou optreden. Toch is de
volumemutatie (7,5 pet.) slechts
anderhalf procent groter dan in
1967, maar dit vindt zijn verkla
ring in het herstel van de agrari
sche export in 1967 na het ongun
stige agrarische jaar 1966.
De ontwikkeling van de particuliere
consumptie, goederenexport, en
overheidsbestedingen resulteren in
een vergroting van het produktie-
resultaat van bedrijven met 4 pet.
ten opzichte van 1967. Met name
de industriële produktie draagt
hiertoe bij (5,5 pet.). De invoer van
goederen neemt, in overeenstem
ming met het geschatte verloop
van de produktie, weer in een wat
hoger tempo toe dan in 1967 (in
volume met 4,5 pet.).
De ruilvoet en het dienstensaldo ont
wikkelen zich, evenals in het voor
afgaande jaar, onder invloed van
de crisis in het Nabije Oosten.
Gaat men uit van de veronderstel
ling dat het Suezkanaal tot eind
1967 gesloten blijft, dan is het ver
dere effect daarvan voor de lopen
de rekening als geheel in 1968 per
saldo te verwaarlozen. Er resul
teert dan een overschot op lopen
de rekening van f800 min., een
verbetering dus t.o.v. 1967 met
f700 min. Deze verbetering is van
dezelfde orde van grootte als die
tussen 1966 en 1967. Blijft het
Suezkanaal echter langer dicht,
dan dient op een geringer surplus
te worden gerekend. Bij sluiting
gedurende het gehele jaar 1968 zou
het f 500 min. bedragen. In mone
tair opzicht is 1968 vermoedelijk
niet sterk afwijkend van 1967.
De regering heeft een nieuw
plan voor de civiele verdedi
ging opgesteld voor de jaren
1968/71, dat in totaal een be
drag van ongeveer 431 min.
gulden zal vergen, aldus blijkt
uit de toelichting van premier
De Jong op de ontwerp-begro-
ting 1968 van het ministerie
van Algemene Zaken. Omdat
de regering van mening is, dat
op dit terrein niet meer kan
worden gedaan dan de gevol
gen van een moderne oorlog zoveel mogelijk te beper
ken, worden de eerder geldende prioriteiten onverkort
gehandhaafd. Zo blijft de inspanning in belangrijke
mate gericht op het treffen van voorzieningen ter be
perking van de directe gevolgen van aanvallen met
kernwapens en het bestrijden van het gevaar van
radio-actieye neerslag.
Men ovérweegt de instelling van een interdeparte
mentale commissie, die tot taak zal krijgen de regering
te adviseren inzake maatregelen en voorzieningen voor
dat deel van de bevolking, dat op grond van de resul
taten van een ingestelde proefinventarisatie, noch in
eigen huis, noch in bestaande grote gebouwen rede
lijke bescherming tegen fall-out zal kunnen vinden.
De werkgroep, die zich bezighoudt met de problemen
verbonden aan het in vredestijd benutten van voor bij
zondere omstandigheden in het leven geroepen voor
zieningen, is nog niet met haar taak gereed gekomen.
Acht orovinciale civiele verdedigingscentra, waarin
onder oorlogsomstandigheden takken van gemeentelij
ke en provinciale besturen worden ondergebracht, zijn
thans gereed. Het in gebruik nemen van twee centra is
afhankelijk van het gereedkomen van de technische
installatie, waarónder verbindingsappaaatuur, en de
bouw van het elfde centrum is begonnen, aldus de pre
mier.
„TSOODZETELPLAN"
Voor het onderbrengen van bepaalde takken van de
rijksoverheid is een zgn. „noodzetelplan" opgesteld, als
onderdeel van het meerjarenplan civiele verdediging.
De komende jaren zullen in regionaal, nationaal en
NAVO-verband civiele verdedigingsoefeningen worden
gehouden. Aan de regionale oefening „West 68" zullen
een aantal rijksinstanties, de drie westelijke provincies,
een aantal gemeenten en B.B.-kringen in deze provin
cies en het bedrijfsleven deelnemen. Aan de in het na
jaar van 1968 te houden militaire Navo-oefening „Falie
68" zal in het kader van de civiele verdediging slechts
op beperkte schaal worden deelgenomen.
De begroting van het ministerie van Algemene Zaken
voorziet in uitgaven van 9.101.000 gulden, waarvan
3.957.900 voor de Rijksvoorlichtingsdienst en 1.782.100
gulden voor de Buitenlandse Inlichtingendienst.
Het Rijkswegenfonds zal vol-
gend jaar over omstreeks 500
miljoen gulden aan middelen
kunnen beschikken. Daarnaast
wordt voor onderhoud aan
rijkswegen en subsidies aan de
provincies en de gemeenten
voor secundaire en tertiaire
wegen ongeveer 400 miljoen
gulden beschikbaar gesteld,
zodat in totaal van rijkswege
900 miljoen gulden beschik
baar komt voor het Neder
landse wegennet, zo heeft minister drs. J. A. Bakker
van Verkeer en Waterstaat aangekondigd.
Het investeringsbedrag voor de P.T.T. is voor het
volgend jaar vastgesteld op f 500 miljoen, welk bedrag
beschikbaar is, zonder dat tot tariefsverhogingen bij
post en telefoon behoeft te worden overgegaan. De
wachtlijst voor 'n telefoonaansluiting zal eind dit jaar
sinds sept. '66 gekrompen z|jn van 171.000 tot 136.000
liefhebbers. Dit laatste aantal is vrijwel evenhoog als
de voor volgend jaar verwachte produktie.
Voor de totale uitgaven voor Verkeer en Waterstaat
is op de ontwerp-begroting een bedrag van f 2.264 mil
joen opgenomen, dat is f 317 miljoen meer dan oor
spronkelijk voor 1967 werd vastgesteld. Het voor aan
leg en onderhoud van landwegen uitgetrokken bedrag
van f 947 miljoen vertoont binnen de waterstaatsector
de grootste stijging ten opzichte van„de begroting van
1967.
Bij de aanvang van het begrotingsjaar zullen alle
belangrijke hoofdverkeerswegen (670 km autosnelweg)
met een middenbermbeveiliging zijn uitgerust. Het per
1 januari 1967 van kracht geworden Reglement Ver
keersregels en Verkeerstekens (R.V.V.) zal, naar men
vertrouwt, een gunstige invloed hebben op de afwikke
ling van het verkeer en van de verkeersveiligheid.
Aan gemeenten zal de mogelijkheid worden geboden
tot 't verkrijgen van een rijksbijdrage in de kosten van
infrastructurele werken, die noodzakelijk zijn ter ver
zekering van een behoorlijke afwikkeling van het ver
keer en/of het openbare vervoer.
Voorts zal aan bepaalde gemeenten een bijdrage kun
nen worden verleend in verband met de tekorten van
hun openbare vervoerbedrijven. Aan de Nederlandse
Spoorwegen wordt tijdelijk financiële steun verleend
in verband met de overneming van bedrijfsvreemde
lasten.
Ofschoon verwacht wordt, dat de opbrengst van de
met ingang van 1 februari 1967 verhoogde opcenten
op de motorrijtuigenbelasting beneden de raming zal
bl|jven, wordt voorshands toch aangenomen, dat aan
het thans op 1972 gerichte uitvoeringsprogramma van
het R|jkswegenfonds de band zal kunnen worden ge
houden. In de volgende jaren zal het programma gelei
delijk worden uitgebreid met werken, die na 1972 ge
reed zullen komen. Dit zal geschieden op basis van het
in 1968 vast te stellen nieuwe rjjkswcgenplan.
Van het voor 1968 voor aanleg van rijkswegen be-,
schikbare bedrag van f 480 min zal f 201 min worden
besteed aan werken in de omgeving van de vier grote
steden in het westen des lands, f 173 min aan de be
langrijke oost-west en noord-zuidverbindingen en het
restant, ad f 106 min, aan diverse verspreide werken.
Voor verkeers- en vervoersdiensten op het gebied
van het wegverkeer is f 75 min uitgetrokken, dat is bij
na tweemaal zoveel als het bedrag, dat voor 1967 werd
vastgesteld. De instandhouding en bevordering van een
goede openbare vervoersvoorziening in de steden is van
zo groot algemeen belang, dat nu in verschillende
gevallen de verliezen van stedelijke openbare vervoer
bedrijven een grote hoogte hebben bereikt naar het
oordeel van de regering een uitkeringsregeling nood
zakelijk is. Hiertoe is een post van f 30 min opgenomen.
Voor de Deltawerken zal in 1968 ongeveer f 190 min
beschikbaar z|jn. Voor de bedijking van de Lauwerszee
is circa f 30 min uitgetrokken. Op het terrein van de
„natte" waterstaat wordt een zekere prioriteit gegeven
aan de werken voor de grote zeehavens.
Voor aanleg en onderhoud van scheepvaartwegen en
havens is in totaal f 434 min uitgetrokken, hetgeen een
stijging van f 66 min ten opzichte van 1967 betekent.
Deze stijging komt in hoofdzaak voort uit de hogere
uitgaven voor de aanleg van de havenmond in de Euro
poort en voor de grotendeels ten laste van België ko
mende werken voor de Schelde-Rijnverbinding.
De voortzetting van belangrijke werken in de Rot
terdamse .haven, de verruiming van het Noordzeeka
naal en het Amsterdam-Rijnkanaal, de Rijnkanalisatie
en de verbetering van de Maas en het Julianakanaal
vergt ook dit jaar hoge bedragen.
Voor cultuur-technische wer
ken en voor het Ontwikke-
lings- en Saneringsfonds voor
de Landbouw is meer geld uit
getrokken dan in voorgaande
(dienst)jaren, zo bl|jkt uit de
begroting van de minister van
Landbouw en Visserij, ir. Lar-
dinois. Een ruilverkavelings
programma van 55.000 ha per
jaar ih normale uitvoering
bl|jft gewenst. Behalve voor
de bedr|jfsvergroting in de
landbouw, zal er ook een bijdrage zjjn van de Stich
ting Beheer Landbouwgronden ter verlichting van de
druk op de grondmarkt. Het O. en S.-fonds zal zijn
werkzaamheden kunnen voortzetten. Er is van uitge
gaan, dat het fonds in 1968 voor 25 miljoen gulden
nieuwe verplichtingen in de ontwikkelingssector zal
kunnen aangaan, die na 1968 tot uitkering kunnen
komen.
Het gunstige perspectief van een volledig vrij han
delsverkeer in landbouwprodukten in de Europese
Economische Gemeenschap per 1 juli 1968 is krachtig
versterkt sedert de inwerkingtreding van de vrije
markt in granen en veredelingsprodukten per 1 juli
1967 en de per 1 april 1968 beoogde gemeenschappelijke
markt voor zuivel en rundvlees.
Hoewel het markt- en prijsbeleid als onderdeel van
de gemeenschappelijke landbouwpolitiek daarmee in de
eindfase is getreden, blijft de jaarlijkse gemeenschap
pelijke besluitvorming over de gemeenschappelijke
prijzen der landbouwprodukten van het grootste ge
wicht.
Naar de mening van de regering, dwingt de gemeen
schappelijke markt tot de totstandkoming van zekere
gemeenschappelijke uitganspunten of regels op andere
gebieden van de landbouwpolitiek: mededingings- en
steunbeleid, structuurbeleid en veeartsenijkundig be
leid.
In het kader van de door de regering voorgestane
budgetpolitiek is het mogelijk gebleken de voortzetting
van het nationale structuurbeleid in de landbouw in
bevredigende mate te verzekeren.
Voor de verdere versterking van de positie van de
Nederlandse visserij in de Europese markt wordt de
toekomstige ontwikkeling van een gemeenschappelijk
beleid van grote betekenis geacht, deze ontwikkeling
zal worden bevorderd.
Het actieve structuurbeleid in de visserij zal worden
voortgezet. Aan gelden ten behoeve van de visserij
komt in dit kader een bedrag van zes miljoen gulden
beschikbaar, waarvan zes ton bestemd is ter finan
ciering van activiteiten ten behoeve van de sportvis
ser ij en beroepsbinnenvisserij.
De beschikbare gelden zullen worden besteed aan ex
perimentele visserij, kwaliteitsverbetering, sanering
van de garnalenvloot, verbetering van de technische
outillage van schepen en verbetering van de outillage
van de vishandel. Het nieuwe onderzoekingsvaartuig
voor de visserij zal begin 1968 in dienst kunnen worden
gesteld.