e were PAUS \PAULUS I/O \JAAR Het pontificaat van de gelukkige reserve ió een wonder 1 Assen herroepen Reactie van dr. Buskes Ter overdenking LITERAIRE KRONIEK Diplomaat Aartsbisschop haast bovenmenselijk door DEZE WEEK In het jaar 1916 was de uitslag van een medische keuring dat de toen 19-jarige Giovanni Montini ongeschikt was bevonden voor de krijgsdienst. Nu, ruim 50 jaar later, kan men af en toe de voor zichtige vraag horen of paus Paulus VI voor de kerkelijke krijgs dienst wel volledig geschikt is. De afgelopen week heeft hij zijn zeventigste verjaardag gevierd, de afgelopen week ook heeft hij de eerste bisschoppen-synode geopend, na het concilie de praktische uitwerking van de collegialiteit tussen paus en bisschoppen. Ter gelegenheid van deze beide gebeurtenissen schreef een onzer mede werkers de hieronder volgende karakteristiek van paus Paulus VI. Q Reactie nü Herfstig dichterland jyjen moet bewondering koesteren voor de vlijt waarmee zoveel jongelieden in onze dagen de dichtkunst beoefenen. Ook past ons respect voor de onafzienbare voorraden papier en drukinkt die onze va derlandse uitgeverskring daarvoor blijk baar ter beschikking heeft. In het arme Engeland is dat heel anders. Hoewel ik niet over statistische gegevens beschik, heb ik de overtuigende indruk dat de Londen- se uitgevershuizen en drukkers veel zuini ger tewerk moeten gaan, ondanks het veel ruimere taalgebied. Het aantal poë ziebundeltjes, dat daar jaarlijks verschijnt is tamelijk beperkt. Wel moet ik zeggen, dat die edities er dan ook meestal fraai- verzorgd uitzien en mede wat inhoud be treft altijd opnieuw een „gebeurtenis" zijn. Wie zich een bundel moderne Engel se poëzie aanschaft zonder er tevoren in te hebben gelezen of gebladerd, voelt zich achteraf zelden of nimmer bekocht. Het goud op de ruggen van in de laatste tijd bij Faber en Faber (London) in het licht gegeven verzenboekjes van bijv. Thom Gunn, Ted Hughes of Sylvia Plath, bete kent tevens een goudkleur voor wat bin nenin te vinden en te beleven valt. Het is wel duidelijk dat men in literair opzicht van goeden huize moet zijn om in Engeland zijn gedichten gebundeld te krij gen. Voor de debutanten zijn er de tijd schriften. Bij ons gaat dat allemaal veel royaler toe. De nieuwe dichtbundels val len als herfstbladeren van de bomen. Kerstbladeren zien er ook wel goudach tig uit, maar het is geen echt goud. Er ligt alweer een heel stapeltje van die poë tische geschriften voor ons. Wij beginnen er met niet spoedig aflatende hoop in te lezen. Tenslotte kan soms in een hooiberg een gouden naald verborgen zijn, die ons in het hart of de ziel prikt. TVTemen wij bijvoorbeeld het werkje van de 26-jarige Harry Mesterom, voor wie de poëzie blijkens een aantekening op de omslag „een constante manier van leven" is. Het dunne geschrift bevat een aantal gevoelige impressies, zo leeg als zeepbellen, met hier en daar een grapje, dat vrienden en verwanten van de au teur zeker wel eens een vermakelijk mo ment zal hebben bezorgd. Zoals bijvoor- beeld het gedicht dat „Bezoek" heet en dat ik u ten gebruike bij bruiloften en par tijen niet mag onthouden. Als volgt: „Ik dacht dat jullie dood waren en begra ven, zei ik. Kom kom, niet zo som ber. Als dat zo was hadden we je heus wel wat laten weten". De titel van deze bij de Arbeiderspers verschenen poë- zieverzameling luidt: „Een gat in de lucht". Tntussen springen wij alweer geen gat in de lucht bij het lezen van een an der, bij dezelfde uitgeverij, in het licht ge geven werkje, van de jonge dichteres Henny Vonk, die in 1965 de Herman van Kuilenburgprijs voor poëzie kreeg. Deze dichtbundel heet „Puinruimen". Voor zo ver het lezen van verzen moeilijkheden biedt, wordt ons achter op de omslag uit gelegd wat de kunstenares daarmee be doelt, namelijk dat er puin moet worden geruimd. Puin in het verleden, in de taal, in de voorkeuren en tegenzinnen. „De poëzie van Henny Vonk kenmerkt zich door een geest van positief gerichte agres sie", vertelt ons de uitgever. Die agressi viteit blijkt dan onder meer uit het vol gende korte gedicht. „Spitsuur op Munt plein" genaamd: „Aan het klokketouw wordt een liedt gebeierd waar ik niet van hou". De lezer vraagt zich geïntri geerd af: welk lied zou dat nou wel kun nen wezen? Het wordt ons niet onthuld. Een klassiek voorbeeld van de stelling, dat ieder waarachtig stuk poëzie, hoezeer men ook tracht er in door te dringen, een Geheim bewaart, het mysterie van het on zegbare. Wij kunnen er natuurlijk voor naar het Muntplein gaan, maar houdt de dichteres ons niet voor de mal? Want wat lees ik over haar opvatting van poëzie in een ander vers? Zij poneert: „Poëzie is belletrie zegt men. Ik noem het belle tje-trekken en dan direct suspect weg lopen". Nu voor Henny Vonk lopen wij dan maar niet meer naar de bel. l^en dichtbundel waar wij nog wel even voor willen opstaan is in de Letter kundige Reeks der Haagse Cahiers ver schenen, uitgegeven door De Oude Degel (K. Doormanlaan 68, Rijswijk): „Wij wa ter", door A. Gerits, als bijzonderheid wordt ons medegedeeld dat deze typogra fisch aantrekkelijk verzorgde uitgave met de hand werd gedrukt. Gerits is een wei nig bekende dichter, maar wij herinneren ons een vroeger verschenen bundeltje van zijn hand dat opviel door zuiverheid en eenvoud. Dat kan men ook van deze ver zen zeggen. Het is geen grote ooëzie, maar verskundig van een intiem karak ter, met een religieuze ondertoon. Zij spreekt ons van menselijke eenzaamheid, JAN F. DE ZANGER. van vervulling of gemis in aardse liefde, en het gebrek aan communicatie onder de mensen. Zoals in deze regels: „De leugen zalft de menselijke stem. Alleen in wat men doodsbenauwd verzwijgt, schrijnt nog de zekerheid elkaar te zijn". Of weer in een ander vers de volgende aanhef: „Waren wij maar samen in een wereld ik-vergeet-je-niet, in een stad ik-kom-je- tegen". Gerits heeft geen opmerkelijk, maar wel een echt poëtisch talent. I7en andere minder bekende dichter, die ook in de waarde van poëzie als mid del om tot betere menselijke verstandhou ding te komen, gelooft, is Jan F. de Zan ger. Hij debuteerde in 1962 met het ver zenboek „Bij mijzelf te rade" en heeft enkele jaren later een bundel uit Skandi- navische talen vertaalde gedichten gepu bliceerd. Onder de titel „Niet alleen, maar ook" heeft thans bij Leopolds uitgevers maatschappij, Den Haag, een nieuwe poë- zie-verzameling van zijn hand het licht gezien. Ook deze poëzie heeft een achter grond van hurpanistisch-religieuze bewo genheid. De dichter gebruikt de moderne versvorm, ritmisch en rijmloos, en sluit in dat opzicht dus niet bij de traditie aan. Zijn woord7 en beeldgebruik is echter zeer helder, en hij heeft ook (weer) aan dacht voor de natuur, de geur van rijpen de rogge, het bloeien der acacia's, ob servaties die in het gedicht dan meestal symbolisch tot een diepere gedachte wor den uitgewerkt. Er staan in deze bundel een aantal ho«l mooie verzen, zoals bijvoorbeeld „Het bit tere begin". In dat vers ziet de dichter hoe de herfst en winter de vreugde van het zomerseizoen doen vergaan, maar wij weten hoe ondergronds alweer het nieuwe leven zijn bruidsvlucht voorbereidt. Dan vergelijkt hij dat natuurbeéld met ons mensenleven; ook sterflijk, maar wat ons beroert is de vraag: zal het bij ons ook nog gebeuren, dat uit de koude en grijsheid van het tot de dood schrijdende leven, een andere en eeuwige vernieuwing uitbloeit? Dit vers spreekt dus van het uni- verseel-menselijk heimwee naar vervul ling in harmonie: het jaar sterft in de takken onderhuids wroet het koude leven een weg naar de bijen die zoemend de zomer verwekken. het leven sterft onder onze vingers ondershands worden wij verkocht aan het leven van grijze gelijkmatigheid dat wij nooit wilden leiden. wanneer dansen de bijen hun bruidsvlucht? De dichter geeft uitdrukking aan een heimwee naar het absolute en volmaakte, maar in weer andere verzen is ook spra ke van een verlangen naar het contact met mensen, of van verontrusting over het verlies aan dat contact, bijvoorbeeld in enige gedichten die door het rassenpro bleem g-ïnspireerd zijn. En hij roept om een nieuwe mens, niet gescheiden door godsdienst of huidskleur, met minder „goede bedoelingen" maar meer aan dacht voor het geweten. „Dreunend zal ik kloppen aan uw trommelvlies totdat u toegeeft dat ik er ben ik uw gewe ten". Opdat wij elkander in de wereld geen vreemden meer zijn, die elkaar ang stig of koudbloedig als vissen voorbijgaan. Jan F. de Zanger is niet alleen een ge voelig, maar ook een intelligent dichter; zijn poëzie spreekt tot ziel en geest en de wijze waarop hij zijn intenties weet te verwoorden munt steeds uit door een even trefzeker als melodieus taalgebruik, dat nergens tracht te imponeren; natuur lijk van zeggingswijs en metaforische toe passingen zowel als in de ritmiek van zijn vers. Zo zijn dus nog niet alle bomen kaal en troosteloos in 't herfstig woud van Neerlands dichterland. Sb Verdraagzaam heid is in vele gevallen slechts een vorm van moeheid. Vermeylen. Alberto Cavallari, die voor het eerst in de geschiedenis een paus een inter view afnam, schrijft in zijn boek „Het oude Vaticaan is dood", deze zinnen over paus Paulus: Zijn karakter neigt stellig naar het besluiteloze. Maar niet in de zin van het „Hamletisme" en in de voorkomende gevallen veeleer als verlangen naar evenwicht en als terug wijkend voor dezelfde overwinningen die hem voldoening geven. Paulus VI is meer een voorzichtige dan een con- tradictore paus. Wat hij nastreeft is het voortdurend zoeken naar meerder heidsbeslissingen zoals op het concilie. Zijn plooibaarheid is daarom politiek en niet psychologisch van aard en neigt er toe, door de techniek van vooruit-achteruit, van de trage beslis sing, de overgang tot stand te bren gen met de eensgezindheid en de over eenstemming van de meerderheid. Dit geeft aanleiding tot een voortdurend contact tussen tegengestelde posities (wat dikwijls tot teleurstelling en wre vel leidt), tussen overwinnaars en overwonnenen. Maar waarschijnlijk heeft hij een duidelijk beeld van zijn rol, waarnaar hij zich schikt, met aan vaarding van alle consequenties en de kritiek. Als deze karakterisering van Caval lari juist is (en daar heeft het alle schijn van), dan zou deze 263ste in de rij van pausen wel eens de geschiede nis kunnen ingaan als de enig denkba re leider als het gaat om een optimaal resultaat voor de rooms-katholieke kerk. Dat resultaat is tijden., dit ponti ficaat niet uit te drukken in vaststaan de zekerheden, die het gevolg zijn van vergaande en doorslaggevende beslis- singen. In de eerste plaats niet omdat deze na-conciliaire tijd bindingen-op- lange-termijn niet meer schijnt toe te laten en in de tweede plaats, omdat in vele opzichten een kristallisatie-mo ment nog lang niet is aangebroken. Het hemelsbrede verschil tussen het „Joannitische" en het „Paulinische" tijdperk is: het begin van een conci lie, dat talloze gevestigde meningen omver gooide, en het uitvoeren van de genomen conciliebesluiten. Deze executieve taak moet worden ver richt in een lange aanloop van ver warring en onzekerheid en dat maakt de opdracht dubbel zwaar. Daar komt nog bij, dat ook deze paus - ondanks zijn moeizame hervormings- Dogingen - te maken heeft met het nog altijd logge curie-apparaat, dat functioneert in waarschijnlijk de meest knellende romp-slomp-staat van de wereld: het Vaticaan. En niemand kent daar de omstandig heden, de tegenstellingen, de intriges en de machtsposities beter dan paus Paulus. Van 1925 tot 1954, toen hij aartsbisschop van Milaan werd, was hij zelf in de curie werkzaam. Om te 'beginnen onder de onverschrokken, bij na ruwe bergbeklimmer Pius XI, die onder meer in 1929 het verdrag van Lateranen sloot, waarbij de grenzen van de pauselijke staat definitief wer den vastgesteld en waarin de paus werd erkend als souverein. De toenma lige ambtenaar van het staatssecreta- de Zingt de Here een nieuw lied; want Hij heeft wonderen gedaan." Ps. 98:1. Dit opschrift is de titel van een heel mooi boekje van Bertus Aafjes. Verrukt vertelt hij daarin van de wonderen die hij op zijn vele reizen heeft gezien. Wandelend langs de Amstel, mediterend op een zonovergoten plein in Aries of trekkend langs stoffige Japanse landwegen kan hij zich telkens weer verwonderen over wat God in Zijn schepping heeft gelegd. Ja, wie er oog voor heeft is niet spoedig aan het eind van zijn verwondering. Ook de kerk getuigt van haar verwondering. God dienen bete kent van de ene verwondering in de andere vallen. En waar je de bijbel leest, het is al overal net zo: er is steeds iets wonder lijks aan de hand. Hij spreekt en het is er; Hij gebiedt en het staat er. Zijn profeten moeten ernstig waarschuwen als niemand een wolkje aan de hemel bespeurt. En omgekeerd, als geen mens meer hoop heeft roepen zij op tot blijde verwachting. Ook de praktijk van het geloof is een wonderlijke zaak. God laat Zich verbidden en een stervensziek kind mag beter worden. Of ook, Zijn wegen zijn hoger dan onze wegen en één die niet ge mist kan worden verlaat ons in, volle vrede en geloofsovergave. Ja, ook de onbegrepen dingen kunnen wonderen van God zijn. Hij is niet afwezig waar mens en wereld in nood zijn! Daarom ligt wor de gelovige het woord raadsel niet mijlenver van het woord wonder vandaan. We kunnen ook verklaren dat de wereld één groot raadsel is. Wie begrijpt de bewegingen van Gods hand achter de verschuivingen in de wereldpolitiek, achter de deiningen van allerlei oorlogsrumoer? Maar wie vasthoudt aan de God, die wonderen doet op wonde ren horen, die raakt door de raadselen van de wereld niet van streek. Die verliest bij alle daden van de mensen de heilsdaden van God niet uit het oog. Dan is immers het grootste wonder dat God midden in een afvallige wereld het licht heeft doen opgaan. Het is nog steeds het wonder van het profetenwoord, trillend van blijde verwachting. De wereld is een wonder, want God heeft Zijn hand erop gelegd en het plan dat Zijn Geest omspant wordt uitgevoerd. En wie zo de wonderen van God aanbidt, die beleeft ze in zijn eigen hart. Dan gaat ook daar het licht steeds feller branden. Dan verjaagt de Heilige Geest de donkerheid, de moe deloosheid en traagheid. Die Geest die de stilte gebiedt waar de storm loeit, die de vrede geeft waar de onvrede heerst. En wie er Hem om bidt krijgt de kracht om te blijven geloven in Zijn almacht, om zich in deze wereld te kunnen blijven verwonderen. VEENENDAAL Ds. J. Ytsma riaat (het pauselijk ministerie van bui tenlandse zaken) Montini, becommen tarieerde dat verdrag in een tijdschrift en dat ontlokte Pius de opmerking: „Die monseigneur Montini is een van de weinigen, die werkelijk de draag wijdte van ons werk heeft begrepen". Montini had zijn gave schrijfwijze en zijn vermogen tot heldere uiteenzettin gen niet van een vreemde: zijn vader, Giorgio, was behalve een knap advo caat onder meer dertig jaar lang hoofd redacteur van een plaatselijk blad in Brescia, vlak bij Concesio, waar Gio vanni Battista in 1897 was geboren. Zijn volgende hoogste chef was Pius XII, met wie hij vanaf 1929 intensief had samengewekrt. Eugenio Pacelli was in datzelfde jaar 1929 staatssecretaris geworden. Bewonderde hij in Pius XI diens ijzeren doorzettingsvermogen, van Pius XII leerde Montini de supe rieure vormen van de diplomatie. En intussen maakte hij carrière: hij klom op tot onderstaatssecretaris en toen in 1944 de-hoogste post op dit belangrijk ste departement vacant kwam door het overlijden van kardinaal Maglione, ver wachtte iedereen de benoeming ofwel van Montini ofwel van diens mede-sub stituut Tardini, die later onder paus Joannes inderdaad deze functie zou toe gewezen krijgen. Pius liet echter de post open en ver deelde het werk onder beiden. Waar om? Het is een van die vele Vaticaan- raadsels, die nooit zullen worden opge lost. Kon Pius niet besluiten? Wilde hij de een niet „begunstigen" boven de an der? Achtte hij het raadzamer om mid denin de oorlog twee man tegelijk met dit zware ambt te belasten? Dezelfde vragen rezen tien jaar la ter, toen Pius monseigneur Montini be noemde tot aartsbisschop van Milaan. Waarom deze verplaatsing van het „centrum" naar de „periferie"? Was de paus het oneens met Montini's poli tieke opvattingen, die overhelden naar een compromis met links in het toen malige Italië en moest de benoeming dus min of meer worden uitgelegd als een verbanning? Was hij ontstemd over het feit, dat Montini een jaar tevoren de kardinaals hoed had geweigerd? Of belastte de paus hem na al die ambtelijke jaren eindelijk met de reële zielszorg in Ita- lië's meest rode stad? Feit is in ieder geval, dat deze laat ste omstandigheid hem beter dan waar ook voorbereidde op zijn komende pon tificaat. Vanuit Milaan ondernam Mon tini grote reizen: in 1960 naar Noord en Zuid-Amerika. inl962 in opdracht van paus Joannes naar Afrika. Over zijn bezoek aan Brazilië schrijft Scam pi Leone: „President Kubitschek liet hem trots de nieuwe hoofdstad Brasilia zien, maar Montini interesseerde zich meer voor de armoewijken van Rio. Het is te hopen, dat hij daarvoor inder daad de gelegenheid heeft gekregen. Enkele jaren later was ik er in Bom bay getuige van, dat men hem er als paus, ondanks zijn uitdrukkelijk ver zoek, behoedzaam omheen leidde. In Milaan echter greep hij de kans. Hij bezocht er bijvoorbeeld in enkele jaren 170 fabrieken en zei herhaaldelijk: „Ik ben naar jullie toegekomen, omdat ik de bisschop van de arbeiders ben". Dat zijn de mogelijkheden van een aartsbisschop. Het niveau is net niet hoog genoeg om degene, die het con tact zoekt, in een isolement te plaat sen. Toen hij in 1963 de bijna onmoge lijke taak kreeg om paus Joannes op te volgen, werd hij als alle pausen, ook en zelfs paus Joannes betrekkelijk snel een eenzaam man. De bagage van zijn afkomst en verleden heeft die eenzaamheid alleen nog maar verer gerd. Een combinatie van enkele fac toren maakt dat enigszins begrijpelijk. Paus Paulus is een man met een scherp intellect, die bovendien op een bewon derenswaardige manier de kunst ver staat om (lang voor hij zich een oordeel Begin januari 1964 maakte paus Pau lus een pelgrimstocht naar Palestina „een reis zonder precedent in de ge schiedenis" zoals men die toen noemde. Honderduizenden waren op de been en soms scheelde het weinig of hij zou on der de voet gelopen zijn. Maar deze pel grimage heeft wel het doel gediend dat paus Paulus voor ogen stond: hij ont moette er de oecumenische patriarch van Konstantinopel Athenagoras I, begin van de toenadering tussen de rooms-katholie ke en de orthodoxe kerken (na een schei ding van negen eeuwen) èn hij stelde zich op de hoogte van de moeilijkheden rond de heilige plaatsen, kennis die hem nu van pas komt. vormt) te luisteren. Bovendien probeert hij voortdurend tot iedere prijs te voor komen, dat hij wie dan ook kwetst. En tenslotte is zijn bijna dertigjarige diplo matieke loopbaan een duidelijke rem op zijn spontaniteit. Hij doet alles wat in zijn vermogen ligt, om Rome open te stellen voor de wereld (de curieher vorming hoe traag ook verlopend is daarvan een voorbeeld, de keuze van zijn kardinalen een tweede) én om de wereld te verbinden met Rome. Zijn reizen naar 't heilige land, Bom bay, de Verenigde Naties, Fatima en on langs naar Istanboel, zijn in dat opzicht uitermate functioneel. Maar nog altijd is hij de paus van de grote reserve. Zijn bewegingen in het openbaar maken de indruk ge kunsteld te zijn, zijn uitspraken zijn op enkele uitzonderingen na vervat in een poëtische en niet zelden vage terminologie, die intussen vaak zonder dialoog-mogelijkheid is. Een voorbeeld daarvan is de encycliek over het priestercelibaat, een uitzon dering erop vormt die andere rond zendbrief over de vooruitgang der volkeren. Het is niet ondenkbaar, dat de laatste encycliek mede daar om zo'n sterk stuk werd, omdat „bin nenkerkelijke" zaken er geen hoofd thema in vormen. Deze week is in Rome de bisschop pen-synode begonnen. Paus Paulus zal zijn broeders in het ambt ongetwijfeld de gelegenheid geven om net als tij dens het concilie vrijuit te spreken. Maar tegelijkertijd mag men zich af vragen, wie zijn adviseurs zijn geweest toen hij de agenda samenstelde. Een agenda, waarop bijvoorbeeld als sug gestie voorkomt de organisatie van een interchristelijke manifestatie te gen het marxisme. Een agenda waar in wordt voorgesteld een einde te ma ken aan het experiment in de liturgie en seminarie-presidenten Of geregelde tijden een soort indoctrinatiecursus te laten volgen. Dat zijn geluiden, waaraan men enkele jaren na het tweede Vaticanum even moet wennen, maar waarvan het te wensen is, dat ze niet zijn voort gekomen uit angst. Hoe dan ook: Paus Paulus zal op nieuw worden geconfronteerd met uit lopende meningen. Aan hem de menselijk gesproken bijna onmoge lijke opgave om daaruit opnieuw het zuivere heil van zijn kerk te destille ren. De constante druk, gevoegd bij het feit dat hij deze week 70 jaar werd en een vrij zwakke gezondheid heeft, zou wel eens een verklaring kunnen zijn voor de symboliek zo men die er in wil herkennen van verleden jaar. Op 1 september 1966 bracht hij volkomen onverwacht een bezoek aan het graf van de vrijwel onbekende der- tiende-eeuwse paus Celestinus V. Ce- lestinus blijkt de enige paus in de ge schiedenis te zijn, die vrijwillig aftrad. Menigeen zal het met blijdschap vernomen heb ben, de synode der Gereformeerde Kerken heeft vorige week besloten dat de leeruit- spraak van Assen die geleid heeft tot allerlei schorsingen in de kwestie-Geelkerken en tot stichting van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, niet langer als bindend zal gelden. Het betekent dat de weg nu is vrijge maakt voor een herstel van die geschorsten, voor zover zij althans nog in leven zijn, want de kwestie is al een kleine veertig jaar oud. Maar bij menigeen ook zal die blijdschap over het genomen besluit vermengd zijn met een ze kere angst. Dit behelsde de leeruitspraak van Assen: dat de boom der kennis des goeds en des kwaads, de slang en haar spreken en de boom des levens (uit Genesis 3) ir. eigenlijke of letterlijke zin zijn op te vatten en dus zin- tuigelijk- waarneembare werkelijkheden wa ren. Dr. Geelkerken had hier tegenover ge steld dat men er over van mening kon ver schillen of deze zaken en feiten inderdaad wel zo werkelijk zijn geweest en dat zonder dat men door die twijfel in strijd kwam met het gezag van de Heilige Schrift. De Asser syno de meende dat dit laatste wel het geval was en haar bleef toen niets anders over dan diegenen te schorsen die uiting gaven aan hun twijfel over die zintuigelijke waarneembaar heid. Heeft de Gereformeerde Synode nu, door Assen te herroepen, uitgesproken dat die bomen en die slang inderdaad nooit bestaan hebben? Verre van dat! De synode heeft alleen ruimte gemaakt voor verschillende opvattingen zon der dat men elkaar daarom zal gaan verket teren. Uit de discussies ter synode is duide lijk gebleken dat nog zeer velen in die zin tuigelijke waarneembaarheid geloven en zul len blijven geloven. Vrij algemeen was dan ook de vrees dat met het herroepen van Assen „het hek van de dam" zou zijn. „Waar ligt de grens zo vroeg men tussen wat er wel en wat niet disputabel mag worden gesteld?" En een van de synodeleden wilde een duidelijk antwoord op de vraag of men voortaan in de Gerefor meerde Kerken zou mogen leren dat Adam en Eva nooit hebben bestaan. Daar stond tegenover de mening van een der hoogleraren, prof. dr. D. C. Mulder. Hij sprak over de nood van allerlei wetenschapsbeoefe naars. „Men kan niet op zondag dit en dooi de week dat geloven!", zo zei hij. „Het hek gaat wel van de dam maar dat is geen on nutte zaak want over die dam kunnen we naar Gods toekomst gaan". Zo heeft de synode moeten kiezen. Enerzijds het gevaar dat nu „het hek van de dam" is, an derzijds de gewetensnood van hen die niet al les wat in de bijbel staat letterlijk kunnen geloven en die, bij handhaving van een leer uitspraak als die van Assen, de kans lopen uit de kerk te worden gezet. De synode heeft voor de laatsten gekozen en men mag er blij om zijn. Men zal zich wellicht herinneren dat wij enige tijd geleden op deze pagina een vraaggesprek hebben afgedrukt dat onze medewerker Rik Valkenburg had ge had met dr. J. J. Buskes, een van de predikanten die destijds de opvattingen van dr. Geelkerken deelde en mét hem als predikant geschorst werd. De heer Valkenburg stelde hem toén een aan tal vragen over deze kwestie en hij heeft hem nü, na de herroeping, opnieuw en kele vragen gesteld. We geven hieron der eerst de vragen en antwoorden uit het eerste interview en daaronder de re actie van dr. Buskes na het synodebe sluit. U bent uit de gereformeerde kerken gezet, omdat u de eerste hoofdstukken van Genesis anders interpreteerde dan men toen voor juist hield. Behoren die eerste hoofdstukken volgens u niet tot de bijbel? Die horen er beslist wel bij. Het is geen mythe, maar het gaat om het element van de heilsgeschiedenis. Ik beschouw de hele bijbel, dus ook Genesis 1-3, als Gods Woord. Maar u werd toch veroordeeld omdat u aan schriftkritiek deed? Hoe moet ik, arme, de Schrift kritise ren, alsof ik erboven stond? Het ging om het historisch-kritisch onderzoek. Historisch-kri- tisch onderzoek stelt nooit vast, of de bijbel Gods Woord is of niet. Daar gaat het dus niet om. Het gaat om een juiste interpreta tie van de bijbel. Dat is m.i. ontzettend be langrijk. U gelooft dus wel dat de slang in het para dijs de duivel was? De slang is een aanduiding van de dui vel. De duivel is een concrete tegenfiguur van God. Een werkelijkheid dus. Is het risico voor de Gereformeerden om Assen te herroepen niet te groot, in verband met het verzet er tegen? Dat kan best waar zijn. Maar met de waarheid moet men niet marchanderen. Een positief getuigenis is zeer gewenst! Wat vindt u ervan, dat Assen herroepen is? Ik ben er alleen maar dankbaar voor dat de Gereformeerde Synode dit heefv gedaan. De binding aan Assen was wel louter een formele kwestie, doch het verheug* mij dat men nu op Assen is teruggekomen. Ziet u er heil in voor de Gereformeerde ker ken? Jazeker U moet goed begrijpen, dat de Synode het Schriftgedrag niet heeft losgela ten. Berkouwer stelde liet steeds zo, dat het gaat om de aard van het Schriftgezag. Bo vendien heeft men duidelijk gekozen voor de beschouwing van Barth en niet voor die van Bultmann. Verwacht u geen chaotische gevolgen voor de Gereformeeden? Ik denk, dat het wel mee zal vallen. Het besluit is genomen met slechts 2 stemmen tegen. Dr. Schelhaas en prof. Dijk lieten zich nogal gematigd uit. Zij zouden het nog in overweging nemen... Er is een uitweg voor de bezwaarden naar de Chr. Geref. kerken. In verband met de moeilijkheden bij de Vrij- gemaakten zullen deze kerken niet veel aan trekkingskracht uitoefenen. Gaat u nu terug naar de Gereformeerde kerk? Ik ben emeritus-predikant, dan kom je daar niet meer zo toe.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1967 | | pagina 12