e were
PAUS
\PAULUS
I/O
\JAAR
Het pontificaat van
de gelukkige reserve
ió een wonder
1
Assen
herroepen
Reactie van
dr. Buskes
Ter overdenking
LITERAIRE KRONIEK
Diplomaat
Aartsbisschop
haast
bovenmenselijk
door
DEZE WEEK
In het jaar 1916 was de uitslag van een medische keuring dat de
toen 19-jarige Giovanni Montini ongeschikt was bevonden voor
de krijgsdienst. Nu, ruim 50 jaar later, kan men af en toe de voor
zichtige vraag horen of paus Paulus VI voor de kerkelijke krijgs
dienst wel volledig geschikt is. De afgelopen week heeft hij zijn
zeventigste verjaardag gevierd, de afgelopen week ook heeft hij
de eerste bisschoppen-synode geopend, na het concilie de praktische
uitwerking van de collegialiteit tussen paus en bisschoppen. Ter
gelegenheid van deze beide gebeurtenissen schreef een onzer mede
werkers de hieronder volgende karakteristiek van paus Paulus VI.
Q Reactie nü
Herfstig dichterland
jyjen moet bewondering koesteren voor
de vlijt waarmee zoveel jongelieden
in onze dagen de dichtkunst beoefenen. Ook
past ons respect voor de onafzienbare
voorraden papier en drukinkt die onze va
derlandse uitgeverskring daarvoor blijk
baar ter beschikking heeft. In het arme
Engeland is dat heel anders. Hoewel ik
niet over statistische gegevens beschik, heb
ik de overtuigende indruk dat de Londen-
se uitgevershuizen en drukkers veel zuini
ger tewerk moeten gaan, ondanks het
veel ruimere taalgebied. Het aantal poë
ziebundeltjes, dat daar jaarlijks verschijnt
is tamelijk beperkt. Wel moet ik zeggen,
dat die edities er dan ook meestal fraai-
verzorgd uitzien en mede wat inhoud be
treft altijd opnieuw een „gebeurtenis"
zijn. Wie zich een bundel moderne Engel
se poëzie aanschaft zonder er tevoren in
te hebben gelezen of gebladerd, voelt zich
achteraf zelden of nimmer bekocht. Het
goud op de ruggen van in de laatste tijd
bij Faber en Faber (London) in het licht
gegeven verzenboekjes van bijv. Thom
Gunn, Ted Hughes of Sylvia Plath, bete
kent tevens een goudkleur voor wat bin
nenin te vinden en te beleven valt.
Het is wel duidelijk dat men in literair
opzicht van goeden huize moet zijn om in
Engeland zijn gedichten gebundeld te krij
gen. Voor de debutanten zijn er de tijd
schriften. Bij ons gaat dat allemaal veel
royaler toe. De nieuwe dichtbundels val
len als herfstbladeren van de bomen.
Kerstbladeren zien er ook wel goudach
tig uit, maar het is geen echt goud. Er
ligt alweer een heel stapeltje van die poë
tische geschriften voor ons. Wij beginnen
er met niet spoedig aflatende hoop in te
lezen. Tenslotte kan soms in een hooiberg
een gouden naald verborgen zijn, die ons
in het hart of de ziel prikt.
TVTemen wij bijvoorbeeld het werkje van
de 26-jarige Harry Mesterom, voor
wie de poëzie blijkens een aantekening
op de omslag „een constante manier van
leven" is. Het dunne geschrift bevat een
aantal gevoelige impressies, zo leeg als
zeepbellen, met hier en daar een grapje,
dat vrienden en verwanten van de au
teur zeker wel eens een vermakelijk mo
ment zal hebben bezorgd. Zoals bijvoor-
beeld het gedicht dat „Bezoek" heet en
dat ik u ten gebruike bij bruiloften en par
tijen niet mag onthouden. Als volgt: „Ik
dacht dat jullie dood waren en begra
ven, zei ik. Kom kom, niet zo som
ber. Als dat zo was hadden we je
heus wel wat laten weten". De titel van
deze bij de Arbeiderspers verschenen poë-
zieverzameling luidt: „Een gat in de lucht".
Tntussen springen wij alweer geen gat
in de lucht bij het lezen van een an
der, bij dezelfde uitgeverij, in het licht ge
geven werkje, van de jonge dichteres
Henny Vonk, die in 1965 de Herman van
Kuilenburgprijs voor poëzie kreeg. Deze
dichtbundel heet „Puinruimen". Voor zo
ver het lezen van verzen moeilijkheden
biedt, wordt ons achter op de omslag uit
gelegd wat de kunstenares daarmee be
doelt, namelijk dat er puin moet worden
geruimd. Puin in het verleden, in de taal,
in de voorkeuren en tegenzinnen. „De
poëzie van Henny Vonk kenmerkt zich
door een geest van positief gerichte agres
sie", vertelt ons de uitgever. Die agressi
viteit blijkt dan onder meer uit het vol
gende korte gedicht. „Spitsuur op Munt
plein" genaamd: „Aan het klokketouw
wordt een liedt gebeierd waar ik niet
van hou". De lezer vraagt zich geïntri
geerd af: welk lied zou dat nou wel kun
nen wezen? Het wordt ons niet onthuld.
Een klassiek voorbeeld van de stelling,
dat ieder waarachtig stuk poëzie, hoezeer
men ook tracht er in door te dringen, een
Geheim bewaart, het mysterie van het on
zegbare. Wij kunnen er natuurlijk voor
naar het Muntplein gaan, maar houdt de
dichteres ons niet voor de mal? Want wat
lees ik over haar opvatting van poëzie in
een ander vers? Zij poneert: „Poëzie is
belletrie zegt men. Ik noem het belle
tje-trekken en dan direct suspect weg
lopen". Nu voor Henny Vonk lopen wij
dan maar niet meer naar de bel.
l^en dichtbundel waar wij nog wel even
voor willen opstaan is in de Letter
kundige Reeks der Haagse Cahiers ver
schenen, uitgegeven door De Oude Degel
(K. Doormanlaan 68, Rijswijk): „Wij wa
ter", door A. Gerits, als bijzonderheid
wordt ons medegedeeld dat deze typogra
fisch aantrekkelijk verzorgde uitgave met
de hand werd gedrukt. Gerits is een wei
nig bekende dichter, maar wij herinneren
ons een vroeger verschenen bundeltje van
zijn hand dat opviel door zuiverheid en
eenvoud. Dat kan men ook van deze ver
zen zeggen. Het is geen grote ooëzie,
maar verskundig van een intiem karak
ter, met een religieuze ondertoon. Zij
spreekt ons van menselijke eenzaamheid,
JAN F. DE ZANGER.
van vervulling of gemis in aardse liefde,
en het gebrek aan communicatie onder de
mensen. Zoals in deze regels: „De leugen
zalft de menselijke stem. Alleen in wat
men doodsbenauwd verzwijgt, schrijnt
nog de zekerheid elkaar te zijn". Of weer
in een ander vers de volgende aanhef:
„Waren wij maar samen in een wereld
ik-vergeet-je-niet, in een stad ik-kom-je-
tegen". Gerits heeft geen opmerkelijk,
maar wel een echt poëtisch talent.
I7en andere minder bekende dichter, die
ook in de waarde van poëzie als mid
del om tot betere menselijke verstandhou
ding te komen, gelooft, is Jan F. de Zan
ger. Hij debuteerde in 1962 met het ver
zenboek „Bij mijzelf te rade" en heeft
enkele jaren later een bundel uit Skandi-
navische talen vertaalde gedichten gepu
bliceerd. Onder de titel „Niet alleen, maar
ook" heeft thans bij Leopolds uitgevers
maatschappij, Den Haag, een nieuwe poë-
zie-verzameling van zijn hand het licht
gezien. Ook deze poëzie heeft een achter
grond van hurpanistisch-religieuze bewo
genheid. De dichter gebruikt de moderne
versvorm, ritmisch en rijmloos, en sluit
in dat opzicht dus niet bij de traditie aan.
Zijn woord7 en beeldgebruik is echter
zeer helder, en hij heeft ook (weer) aan
dacht voor de natuur, de geur van rijpen
de rogge, het bloeien der acacia's, ob
servaties die in het gedicht dan meestal
symbolisch tot een diepere gedachte wor
den uitgewerkt.
Er staan in deze bundel een aantal ho«l
mooie verzen, zoals bijvoorbeeld „Het bit
tere begin". In dat vers ziet de dichter
hoe de herfst en winter de vreugde van
het zomerseizoen doen vergaan, maar wij
weten hoe ondergronds alweer het nieuwe
leven zijn bruidsvlucht voorbereidt. Dan
vergelijkt hij dat natuurbeéld met ons
mensenleven; ook sterflijk, maar wat
ons beroert is de vraag: zal het bij ons
ook nog gebeuren, dat uit de koude en
grijsheid van het tot de dood schrijdende
leven, een andere en eeuwige vernieuwing
uitbloeit? Dit vers spreekt dus van het uni-
verseel-menselijk heimwee naar vervul
ling in harmonie:
het jaar sterft in de takken
onderhuids wroet het koude leven
een weg naar de bijen die zoemend
de zomer verwekken.
het leven sterft
onder onze vingers
ondershands worden wij
verkocht aan het leven
van grijze gelijkmatigheid
dat wij nooit wilden leiden.
wanneer dansen de bijen
hun bruidsvlucht?
De dichter geeft uitdrukking aan een
heimwee naar het absolute en volmaakte,
maar in weer andere verzen is ook spra
ke van een verlangen naar het contact
met mensen, of van verontrusting over
het verlies aan dat contact, bijvoorbeeld
in enige gedichten die door het rassenpro
bleem g-ïnspireerd zijn. En hij roept om
een nieuwe mens, niet gescheiden door
godsdienst of huidskleur, met minder
„goede bedoelingen" maar meer aan
dacht voor het geweten. „Dreunend zal ik
kloppen aan uw trommelvlies totdat
u toegeeft dat ik er ben ik uw gewe
ten". Opdat wij elkander in de wereld
geen vreemden meer zijn, die elkaar ang
stig of koudbloedig als vissen voorbijgaan.
Jan F. de Zanger is niet alleen een ge
voelig, maar ook een intelligent dichter;
zijn poëzie spreekt tot ziel en geest en de
wijze waarop hij zijn intenties weet te
verwoorden munt steeds uit door een
even trefzeker als melodieus taalgebruik,
dat nergens tracht te imponeren; natuur
lijk van zeggingswijs en metaforische toe
passingen zowel als in de ritmiek van zijn
vers. Zo zijn dus nog niet alle bomen kaal
en troosteloos in 't herfstig woud van
Neerlands dichterland.
Sb
Verdraagzaam
heid is
in vele gevallen
slechts een vorm
van moeheid.
Vermeylen.
Alberto Cavallari, die voor het eerst
in de geschiedenis een paus een inter
view afnam, schrijft in zijn boek „Het
oude Vaticaan is dood", deze zinnen
over paus Paulus: Zijn karakter neigt
stellig naar het besluiteloze. Maar niet
in de zin van het „Hamletisme" en in
de voorkomende gevallen veeleer als
verlangen naar evenwicht en als terug
wijkend voor dezelfde overwinningen
die hem voldoening geven. Paulus VI
is meer een voorzichtige dan een con-
tradictore paus. Wat hij nastreeft is
het voortdurend zoeken naar meerder
heidsbeslissingen zoals op het concilie.
Zijn plooibaarheid is daarom politiek
en niet psychologisch van aard
en neigt er toe, door de techniek van
vooruit-achteruit, van de trage beslis
sing, de overgang tot stand te bren
gen met de eensgezindheid en de over
eenstemming van de meerderheid. Dit
geeft aanleiding tot een voortdurend
contact tussen tegengestelde posities
(wat dikwijls tot teleurstelling en wre
vel leidt), tussen overwinnaars en
overwonnenen. Maar waarschijnlijk
heeft hij een duidelijk beeld van zijn
rol, waarnaar hij zich schikt, met aan
vaarding van alle consequenties en de
kritiek.
Als deze karakterisering van Caval
lari juist is (en daar heeft het alle
schijn van), dan zou deze 263ste in de
rij van pausen wel eens de geschiede
nis kunnen ingaan als de enig denkba
re leider als het gaat om een optimaal
resultaat voor de rooms-katholieke
kerk. Dat resultaat is tijden., dit ponti
ficaat niet uit te drukken in vaststaan
de zekerheden, die het gevolg zijn van
vergaande en doorslaggevende beslis-
singen. In de eerste plaats niet omdat
deze na-conciliaire tijd bindingen-op-
lange-termijn niet meer schijnt toe te
laten en in de tweede plaats, omdat in
vele opzichten een kristallisatie-mo
ment nog lang niet is aangebroken.
Het hemelsbrede verschil tussen het
„Joannitische" en het „Paulinische"
tijdperk is: het begin van een conci
lie, dat talloze gevestigde meningen
omver gooide, en het uitvoeren van
de genomen conciliebesluiten. Deze
executieve taak moet worden ver
richt in een lange aanloop van ver
warring en onzekerheid en dat maakt
de opdracht dubbel zwaar. Daar
komt nog bij, dat ook deze paus -
ondanks zijn moeizame hervormings-
Dogingen - te maken heeft met het
nog altijd logge curie-apparaat, dat
functioneert in waarschijnlijk de
meest knellende romp-slomp-staat
van de wereld: het Vaticaan.
En niemand kent daar de omstandig
heden, de tegenstellingen, de intriges
en de machtsposities beter dan paus
Paulus. Van 1925 tot 1954, toen hij
aartsbisschop van Milaan werd, was
hij zelf in de curie werkzaam. Om te
'beginnen onder de onverschrokken, bij
na ruwe bergbeklimmer Pius XI, die
onder meer in 1929 het verdrag van
Lateranen sloot, waarbij de grenzen
van de pauselijke staat definitief wer
den vastgesteld en waarin de paus
werd erkend als souverein. De toenma
lige ambtenaar van het staatssecreta-
de
Zingt de Here een nieuw lied; want Hij heeft wonderen
gedaan." Ps. 98:1.
Dit opschrift is de titel van een heel mooi boekje van Bertus
Aafjes. Verrukt vertelt hij daarin van de wonderen die hij op zijn
vele reizen heeft gezien. Wandelend langs de Amstel, mediterend
op een zonovergoten plein in Aries of trekkend langs stoffige
Japanse landwegen kan hij zich telkens weer verwonderen over
wat God in Zijn schepping heeft gelegd. Ja, wie er oog voor
heeft is niet spoedig aan het eind van zijn verwondering.
Ook de kerk getuigt van haar verwondering. God dienen bete
kent van de ene verwondering in de andere vallen. En waar je
de bijbel leest, het is al overal net zo: er is steeds iets wonder
lijks aan de hand. Hij spreekt en het is er; Hij gebiedt en het
staat er. Zijn profeten moeten ernstig waarschuwen als niemand
een wolkje aan de hemel bespeurt. En omgekeerd, als geen mens
meer hoop heeft roepen zij op tot blijde verwachting.
Ook de praktijk van het geloof is een wonderlijke zaak. God laat
Zich verbidden en een stervensziek kind mag beter worden. Of
ook, Zijn wegen zijn hoger dan onze wegen en één die niet ge
mist kan worden verlaat ons in, volle vrede en geloofsovergave.
Ja, ook de onbegrepen dingen kunnen wonderen van God zijn.
Hij is niet afwezig waar mens en wereld in nood zijn! Daarom
ligt wor de gelovige het woord raadsel niet mijlenver van het
woord wonder vandaan. We kunnen ook verklaren dat de wereld
één groot raadsel is. Wie begrijpt de bewegingen van Gods hand
achter de verschuivingen in de wereldpolitiek, achter de deiningen
van allerlei oorlogsrumoer?
Maar wie vasthoudt aan de God, die wonderen doet op wonde
ren horen, die raakt door de raadselen van de wereld niet van
streek. Die verliest bij alle daden van de mensen de heilsdaden
van God niet uit het oog. Dan is immers het grootste wonder dat
God midden in een afvallige wereld het licht heeft doen opgaan.
Het is nog steeds het wonder van het profetenwoord, trillend
van blijde verwachting. De wereld is een wonder, want God heeft
Zijn hand erop gelegd en het plan dat Zijn Geest omspant wordt
uitgevoerd. En wie zo de wonderen van God aanbidt, die beleeft
ze in zijn eigen hart. Dan gaat ook daar het licht steeds feller
branden. Dan verjaagt de Heilige Geest de donkerheid, de moe
deloosheid en traagheid. Die Geest die de stilte gebiedt waar de
storm loeit, die de vrede geeft waar de onvrede heerst. En wie
er Hem om bidt krijgt de kracht om te blijven geloven in Zijn
almacht, om zich in deze wereld te kunnen blijven verwonderen.
VEENENDAAL Ds. J. Ytsma
riaat (het pauselijk ministerie van bui
tenlandse zaken) Montini, becommen
tarieerde dat verdrag in een tijdschrift
en dat ontlokte Pius de opmerking:
„Die monseigneur Montini is een van
de weinigen, die werkelijk de draag
wijdte van ons werk heeft begrepen".
Montini had zijn gave schrijfwijze en
zijn vermogen tot heldere uiteenzettin
gen niet van een vreemde: zijn vader,
Giorgio, was behalve een knap advo
caat onder meer dertig jaar lang hoofd
redacteur van een plaatselijk blad in
Brescia, vlak bij Concesio, waar Gio
vanni Battista in 1897 was geboren.
Zijn volgende hoogste chef was Pius
XII, met wie hij vanaf 1929 intensief
had samengewekrt. Eugenio Pacelli was
in datzelfde jaar 1929 staatssecretaris
geworden. Bewonderde hij in Pius XI
diens ijzeren doorzettingsvermogen,
van Pius XII leerde Montini de supe
rieure vormen van de diplomatie. En
intussen maakte hij carrière: hij klom
op tot onderstaatssecretaris en toen in
1944 de-hoogste post op dit belangrijk
ste departement vacant kwam door het
overlijden van kardinaal Maglione, ver
wachtte iedereen de benoeming ofwel
van Montini ofwel van diens mede-sub
stituut Tardini, die later onder paus
Joannes inderdaad deze functie zou toe
gewezen krijgen.
Pius liet echter de post open en ver
deelde het werk onder beiden. Waar
om? Het is een van die vele Vaticaan-
raadsels, die nooit zullen worden opge
lost. Kon Pius niet besluiten? Wilde hij
de een niet „begunstigen" boven de an
der? Achtte hij het raadzamer om mid
denin de oorlog twee man tegelijk met
dit zware ambt te belasten?
Dezelfde vragen rezen tien jaar la
ter, toen Pius monseigneur Montini be
noemde tot aartsbisschop van Milaan.
Waarom deze verplaatsing van het
„centrum" naar de „periferie"? Was
de paus het oneens met Montini's poli
tieke opvattingen, die overhelden naar
een compromis met links in het toen
malige Italië en moest de benoeming
dus min of meer worden uitgelegd als
een verbanning?
Was hij ontstemd over het feit, dat
Montini een jaar tevoren de kardinaals
hoed had geweigerd? Of belastte de
paus hem na al die ambtelijke jaren
eindelijk met de reële zielszorg in Ita-
lië's meest rode stad?
Feit is in ieder geval, dat deze laat
ste omstandigheid hem beter dan waar
ook voorbereidde op zijn komende pon
tificaat. Vanuit Milaan ondernam Mon
tini grote reizen: in 1960 naar Noord
en Zuid-Amerika. inl962 in opdracht
van paus Joannes naar Afrika. Over
zijn bezoek aan Brazilië schrijft Scam
pi Leone: „President Kubitschek liet
hem trots de nieuwe hoofdstad Brasilia
zien, maar Montini interesseerde zich
meer voor de armoewijken van Rio.
Het is te hopen, dat hij daarvoor inder
daad de gelegenheid heeft gekregen.
Enkele jaren later was ik er in Bom
bay getuige van, dat men hem er als
paus, ondanks zijn uitdrukkelijk ver
zoek, behoedzaam omheen leidde. In
Milaan echter greep hij de kans. Hij
bezocht er bijvoorbeeld in enkele jaren
170 fabrieken en zei herhaaldelijk: „Ik
ben naar jullie toegekomen, omdat ik
de bisschop van de arbeiders ben".
Dat zijn de mogelijkheden van een
aartsbisschop. Het niveau is net niet
hoog genoeg om degene, die het con
tact zoekt, in een isolement te plaat
sen. Toen hij in 1963 de bijna onmoge
lijke taak kreeg om paus Joannes op te
volgen, werd hij als alle pausen, ook
en zelfs paus Joannes betrekkelijk
snel een eenzaam man. De bagage van
zijn afkomst en verleden heeft die
eenzaamheid alleen nog maar verer
gerd. Een combinatie van enkele fac
toren maakt dat enigszins begrijpelijk.
Paus Paulus is een man met een scherp
intellect, die bovendien op een bewon
derenswaardige manier de kunst ver
staat om (lang voor hij zich een oordeel
Begin januari 1964 maakte paus Pau
lus een pelgrimstocht naar Palestina
„een reis zonder precedent in de ge
schiedenis" zoals men die toen noemde.
Honderduizenden waren op de been en
soms scheelde het weinig of hij zou on
der de voet gelopen zijn. Maar deze pel
grimage heeft wel het doel gediend dat
paus Paulus voor ogen stond: hij ont
moette er de oecumenische patriarch van
Konstantinopel Athenagoras I, begin van
de toenadering tussen de rooms-katholie
ke en de orthodoxe kerken (na een schei
ding van negen eeuwen) èn hij stelde
zich op de hoogte van de moeilijkheden
rond de heilige plaatsen, kennis die hem
nu van pas komt.
vormt) te luisteren. Bovendien probeert
hij voortdurend tot iedere prijs te voor
komen, dat hij wie dan ook kwetst. En
tenslotte is zijn bijna dertigjarige diplo
matieke loopbaan een duidelijke rem
op zijn spontaniteit. Hij doet alles wat
in zijn vermogen ligt, om Rome open
te stellen voor de wereld (de curieher
vorming hoe traag ook verlopend
is daarvan een voorbeeld, de keuze van
zijn kardinalen een tweede) én om de
wereld te verbinden met Rome.
Zijn reizen naar 't heilige land, Bom
bay, de Verenigde Naties, Fatima en on
langs naar Istanboel, zijn in dat opzicht
uitermate functioneel.
Maar nog altijd is hij de paus van
de grote reserve. Zijn bewegingen in
het openbaar maken de indruk ge
kunsteld te zijn, zijn uitspraken zijn
op enkele uitzonderingen na
vervat in een poëtische en niet zelden
vage terminologie, die intussen vaak
zonder dialoog-mogelijkheid is. Een
voorbeeld daarvan is de encycliek
over het priestercelibaat, een uitzon
dering erop vormt die andere rond
zendbrief over de vooruitgang der
volkeren. Het is niet ondenkbaar,
dat de laatste encycliek mede daar
om zo'n sterk stuk werd, omdat „bin
nenkerkelijke" zaken er geen hoofd
thema in vormen.
Deze week is in Rome de bisschop
pen-synode begonnen. Paus Paulus zal
zijn broeders in het ambt ongetwijfeld
de gelegenheid geven om net als tij
dens het concilie vrijuit te spreken.
Maar tegelijkertijd mag men zich af
vragen, wie zijn adviseurs zijn geweest
toen hij de agenda samenstelde. Een
agenda, waarop bijvoorbeeld als sug
gestie voorkomt de organisatie van
een interchristelijke manifestatie te
gen het marxisme. Een agenda waar
in wordt voorgesteld een einde te ma
ken aan het experiment in de liturgie
en seminarie-presidenten Of geregelde
tijden een soort indoctrinatiecursus te
laten volgen.
Dat zijn geluiden, waaraan men
enkele jaren na het tweede Vaticanum
even moet wennen, maar waarvan
het te wensen is, dat ze niet zijn voort
gekomen uit angst.
Hoe dan ook: Paus Paulus zal op
nieuw worden geconfronteerd met uit
lopende meningen. Aan hem de
menselijk gesproken bijna onmoge
lijke opgave om daaruit opnieuw het
zuivere heil van zijn kerk te destille
ren. De constante druk, gevoegd bij
het feit dat hij deze week 70 jaar werd
en een vrij zwakke gezondheid heeft,
zou wel eens een verklaring kunnen
zijn voor de symboliek zo men die
er in wil herkennen van verleden
jaar. Op 1 september 1966 bracht hij
volkomen onverwacht een bezoek aan
het graf van de vrijwel onbekende der-
tiende-eeuwse paus Celestinus V. Ce-
lestinus blijkt de enige paus in de ge
schiedenis te zijn, die vrijwillig aftrad.
Menigeen zal het met blijdschap vernomen heb
ben, de synode der Gereformeerde Kerken
heeft vorige week besloten dat de leeruit-
spraak van Assen die geleid heeft tot allerlei
schorsingen in de kwestie-Geelkerken en tot
stichting van de Gereformeerde Kerken in
Hersteld Verband, niet langer als bindend zal
gelden. Het betekent dat de weg nu is vrijge
maakt voor een herstel van die geschorsten,
voor zover zij althans nog in leven zijn, want
de kwestie is al een kleine veertig jaar oud.
Maar bij menigeen ook zal die blijdschap over
het genomen besluit vermengd zijn met een ze
kere angst. Dit behelsde de leeruitspraak van
Assen: dat de boom der kennis des goeds en
des kwaads, de slang en haar spreken en de
boom des levens (uit Genesis 3) ir. eigenlijke
of letterlijke zin zijn op te vatten en dus zin-
tuigelijk- waarneembare werkelijkheden wa
ren. Dr. Geelkerken had hier tegenover ge
steld dat men er over van mening kon ver
schillen of deze zaken en feiten inderdaad wel
zo werkelijk zijn geweest en dat zonder dat
men door die twijfel in strijd kwam met het
gezag van de Heilige Schrift. De Asser syno
de meende dat dit laatste wel het geval was
en haar bleef toen niets anders over dan
diegenen te schorsen die uiting gaven aan hun
twijfel over die zintuigelijke waarneembaar
heid.
Heeft de Gereformeerde Synode nu, door Assen
te herroepen, uitgesproken dat die bomen en
die slang inderdaad nooit bestaan hebben?
Verre van dat! De synode heeft alleen ruimte
gemaakt voor verschillende opvattingen zon
der dat men elkaar daarom zal gaan verket
teren. Uit de discussies ter synode is duide
lijk gebleken dat nog zeer velen in die zin
tuigelijke waarneembaarheid geloven en zul
len blijven geloven.
Vrij algemeen was dan ook de vrees dat met
het herroepen van Assen „het hek van de
dam" zou zijn. „Waar ligt de grens zo
vroeg men tussen wat er wel en wat niet
disputabel mag worden gesteld?" En een van
de synodeleden wilde een duidelijk antwoord
op de vraag of men voortaan in de Gerefor
meerde Kerken zou mogen leren dat Adam
en Eva nooit hebben bestaan.
Daar stond tegenover de mening van een der
hoogleraren, prof. dr. D. C. Mulder. Hij sprak
over de nood van allerlei wetenschapsbeoefe
naars. „Men kan niet op zondag dit en dooi
de week dat geloven!", zo zei hij. „Het hek
gaat wel van de dam maar dat is geen on
nutte zaak want over die dam kunnen we naar
Gods toekomst gaan".
Zo heeft de synode moeten kiezen. Enerzijds het
gevaar dat nu „het hek van de dam" is, an
derzijds de gewetensnood van hen die niet al
les wat in de bijbel staat letterlijk kunnen
geloven en die, bij handhaving van een leer
uitspraak als die van Assen, de kans lopen
uit de kerk te worden gezet. De synode heeft
voor de laatsten gekozen en men mag er blij
om zijn.
Men zal zich wellicht herinneren dat wij
enige tijd geleden op deze pagina een
vraaggesprek hebben afgedrukt dat onze
medewerker Rik Valkenburg had ge
had met dr. J. J. Buskes, een van de
predikanten die destijds de opvattingen
van dr. Geelkerken deelde en mét hem
als predikant geschorst werd. De heer
Valkenburg stelde hem toén een aan
tal vragen over deze kwestie en hij heeft
hem nü, na de herroeping, opnieuw en
kele vragen gesteld. We geven hieron
der eerst de vragen en antwoorden uit
het eerste interview en daaronder de re
actie van dr. Buskes na het synodebe
sluit.
U bent uit de gereformeerde kerken gezet,
omdat u de eerste hoofdstukken van Genesis
anders interpreteerde dan men toen voor
juist hield. Behoren die eerste hoofdstukken
volgens u niet tot de bijbel?
Die horen er beslist wel bij. Het is geen
mythe, maar het gaat om het element van
de heilsgeschiedenis. Ik beschouw de hele
bijbel, dus ook Genesis 1-3, als Gods Woord.
Maar u werd toch veroordeeld omdat u aan
schriftkritiek deed?
Hoe moet ik, arme, de Schrift kritise
ren, alsof ik erboven stond? Het ging om het
historisch-kritisch onderzoek. Historisch-kri-
tisch onderzoek stelt nooit vast, of de bijbel
Gods Woord is of niet. Daar gaat het dus
niet om. Het gaat om een juiste interpreta
tie van de bijbel. Dat is m.i. ontzettend be
langrijk.
U gelooft dus wel dat de slang in het para
dijs de duivel was?
De slang is een aanduiding van de dui
vel. De duivel is een concrete tegenfiguur
van God. Een werkelijkheid dus.
Is het risico voor de Gereformeerden om
Assen te herroepen niet te groot, in verband
met het verzet er tegen?
Dat kan best waar zijn. Maar met de
waarheid moet men niet marchanderen. Een
positief getuigenis is zeer gewenst!
Wat vindt u ervan, dat Assen herroepen is?
Ik ben er alleen maar dankbaar voor dat
de Gereformeerde Synode dit heefv gedaan.
De binding aan Assen was wel louter een
formele kwestie, doch het verheug* mij dat
men nu op Assen is teruggekomen.
Ziet u er heil in voor de Gereformeerde ker
ken?
Jazeker U moet goed begrijpen, dat de
Synode het Schriftgedrag niet heeft losgela
ten. Berkouwer stelde liet steeds zo, dat het
gaat om de aard van het Schriftgezag. Bo
vendien heeft men duidelijk gekozen voor de
beschouwing van Barth en niet voor die van
Bultmann.
Verwacht u geen chaotische gevolgen voor de
Gereformeeden?
Ik denk, dat het wel mee zal vallen. Het
besluit is genomen met slechts 2 stemmen
tegen. Dr. Schelhaas en prof. Dijk lieten zich
nogal gematigd uit. Zij zouden het nog in
overweging nemen... Er is een uitweg voor
de bezwaarden naar de Chr. Geref. kerken.
In verband met de moeilijkheden bij de Vrij-
gemaakten zullen deze kerken niet veel aan
trekkingskracht uitoefenen.
Gaat u nu terug naar de Gereformeerde
kerk?
Ik ben emeritus-predikant, dan kom je
daar niet meer zo toe.